Nadere regels wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2024 (versie 2)

Geldend van 22-08-2024 t/m heden

Intitulé

Nadere regels wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2024 (versie 2)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum,

Gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Gelet op het bepaalde in titel 4:3 van de algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de bepaalde in de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2022;

Overwegende dat het noodzakelijk is om burgers te ondersteunen als zij dusdanig beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

Overwegende dat het noodzakelijk is om uitvoeringsregels op te stellen tot de invulling van de plicht tot ondersteuning;

Overwegende dat het noodzakelijk is de huidige Nadere Regels Wet maatschappelijke ondersteuning 2024 te actualiseren en een nieuwere versie (2) vast te stellen.

besluit:

Vast te stellen de “nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2024 (versie 2)”.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • -

      aanvraag: de aanvraag voor een mantelzorgwaardering;

    • -

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet;

    • -

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Brunssum;

    • -

      jonge mantelzorger: een mantelzorger die op het moment van aanvraag jonger is dan 18 jaar;

    • -

      mantelzorgwaardering: een jaarlijkse uiting van waardering van ons college aan mantelzorgers die ten minste 8 uur per week en gedurende ten minste drie maanden van het betreffende jaar zorg verlenen aan een zorgvrager;

    • -

      verordening: de van toepassing zijnde vigerende Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum;

    • -

      VOG: verklaring omtrent het gedrag zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

    • -

      Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • -

      zorgvrager (i.h.k.v. mantelzorgwaardering): persoon die zorgbehoevend is en hiervoor ondersteuning krijgt. De zorgvrager dient woonachtig te zijn in de gemeente Brunssum.

  • 2. De in deze nadere regels gebruikte begrippen die niet in lid 1 zijn gedefinieerd, hebben dezelfde betekenis als beschreven in de Wet, het uitvoeringsbesluit, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de van toepassing zijnde vigerende Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1. De nadere regels zijn van toepassing op de maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in de Wet, voor zover deze betrekking heeft op de zelfredzaamheid en participatie van ingezetene van de gemeente Brunssum.

  • 2. De nadere regels zijn van toepassing op voorzieningen met als startdatum 1 januari 2015 of later.

  • 3. De nadere regels in het kader van beschermd wonen en opvang zijn vastgelegd in de “nadere regels Wmo opvang en beschermd wonen gemeente Brunssum 2023”;

Hoofdstuk 1: Maatwerkvoorzieningen

Artikel 3. Aard en omvang maatwerkvoorziening

  • 1. De regels inzake de aard en omvang van de toe te kennen maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden vindt plaats op basis van het protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden gemeente Brunssum (gecontroleerde en geactualiseerde versie van bureau HHM, 21-11-2017) zoals opgenomen in bijlage 1. Daarin is ook opgenomen wat onder gebruikelijke zorg bij hulp bij het huishouden wordt verstaan.

  • 2. De leidraad inzake het onderzoek naar en de eventuele toe te kennen maatwerkvoorziening begeleiding vindt plaats op basis het normenkader begeleiding gemeente Brunssum van bureau HHM zoals opgenomen in bijlage 3.

  • 3. Voor het bepalen van de aard en omvang van de toe te kennen maatwerkvoorziening voor vervoer is de vervoersbehoefte op basis van maatwerk leidend. Daarbij wordt een norm gehanteerd van een maximum aantal van 1500 kilometers per jaar.

  • 4. Voor de maatwerkvoorziening begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (Pgb) wordt de aard en omvang vastgesteld op basis van maatwerk.

  • 5. De omvang van kortdurend verblijf (respijtzorg) varieert van één etmaal per week tot maximaal drie etmalen per week.

Artikel 4. Langdurig noodzakelijk

Conform artikel 11 lid 4 van de verordening geldt voor de maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie dat deze voorziening langdurig noodzakelijk dient te zijn. Onder langdurig noodzakelijk wordt verstaan: de cliënt moet voor langere tijd aangewezen zijn op de desbetreffende voorziening. Voor langere tijd betekent dat wie tijdelijk beperkingen ondervindt niet voor een voorziening in aanmerking komt.

Artikel 5. Procedure bij woonvoorzieningen

  • 1. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is geheel opgenomen in de ergolijst van Casadata B.V. behorende bij deze nadere regels, dan kan die voorziening tegen het in deze ergolijst van Casadata B.V. opgenomen maximale bedrag worden verstrekt zonder dat de aanvrager en/of woningeigenaar voorafgaand een offerte behoeft over te leggen.

  • 2. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is niet of niet geheel opgenomen in de ergolijst van Casadata B.V. behorende bij deze nadere regels, dan dient de aanvrager en/of woningeigenaar of woning voorafgaand ten minste één offerte of meer aan het college te overleggen omtrent de goedkoopst passende oplossing.

  • 3. Lid 2 is niet van kracht als met een bepaalde woningcorporatie een convenant van kracht is. In dat geval gelden de afspraken en de procedure zoals overeengekomen in het convenant.

Artikel 6. Afschrijvingstermijnen

  • 1. Het college houdt bij het verstrekken of vervangen van een woonvoorziening rekening met de technische en/of economische afschrijvingstermijn conform de algemeen gebruikelijk geachte levensduur van een dergelijke voorziening.

  • 2. De afschrijvingstermijnen zoals bepaald in het eerste lid zijn gebaseerd op de afschrijvingstermijnen zoals vastgesteld door de vereniging overleg voorzitters huurcommissie in het beleidsboek huurverhoging na woningverbetering versie juni 2018. (te raadplegen op https://www.huurcommissie.nl/over-de-huurcommissie/publicaties)

  • 3. De afschrijvingstermijnen voor hulpmiddelen zijn de termijnen zoals opgenomen in de aanbesteding en dienovereenkomstig worden gehanteerd door de leverancier Medipoint. De afschrijvingstermijn voor hulpmiddelen bedraagt 7 jaar.

  • 4. Een uitzondering op het bepaalde in het derde lid is de afschrijvingstermijn voor een kinderhulpmiddel. De afschrijvingstermijn voor kinderhulpmiddelen bedraagt 5 jaar.

  • 5. De afschrijvingstermijn voor een traplift bedraagt 15 jaar.

Artikel 7. Eigen bijdrage

  • 1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 21 lid 1 van de verordening Wmo, wordt op een maatwerkvoorziening (in natura) en een PGB een eigen bijdrage door het CAK in rekening gebracht.

  • 2. De bijdrage is verschuldigd vanaf de maand volgend op het tijdstip waarop de ondersteuning feitelijk start tenzij de feitelijke startdatum op de eerste dag van de maand valt. In dat geval is de bijdrage verschuldigd met ingang van dat tijdstip. In het geval van de persoonsgebonden budget is de bijdrage verschuldigd met ingang van de maand waarin het persoonsgebonden budget is verleend (verleningsdatum in de beschikking).

  • 3. Het college kan beslissen dat een levering van een voorziening of dat een persoonsgebonden budget tijdelijk wordt opgeschort als door een bijzondere situatie, zoals een ziekenhuisopname, daarvan tijdelijk geen gebruik kan worden gemaakt. De bijdrage is voor de periode van de opgeschorte levering niet verschuldigd.

Hoofdstuk 2: Persoonsgebonden budget (Pgb)

Artikel 8. De hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1. Op basis van artikel 14 lid 4 en lid 5 van de verordening wordt de hoogte van het PGB berekend. Voor het jaar 2024 gelden de volgende maximale PGB-tarieven:

    Zorgsoort

    PGB-uurtarief

    (max) 2024

     

     
     

    Professionele zorg

     
     

    Huishoudelijke hulp

    € 21,52

     

    Begeleiding individueel

    € 32,96

     

    Begeleiding groep zonder vervoer

    € 18,80

    € 75,20 per dagdeel

    Begeleiding groep met vervoer

    € 21,11

    € 84,44 per dagdeel

    Kortdurend verblijf

    € 245,48

    Per etmaal, max 3 etmalen per week

     
     

    Niet professionele zorg

     
     

    Huishoudelijke hulp

    € 18,59

     

    Begeleiding individueel

    € 26,80

     

     
     

    Bedrag PGB (per jaar)

    Taxivervoer  € 1.464,00

    Rolstoeltaxivervoer € 2.196,01

  • 2. In het kader van hulp bij het huishouden wordt onder “een daartoe opgeleid persoon” verstaan een persoon in dienst van een zorginstelling, dan wel een persoon die als ZZP’er staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel met aantoonbare ervaring op het gebied van huishoudelijke hulp bij een zorginstelling. Indien een persoon uit het sociaal netwerk van de cliënt tevens onder de definitie van “een daartoe opgeleid persoon” valt dan prevaleert de status sociaal netwerk boven het daartoe opgeleid zijn en geldt het PGB tarief voor het sociaal netwerk.

  • 3. Er worden geen tarieven vastgesteld voor niet professionele zorg voor groepsbegeleiding, dagbesteding (met of zonder vervoer) en kortdurend verblijf- en respijtzorg omdat deze zorg niet geleverd wordt door een niet daartoe opgeleid persoon.

  • 4. De budgethouder mag een vast maandloon afspreken met de aanbieder. Er is sprake van een vrij besteedbaar bedrag van € 250,- per jaar. Indien een PGB verstrekt wordt voor een periode korter dan een jaar wordt dit bedrag naar rato berekend. Dit budget kan gebruikt worden voor bijkomende kosten, zoals telefoonkosten, kosten voor de VOG-verklaring en scholing.

  • 5. Het PGB voor de voorzieningen zoals vermeld in artikel 14 lid 5 sub a van de verordening, worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura. Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele tussen het college en de leverancier reeds overeengekomen korting voor een nieuwe voorziening. De vergoeding voor onderhoud en verzekering maken in het kader van de verschuldigd zijn van een eigen bijdrage (artikel 7) onderdeel uit van de kostprijs van de voorziening.

  • 6. Het door het college te verstrekken PGB voor de voorzieningen zoals vermeld in lid 5 wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur. Onder de levensduur wordt tevens verstaan de periode die resteert na aftrek van de in de betreffende branche gebruikelijke afschrijvingsperiode zoals genoemd in artikel 6.

Artikel 9. Geen herverstrekking

Het wederom verstrekken van een PGB voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke voorziening en het wederom verstrekken van een voorziening in natura, kan slechts dan geschieden indien de technische afschrijvingstermijn, zoals deze geldt bij het verstrekken van een voorziening in natura, van de betreffende voorziening verstreken is én als de voorziening niet meer adequaat is.

Artikel 10. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget (hulpmiddelen / woon-voorziening)

  • 1. Degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 8 (voor hulpmiddelen en/of een niet bouwkundige woontechnische voorziening) is toegekend, verstrekt binnen 6 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college.

  • 2. Degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 8 voor een bouwkundig/woontechnische woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt binnen een termijn van 12 maanden nadat het PGB werd bepaald dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen.

  • 3. Naar aanleiding van de ontvangst van het gereedmeldingsbericht (voor bouwkundige en niet bouwkundige (woon)voorzieningen) met bijbehorende facturen zal door het college worden getoetst of de aanpassing heeft plaatsgevonden conform het programma van eisen en het vastgestelde budget. Indien het toegekende persoonsgebonden budget niet geheel is besteed dan zal het teveel toegekende budget worden ingetrokken en teruggevorderd.

  • 4. Aan degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 8 voor een hulpmiddel is toegekend, betaalt het college het PGB uit nadat de originele factuur van de aanschaf van het hulpmiddel aan het college is verstrekt.

  • 5. In aanvulling op het bepaalde in lid 1 kan, voor de duur van het PGB, de factuur voor onderhoud en/of verzekering van het hulpmiddel worden ingediend bij het college. Het college betaalt de factuur voor onderhoud en/of verzekering uit nadat de originele factuur aan het college is verstrekt met het maximum van het in de beschikking vastgestelde persoonsgebonden budget.

Artikel 11. Controle persoonsgebonden budget

  • 1. Het college onderzoekt uit het oogpunt van de kwaliteit van de geleverde zorg steekproefsgewijs de inzet van de PGB’s en/of de daarmee verstrekte ondersteuning.

  • 2. De inzet van de PGB’s van budgethouders, ten aanzien waarvan door de SVB bijzonderheden worden gesignaleerd, worden in elk geval gecontroleerd.

Hoofdstuk 3: Mantelzorgwaardering

Artikel 12. Doelgroep en uitvoerende instantie mantelzorgwaardering

  • 1. Voor mantelzorgwaardering komen in aanmerking:

    • a.

      (meerderjarige) mantelzorger(s) en

    • b.

      jonge mantelzorger(s);

    waarbij mantelzorg de verzorging is die wordt verleend voor meer dan 8 uren per week en langer dan 3 maanden duurt. Gebruikelijke zorg is de normale dagelijkse zorg van gezinsleden en/of huisgenoten voor elkaar.

  • 2. Het college is belast met de uitvoering van de mantelzorgwaardering.

Artikel 13. Mantelzorgwaardering in Brunssum

  • 1. De mantelzorgwaardering bestaat uit:

    • a.

      het mantelzorgcompliment in de vorm van een geldbedrag ter hoogte van € 70,- en/of

    • b.

      een praktische ondersteuning van maximaal 10 uur per kalenderjaar via Betere Buren voor kleinere klussen in en rondom de woning zoals tuinwerkzaamheden, klein schilderwerk en het opruimen van garage/zolder of hulp bij het afvoeren van grofvuil.

  • 2. Per zorgvrager kan per kalenderjaar slechts één mantelzorgwaardering (compliment en/of praktische ondersteuning) voor de mantelzorger worden aangevraagd en toegekend.

  • 3. De zorgvrager die onder opgave van de mantelzorger een aanvraagformulier heeft ingevuld en die voldoet aan de criteria, ontvangt ten aanzien van de onder lid 1 sub a en b bedoelde waardering een toekenningsbrief met daarin opgenomen de wijze van betaling van het mantelzorgcompliment en/of de werkwijze ten aanzien van de praktische waardering via Betere Buren.

  • 4. Hetgeen een mantelzorger ontvangt op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.6. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is als blijk van waardering, wordt niet tot het inkomen gerekend en heeft daarmee geen gevolgen voor een eventuele uitkering, zorgtoeslag of huurtoeslag.

Artikel 14. Criteria voor het mantelzorgwaardering

Om in aanmerking te komen voor mantelzorgwaardering dient:

  • a.

    de mantelzorger naar oordeel van de uitvoerende instantie te voldoen aan de doelgroep definitie als bedoeld in artikel 12 lid 1; en

  • b.

    het aanvraagformulier volledig en naar waarheid te zijn ingevuld en ondertekend door de zorgvrager en uiterlijk voor 31 december van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft te zijn aangeleverd bij het college; en.

