Regeling vervallen per 26-07-2024

Gemeentelijke Verordening Waddenzeegebied 1994

Geldend van 02-08-1994 t/m 25-07-2024

Intitulé

Gemeentelijke Verordening Waddenzeegebied 1994

De raad van de gemeente Ameland;

Overwegende dat het door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is de "Verordening, regelende het samengaan van recreatieve en andere activiteiten in samenhang met de bescherming van de natuurlijke waarden in de Waddenzee en Noordzee" aan te passen aan deze wet;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 juni 1994;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de:

GEMEENTELIJKE VERORDENING WADDENZEEGEBIED 1994.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Waddenzee:

  • het gebied, behorende bij de Waddenzee, Dollard en Eems, één en ander zoals is aangegeven op de bij deze verordening behorende gewaarmerkte kaart en daarop aangeduid als zone A;

  • b.

    Noordzee:

  • het gebied, behorende tot de Noordzee met de daarbij behorende buitendelta's, één en ander zoals is aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart en aangeduid als zone B;

  • c.

    schip:

  • elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water;

  • d.

    motorschip:

  • een schip dat gebruik maakt van zijn mechanische middelen tot voortbeweging, met uitzondering van een schip waarvan de motor slechts wordt gebruikt voor het zich verplaatsen over een kleine afstand of ter verbetering van zijn bestuurbaarheid wanneer het wordt gesleept of geduwd;

  • e.

    schipper:

  • degene die een schip of een samenstel voert dan wel degene die de leiding heeft over een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • f.

    droogvallen van schepen:

  • het doen of laten liggen van een schip anders dan op een daartoe bij bestemmingsplan of door het college van burgemeester en wethouders, aangewezen ankerplaats, jachthaven of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander schip;

  • g.

    ligplaats innemen:

  • het afmeren aan een daartoe bestemde inrichting en het vervolgens doen of laten liggen van een schip;

  • h.

    vliegtuig:

  • een luchtvaartuig, zwaarder dan lucht en voorzien van een voortstuwingsinrichting;

  • i.

    platen:

  • die gedeelten van Waddenzee, Eems, Dollard en Noordzee, die bij gemiddeld laag water geheel of grotendeels droogvallen.

VOORSCHRIFTEN VOOR DE WADDENZEE, EEMS EN DOLLARD, ZONE A

Artikel 2 Droogvallen c.q. ligplaats innemen van schepen

  • 1. Het is de schipper van een schip verboden daarmee droog te vallen of ligplaats in te nemen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      een daartoe bij bestemmingsplan of door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ankerplaats, jachthaven of een voor dit doel aangebrachte voorziening;

    • b.

      een gebied van 200 meter ter weerszijden van de betonde en beprikte vaargeulen.

Artikel 3 Snelvaren met motorschepen

  • 1. Het is de schipper van een motorschip verboden om daarmee sneller te varen dan 15 kilometer per uur.

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op de betonde vaargeulen.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kan het college van burgemeester en wethouders voor zones gelegen in de onmiddellijke nabijheid van jachthavens en/of aanlegplaatsen, het snelvaren van motorschepen onder het stellen van voorwaarden, toestaan.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan bij de aanwijzing als bedoeld in het vorige lid nadere eisen stellen ten aanzien van dagen en tijden.

Artikel 4 Afstand van schepen tot kwetsbare gebieden

  • 1. Het is de schipper van een schip, behoudens het bepaalde in artikel 2, lid 2, onder b, verboden zich daarmee te bevinden op een afstand van minder dan 250 meter vanaf de op de bij deze verordening behorende gewaarmerkte kaart aangegeven:

    • a.

      hoogwatervluchtplaatsen;

    • b.

      broedgebieden;

    • c.

      fourageergebieden en;

    • d.

      zeehondenligplaatsen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om de in lid 1 vermelde gewaarmerkte kaart jaarlijks aan te passen.

  • 3. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing ingeval de schipper zich bevindt in een betonde of beprikte vaargeul die is gelegen binnen een afstand van 250 meter van de aangegeven gebieden.

Artikel 5 Vliegbewegingen

  • 1. Het vliegen met sportvliegtuigen, reclamevliegtuigen, ultra lichte vliegtuigen, zweefvliegtuigen, helikopters, luchtballonnen en delta's is verboden.

  • 2. Het verbod in lid 1 is eveneens van toepassing op radiografisch bestuurde vliegtuigen en daarmee gelijk te stellen toestellen.

  • 3. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing op vliegtuigen en helikopters die hoger vliegen dan 300 meter vanaf de grond.

Artikel 6 Maatregelen ter bescherming van de natuurlijke waarden

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze los te laten lopen.

