Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2025 t/m 31-12-2024

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2025

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; 21 mei 2024

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

Vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2025

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie of andere recreatieve doeleinden;

b. lengte: als de afstand in meters tussen de voorzijde en de achterzijde van het vaartuig inclusief uitstekende delen die deel uitmaken van het vaartuig en waarbij een gedeelte van een meter als hele meter wordt aangemerkt.

c. vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter

anker leggen van eenzelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

d. etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

e. maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

f. schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

g. passanten: diegenen die verblijf houden in de gemeente, met of op een vaartuig, zonder het hebben van een vaste ligplaats;

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3. Belastingplicht

1. Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2

aan hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op of met hem ter beschikking staande vaartuigen.

2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens

verblijf de belasting verschuldigd wordt.

3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig

de schipper, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig als in artikel 2 bedoeld dan wel een andere

persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

1. door degenen die verblijf houden aan boord van:

a. een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

b. kano’s, roei- en volgboten;

c. motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

d. een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

e. een vaartuig dat in eigendom toebehoort aan de leden van het Koninklijk Huis;

f. een vaartuig in directe dienst van het Rijk, de provincie Zeeland of de gemeente Schouwen - Duiveland;

g. een vaartuig van de Koninklijke Marine of oorlogsvaartuigen van vreemde naties;

h. een vaartuig dat in eigendom toebehoord aan de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij;

i. een vaartuig in gebruik voor onderhoud aan de waterwegen, welk onderhoud in opdracht van het Rijk,

de provincie Zeeland of de gemeente Schouwen - Duiveland wordt uitgevoerd;

j. een vaartuig dat door één der in de gemeente Schouwen – Duiveland gevestigde scheepswerven

wordt gebouwd of door of vanwege deze werven wordt hersteld.

2. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig

in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze

persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder

verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

3. Indien de verblijfhouder op basis van de verordening toeristenbelasting reeds over dezelfde periode verblijf houdt als bedoeld in de verordening toeristenbelasting en deze reeds wordt opgelegd aan degene die dat verblijf mogelijk maakt.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

1. De belasting kan worden geheven naar het aantal verblijven in het belastingjaar.Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

2. In afwijking van het eerste lid, kan met toepassing van artikel 6 lid 2 het aantal etmalen op een vaste ligplaats geheven naar een vast bedrag per belastingjaar.

3. In afwijking van het bepaalde in lid 2, kan op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal etmalen dat verblijf is gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 6 lid 2 vastgestelde vaste bedrag.

Artikel 6. Belastingtarief

1. Het tarief bedraagt € 2,02 per persoon per etmaal op passantenplaatsen:

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief voor vaartuigen met een vaste ligplaats, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen: bij een vaartuig € 103,42

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan een kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van belastingheffing

Belasting wordt bij wege van aanslag geheven

Artikel 9. Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald

uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het

aanslagbiljet is vermeld.

2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van

automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel

gelijke termijnen, als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden tot 31

december in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande

dat het aantal termijnen tenminste vijf en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één

maand na de dagtekening van het aanslagbiljet elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de hiervoor gestelde termijnen.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 12. Overgangsbepaling

De “Verordening watertoeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2024” van 21 december 2023, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13. Inwerkingtreding

1. De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Artikel 14. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als “Verordening watertoeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2025”.

S.J.A. Bronsveld

J. Chr. van der Hoek

griffier

voorzitter

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 4 juli 2024