  • c.

    de zorgvrager die een mantelzorgwaardering aanvraagt, woont in Brunssum. De mantelzorger die in aanmerking komt voor het compliment (€ 70,-) hoeft niet woonachtig te zijn in de gemeente Brunssum. In het geval van praktische ondersteuning door Betere buren, moet de mantelzorger wel in de gemeente Brunssum wonen; en.

  • d.

    de mantelzorger op de datum van de aanvraag ingeschreven te staan bij het Steunpunt voor mantelzorg; en.

  • e.

    een zorgvrager die een mantelzorgwaardering aanvraagt niet tevens mantelzorger te zijn in het kader van een andere aanvraag voor mantelzorgwaardering op basis van deze regeling.

Artikel 15. Aanvraag mantelzorgwaardering

De mantelzorgwaardering moet jaarlijks door de zorgvrager worden aangevraagd onder opgave van de mantelzorger met behulp van een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

Artikel 16. Weigeringsgronden mantelzorgcompliment

Een aanvraag voor de Mantelzorgcompliment wordt geweigerd indien niet voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 13 en 14 van deze regeling.

Hoofdstuk 4: Overige bepalingen

Artikel 17 Hoogte van de tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen

  • 1. De hoogte van een financiële tegemoetkoming bedraagt:

    • a)

      De financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening/rolstoel bedraagt maximaal € 3.000 (per 4 jaar) voor aanschaf, onderhoud, verzekering en reparatie.

Artikel 18 Hoogte van een financiële maatwerkvoorziening voor personen met een beperking of chronische problemen

  • 1. De hoogte van de financiële maatwerkvoorziening bedraagt:

    • a)

      De financiële maatwerkvoorziening voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 2.717,- (eenmalig). De tegemoetkoming kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken voor maximaal één woning.

    • b)

      De financiële maatwerkvoorziening voor het bekostigen van een verhuizing bedraagt maximaal € 2627,-.

  • 2. De belangenafweging, om te bepalen of het verhuisprimaat conform lid 1b en conform artikel 20 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Brunssum van toepassing is, betreft onder andere:

    • a.

      Aanwezigheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woningen;

    • b.

      Kostenvergelijking tussen een woningaanpassing en verhuizen;

    • c.

      Volkshuisvestelijke factoren;

    • d.

      Woning moet binnen een medisch aanvaardbare termijn beschikbaar zijn;

    • e.

      Sociale omstandigheden;

    • f.

      Afstemming met andere voorzieningen;

    • g.

      Werksituatie;

    • h.

      Verandering in woonlasten;

    • i.

      Wooncomfort;

    • j.

      Is cliënt huurder of eigenaar van de woning;

    • k.

      De wil van de cliënt om te verhuizen;

    • l.

      Overige specifieke omstandigheden.

Artikel 19. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. In aanvulling op artikel 23 van de verordening zijn voor de verschillende maatwerkvoorzieningen die in natura worden verstrekt de in de aanbestedingsdocumenten opgenomen kwaliteitseisen voor aanbieders van toepassing.

  • 2. De kwaliteitseisen voor aanbieders, zowel vanuit de sociaal netwerk als daarbuiten, voor de verschillende maatwerkvoorzieningen die in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt zijn vastgelegd in artikel 14 van de verordening.

Artikel 20. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Conform artikel 3.4 van de wet doet de zorgverlener bij de toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, onverwijld melding van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een Wmo-voorziening heeft plaatsgevonden en/of geweld bij de verstrekking van een Wmo-voorziening.

  • 2. Elke calamiteit, daad en/of uiting van agressie wordt vastgelegd op een daarvoor bestemd meldingsformulier (meldingsformulier calamiteiten en geweld). Het formulier wordt ondertekend en binnen veertien dagen na het incident ingeleverd bij de door het college aangewezen functionaris.

  • 3. De aangewezen functionaris brengt binnen veertien dagen na inlevering van het formulier advies uit aan het college. Het college neemt binnen veertien dagen na ontvangst van het advies een besluit over de te treffen maatregel.

  • 4. Meldingsformulieren met de naar aanleiding daarvan genomen besluiten worden centraal gearchiveerd.

  • 5. In geval van ernstig agressief of gewelddadig gedrag vindt, in overleg met de melder van het incident, binnen 24 uur aangifte plaats bij de politie.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt op de dag na publicatie in werking onder gelijktijdige intrekking van de “Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2024”.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de “Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2024” en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze nadere regels, worden afgehandeld krachtens de in lid 1 genoemde nadere regels.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: “Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2024 (versie 2)”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum op 13-08-2024.

De burgemeester,

De secretaris,

Bijlage 1: Protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden

(gecontroleerde en geactualiseerde versie van bureau HHM, 21-11-2017)

Protocol Indicatiestelling

Hulp bij het Huishouden

Gecontroleerde en geactualiseerde versie

Bureau HHM

MW/17/2164/brunshh

21-11-2017

Gemeente Brunssum

  • 0.

    Algemeen

Voor de hulp bij het huishouden kennen we de volgende indeling in activiteiten:

Aard van de activiteiten

Activiteiten

  • 1.

    Huishoudelijke werkzaamheden

Licht huishoudelijk werk

Zwaar huishoudelijk werk

Wassen en strijken

  • 2.

    Boodschappen en maaltijden

Maaltijden

 

Boodschappen

  • 3.

    Organisatie van het huishouden

Dagelijkse organisatie van het huishouden

  • 4.

    Advies, instructie en voorlichting

Instructie huishoudelijke taken en omgaan met (technische) hulpmiddelen

  • 5.

    Verzorging en/of opvang kinderen

Wassen, aankleden, eten geven, etc.

De hulp bij het huishouden (HbH) wordt toegekend in minuten, gebaseerd op de hoeveelheid tijd die de verzorging van het huishouden kost. Deze tijdsnormering is gebaseerd op het onderzoek van bureau HHM naar onafhankelijk en objectief onderzochte normen voor hulp bij het huishouden voor de gemeente Utrecht (9 juni 2017). Met goede redenen kan hiervan worden afgeweken (maatwerk). Er kan extra tijd aan de totale tijd worden toegevoegd als hiervoor indicatoren zijn. Dan wel kan de totale tijd worden verlaagd, als de cliënt zelf of personen uit het netwerk van de cliënt activiteiten uitvoeren.

0.1Gemiddelde cliëntsituatie als basis

De normtijden zijn gebaseerd ‘een gemiddelde cliëntsituatie’ (zie onderstaande kader) in een één- of tweepersoonshuishouden.

Gemiddelde cliëntsituatie:

  • een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;

  • wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;

  • geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;

  • er is sprake van zelfredzaamheid van de cliënt ten aanzien van het dagelijks op orde kunnen houden van de woning (bijvoorbeeld aanrecht kunnen afnemen, algemeen opruimen);

  • de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd om te komen tot het te behalen resultaat zijn zeer beperkt;

  • ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd om te komen tot het te behalen resultaat is zeer beperkt;

  • er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de cliënt die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;

  • de woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk.

0.2Welke activiteiten en wie doet deze

In dit protocol is sprake van een ‘totaal-lijst’ van benodigde activiteiten en bijbehorende frequenties hiervan, die allemaal moeten worden gedaan ten behoeve van het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’. Per huishouden is sprake van variatie wie de activiteiten feitelijk uitvoert. Wat doet de cliënt zelf, wat doet een eventuele partner of mantelzorgers, wat wordt geregeld vanuit de sociale basisinfrastructuur en tenslotte wat biedt de gemeente in deze als maatwerkvoorziening HbH.

De maatwerkvoorziening die wordt geboden in het kader van een ‘schoon en leefbaar huis’ heeft betrekking op de regulier in gebruik zijnde ruimten in het huis: woonkamer, slaapkamer, keuken, gang/trap/overloop, badkamer en toilet. Het onderhouden van de buitenruimte en glasbewassing buiten hoort niet tot de maatwerkvoorziening HbH.

Totaallijst uit te voeren activiteiten t.b.v. ‘schoon en leefbaar huis’

Activiteiten

Resultaat en reikwijdte

Licht en zwaar huishoudelijk werk

De cliënt beschikt over een schoon en leefbaar huis.

  • Dit betekent dat de regelmatig gebruikte ruimten zoals woonkamer, keuken, slaapkamer(s), toilet, badkamer en hal schoon en leefbaar zijn.

  • Schoon wil zeggen dat sprake is van een algemeen aanvaard basisniveau van schoon, te realiseren door periodiek schoon te maken. Hiermee wordt een basis van hygiëne geborgd en vervuiling van en gezondheidsrisico’s voor bewoners worden voorkomen.

  • Het betreft uitsluitend de binnenzijde van het huis.

  • De frequentie van schoonmaken is afhankelijk van wat nodig is om tot het resultaat te komen, dit is niet noodzakelijk wekelijks.

  • Verzorging van planten en huisdieren moet wel gebeuren, dit valt onder verantwoordelijkheid van de cliënt en niet onder de gemeentelijke voorzieningen.

Wassen en strijken

De cliënt beschikt over schone kleding, beddengoed en linnengoed.

  • Kleding, beddengoed en linnengoed wassen, drogen, bovenkleding zo nodig strijken (geen overig strijkwerk), opvouwen en leggen of ophangen in kasten.

  • De cliënt moet redelijkerwijs doen wat mogelijk is om het ontstaan van extra was en extra strijkgoed te beperken.

Maaltijden

De cliënt moet op meerdere momenten per dag eten en drinken.

  • De maaltijdverzorging omvat broodmaaltijden en de warme maaltijd.

  • Wanneer de cliënt niet of onvoldoende zelf haar/zijn maaltijden gereed kan maken, niet of onvoldoende gebruik kan maken van algemene of algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals kant- en klaarmaaltijden, maaltijdbezorging aan huis en dergelijke, dan kan ook het koken van een maaltijd onder deze activiteit vallen.

Boodschappen

De cliënt beschikt over de primaire levensbehoeften.

  • Wanneer de cliënt niet of onvoldoende zelf kan voorzien in haar/zijn primaire levensvoorzieningen (boodschappen halen), niet of onvoldoende gebruik kan maken van algemene of algemeen gebruikelijke (zoals boodschappendiensten van winkels, maaltijdbezorging door vrijwilligers aan huis en dergelijke), dan kan het bieden van ondersteuning de boodschappen onder deze activiteit vallen (zoals lijstjes maken, bestellen via boodschappenservice) en/of in de winkels kopen en opbergen bij de cliënt thuis).

Organisatie van het huishouden

De cliënt heeft niet voldoende overzicht om de eigen huishouding op orde te houden en wordt hierbij ondersteund.

Advies, instructie en voorlichting

De cliënt kan ondersteuning bij het huishouden nodig hebben in de zin van advies, instructie of voorlichting.

Verzorging en/of opvang kinderen

Kinderen tot 12 jaar worden tijdelijk in de thuissituatie verzorgd of opgevangen wanneer de reguliere verzorger(s) geheel of gedeeltelijk uitvalt/uitvallen. De aard en omvang van de ondersteuning is afhankelijk van leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind en de omstandigheden.

Hulp bij het huishouden heeft betrekking op aanvullende ondersteuning bovenop hetgeen de cliënt zelf en/of met zijn of haar omgeving doet (eigen kracht). De activiteiten kennen een vaste gemiddelde tijd, ze zijn ‘genormeerd’, waarbij op basis van specifieke omstandigheden sprake kan zijn van meer of minder inzet van tijd op de totale tijd.

0.3Gemiddelde normtijd

Notabene: activiteiten kennen in dit protocol op basis van onderzoeken een ‘vaste gemiddelde normtijd’. Dat betekent niet dat in in ieder huis een activiteit ook daadwerkelijk in die normtijd kan worden gedaan. Soms vergt dit meer tijd, soms minder tijd, sommige activiteiten worden ook niet iedere week gedaan, maar de tijd wordt wel per week toegekend. De totale tijd die beschikbaar komt door de gemiddelde normtijden van alle activiteiten bij elkaar op te tellen, is voldoende om door de weken heen het resultaat schoon en leefbaar huis te bereiken.

0.4Indirecte tijd

Een huishoudelijke hulp besteedt daarbij per bezoek ook tijd aan onder meer aankomst, vertrek, sociale interactie, administratie en dingen afspreken met de cliënt. Dit is de ‘indirecte tijd’ (geen reistijd). Voor deze indirecte tijd wordt in Brunssum gerekend met een gemiddelde normtijd van 22 minuten per week per bezoek. Als sprake is van meerdere korte bezoekmomenten per week, dan is niet bij ieder bezoekje deze volledige indirecte tijd benodigd.

0.5Signaleringsfunctie

Verder is ook de signaleringsfunctie in Brunssum onderdeel van de maatwerkvoorziening HbH. De signaleringsfunctie is een belangrijke taak van de huishoudelijke hulp. Deze functie is met name geborgd in de indirecte tijd. Maar uiteraard vindt signalering ook plaats gedurende de totale tijd dat een huishoudelijke hulp bij de cliënt aan het werk is.

0.6Afronding normtijden

In dit protocol zijn normtijden met minuten in decimalen opgenomen (2,2 of 7,6 bijvoorbeeld). Vervolgens zijn de totaaltellingen afgerond op hele minuten. In de uitvoering vindt uiteindelijk, als alle normtijden zijn opgeteld, afronding naar boven plaats op de eerstkomende 5 hele minuten.

0.7Gebruikelijke zorg

Er bestaat geen recht op hulp bij het huishouden voor zover sprake is van gebruikelijke zorg. Dit is zorg of ondersteuning die geleverd wordt door één of meerdere huisgenoten van de cliënt. Dit kan een partner, ouder of inwonend kind zijn, ongeacht of ze de gebruikelijke zorg willen leveren. Een gezin of gezamenlijk huishouden wordt geacht samen de verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor het huishoudelijk werk en taken over te kunnen nemen voor degene die hier niet meer toe in staat is.

Hieronder wordt aan de hand van leeftijd aangegeven wat de norm is ten aanzien van wat gebruikelijk is en daarmee dus ook wat bovengebruikelijk is. Voor bovengebruikelijke zorg kan, als de cliënt dit nodig heeft, een maatwerkvoorziening worden geboden.

Het normenkader voor gebruikelijke zorg is:

  • Kinderen tot 5 jaar kunnen geen bijdrage leveren aan het huishouden.

  • Kinderen van 5 t/m 12 jaar kunnen naar vermogen worden betrokken bij licht huishoudelijk werk zoals opruimen, tafel dekken & afruimen, meehelpen met afwassen & afdrogen, een boodschap doen, was in de wasmand gooien.

  • Kinderen vanaf 13 jaar kunnen daarnaast hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

  • Een 18 tot 23-jarig inwonend kind kan een eenpersoonshuishouden voeren. De daarbij behorende huishoudelijke taken zijn: schoonhouden sanitaire ruimte, keuken en een kamer schoonhouden, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen, eventueel jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.

    Hierbij gaan we uit van 2 uur uitstelbare zware huishoudelijke taken per week en 3 uur lichte, niet uitstelbare, huishoudelijke taken per week, exclusief eventuele verzorging en begeleiding van jongere gezinsleden.

  • Een volwassen gezonde huisgenoot wordt geacht alle huishoudelijke taken over te nemen als de primaire verzorger van het huishouden uitvalt.

  • Bij ouderen van boven de 75 jaar kan indien nodig hulp voor zware huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke zorg behoren.

Daarnaast hanteren we de volgende uitgangspunten:

  • Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Die zorgplicht hoort tot de gebruikelijke zorg.

  • Iedere volwassene wordt geacht naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren.

  • Gebruikelijke zorg gaat voor op maatschappelijke participatie.

  • Met fysieke afwezigheid van huisgenoten wordt in het kader van gebruikelijke zorg alleen rekening gehouden als het gaat om aaneengesloten periodes van tenminste 7 etmalen en de afwezigheid een verplichtend karakter heeft, dat inherent is aan het werk (b.v. werk op een booreiland, grote vaart).

  • Bij het bepalen welke werkzaamheden als gebruikelijke zorg worden beschouwd, wordt geen onderscheid gemaakt o.b.v. sexe, religie, cultuur, wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen.

Bepaalde persoonlijke omstandigheden kunnen van invloed zijn op de normering en uitgangspunten voor gebruikelijke zorg. Het gaat om de volgende zaken:

  • Gezondheidsproblemen (i.c.m. een baan of opleiding) kunnen er de oorzaak van zijn dat huisgenoten niet de gebruikelijke zorg kunnen leveren.

  • (Dreigende) overbelasting, met name veroorzaakt door gezondheidsproblemen.

  • Overbelasting moet medisch worden aangetoond. Een indicatie voor hulp bij het huishouden in geval van overbelasting is in principe kortdurend, bedoeld om de situatie aan te passen. Wanneer de overbelasting veroorzaakt wordt door een combinatie van werk/opleiding, gebruikelijke zorg en andere activiteiten, gaan werk/opleiding en gebruikelijke zorg voor.

  • Kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid is een reden om van de criteria voor gebruikelijke zorg af te wijken.

  • Tenslotte kan soepeler omgegaan worden met de normering van gebruikelijke zorg als de zorgvrager maar een korte levensverwachting heeft.

    De maatwerker moet huisgenoten die gebruikelijke of mantelzorg verlenen, horen om vast te stellen welke taken zij verrichten en hoe zij die belasting ervaren t.o.v. hun maatschappelijke participatie. Een mantelzorger van buiten wordt alleen op verzoek van de zorgvrager gehoord.

Voor het bepalen van de aanwezigheid van huisgenoten wordt gekeken naar de inschrijvingen in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Alle bewoners van een adres volgens het GBA worden gezien als één leefeenheid. Indien sprake is van kamerverhuur wordt de huurder van de desbetreffende ruimte niet tot het huishouden gerekend.

  • 1.

    Huishoudelijke werkzaamheden, boodschappen, maaltijden

1.1Licht huishoudelijk werk

Het licht huishoudelijk werk omvat activiteiten en een benodigde normtijd in minuten per week voor de ‘gemiddelde cliëntsituatie’ zoals in de tabel hierna weergegeven. Hierbij zijn de activiteiten voor de verschillende ruimten samengevoegd.

Nr.

Activiteiten

Normtijd in minuten per week

Gemiddelde cliëntsituatie

1.1.1

Licht huishoudelijk werk

  • Stof afnemen hoog

  • Stof afnemen midden

  • Stof afnemen laag

  • Opruimen

  • Zitmeubels afnemen

  • Afval opruimen

  • Afwassen en/of vaatwasser in-en uitruimen

Totaal: 41 minuten*

(* totaal afgerond op hele minuten)

Het opruimen binnen licht huishoudelijk werk omvat kleine opruimwerkzaamheden alvorens de huishoudelijke hulp kan beginnen met schoonmaken.

Het kan zijn dat cliënten zelf of mensen rond de cliënt een deel van de activiteiten uitvoeren in plaats van dat dit door een huishoudelijke hulp moet worden gedaan. Dan kan aftrek van als maatwerkvoorziening toe te kennen minuten plaatsvinden. In onderstaande tabel worden de mogelijke aftrek-minuten weergegeven.

 

Minder tijd indiceren als:

Aftrek in minuten

Cliënt of anderen voeren activiteit uit in plaats van huishoudelijke hulp:

1.1.2

  • Stof afnemen hoog, tastvlakken, luchtfilters

  • 4,3 minuten

1.1.3

  • Stof afnemen midden

  • 14,4 minuten

1.1.4

  • Stof afnemen laag

  • 8,0 minuten

1.1.5

  • Opruimen

  • 0,4 minuten

1.1.6

  • Zitmeubels afnemen

  • 0,7 minuten

1.1.6

  • Afval opruimen

  • 4,7 minuten

1.1.7

  • Afwassen - vaatwasser

  • 8,7 minuten

1.2Zwaar huishoudelijk werk

Het zwaar huishoudelijk werk omvat activiteiten en een benodigde normtijd in minuten per week voor de ‘gemiddelde cliëntsituatie’ zoals in de tabel hierna weergegeven. Hierbij zijn de activiteiten voor de verschillende ruimten samengevoegd.

Nr.

Activiteiten

Normtijd in minuten per week

Gemiddelde cliëntsituatie

1.2.1

Zwaar huishoudelijk werk

  • stofzuigen

  • dweilen

  • gordijnen wassen, reinigen lamellen/luxaflex, deuren/deurposten nat, radiatoren reinigen, matras draaien

  • bed verschonen/opmaken

  • keukenblok buiten/binnen etc. reinigen, keukenapparatuur reinigen

  • badkamer schoonmaken

  • trap stofzuigen

  • ramen wassen binnenzijde

Totaal: 71 minuten*

(* totaal afgerond op hele minuten)

Het kan zijn dat cliënten zelf of mensen rond de cliënt een deel van de activiteiten uitvoeren in plaats van dat dit door een huishoudelijke hulp moet worden gedaan. Dan kan aftrek van als maatwerkvoorziening toe te kennen minuten plaatsvinden. In onderstaande tabel worden de mogelijke aftrek-minuten weergegeven.

In veel cliëntsituaties is het overigens niet gebruikelijk dat het zwaar huishoudelijk werk door de cliënt of diens netwerk wordt overgenomen.

Nr.

Minder tijd indiceren als:

Aftrek in minuten

Cliënt of anderen voeren activiteit uit in plaats van huishoudelijke hulp:

1.2.2

  • stofzuigen woonkamer

  • 8,5 minuten

1.2.3

  • stofzuigen overige ruimten en trap

  • 12,0 minuten

1.2.4

  • dweilen

  • 9,9 minuten

1.2.5

  • gordijnen wassen, reinigen lamellen/luxaflex, deuren/deurposten nat, radiatoren reinigen, binnenzijde kastjes en keukenapparatuur, bovenzijde keukenkastjes, matras draaien

  • 3,3 minuten

1.2.6

  • bed verschonen/opmaken

  • 4,2 minuten

1.2.7

  • keukenblok, keukenapparatuur, tegelwand buitenzijde reinigen

  • 12,7 minuten

1.2.8

  • badkamer schoonmaken

  • 18,4 minuten

1.2.9

  • ramen wassen binnenzijde

  • 1,9 minuten

1.3Wassen en strijken

Voor de compensatie van belemmeringen gericht op de activiteit ‘wassen en strijken’ heeft de gemeente Brunssum een algemene voorziening. Enkel als deze niet beschikbaar of onvoldoende compenserend is vanwege de specifieke beperkingen of bijzondere situatie van een cliënt, kan een maatwerkvoorziening worden ingezet.

Uit onderzoek is gebleken dat inwoners ook als ze ondersteuning van de gemeente op dit onderdeel vragen, ze vaak nog een deel van de activiteiten van het wassen en strijken zelf doen. De te indiceren tijd per week is te berekenen door de minuten op te tellen van de activiteiten die als maatwerkvoorziening worden geboden.

Ten aanzien van het strijken valt alleen het strijken van de bovenkleding onder deze maatwerkvoorziening.

Nr.

Activiteiten

Normtijd in minuten per week

Gemiddelde cliëntsituatie

1.3.1

  • was sorteren

  • 1,8 minuten

1.3.2

  • was in de machine stoppen

  • 3,7 minuten

1.3.3

  • was uit de machine halen

  • 3,8 minuten

1.3.4

  • sorteren naar droger of waslijn

  • 3,1 minuten

1.3.5

  • in de droger stoppen

  • 1,4 minuten

1.3.6

  • uit de droger halen

  • 1,0 minuten

1.3.7

  • ophangen aan de waslijn

  • 8,0 minuten

1.3.8

  • afhalen van de waslijn

  • 1,3 minuten

1.3.9

  • opvouwen

  • 13,7 minuten

1.3.10

  • strijken

  • 19,8 minuten

1.3.11

  • opbergen

  • 4,9 minuten

1.4Toeslagmogelijkheden licht en zwaar huishoudelijk werk

Bij het licht en zwaar huishoudelijk werk en het wassen en strijken kan het noodzakelijk zijn meer tijd in te zetten dan toereikend is in de ‘gemiddelde cliëntsituatie’ met volledige overname van activiteiten.

Hiervoor hanteren we de in de volgende tabel opgenomen maximale normtijden per week per toeslagmogelijkheid op grond van de specifieke situatie van de cliënt. Hiervan kan gemotiveerd naar beneden toe worden afgeweken als deze extra ondersteuningstijd niet volledig benodigd is.

Als sprake is van inzet van deze toeslagmogelijkheden, dan is vaak sprake van hulp en ondersteuning op twee of meer momenten in de week.

Nr.

Situatie cliënt

Normtijd toeslag in minuten per week

1.4.1

  • Kinderen onder de 12 jaar

  • 30 minuten per kind/week, max. 90 minuten totaal

1.4.2

  • Psychogeriatrische problematiek / gedragsproblematiek

  • 30 minuten

1.4.3

  • Allergie of aandoening aan de luchtwegen in een gesaneerde omgeving

  • 60 minuten

1.4.4

  • Grote woning met een hoge bezettingsgraad

  • 60 minuten

1.4.5

  • Hoge vervuilingsgraad als gevolg van beperkingen van de cliënt, niet als gevolg van de bestaande leeftwijze.

  • 60 minuten

Toeslagmogelijkheid bij extra slaapkamers of logeerkamers

Als sprake is van extra slaapkamers of logeerkamers in de woning, dan is het afhankelijk van het ‘wel’ of ‘niet’ gebruiken van deze kamers hoeveel normtijd hiervoor aan de orde is. Gebruik van een extra slaapkamer kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een paar apart slaapt. Dit kan ook kind(eren) betreffen. Van een gebruiker van een logeerkamer wordt verwacht dat deze ook meehelpt deze weer even aan kant te maken. Een ‘niet’ in gebruik zijnde slaapkamer wordt op basis van hygiëne-advies van GGD-Nederland eens per maand schoongemaakt.

Nr.

Situatie cliënt

Normtijd toeslag in minuten per week

1.4.6

  • Extra slaapkamer / logeerkamer WEL in gebruik

  • 18 minuten per week/kamer

1.4.2

  • Extra slaapkamer / logeerkamer NIET in gebruik

  • 5 minuten per week/kamer

  • 2.

    Indirecte tijd

Naast de tijd die de hulp direct bezig is met werkzaamheden, is altijd ook sprake van indirecte tijd. Deze wordt eveneens geïndiceerd als onderdeel van de totale te indiceren tijd voor de maatwerkvoorziening. Indirecte tijd is de tijd die de hulp per bezoek besteedt aan aankomst en vertrek, administratie en sociale interactie met de cliënt. Hierbij gaat het om de tijd dat de hulp in de woning van de cliënt aanwezig is, niet om reistijd.

Verder maakt ook de signaleringsfunctie in Brunssum onderdeel uit van de maatwerkvoorziening HbH. De signaleringsfunctie is een belangrijke taak van de huishoudelijke hulp. Deze functie is geborgd in de indirecte tijd waarin het contact met de cliënt een plek heeft. Juist in dat contact kan de huishoudelijke hulp zijn of haar signalerende taak goed uitvoeren. Maar uiteraard vindt signalering ook plaats gedurende de totale tijd dat een huishoudelijke hulp bij de cliënt aan het werk is.

De indirecte tijd betreft 22 minuten per wekelijks bezoek waarin licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk en/of wassen en strijken aan de orde is. Als de hulp meer keren per week komt, dan is een lager aantal minuten indirecte tijd per bezoek aan de orde.

Voor elk bezoek in verband met maaltijden (zie hst. 3) dat plaatsvindt apart van een bezoek waarin huishoudelijke werkzaamheden of andere werkzaamheden (verzorging bijvoorbeeld) worden uitgevoerd, is sprake van 5 minuten extra toe te kennen indirecte tijd.

Nr.

Activiteiten

Normtijd

2.1

  • Indirecte tijd (als sprake is van licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk en/of wassen en strijken)

  • 22 minuten per week (per keer)

2.2

  • Indirecte tijd (bij maaltijden)

  • 5 minuten per bezoek

  • 3.

    Maaltijden en boodschappen

3.1

Voor de compensatie van belemmeringen gericht op de activiteit ‘maaltijden’ heeft de gemeente Brunssum een collectieve voorziening. Enkel als deze niet beschikbaar of onvoldoende compenserend is vanwege de specifieke beperkingen of bijzondere situatie van een cliënt, kan een maatwerkvoorziening worden ingezet.

In geval van een maatwerkvoorziening voor maaltijden is het in de praktijk volledig maatwerk wat voor iemand nu precies nodig is. Daarom wordt hier niet met een tijdnorm gewerkt, dit wordt op maat van de situatie van de cliënt geïndiceerd. Hierbij blijkt in de praktijk vaak sprake te zijn van verdeling van de maaltijden over verschillende uitvoerders, zoals de huishoudelijke hulp, de verzorging/verpleging, een familielid, en dergelijke.

Indicatief zijn hierbij de volgende normtijden van toepassing. Waarbij waar mogelijk een combinatie wordt gemaakt van 2 broodmaaltijden. Dit is exclusief 5 minuten indirecte tijd per bezoekje dat hiervoor benodigd is, indien dit op een apart moment plaatsvindt (zie hst. 2).

Nr.

Activiteiten

Normtijd

3.1.1

  • Broodmaaltijd gereed maken

  • 15 minuten per keer, maximaal 2 x per dag

3.1.2

  • Maaltijd opwarmen

  • 15 minuten per keer

3.1.3

  • Maaltijdbereiding

  • 30 minuten per keer

3.2Boodschappen

De gemeente Brunssum heeft voor ‘boodschappen doen’ een voldoende beschikbaar en adequaat voorliggend aanbod. Enkel als deze niet beschikbaar of onvoldoende compenserend is vanwege de specifieke beperkingen of bijzondere situatie van een cliënt, kan hiervoor een maatwerkvoorziening worden ingezet. Deze tijd is inclusief de indirecte tijd.

Een maatwerkvoorziening boodschappen doen, kent de volgende tijdsnormering:

Nr.

Activiteiten

Normtijd

3.2.1

Boodschappen (boodschappenlijst maken, boodschappen doen en opruimen van de boodschappen)

  • 51 minuten per week

Toeslagmogelijkheid

Bij het boodschappen doen kan het noodzakelijk zijn meer tijd in te zetten dan toereikend is in de ‘gemiddelde cliëntsituatie’. Hiervoor hanteren we de in de volgende tabel opgenomen maximale normtijd toeslag per week op grond van de specifieke situatie van de cliënt. Hiervan kan gemotiveerd naar beneden toe worden afgeweken als deze niet volledig benodigd is.

Nr.

Situatie cliënt

Normtijd toeslag in minuten per week

3.2.2

Omvang van het gezin is meer dan 4 personen en/of er is sprake van kinderen onder de 12 jaar

  • Maximaal 45 minuten per week

  • 4.

    Organisatie van het huishouden

Het kan voor de cliënt noodzakelijk zijn om een maatwerkvoorziening te bieden voor de organisatie van het huishouden, met een tijdelijk of langdurend karakter. Deze tijd is inclusief de indirecte tijd.

Nr.

Activiteiten

Normtijd

4.1

  • Organisatie van het huishouden

  • 30 minuten per week

Toeslagmogelijkheid

Ten aanzien van het bieden van ondersteuning bij het organiseren van het huishouden kan het noodzakelijk zijn meer tijd in te zetten dan toereikend is in de ‘gemiddelde cliëntsituatie’. Maar dan alleen als geen individuele begeleiding is geïndiceerd. Hiervoor hanteren we de in de volgende tabel opgenomen maximale normtijd toeslag per week. Hiervan kan gemotiveerd naar beneden toe worden afgeweken als deze niet volledig benodigd is.

Nr.

Situatie cliënt

Normtijd toeslag in minuten per week

4.2

  • Bij matig/ernstig regieverlies

  • 30 minuten per week

  • 5.

    Advies, instructie en voorlichting voor eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens

Het kan voor de cliënt noodzakelijk zijn om advies, instructie en voorlichting te bieden in relatie tot het huishouden.

Nr.

Activiteiten

Normtijd

5.1

  • Advies, instructie en voorlichting

  • maximaal 3x per week 30 minuten

Toeslagmogelijkheid

Ten aanzien van het bieden van advies, instructie en voorlichting kan het noodzakelijk zijn meer tijd in te zetten dan toereikend is in de ‘gemiddelde cliëntsituatie’. Hiervoor hanteren we de in de volgende tabel opgenomen maximale normtijd toeslag per week. Hiervan kan gemotiveerd naar beneden toe worden afgeweken als deze niet volledig benodigd is.

Nr.

Situatie cliënt

Normtijd toeslagmogelijkheid in minuten per week

5.2

  • I.g.v. communicatieproblemen

  • maximaal 3 x per week 30 minuten extra gedurende maximaal 6 weken

  • 6.

    Verzorging en/of opvang van kinderen

Kinderen tot 12 jaar worden tijdelijk in de thuissituatie verzorgd of opgevangen wanneer de reguliere verzorger(s) geheel of gedeeltelijk uitvalt/uitvallen. Dit gebeurt gedurende maximaal 3 maanden of zo veel korter als dat nodig is voordat een andere oplossing is gevonden. De aard en omvang van de ondersteuning is afhankelijk van leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind en de omstandigheden.

Dit betreft volledig maatwerk, toegesneden op de situatie van de cliënt. Derhalve zijn hiervoor geen normtijden bepaald, dit moet echt op maat van de situatie worden ingericht en is afhankelijk van vele factoren.

Bijlage 2: Ergolijst.

Richtprijzen en normen ergonomische woonvoorzieningen volgens de meest recente versie van Casadata.

Periode 1 januari 2022 tot 1 mei 2022 (Versie ergolijst 2021)

Periode 1 mei 2022 tot 1 januari 2023(Versie ergolijst 2022)

Bijlage 3. Normenkader Begeleiding

1.1 Inleiding

De gemeente Brunssum wil voor de indicatiestelling voor Wmo-persoonlijke begeleiding en voor dagbesteding gebruik kunnen maken van een normenkader. Een normenkader dat dient als hulpmiddel voor de (afweging tot) indicatiestelling om te komen tot een indicatie in uren/dagdelen. Op dit moment speelt dit alleen voor inwoners die hun indicatie met een persoonsgebonden budget (pgb) willen benutten. Voor de inwoners die gebruik maken van ondersteuning middels zorg in natura zijn met de aanbieders bekostigingsafspraken middels een lumpsum gemaakt.

Op grond van de eerste ervaringen met dit normenkader in de praktijk bij meerdere gemeenten, kunnen we stellen we dat dit een bruikbare basis biedt voor het indiceren van begeleiding. Met dit normenkader komen afgewogen en onderbouwde indicaties voor persoonlijke begeleiding en dagbesteding onder de Wmo 2015 tot stand.

Normenkader Begeleiding

Instrument voor het indiceren van Wmo -begeleiding

Dit Normenkader Begeleiding is het resultaat van eerdere ontwikkeltrajecten van Factum Advies en bureau HHM in opdrachten voor meerdere gemeenten en is door beide bureaus in samenwerking doorontwikkeld.

bureau HHM

www.hhm.nl

info@hhm.nl

Factum Advies

www.factumadvies.nl

info@factumadvies.nl

Auteurs

Publicatie versie 1.0, september 2022

Kenmerk MW/22/1200/nkbg

Copyright © 2022

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, geluidsband, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

1 Algemeen

1.1Inleiding

Dit normenkader is ontwikkeld om gemeenten te helpen bij het bepalen van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en het onderbouwen van de aard en omvang van indicaties voor Wmo-begeleiding (individuele begeleiding en dagbesteding).

Dit Normenkader Begeleiding is het resultaat van eerdere ontwikkel- en implementatietrajecten van Factum Advies (FAQT-V) en Bureau HHM (Normenkader Begeleiding) met en voor meerdere gemeenten. Dit normenkader is door beide bureaus in samenwerking doorontwikkeld tot het nu voorliggende Normenkader Begeleiding (versie 1.0).

In geschillen rondom de hulp bij het huishouden heeft de Centrale Raad voor Beroep (CRvB) aangegeven dat gemeenten voor de onderbouwing van indicaties gebruik mogen maken van een normenkader, mits dit normenkader tot stand is gekomen op basis van onafhankelijk en objectief uitgevoerd onderzoek.

Een goed onderzocht normenkader leunt daarbij op drie pijlers (triangulatie):

  • data-onderzoek in de praktijk

  • de oordelen van cliënten

  • expert-opinies

afbeelding binnen de regeling

Deze versie van het normenkader is met name tot stand gekomen op basis van één pijler: expert opinies van deskundigen van gemeenten en zorgaanbieders. In het najaar van 2022 werken we aan de invulling van de andere twee pijlers. Om zo in de eerste helft van 2023 tot een ‘volledig onderzocht’ normenkader voor het indiceren van Wmo-begeleiding te komen.

Deze versie van het Normenkader Begeleiding biedt een bruikbare basis voor het indiceren van Wmo-begeleiding. Zo is gebleken uit de eerste toepassing van dit concept bij meerdere gemeenten door Factum Advies en bureau HHM. Het helpt om te komen tot afgewogen en onderbouwde indicaties voor individuele begeleiding en dagbesteding.

1.2Doel normenkader begeleiding

Veel cliënten van de gemeente regelen alleen of samen met anderen de vraagstukken die zij tegenkomen in hun leven. Een deel van de cliënten heeft hierbij tijdelijk of langdurend ondersteuning nodig. Bijvoorbeeld in de vorm van Wmo-begeleiding.

Als een cliënt om ondersteuning vraagt, doet de gemeente hier onderzoek naar. De gemeente stelt op basis van de Wmo de benodigde ondersteuning vast.

Voordat een eventueel benodigde maatwerkvoorziening wordt ingezet, worden eerst de mogelijkheden van eigen kracht, vanuit het netwerk en vanuit voorliggende voorzieningen onderzocht. De ondersteuning die de gemeente biedt, is aanvullend op de voorliggende oplossingen. Deze ondersteuning wordt vastgelegd in een beschikking ofwel indicatie. De cliënt ‘verzilvert’ de indicatie vervolgens ‘in natura’ en/of met een persoonsgebonden budget.

De cliënt wil daarbij weten “wat ga ik nu krijgen en waarom krijg ik dit?”. Daar heeft deze ook recht op.

De toegangsmedewerker van de gemeente heeft behoefte aan een kader om transparant en zo objectief mogelijk te kunnen bepalen welke ondersteuning de cliënt nodig heeft.

De aanbieder wil weten welke inzet van haar wordt verwacht.

In dit normenkader geven we het proces weer dat wordt doorlopen bij het stellen van een indicatie en bieden kaders en richtlijnen. Dit helpt de professionele afweging van de toegangsmedewerker -nog meer- transparant, afgewogen en eenduidig te maken. In de indicatie wordt de aard, omvang en duur van de te bieden ondersteuning vastgelegd, in overeenstemming met het juridisch kader zoals bepaald door de CRvB. Het is aan de gemeente om te bepalen hoe zij dit normenkader willen implementeren in hun eigen werkprocessen. Dit vraagt om maatwerk. Dit normenkader is algemeen van karakter en is daarmee voor alle gemeenten bedoeld.

N.B.: het indiceren van Wmo-begeleiding is geen ‘harde wetenschap’ met vaste uitkomsten op basis van harde ‘rekenregels’. Het indiceren van begeleiding vraagt om een professionele afweging, op basis van veel elementen, met als doel ondersteuning op maat voor de cliënt. Dit normenkader helpt dit transparant en afgewogen te doen.

1.2Disclaimer

Factum Advies en Bureau HHM spannen zich in om dit Normenkader Begeleiding juridisch houdbaar te laten zijn in geval van bezwaar en beroep. Wij kunnen succes bij juridische toetsing echter niet garanderen en aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele schade die hierdoor kan ontstaan.

1.3 Leeswijzer

Na de algemene inleiding in hoofdstuk 1, schetsen we in hoofdstuk 2 het proces van indicatiestelling voor begeleiding.

In hoofdstuk 3 beschrijven we de eerste fase van het proces van indicatiestelling: het integrale onderzoek en het beschrijven van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt.

In hoofdstuk 4 beschrijven we de tweede fase van het proces, het onderzoeken van de eigen mogelijkheden van cliënt en netwerk en de voorliggende oplossingen.

In hoofdstuk 5 beschrijven we fase drie van het proces: het vertalen van de nog in te vullen ondersteuningsbehoefte van de cliënt naar een Wmo-maatwerkvoorziening.

2 Proces indicatiestelling

Het proces om te komen tot een indicatie voor begeleiding hebben wij uitgewerkt in negen stappen, onderverdeeld in drie fasen:

afbeelding binnen de regeling

Fase 1: Integraal onderzoek

  • 1.

    De cliënt meldt zich met een hulpvraag. De toegangsmedewerker start het onderzoek en gaat met de cliënt in gesprek.

  • 2.

    De toegangsmedewerker bevraagt de cliënt over de problematiek (aandoeningen, stoornissen en beperkingen).

  • 3.

    Inventarisatie effecten van de problemen per leefgebied en inventarisatie overige cliëntkenmerken.

  • 4.

    Vaststellen aard en omvang ondersteuningsbehoefte.

Fase 2: Onderzoek voorliggende oplossingen

  • 5.

    Onderzoek oplossingen door eigen kracht en/of netwerk.

  • 6.

    Onderzoek voorliggende oplossingen1 .

Fase 3: Maatwerkvoorziening

  • 7.

    Concreet maken nog benodigde Wmo-maatwerkvoorzieningen.

  • 8.

    Kiezen van best passende indicatieprofiel, dat richting geeft aan het uiteindelijk te nemen besluit.

  • 9.

    Afweging op basis van alle verzamelde informatie: definitieve aard, omvang en duur van te indiceren ondersteuning.

Deze stappen lichten we hierna verder toe.

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak2 vastgelegd welke stappen een gemeente moet doorlopen om op een zorgvuldige wijze tot een besluit te komen. Dit betreft vijf stappen, die wij omvatten in de negen stappen in dit normenkader.

Stappen vastgelegd door CRvB

Normenkader Begeleiding

  • 1.

    Wat is de hulpvraag van de cliënt? .......................................................................

Stap 1

  • 2.

    Wat is het probleem? .......................................................................

Stappen 2 en 3

  • 3.

    Welke ondersteuning is naar aard en omvang nodig? .......................................................................

Stap 4

  • 4.

    Afweging mogelijkheden eigen kracht-sociaal netwerk-voorliggende voorzieningen? .......................................................................

Stappen 5 en 6

  • 5.

    Afweging wat is aan maatwerk nodig? .......................................................................

Stappen 7, 8 en 9

Fase 1: Integraal onderzoek en doelen bepalen

afbeelding binnen de regeling

In deze fase worden de stappen één tot en met vier van het indicatieproces uitgevoerd:

  • 1.

    De cliënt meldt zich met een hulpvraag. De toegangsmedewerker start het onderzoek en gaat in gesprek met de cliënt.

  • 2.

    De toegangsmedewerker bevraagt de cliënt over problematiek (aandoeningen, stoornissen en beperkingen).

  • 3.

    Inventarisatie effecten problemen per leefgebied en inventarisatie overige cliëntkenmerken.

  • 4.

    Vaststellen aard en omvang ondersteuningsbehoefte.

Stap 1: Cliënt meldt zich, start onderzoek

Wanneer de cliënt zich meldt, bespreekt de toegangsmedewerker de hulpvraag van de cliënt. De toegangsmedewerker onderzoekt ook de leefsituatie van de cliënt (gezinssituatie etc.). Cliënten hebben de mogelijkheid een persoonlijk plan aan te dragen. De toegangsmedewerker neemt dit mee in het proces.

Stap 2: In kaart brengen van de problematiek (aandoeningen, stoornissen en beperkingen).

In deze stap brengt de toegangsmedewerker het functioneren van de cliënt in kaart aan de hand van de aandoeningen, stoornissen en beperkingen. De onderzoeksmethodiek ICD/ICF kan hierbij helpend zijn.

Stap 3A: Onderzoek aandachtspunten leefgebieden

Bij stap 3A brengt de toegangsmedewerker de ondersteuningsvraag of -vragen van de cliënt in kaart aan de hand van de leefgebieden. Per leefgebied wordt bekeken op welke manier de aandoeningen, stoornissen en beperkingen invloed hebben en leiden tot zelfredzaamheids- of participatieproblemen. Een probleem ten aanzien van zelfredzaamheid of participatie is daarbij pas aanleiding voor het bieden van ondersteuning als de cliënt deze ook daadwerkelijk ervaart als een belemmering.

Per leefgebied wordt aangegeven of sprake is van:

1.Lichte problematiek

Het aandachtspunt levert weinig problemen op. De cliënt kan de activiteit zelf uitvoeren, maar een ander moet toezien, stimuleren en controleren.

2.Matige problematiek

Het aandachtspunt levert meer problemen op, waardoor de cliënt deze activiteit slechts met moeite kan. Een ander moet helpen, stimuleren, instrueren en controleren.

3.Zware problematiek

Het aandachtspunt levert grote problemen op. De cliënt kan de activiteit niet zelf uitvoeren, een ander moet overnemen, aansturen, instrueren en controleren.

De uit te vragen leefgebieden staan hierna beschreven in tabel 1. De cliënt wordt op elk leefgebied gescoord. In de tabel zijn indicatieve beschrijvingen opgenomen die helpen om de zwaarte van de problematiek te bepalen.

Zie bijlage 3 voor een aanvullende lijst met aandachtspunten per leefgebied. Deze kunnen helpen bij het concreet in kaart brengen van de specifieke problemen van de cliënt.

Leefgebieden

Beschrijving problematiek

Geen probleem

Lichte problemen (‘toezien’)

Matige problemen (‘helpen’)

Zware problemen (‘overnemen’)

Persoonlijk functioneren

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft een beperkt zelfbeeld en heeft soms moeite om eigen gedrag te sturen of heeft beperkt inzicht hierin. Cliënt is in staat hulp te vragen en de hulpvraag uit te stellen.

Cliënt heeft een beperkt (soms negatief) zelfbeeld en/of beperkte controle overhet eigen gedragof heeft onvoldoende inzicht hierin.Cliënt is niet in staat uit zichzelf hulp te vragen. De hulpvraag kan niet altijd wordenuitgesteld.

Cliënt heeft geen realistisch zelfbeeld en/of zeer weinig tot geen controle over het eigen gedrag of geen inzicht hierin. Cliënt kan niet om hulp vragen of kan de hulpvraag niet uitstellen.

Sociaal functioneren

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt is beperkt in staat tot het aangeven, bewaken of naleven van (inter)persoonlijke grenzen of het maken van keuzes. Begeleiding is nodig op het gebied van (persoonlijke en sociale) vaardigheden. Er is sprake van een onsuccesvolle manier van sociaal contact.

Cliënt loopt regelmatig vast in sociaal contact. Het aanleren en (tijdelijk) deelsovernemen van (persoonlijke en sociale) vaardigheden is noodzakelijk. Er is sprake van een atypische of onsuccesvolle manier van sociaal contact.

Cliënt gedraagt zich inadequaat in sociaal contact. Cliënt beschadigt zichzelf en/ofanderen en is niet in staat zichzelf hierin te reguleren. Het aanleren en (langdurig) overnemen van (persoonlijke en sociale) vaardigheden is noodzakelijk.

Gezondheid en zelfzorg

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft moeite op het gebied van zelfzorg en heeft hierbij aansturing en/of motivatie nodig. Cliënt heeft beperkt inzicht in gezondheidsrisico’s. Daarnaast is controle op afspraken metzorgprofessionals nodig.

Cliënt heeft problemen op het gebied van zelfzorg en heeft hierbijhulp nodig. Cliënt heeft onvoldoende inzicht in gezondheidsrisico’s. Begeleiding bij afspraken met zorgprofessionals is nodig.

Cliënt heeft grote problemen op het gebied van zelfzorg. Cliënt heeft geen inzicht in gezondheidsrisico’s. Beherenvan afspraken en begeleiding bij afspraken met zorgprofessionals is nodig.

Leefgebieden

Beschrijving problematiek

Geen probleem

Lichte problemen (‘toezien’)

Matige problemen (‘helpen’)

Zware problemen (‘overnemen’)

Verplaatsen en vervoer

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft ondersteuning (veelal instructie) nodigbij deelname aan het verkeer/OV.

Cliënt heeft(deels) begeleiding nodigbij deelname aan het verkeer/OV.

Cliënt heeft begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV.

Wonen

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt is in staatzelfstandig een woningte bewonen. Er is sprake van lichteproblematiek ten aanzien van onderhoud en verzorging van de woning en/of veiligheid. Toezicht op gezettetijden is noodzakelijk.

Cliënt is beperkt in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen beperkingen. Er is sprake van problematiek bij onderhoud enverzorging van woningen/of veiligheid. Er moet toereikend en adequaat toezicht (op afroep) aanwezig zijn.

Cliënt is niet in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen beperkingen. Er is sprake van ernstige problematiek met betrekking tot onderhoud en verzorging van de woning en/ofveiligheid. Er moet 24 uur toezicht (in de nabijheid) aanwezig zijn.

Regie bij huishouden

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft lichte aansturing en/of motivatie nodig maar is in staat om taken uit te voeren.

Cliënt heeftaansturing en/of motivatie nodig en problemen om taken uit te voeren. Er wordt samen opgewerkt waarbij de cliënt zelfstandig taken uit kan voeren.

Cliënt heeft veel aansturing en/of motivatie nodigen problemen om de taken uit te voeren. Er wordt samen opgewerkt waarbij de cliënt niet volledig zelfstandig taken kan uitvoeren.

Dagbesteding (werk/school)

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeft ondersteuning nodig op het vlak van werk en/of school. Cliënt heeft lichte beperkingen met betrekking tot deelname aan reguliere activiteiten voorinvulling van de dag.

Cliënt heeft begeleiding nodig op het vlak van werk en/ofschool. Cliënt heeftbeperkingen met betrekking tot deelname aan reguliere activiteiten voor invulling van de dag.

Cliënt heeft moeite op het vlak van werk en/of school. Het vermogen van cliënt om aan de leeftijd gerelateerde verwachtingen te voldoen is zeer beperkt. Cliënt heeft veelbehoefte aan ondersteuning en structuur.

Leefgebieden

Beschrijving problematiek

Geen probleem

Lichte problemen (‘toezien’)

Matige problemen (‘helpen’)

Zware problemen (‘overnemen’)

Vrije tijd

afbeelding binnen de regeling

Geen

Cliënt heeftaansturing en/of motivatie nodig bij het invullen van zelfstandig- heid, vrije tijd, of participatie in de samenleving. Cliënt heeft verminderde interesses.

Cliënt heeft begeleiding nodig bij het invullen vanzelfstandigheid, vrije tijdof participatie in de samenleving. Cliënt heeft beperkte en/of afwijkende belangstelling of interesses.

Cliënt heeft overname nodig bij het invullen vanzelfstandigheid, vrije tijdof participatie in de samenleving. Cliënt heeft geen of ernstig afwijkende belangstelling of interesses.

Financiën/administratie

afbeelding binnen de regeling

Geen

Er zijnlichte problemen met betrekking tot het onderhouden van de adminis- tratie en financiën. Meestal is geen sprakevan problematische schulden.

Cliënt kan zelfom hulp vragen.

Er zijn meerdere problemen, waardoor sprake is van bijvoorbeeld schuldeisers of misbruik van vrienden en/of familie. Er zijn of dreigen problematische schulden.

Er zijn grote problemen waardoor sprake is van bijvoorbeeld schuldeisers of misbruik van vrienden en/of familie. Overname is nodig. Er is veelal sprake van problematische schulden.

Justitie

afbeelding binnen de regeling

Geen

Er is begeleiding nodigop het gebiedvan gedrag en/of risicobeperking.

Cliënt heeft(mogelijk) schadelijke contacten.

Er is begeleiding nodig op het gebied van gedragen/of risicobeperking. Er is sprake van een overtreding of straf.

Cliënt heeft(mogelijk) schadelijke contacten.

Intensieve begeleiding is nodig op het gebied van gedrag en/of risico- beperking. Cliëntis in contact (geweest) met justitie. Er is risicoop het (op)nieuw plegen van een delict.

Verslaving

afbeelding binnen de regeling

Geen

Het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek interfereert met het meedoen binnen het gezin en het netwerk. Cliënt heeft moeite met het naleven van de afspraken rondom verslaving.

Het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek belemmert het functioneren binnen het gezin en het netwerk. Cliënt heeft moeite met het begrijpen en/of het naleven van afspraken rondom verslaving.

Cliënt kan niet (goed) meer functioneren binnen het gezin en het netwerk doorhet gebruik vanmiddelen of overige verslavingsproblematiek.

Afspraken rondomverslaving worden niet begrepen of nageleefd.

Tabel 1. Beschrijving problematiek per leefgebied

Stap 3B: Overige cliëntkenmerken

Tijdens stap 3B inventariseert de toegangsmedewerker overige kenmerken van de cliënt (zie tabel 2). Deze worden in stap 9 gebruikt bij de definitieve bepaling van de aard, omvang en duur van de in te zetten ondersteuning.

Kenmerk

Score

Score

Score

Zelfinzicht cliënt eigenhandelen en mogelijkheden

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

Motivatie van de cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

Lerend vermogen vande cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

Belastbaarheid cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

Aard van de problematiek

Stabiel (continu aanwezig)

Fluctuerend / wisselend

Acuut

Risico voorcliënt, netwerk of samenleving alsgeen of minderondersteuning wordt geboden

Laag

Gemiddeld

Hoog

Sociaal netwerk

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

Verwachting ontwikkeling cliënt

Verbetering

Gelijkblijvend / stabiel

Achteruitgang

Complexiteit van de problematiek

Laag

Gemiddeld

Hoog

Verwacht rendement van de inzet van onder- steuning (hoeveel gaat de inzet van onder- steuning bijdragen in relatie tot wat ‘gebruikelijk’is voor cliënten met een soortgelijkeondersteuningsbehoefte)

Laag

Gemiddeld

Hoog

Tabel 2. Overige kenmerken van de cliënt

Toelichting score kenmerken 1, 2, 3, 4 en 7:

De toegangsmedewerker scoort de mate van invloed van de kenmerken op de omvang en duur van de in te zetten begeleiding:

  • a.

    Beperkend:

    Als gevolg van dit kenmerk moet voor deze cliënt minder intensieve begeleiding (minder tijd, gericht op minder doelen tegelijk) worden ingezet dan dat cliënten voor begeleiding gemiddeld aankunnen.

  • b.

    Neutraal/gemiddeld:

    Dit kenmerk heeft bij deze cliënt geen specifiek beperkend en ook geen specifiek bevorderend effect ten aanzien van de intensiteit van de in te zetten begeleiding, dit komt overeen met wat cliënten voor begeleiding gemiddeld aankunnen.

  • c.

    Bevorderend:

    Als gevolg van dit kenmerk kan voor deze cliënt meer intensieve begeleiding worden ingezet (meer omvang, gericht op meer doelen tegelijk) met een kortere duur (vanwege sneller resultaat) dan dat cliënten voor begeleiding gemiddeld aankunnen.

Stap 4: Vaststellen aard en omvang ondersteuningsbehoefte

De toegangsmedewerker bepaalt, zo veel als mogelijk in samenspraak met de cliënt, de te behalen doelen per leefgebied. Zodat duidelijk wordt wat de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt is en waar ook eventuele prioriteiten en keuzes van de cliënt liggen. Hierbij kan onder andere gebruik worden gemaakt van een zorginventarisatie, het persoonlijk plan of het ondersteuningsplan van de cliënt.

4 Fase 2: Onderzoek voorliggende oplossingen

afbeelding binnen de regeling

In fase twee onderzoekt de toegangsmedewerker welke oplossingen voorliggend aan een Wmo maatwerkvoorziening beschikbaar zijn om tegemoet te komen aan de ondersteuningsbehoeften van de cliënt.

Dit zijn de stappen 5 en 6:

  • 5.

    Onderzoek oplossingen door eigen kracht en/of netwerk.

  • 6.

    Onderzoek overige voorliggende oplossingen.

Stap 5: Onderzoek mogelijkheden eigen kracht en netwerk

Door de toegangsmedewerker wordt met de cliënt besproken en onderzocht wat de mogelijkheden zijn van de cliënt zelf en van het cliëntsysteem om oplossingen te vinden voor de door de cliënt ervaren zelfredzaamheids- en/of participatie- problemen. Verder wordt door de toegangsmedewerker met de cliënt besproken en onderzocht welke mogelijkheden er zijn om vanuit het netwerk van de cliënt oplossingen te realiseren voor de door de cliënt ervaren beperkingen en participatie- problemen.

Stap 6: Onderzoek overige voorliggende oplossingen

In deze stap onderzoekt de toegangsmedewerker de mogelijkheden vanuit voorliggende voorzieningen (alle mogelijkheden die ‘voor’ een Wmo-maatwerkvoorziening komen) om oplossingen te vinden voor de door de cliënt ervaren zelfredzaamheids- en participatieproblemen. Deze voorliggende oplossingen kunnen onder andere zijn: algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en/of de Participatiewet.

Alle oplossingen die voorliggend zijn op een Wmo-maatwerkvoorziening worden als eerste benut. Hierover wordt de cliënt geadviseerd in het gespreksverslag. Daarbij is het van belang nadrukkelijk te onderzoeken of de voorliggende oplossing daadwerkelijk een oplossing biedt voor het probleem en ook voor de cliënt beschikbaar is (conform uitspraak CRvB).

5 Fase 3: Maatwerkvoorziening

afbeelding binnen de regeling

In de laatste fase van het indicatieproces volgen de stappen 7, 8 en 9:

  • 7.

    Concreet maken benodigde Wmo-maatwerkvoorzieningen.

  • 8.

    Kiezen van best passende indicatieprofiel, dat richting geeft aan het uiteindelijk te nemen besluit.

  • 9.

    Afweging op basis van alle verzamelde informatie: definitieve aard, omvang en duur van te indiceren ondersteuning.

Stap 7: Concreet maken benodigde Wmo-maatwerkvoorzieningen

Na de stappen 5 en 6 is duidelijk voor welke aandachtspunten op welke leefgebieden een Wmo-maatwerkvoorziening nodig is om de cliënt te helpen de ervaren zelfredzaamheids- en/of participatieproblemen op te lossen.

De toegangsmedewerker maakt in deze stap ook keuzes over:

  • a.

    of individuele begeleiding of dagbesteding (in groepsverband) nodig is, of een combinatie hiervan;

  • b.

    of de ondersteuning ontwikkelgericht of behoudgericht moet zijn (primaire focus).

Ontwikkelgerichte begeleiding

Primair doel van de begeleiding is het realiseren van een duidelijke ontwikkeling (leren, groeien, versterken) van de mogelijk- heden van de cliënt om zich (meer) zelfstandig te redden in het leven. Hiervoor wordt een overzichtelijke periode bepaald, bijvoorbeeld een aantal maanden tot een jaar (eventueel twee jaar). Hierbij kan dus ook een secundair element van behouden aan de orde zijn.

Behoudgericht

Primair doel van de begeleiding is het behouden of zo veel als mogelijk behouden van de mogelijkheden van de cliënt om zich zelfstandig te redden in het leven. Er kan ook sprake zijn van begeleiding bij achteruitgang. Hierbij kan dus ook een bijkomend element van ontwikkeling aan de orde zijn.

De keuze voor ontwikkelgericht dan wel behoudgericht heeft niet direct gevolgen voor de omvang van de te indiceren ondersteuning. Maar wel voor de opdracht die wordt meegegeven aan de aanbieder.

Stap 8: Indicatieprofiel kiezen

Op basis van onderzoek in de uitvoeringspraktijk hebben we ‘indicatieprofielen’ uitgewerkt. Aan deze indicatieprofielen is, richtinggevend, een omvang van de te indiceren ondersteuning gekoppeld. Dit is richtinggevend, niet dwingend bepalend. Want: het kiezen van een indicatieprofiel gebeurt op basis van de inhoudelijke beschrijving van de ondersteuningsvraag van de cliënt. Maar: er zijn ook altijd cliënten waarbij zodanige bijzonderheden aan de orde zijn dat het nodig is buiten de bandbreedte van het indicatieprofiel te indiceren. Dat gebeurt in de laatste stap (9) van het indicatieproces.

In stap 8 kiest de toegangsmedewerker op basis van alle over de cliënt verzamelde informatie (scoring op leefgebieden en cliëntkenmerken) het voor deze cliënt best passende indicatieprofiel. Dit kunnen ook twee profielen zijn: één voor individuele begeleiding en één voor dagbesteding.

Indicatieprofielen individuele begeleiding

We onderscheiden vier indicatieprofielen voor individuele begeleiding met een ontwikkelingsgericht of behoudgericht karakter:

  • 1.

    Cliënten met lichte problematiek ........................

tot één uur begeleiding per week

  • 2.

    Cliënten met matige problematiek ........................

één tot drie uur begeleiding per week

  • 3.

    Cliënten met matige tot zware problematiek ........................

drie tot vijf uur begeleiding per week

  • 4.

    Cliënten met zware problematiek ........................

vijf uur of meer begeleiding per week

De ontwikkelgerichte individuele begeleiding wordt in het algemeen voor relatief kortere duur geïndiceerd. De behoudgerichte individuele begeleiding wordt in het algemeen voor lange duur geïndiceerd.

Zie tabel 3 voor een samenvatting hiervan. In bijlage 1 zijn deze indicatieprofielen uitgeschreven.

 

ONTWIKKELGERICHT

BEHOUDGERICHT

Licht

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 1

Lichte problematiek, primair ontwikkelingsgericht

Individuele Begeleiding Behoudgericht 1

Lichte problematiek, weinigmogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

Matig

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 2

Matige problematiek, primairontwikkelgericht

Individuele Begeleiding Behoudgericht 2

Matige problematiek, weinigmogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

Matig - zwaar

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 3

Matig tot zwareproblematiek, primair ontwikkelgericht

Individuele Begeleiding Behoudgericht 3

Matig tot zware problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

Zwaar

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 4

Zware problematiek, kortdurende inzet, primair ontwikkelgericht

Individuele Begeleiding Behoudgericht 4

Zware problematiek, weinigmogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

Tabel 3. Indicatieprofielen individuele begeleiding

Indicatieprofielen dagbesteding

Bij de ondersteuningsvragen voor dagbesteding binnen de Wmo zien we twee belangrijke hoofdvragen bij de cliënten.

Primaire vraag = zinvolle daginvulling

Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag het bieden van een zinvolle daginvulling, ter vervanging van werk of studie. Waarbij de cliënt ook wordt gesteund en gestimuleerd ten aanzien van het persoonlijk functioneren. Bijkomend kan sprake zijn van ontlasting van mantelzorg/netwerk.

Primaire vraag = ontlasting van mantelzorg/netwerk

Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag gericht op ontlasting van mantelzorgers of het netwerk. Zodat de cliënt samen of alleen zo lang mogelijk in een zelfstandige huisvestingssituatie kan verblijven.

Aan de cliënt zelf wordt een zinvolle daginvulling geboden en deze wordt gesteund en gestimuleerd ten aanzien van het persoonlijk functioneren. Dit betreft veelal, maar niet uitsluitend, ouderen.

We onderscheiden twee indicatieprofielen voor dagbesteding met een ontwikkelingsgericht karakter en we onderscheiden twee indicatieprofielen voor dagbesteding met een behoudgericht karakter:

  • 10.

    Cliënten met een behoefte van één tot twee dagen dagbesteding per week (één t/m vier dagdelen)

  • 11.

    Cliënten met een behoefte van drie tot vier en een halve dag(en) dagbesteding per week (vijf t/m negen dagdelen)

De ontwikkelgerichte dagbesteding wordt in het algemeen voor relatief kortere duur geïndiceerd. De behoudgerichte dagbesteding wordt in het algemeen voor lange duur geïndiceerd.

Zie tabel 4 voor een samenvatting hiervan. In bijlage 2 zijn deze indicatieprofielen uitgeschreven.

 

ONTWIKKELGERICHT

BEHOUDGERICHT

1 t/m 4 dagdelen p/w

Dagbesteding Ontwikkelgericht 1

Doel:

Ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt.

Dagbesteding Behoudgericht 1

Doel:

Behouden van vaardigheden, ontlasting mantelzorg

5 t/m 9 dagdelen p/w

Dagbesteding Ontwikkelgericht 2

Doel:

Ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt

Dagbesteding Behoudgericht 2

Doel:

Behoudenvan vaardigheden, ontlasting mantelzorg

Tabel 4. Indicatieprofielen dagbesteding

Stap 9: Laatste afweging, vaststellen definitieve indicatie

Het in stap 8 gekozen indicatieprofiel geeft richting aan de te stellen indicatie: ‘dit is de aard en omvang van de indicatie die bij deze cliënt, gezien de ondersteuningsbehoefte en kenmerken van de cliënt, verwacht mag worden nodig te zijn’.

In stap 9 maakt de toegangsmedewerker de definitieve afweging over de omvang en de duur van de te stellen indicatie. Zo wordt gekomen tot een indicatie op maat voor deze cliënt.

Omvang ondersteuningstijd bepalen

In het gekozen indicatieprofiel (individuele begeleiding en/of dagbesteding) is de mogelijke omvang van de benodigde ondersteuning indicatief in een bandbreedte aangegeven.

Op basis van de specifieke situatie van de cliënt weegt de toegangsmedewerker af of er meer of minder omvang van de ondersteuning nodig is dan gemiddeld in het profiel staat. In eerste instantie gebeurt dit binnen de aangegeven bandbreedte. Maar dit kan daar ook buiten zijn, als dit de daadwerkelijk benodigde ondersteuning voor de cliënt is.

Cliënten kunnen zo nodig voor individuele begeleiding en dagbesteding tegelijk een indicatie krijgen.

Bij het definitief afwegen, het finetunen, van de omvang van de indicatie wordt vooral gebruikgemaakt van de tijdens het integrale onderzoek vastgestelde kenmerken van de cliënt (stap 3B):

Kenmerk

1. Zelfinzicht cliënteigen handelen en mogelijkheden

2. Motivatie van de cliënt

3. Lerend vermogen van de cliënt

4. Belastbaarheid cliënt

5. Aard van de problematiek

6. Risico voorcliënt, netwerk of samenleving

7. Sociaal netwerk

8. Verwachting ontwikkeling cliënt

9. Complexiteit van de problematiek

10. Verwacht rendement van de inzetvan ondersteuning

De toegangsmedewerker maakt op basis van alle beschikbare informatie over de cliënt een gemotiveerde inschatting of de cliënt, afgezet tegen de ‘gemiddelde cliënt in het indicatieprofiel’, op dit gemiddelde of hoger of lager moet worden geïndiceerd.

Voor alle profielen kan het risico-aspect een doorslaggevende factor zijn voor de aard, omvang en duur van de ondersteuning. Als sprake is van een groot risico voor de cliënt of de omgeving, dan kan deze factor belangrijker zijn dan leerbaarheid, motivatie of de draagkracht van het netwerk. Dan is afdoende ingrijpen belangrijker.

Bij individuele begeleiding gericht op het ontwikkelen van vaardigheden zijn vooral de leerbaarheid en motivatie van de cliënt leidend bij de beslissing of meer ondersteuning wordt geboden tijdens een kortere termijn. Of dat juist minder ondersteuning tegelijk wordt geboden, maar gedurende een langere termijn.

Bij individuele begeleiding gericht op het behouden van vaardigheden is vooral leidend wat er minimaal nodig is om de situatie van de cliënt stabiel te houden.

Als de ondersteuningsvraag van de cliënt dagbesteding betreft die is gericht op het behoud van vaardigheden, speelt meestal de belastbaarheid van het netwerk een grote rol in het toekennen van het aantal dagdelen. Naast de belastbaarheid van de cliënt zelf. Soms moet een gebalanceerd evenwicht worden bereikt tussen deze twee.

Wanneer het gaat om ontwikkelingsgerichte dagbesteding dan is met name de belastbaarheid en het lerend vermogen van de cliënt zelf doorslaggevend. Is sprake van een positieve verwachting van het kunnen leren door of ontwikkelen van de cliënt, dan kan worden overwogen een groter aantal dagdelen in te zetten voor een kortere termijn. Als de leerbaarheid en belastbaarheid beperkter is, dan is een lagere omvang van de inzet gedurende een langere periode meer aangewezen.

Verder spelen bij alle profielen de ondersteuningsmogelijkheden van het netwerk van de cliënt een rol. Zowel positief als negatief.

  • Is er geen netwerk: dan heeft dit geen extra invloed op het indicatiebesluit. Dit is al meegewogen bij het onderzoeken van de ondersteuningsvraag van de cliënt.

  • Heeft het netwerk enige of veel ondersteuningscapaciteit: dan is mogelijk minder inzet van ondersteuning nodig.

  • Het netwerk kan ook de oorzaak zijn van extra problemen: in dat geval is mogelijk juist meer inzet van ondersteuning nodig.

Duur van de ondersteuning bepalen

We zien indicatief de volgende mogelijke ‘duren’ van indicaties.

De toegangsmedewerker bepaalt op cliëntniveau de best passende duur van de indicatie.

  • a.

    Resultaat op korte termijn haalbaar (einde ondersteuning/doorgeleiding voorliggend):

    • -

      indicatieduur/ondersteuningsplan herzien over .................................

    drie maanden

  • b.

    Resultaat waarschijnlijk snel haalbaar:

    • -

      indicatieduur/ondersteuningsplan herzien over .................................

    zes maanden

  • c.

    Resultaat vergt langere inzet:

    • -

      indicatieduur/ondersteuningsplan herzien over .................................

    één jaar

  • d.

    Resultaat is gericht op het behouden van de huidige situatie (onderhoud):

    • -

      indicatieduur/ondersteuningsplan herzien over .................................

    twee jaar

  • e.

    Levenslange ondersteuning verwacht

    • -

      indicatieduur evt. onbeperkt/ondersteuningsplan herzien over .................................

    vijf jaar

Bij de duur van een indicatie is vooral de verwachting van de snelheid van ontwikkeling of situatie van de cliënt bepalend.

Als snelle ontwikkeling wordt verwacht, is sprake van ontwikkelingsgerichte ondersteuning en is een indicatie voor korte duur passend. Zodat controle of herijking van het indicatiebesluit kan plaatsvinden.

Als geen snelle ontwikkeling of situatie van de cliënt wordt verwacht of sprake is van langdurig behoudgerichte ondersteuning, is een indicatie voor lange duur passend.

Op landelijk niveau wordt gewerkt aan nadere normering ten aanzien van de ‘passende beschikkingsduur’. Controle of herijking is vaak belastend voor cliënten omdat zij zich steeds opnieuw zorgen maken over het voortzetten van hun begeleiding.

Bijlage 1.Indicatieprofielen individuele begeleiding

 

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 1 (IBO-1)

Lichte problematiek, primair ontwikkelgericht

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft lichte problematiek, waarbij ondersteuning nodig is op één tot drie leefgebieden.

  • Zelfinzicht: heeft zicht op de eigen problematiek en herkent wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is gemotiveerd en staat open voor hulpverlening.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft een lerend vermogen.

  • Belastbaarheid: cliënt is belastbaar.

  • De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt is stabiel van aard en betreft meestal een enkelvoudige aandoening of wordt veroorzaakt door een life-event.

Omgevingskenmerken

Er is geen sprake van risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving.

Het netwerk kan zowel neutraal als bevorderend zijn voor het functioneren van de cliënt.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren. De ondersteuning is planbaar.

Vaak is voor een beperkte periode (nog) enige ondersteuning nodig om de problematiek op te lossen. Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld tot hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is maximaal één uur perweek.

 

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 2 (IBO-2)

Matige problematiek, primair ontwikkelgericht

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, waarbij er ondersteuning nodig is op twee tot vijf leefgebieden.

  • Zelfinzicht: heeft zicht op eigen problematiek, maar herkent niet altijd wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is gemotiveerd, maar heeft problemen bij het initiëren van complexe taken. Cliënt staat open voor hulpverlening.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft een lerend vermogen, maar heeft veel herhaling nodig.

  • Belastbaarheid: cliënt is wisselend tot beperkt belastbaar.

  • De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt is stabiel van aard maar kan ook fluctuerend van aard zijn. Er is sprake van een meer complex ziektebeeld en/of de problematiek wordt veroorzaakt door een life- event.

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een laag risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving.

Het netwerk van de cliënt kan zowel beperkend als bevorderend zijn voor het functioneren van de cliënt.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren. De ondersteuning is meestal planbaar.

Vaak is voor een beperkte periode ondersteuning nodig om de problematiek te verminderen. Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld tot hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is één tot drie uur per week, gemiddeld twee uur per week.

 

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 3 (IBO-3)

Matige tot zware problematiek, primair ontwikkelgericht

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft matig tot zware problematiek, waarbij er ondersteuning nodig is op drie tot zes leefgebieden.

De verwachting is dat met intensieve begeleiding ontwikkeling in de situatie kan plaatsvinden.

  • Zelfinzicht: heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is gemotiveerd, maar heeft problemen bij het initiëren van complexe en soms ook eenvoudige taken. Cliënt staat open voor hulpverlening.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft een (beperkt) lerend vermogen en heeft veel herhaling nodig.

  • Belastbaarheid: cliënt is beperkt belastbaar.

  • De eventuele onderliggende problematiek van de cliënt is stabiel, fluctuerend of acuut van aard. Er is sprake van een meer complex ziektebeeld.

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een gemiddeld tot eventueel hoog risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving. Het netwerk van de cliënt kan zowel als beperkend als bevorderend zijn voor het functioneren van de cliënt.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, stimuleren en aanleren, waarbij ook overname nodig kan zijn.

De ondersteuning is meestal planbaar maar begeleiding moet op afstand beschikbaar zijn. Vaak is voor een beperkte periode ondersteuning nodig om de problematiek te verminderen. Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld tot hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal drie en maximaal vijf uur per week, gemiddeld vier uur per week.

 

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 4 (IBO-4)

Zware problematiek, kortdurende inzet, primair ontwikkelgericht

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft zware problematiek op vrijwel alle leefgebieden waarbij er sprake is van een hoog risico voor zichzelf of voor de omgeving. De verwachting is dat met intensieve begeleiding op korte(re) termijn ontwikkeling in de situatie kan worden bereikt.

  • Zelfinzicht: heeft beperkt inzicht in eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is gemotiveerd, maar heeft problemen bij het initiëren van complexe en eenvoudige taken. Cliënt staat open voor hulpverlening.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft een beperkt lerend vermogen en heeft veel herhaling nodig.

  • Belastbaar: cliënt is voldoende belastbaar om intensieve begeleiding aan te kunnen.

  • De eventuele onderliggende problematiek van de cliënt is fluctuerend of acuut van aard. Er is sprake van een meer complex ziektebeeld waarbij er acute problematiek is ontstaan.

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een hoog risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving.

Het netwerk van de cliënt kan zowel als beperkend als bevorderend zijn voor het functioneren van de cliënt.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, stimuleren en aanleren, waarbij ook overname nodig kan zijn.

De ondersteuning is zowel planbaar als niet planbaar.

Het te verwachten rendement van de ruime inzet van begeleiding is hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal vijf uur begeleiding per week, gemiddeld acht uur per week.

 

Individuele Begeleiding Behoudgericht 1 (IBB-1)

Lichte problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering, primair behoudgericht

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft lichte problematiek, waarbij ondersteuning nodig is op één tot drie leefgebieden. Er is sprake van weinig mogelijkheden tot verbetering.

  • Zelfinzicht: heeft inzicht in eigen problematiek en herkent wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is gemotiveerd en staat open voor hulpverlening.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft een beperkt lerend vermogen.

  • Belastbaarheid: cliënt is belastbaar

  • De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt is stabiel van aard.

Omgevingskenmerken

Er is geen sprake van risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving.

Het netwerk van de cliënt kan zowel neutraal als bevorderend zijn voor het functioneren van de cliënt.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden. De ondersteuning is meestal planbaar.

Vaak is voor een langdurige periode enige ondersteuning nodig.

Het te verwachten rendement van de inzet van begeleiding is gemiddeld.

Beoogde inzet

De indicatie is maximaal één uur per week.

 

Individuele Begeleiding Behoudgericht 2 (IBB-2)

Matige problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering, primair behoudgericht

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, waarbij ondersteuning nodig is op twee tot vijf leefgebieden. De verwachting is dat er weinig of geen ontwikkeling in de situatie van de cliënt kan worden bereikt.

  • Zelfinzicht: heeft inzicht in eigen problematiek, maar herkent niet altijd wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is beperkt gemotiveerd en heeft problemen bij het initiëren van taken. Cliënt staat open voor hulpverlening.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft een beperkt lerend vermogen. Het lukt niet of heel langzaam om te ontwikkelen naar een hogere mate van zelfstandigheid.

  • Belastbaarheid: cliënt is wisselend tot beperkt belastbaar.

  • De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt is stabiel of fluctuerend van aard.

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een laag tot gemiddeld risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving. Cliënt heeft een klein netwerk of netwerk is niet steunend.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden. De ondersteuning is meestal planbaar.

Vaak is voor een langdurige periode ondersteuning nodig.

Het te verwachten rendement van de inzet van begeleiding is gemiddeld.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal één en maximaal drie uur per week, gemiddeld twee uur per week.

 

Individuele Begeleiding Behoudgericht 3 (IBB-3)

Matige tot zware problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering, primair behoudgericht

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft matig tot zware problematiek, waarbij ondersteuning nodig is op drie tot zes leefgebieden. De verwachting is dat er weinig of geen ontwikkeling in de situatie van de cliënt kan worden bereikt.

  • Zelfinzicht: heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is beperkt gemotiveerd en heeft problemen bij het initiëren van complexe en soms ook eenvoudige taken. Cliënt staat niet altijd open voor hulpverlening.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft een beperkt tot zeer beperkt lerend vermogen.

  • Belastbaarheid: cliënt is beperktbelastbaar.

  • De eventuele onderliggende problematiek van de cliënt is stabiel, fluctuerend of acuut vanaard.

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een gemiddeld tot eventueel hoog risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving. Het netwerk van de cliënt kan zowel als beperkend als bevorderend zijn voor het functioneren van de cliënt.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, stimuleren en behouden, waarbij ook overname nodig kan zijn.

De ondersteuning is meestal planbaar maar begeleiding moet op afstand beschikbaar zijn. Vaak is voor een langdurige periode ondersteuning nodig.

Het te verwachten rendement van de inzet van begeleiding is gemiddeld.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal drie en maximaal vijf uur per week, gemiddeld vier uur per week.

 

Individuele Begeleiding Behoudgericht 4 (IBB-4)

Zware problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering, primair behoudgericht

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft zware problematiek op vrijwel alle leefgebieden waarbij sprake is van een hoog risico voor zichzelf of voor de omgeving. De verwachting is dat er geen of weinig ontwikkeling in de situatie van de cliënt kan worden bereikt.

  • Zelfinzicht: heeft beperkt inzicht in eigen problematiek en herkent meestal niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is beperkt gemotiveerd en heeft problemen bij het initiëren van complexe en soms ook eenvoudige taken.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft een beperkt tot zeer beperkt lerend vermogen.

  • Belastbaarheid: cliënt is beperkt belastbaar.

  • De eventuele onderliggende problematiek van de cliënt is stabiel, fluctuerend of acuut van aard. Er is sprake van een meer complex ziektebeeld. De cliënt kan zorgmijdend zijn, wispelturig in gedrag en overlastgevend zijn. Cliënt heeft een moeizame relatie met hulpverlening.

Omgevingskenmerken

Er is sprake van een hoog risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving.

Het netwerk van de cliënt kan zowel als beperkend als bevorderend zijn voor het functioneren van de cliënt.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, stimuleren en aanleren, waarbij ook overname nodig is.

De ondersteuning is zowel planbaar als niet planbaar. Vaak is voor een langdurige periode ondersteuning nodig.

Het te verwachten rendement van de ruime inzet van begeleiding is gemiddeld.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal vijf uur begeleiding per week, gemiddeld acht uur per week.

Bijlage 2.Indicatieprofielen dagbesteding

 

Dagbesteding Ontwikkelgericht 1 (DBO 1)

Doel: ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft behoefte aan ontwikkelingsgerichte begeleiding ten aanzien van werk/school/daginvulling, gericht op doorgroei naar een hoger niveau van functioneren.

  • Zelfinzicht: heeft inzicht in eigen problematiek en herkent meestal wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is gemotiveerd en staat open voor hulpverlening.

  • Belastbaarheid: de cliënt is beperkt belastbaar of heeft naast de dagbesteding nog een andere invulling van de week.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft een lerend vermogen.

  • De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt is stabiel van aard, maar kan eventueel fluctuerend zijn.

Omgevingskenmerken

Er is geen sprake van risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving.

Het netwerk van de cliënt kan zowel beperkend, neutraal als bevorderend zijn voor het functioneren van de cliënt.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, stimuleren en aanleren. Er is vaak sprake van een arbeidsmatig karakter van de dagbesteding.

Vaak is voor een beperkte periode ondersteuning nodig om de doorgroei te realiseren. Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld tot hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal één en maximaal vier dagdelen per week

 

Dagbesteding Ontwikkelgericht 2 (DBO 2)

Doel: ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft behoefte aan ontwikkelingsgerichte begeleiding ten aanzien van werk/school/daginvulling, gericht op doorgroei naar een hoger niveau van functioneren.

  • Zelfinzicht: heeft inzicht in eigen problematiek en herkent meestal wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is gemotiveerd en staat open voor hulpverlening.

  • Belastbaarheid: de cliënt is gemiddeld tot goed belastbaar.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft een lerend vermogen.

  • De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt is meestal stabiel van aard, maar kan eventueel fluctuerend zijn.

Omgevingskenmerken

Er is geen sprake van risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving.

Het netwerk van de cliënt kan zowel beperkend, neutraal als bevorderend zijn voor het functioneren van de cliënt

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aanbegeleiding gericht op toezien, stimuleren en aanleren. Er is vaak sprake van een arbeidsmatig karakter van de dagbesteding.

Vaak is voor een beperkte periode ondersteuning nodig om de doorgroei te realiseren. Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld tot hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal vijf en maximaal negen dagdelen per week.

 

Dagbesteding Behoudgericht 1 (DBB-1)

Doel: behouden van vaardigheden, ontlasting mantelzorg

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft behoefte aan begeleiding ten aanzien van werk/school/daginvulling, waarbij behoud van vaardigheden en/of de ontlasting van de mantelzorg centraal staan. De verwachting is dat er geen ontwikkeling in de situatie van de cliënt kan worden bereikt.

  • Zelfinzicht: heeft beperkt inzicht in eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is beperkt of gemiddeld gemotiveerd.

  • Belastbaarheid: de cliënt is beperkt belastbaar.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft weinig of geen lerend vermogen.

  • De eventuele onderliggende problematiek bij de cliënt kan stabiel en eventueel fluctuerend zijn.

Omgevingskenmerken

Er kan sprake zijn van risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving.

Het netwerk is beperkend, neutraal of bevorderend, waarbij overbelasting van het netwerk de aanleiding kan zijn voorinzet van dagbesteding.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan structuur biedende begeleiding, gericht op toezien en stimuleren. Er is voor een langdurige periode ondersteuning nodig.

Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal één en maximaal vier dagdelen per week

 

Dagbesteding Behoudgericht 2 (DBB2)

Doel: behouden van vaardigheden, ontlasting mantelzorg

Cliëntkenmerken

Deze cliëntgroep heeft behoefte aan begeleiding ten aanzien van werk/school/daginvulling, waarbij behoud van vaardigheden en/of de ontlasting van de mantelzorg centraal staan. De verwachting is dat er geen ontwikkeling in de situatie van de cliënt kan worden bereikt.

  • Zelfinzicht: heeft beperkt zicht op de eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

  • Motivatie: cliënt is beperkt of gemiddeld gemotiveerd.

  • Belastbaarheid: de cliënt is gemiddeld tot goed belastbaar.

  • Lerend vermogen: cliënt heeft weinig of geen lerend vermogen.

  • De eventueel onderliggende problematiek bij de cliënt kan stabiel, eventueel fluctuerend of acuut van aard zijn.

Omgevingskenmerken

Er kan sprake zijn van risico voor de veiligheid van de cliënt en/of de omgeving.

Het netwerk is beperkend, neutraal of bevorderend, waarbij overbelasting van het netwerk de aanleiding kan zijn voor extra inzet vandagbesteding.

Aard van de ondersteuning

De cliënt heeft behoefte aan structuur biedende begeleiding, gericht op toezien en stimuleren. Er is voor een langdurige periode ondersteuning nodig.

Het te verwachten rendement van de begeleiding is gemiddeld.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal vijf en maximaal negen dagdelen per week.

Bijlage 3.Aandachtspunten per leefgebied

PERSOONLIJK FUNCTIONEREN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Zelfbeeld

Zelfinzicht (o.a. inschatten gevaar voor zichzelf)

 
 
 
 

Omgaan metveranderingen

 
 
 
 

Begrijpen consequenties (korte/lange termijn)

 
 
 
 

Keuzes maken/besluiten nemen

 
 
 
 

Grenzen aangeven (eigen)

 
 
 
 

Hulpvraag formuleren

 
 
 
 

Impulsiviteit (sociale regels, geen risico zien)

 
 
 
 

Emotieregulatie (overspoelen, uitbarsten, driftbuien)

 
 
 
 

Angsten (incl. spanning, zenuwen, nerveus, bang)

 
 
 
 

Stemmingsproblemen (somber, wisselingen, uitbundig)

 
 
 
 

Teruggetrokken/eenzaam/verdrietig

 
 
 
 

Luidruchtig opstandig

 
 
 
 

Agressie verbaal/fysiek (dreigen, vloeken, vechten)

 
 
 
 

Zelfbeschadigend gedrag

Dwanghandelingen (herhaling van gedragingen)

 
 
 
 

SOCIAALFUNCTIONEREN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Beïnvloedbaar

Inleven in de ander

 
 
 
 

Grenzen aangeven (o.a.,gevaar voor de ander)

 
 
 
 

Afspraken nakomen

 
 
 
 

Functioneren binnengezin/familie

 
 
 
 

Duidelijkheid omtrent wel/geen contact met familie

 
 
 
 

Vrienden maken

 
 
 
 

Vriendschappen behouden

 
 
 
 

Contact met personen die schadelijk zijn

 
 
 
 

Verkering/relatie

 
 
 
 

Vangnet

 
 
 
 

Overlast

 
 
 
 

GEZONDHEID EN ZELFZORG

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Eten (verantwoord, bereiden)

Wassen (verzorgd uiterlijk, geur)

 
 
 
 

Aankleden (schone kleding)

 
 
 
 

Slapen (in- doorslapen, wakker worden, dag-nachtritme)

 
 
 
 

Voldoende beweging/sport

 
 
 
 

Voorkomen van ziekten

 
 
 
 

Beheer medicatie

 
 
 
 

Afspraken zorgprofessionals (huisarts, specialist, begeleider)

 
 
 
 

Seksuele gezondheid (incl.veilig vrijen)

 
 
 
 

VERPLAATSEN EN VERVOER

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Deelnemen aan het verkeer

Gebruikmaken eigen vervoermiddel (o.a. fiets, auto)

 
 
 
 

Route bepalen

 
 
 
 

Gebruikmaken van openbaar vervoer

 
 
 
 

WONEN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Onderhoud woning/tuin

Overlast (o.a. geluid, stank, spullen)

 
 
 
 

Veiligheid

 
 
 
 

Contact met eigenaar van de woning

 
 
 
 

REGIEBIJ HET HUISHOUDEN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Licht- en zwaar, huishoudelijke activiteiten, wasverzorging, boodschappen en bereiden maaltijden

DAGBESTEDING (SCHOOL/WERK)

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Evenwichtig dag- en nachtritme

Structuur

 
 
 
 

Aansturing (zelfstandigheid, zelfactivering)

 
 
 
 

Zinvolle invulling

 
 
 
 

School/werk passend bij interesse

 
 
 
 

VRIJE TIJD

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Zelfstandigheid

Interesses

 
 
 
 

Zinvolle invulling (hobby’s)

 
 
 
 

Sport

 
 
 
 

Groepsgeschiktheid

 
 
 
 

FINANCIEN/ADMINISTRATIE

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Omgaan met betaal- communicatiemiddelen

Formulieren invullen

 
 
 
 

Leefgeld/zakgeld/inkomen

 
 
 
 

Overzicht (financiën en administratie op orde)

 
 
 
 

JUSTITIE

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Stelen/vandalisme

Geweld

 
 
 
 

Heling/oplichting

 
 
 
 

Taakstraf

 
 
 
 

Boetes

 
 
 
 

VERSLAVING

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Roken

Alcohol

 
 
 
 

Softdrugs

 
 
 
 

Harddrugs (incl.anabolen)

 
 
 
 

Gamen

 
 
 
 

Telefoon/social media

 
 
 
 

Seks/porno

 
 
 
 

TOELICHTING

Algemeen

Deze nadere regels geven aan hoe de Verordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Brunssum 2022 ten uitvoer zal worden gebracht. Bij een beperkt aantal artikelen in de verordening is aangegeven dat het college nadere regels zal vaststellen. Deze betreffende artikelen zullen in deze nadere regels geëxpliciteerd worden.

In de Wmo 2015 wordt het adagium gehanteerd dat “de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen”. Van belang is het kunnen sturen op de eigen inzet van de burgers en zijn sociaal netwerk. Uitgangspunt van de Wmo 2015 is eerst eigen kracht, dan kracht van het sociaal netwerk, de mogelijke inzet van algemene voorzieningen, en dan pas een maatwerkvoorziening.

Artikelsgewijze toelichting

Ad Artikel 1. Begripsbepalingen

Het aantal definities is beperkt omdat in de wet, het uitvoeringsbesluit en de verordening deze definities zijn opgenomen die tevens bindend zijn voor deze nadere regels. Voor een deel worden hier begripsbepalingen gehanteerd die ook in de Wet en/of in de Verordening Wmo gehanteerd worden.

Lid 2 borgt dat alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en niet nader of deels worden omschreven dezelfde betekenis hebben als in de wet, het uitvoeringsbesluit, de algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Ad Artikel 2.Toepassingsbereik

In de Wmo 2015 wordt het bieden van maatwerkvoorzieningen ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie, beschermd wonen en opvang aangehaald. De gemeente Heerlen is door de gemeente Brunssum gemandateerd voor de praktische uitvoering van beschermd wonen en opvang. Derhalve zijn twee regelingen opgesteld. Dat zijn: de nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum en de nadere regels beschermd wonen en opvang gemeente Brunssum.

Deze nadere regels zijn uitsluitend van toepassing op een door het college genomen besluit voor een voorziening genomen na 1 januari 2015. Voor besluiten genomen voor 1 januari 2015 en waarvoor sindsdien nog geen nieuw besluit is genomen, zijn de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2020 van toepassing.

Ad Artikel 3. Aard en omvang maatwerkvoorziening

Lid 1: In het protocol worden de afwegingskaders en de normtijden beschreven om de aard en de omvang van de toe te kennen maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden vast te stellen.

Lid 2: dit lid behoeft geen nadere toelichting.

Lid 3: dit lid behoeft geen nadere toelichting.

Lid 4: dit lid behoeft geen nadere toelichting.

Lid 5: dit lid behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 4. Langdurig noodzakelijk

In dit artikel wordt aangegeven dat een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie langdurig noodzakelijk moet zijn. In dit artikel wordt tevens een omschrijving gegeven van wat “langdurig” en “noodzakelijk” is. Noodzakelijk om de beperkingen te compenseren, hetgeen waar nodig uit medisch advies dient te blijken. Iemand die slechts tijdelijke beperkingen ondervindt, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vaststaat dat de beperkingen slechts tijdelijk zijn, komt niet voor een voorziening in aanmerking. Langdurig geeft een grens aan in tijd. Waar de grens van langdurig gelegd moet worden is niet duidelijk aan te geven. Een afbakening die gemaakt kan worden, is te kijken naar andere regelgeving, die voor beperkte duur een voorziening verstrekken. Diegene die voor “beperkte of onzekere duur” beperkingen ondervindt kan een beroep doen op de Zorgverzekeringswet waarbij in de toelichting (Staatscourant 2012, nr. 14946, p. 12) staat uitgelegd wat met 'beperkte of onzekere duur' wordt bedoeld: "In de regel gaat het dan om een uitleentermijn van ten hoogste 26 weken”.

Bij een wisselend beeld, waarbij verbetering in de situatie gevolgd wordt door situaties van terugval, kan worden uitgegaan van langdurig noodzakelijk, mits dat wisselend beeld permanent is.

Om het criterium van langdurige noodzakelijk toe te passen moet maatwerk worden toegepast.

Bij de verlening van hulp bij het huishouden bestaat een uitzondering op de voorwaarde van langdurig noodzakelijk. De kortdurende hulp bij het huishouden valt onder de Wmo 2015. Dat betekent dat de gemeente ook verantwoordelijk is voor de kortdurende hulp bij het huishouden, bijvoorbeeld na een ziekenhuisopname.

Ad Artikel 5.Procedure bij woonvoorzieningen

In dit artikel is omschreven welke procedure geldt bij een reguliere en een verkorte procedure voor het aanvragen van een woonvoorziening. Bij de beoordeling wordt de laatste, meest actuele versie van de Ergolijst van Casadata BV gebruikt waarin de richtprijzen en normen voor ergonomische woonvoorzieningen zijn bepaald. Per kalenderjaar worden deze prijzen aangepast/geïndexeerd. De meest actuele ergolijst van Casadata BV is als bijlage opgenomen bij deze nadere regels.

Ad Artikel 6. Afschrijvingstermijnen

De genoemde afschrijvingstermijnen zijn richtlijnen. Dit betekent dat in individuele situaties voor een specifieke voorziening een afwijkende afschrijvingstermijn kan worden bepaald. Indien na de geldende afschrijvingstermijn uit een technische controle door de aanbieder blijkt dat de maatwerkvoorziening nog adequaat is, bestaat geen aanspraak op een vervangende voorziening.

Ad Artikel 7. Eigen Bijdrage

Bij een voorziening in natura of een PGB, welke aan de aanvrager zelf worden uitgekeerd, wordt gesproken over een eigen bijdrage. Een PGB wordt altijd bruto uitbetaald. Dit betekent dat de eigen bijdrage niet in het bedrag wordt verrekend. De eigen bijdrage moet belanghebbende uit eigen middelen voldoen.

De eigen bijdrage voor een voorziening die wordt verstrekt geldt voor de periode zolang als de voorziening wordt verstrekt en ten hoogste de kostprijs. Indien het een in bruikleen verstrekte voorziening betreft dan betaalt een klant voor het middel, onderhoud, reparatie en verzekering.Indien het een in bruikleen verstrekte voorziening betreft dan zijn de kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering onderdeel van de kostprijs.

Een cliënt kan ook een bijdrage in de kosten gevraagd worden als hij gebruik maakt van een algemene voorziening zoals bepaald in artikel 20 lid 1 van de verordening.

Een levering van een voorziening of van een persoonsgebonden budget kan door het college worden opgeschort in een bijzondere situatie, bijvoorbeeld een ziekenhuisopname, zoals bepaald in de Wet, artikel 2.3.10 1e lid, en toegelicht in de memorie van toelichting van de Wet. De richtlijn is dat die bijzondere situatie minimaal 1 maand duurt. De bijdrage is voor de periode van de opgeschorte levering niet verschuldigd. De verzoek tot opschorting geschiedt via een melding aan het college zoals bepaald in de verordening. In het geval van het opschorten van de eigen bijdrage wordt de 1e kalenderdag van de eerstvolgende maand als ingangsdatum aangehouden.

Ad Artikel 8. Persoonsgebonden budget (PGB)

De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB zijn reeds in de verordening geregeld. Dit artikel bepaalt slechts de maximale PGB tarieven voor het jaar 2024, alsmede enkele nadere regels.

In lid 2 is bepaald wat in het kader van hulp bij het huishouden onder “een daartoe opgeleid persoon” wordt verstaan.

Ad Artikel 9. Geen herverstrekking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 10. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget

In dit artikel wordt voor de maatwerkvoorzieningen in de vorm van een PGB bepaald op welke wijze en binnen welke termijn hierover verantwoording dient te worden afgelegd. Indien niet of onvoldoende wordt verantwoord, wordt dit gesanctioneerd. Hiervoor wordt verwezen naar het betreffende artikel in de verordening.

Ad Artikel 11. Controle persoonsgebonden budget

In lid 1 wordt met steekproefgewijs bedoeld dat het college eenmaal per jaar een controle uitvoert met betrekking tot de inzet van de PGB’s en/of de daarmee verstrekte ondersteuning waarbij het college een selectie hanteert uit alle PGB’s en waarbij iedere PGB-houder dezelfde kans heeft om in de steekproef te worden opgenomen (aselecte steekproef).

Ad Artikel 12 Doelgroep en uitvoerende instantie mantelzorgwaardering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 13 Mantelzorgwaardering in Brunssum

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 14 Criteria voor mantelzorgwaardering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 15 Aanvraag mantelzorgwaardering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 16 Weigeringsgronden mantelzorgwaardering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ad Artikel 17 Hoogte van de tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen

Lid 1a: Het college verstrekt een tegemoetkoming in de kosten voor een sportrolstoel/sportvoorziening met als doel dat de cliënt in aanvaardbare mate kan participeren. De financiële tegemoetkoming in de meerkosten hoeft echter niet kostendekkend te zijn, het is een bijdrage voor de cliënt in de kosten. De cliënt is hierover geen eigen bijdrage (abonnementstarief) verschuldigd.

Artikel 18 Hoogte van een financiële maatwerkvoorziening voor personen met een beperking of chronische problemen

Lid 1a: Het bedrag voor het bezoekbaar maken van een woning wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de actuele Consumenten Prijs Index (CPI).

  • Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont kan één woning waar hij of zij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van de ouders) bezoekbaar worden gemaakt.

  • Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang heeft tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en dat het toilet bruikbaar is.

  • Er worden geen aanpassingen vergoed om het logeren mogelijk te maken.

  • Bij gescheiden ouders wordt alleen de woning aangepast waar het kind het meest verblijft (hoofdverblijf).

Over het toegekende bedrag is de ondersteuningsbehoevende een eigen bijdrage verschuldigd.

Lid 1b: Over het toegekende bedrag is de ondersteuningsbehoevende een eigen bijdrage verschuldigd.

Lid 2 Bij de belangenafweging die de Wmo consulent maakt in samenspraak met de cliënt, om te bepalen of het primaat van verhuizen kan worden toegepast, worden factoren onderzocht zoals vermeld onder sub a. t/m l.. In Artikel 20 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2022 is een grensbedrag opgenomen van € 5.000,-. Bij woningaanpassingen die duurder uitvallen, zal vooraf eerst getoetst worden op het primaat van verhuizen.

Ad Artikel 19. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

In de Verordening Wmo is geregeld aan welke kwaliteitseisen de aanbieder (uit het sociale netwerk of daarbuiten) moet voldoen. Met de zorgaanbieders van de verschillende Wmo-voorzieningen met betrekking tot zorg in natura zijn (middels de aanbestedingen) afspraken gemaakt over kwaliteitseisen van de betreffende voorzieningen.

Ad Artikel 20. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

In dit artikel is geregeld welke eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Onder een calamiteit wordt verstaan: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een Wmo-voorziening en die tot ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid.

Onder geweld wordt verstaan: het seksueel binnendringen van het lichaam of ontucht met een cliënt, alsmede lichamelijk en geestelijk geweld jegens een cliënt, door een zorgverlener dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of dagdeel in een accommodatie van een aanbieder verblijft.

Agressie en geweld, verbaal en/of fysiek, is iedere vorm van gedrag en voorvallen in en buiten werktijd waarbij een medewerker van een dienstverlener welke namens of in opdracht van de gemeente Brunssum handelt, psychisch en/of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd, of aangevallen en/of schade wordt toegebracht, onder omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met de te vervullen functie van die medewerker.

Voorbeelden van verbale agressie zijn: beledigen, uitschelden, treiteren, pesten, vernederen, schreeuwen, discriminerende opmerkingen, uiten van beschuldigen, medewerker stelling dwingen te nemen tegen de gemeente.

Voorbeelden van fysieke agressie en geweld zijn: schoppen, slaan, knijpen, vastpakken, (gericht) gooien van voorwerpen, steken, spuwen, schade toebrengen aan eigendommen.

Ad artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.


Noot
1

Voorliggende oplossingenzijn alle mogelijke oplossingen die ‘voorgaan’ op een Wmo-maatwerkvoorziening.

Noot
2

ECLI:NL:CRVB:2018:819