  • 2. Het is verboden om vuilnis en afvalstoffen in het gebied weg te werpen, te brengen of achter te laten.

  • 3. Het is verboden om, met al dan niet gemotoriseerde voertuigen over platen te rijden.

  • 4. Het is verboden om verf af te steker van in het gebied aanwezige schepen.

Artikel 7 Steken van pieren

Het is verboden om, in door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gebieden, met de hand pieren te steken.

Artikel 8 Houden van evenementen, rondvaarten en excursies

  • 1. Het houden van excursies, rondvaarten, westrijden of evenementen, buiten de betonde en beprikte vaargeulen is verboden.

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op georganiseerde wadlooptoch-ten waarvoor op grond van de provinciale wadloopverordening een vergunning is verleend.

  • 3. De burgemeester is bevoegd ontheffing te verlenen van het in lid 1 gestelde verbod en daaraan voorwaarden te verbinden.

  • 4. De burgemeester is bevoegd om aan de ontheffingen, vermeld in het vorige lid, nadere eisen te stellen.

Artikel 9 Tijdelijk afsluiten van gebieden

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om, in het belang van de bescherming van de natuurlijke waarden van het gebied, over te gaan tot tijdelijke afsluiting van kwetsbare gebieden.

  • 2. De burgemeester maakt een besluit tot tijdelijke afsluiting op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 3. Door het plaatsen van daartoe bestemde borden, boeien of tonnen wordt het afgesloten gebied gemarkeerd.

  • 4. Het is verboden om zich in het gebied te bevinden dat krachtens het bepaalde in het eerste lid is afgesloten.

VOORSCHRIFTEN VOOR DE NOORDZEE EN DE BUITENDELTA'S, ZONE B

Artikel 10

Voor het gebied, behorende tot de Noordzee en de buitendelta's, vallende onder de zone B, zijn de artikelen 2, 3, 4, 5, 6 lid 1, 7 en 8 niet van toepassing.

ONTHEFFINGEN

Artikel 11

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd ontheffing te verlenen van de verboden genoemd in de artikelen•

    • -

      2, lid 1;

      3, lid 1;

      4, lid 1;

    • -

      5, lid 1 en 2;

    • -

      6, lid 1 en 3.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan aan een besluit tot verlening van een ontheffing nadere voorwaarden verbinden.

  • 3. De ontheffing wordt geacht te zijn verleend voor:

    • a.

      de instanties die zijn belast met de uitvoering van de voor het Waddenzee-gebied vastgestelde beheersplannen;

    • b.

      de ambtenaren die, ingevolge artikel 15 van deze verordening, zijn belast met het toezicht op en de naleving van de verordening.

Artikel 12

  • 1. Alvorens de ontheffing als bedoeld in artikel 11 te verlenen, wordt de Directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie in de provincie gehoord.

  • 2. De in lid 1 gestelde verplichting geldt eveneens ten aanzien van de gebieden genoemd in de artikelen 7 en 9 van de verordening.

RELATIE MET DE NATUURBESCHERMINGSWET

Artikel 13

Het gestelde in deze verordening is niet van toepassing ten aanzien van die gebieden, die krachtens artikel 17 van de Natuurbeschermingswet zijn afgesloten.

STRAFBEPALING

Artikel 14

Overtreding van het bepaalde in artikel 2, lid 2, artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 1, artikel 5, lid 1 en 2, artikel 6, lid 1, 2 en 3, artikel 7, artikel 8, lid 1 en artikel 9, lid 3 van deze verordening wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

ZORG VOOR DE NALEVING VAN DE VERORDENING

Artikel 15

  • 1. Met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren, de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren.

  • 2. Ten aanzien van de zorg voor de naleving van deze verordening is artikel 16 van overeenkomstige toepassing.

TOEGANG TOT TERREINEN EN WATEREN IN VERBAND MET TOEPASSING VAN BESTUURSDWANG

Artikel 16

vervallen

ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel 17 Vorm en karakter van de ontheffing

  • 1. Een op grond van deze verordening gegeven ontheffing is slechts van kracht indien deze schriftelijk is gegeven.

  • 2. De in het eerste lid vermelde ontheffing is persoonsgebonden tenzij in de ontheffing anders is bepaald.

Artikel 18 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een op grond van deze verordening verleende ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen na te komen.

Artikel 19 Intrekking of wijziging van de ontheffing

De ontheffing kan warden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt;

Artikel 20 Inzage ontheffing

De houder van een ontheffing is verplicht deze bij zich te hebben en op eerste vordering van een ambtenaar, belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, deze terstond ter inzage aan hem af te geven.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan warden aangehaald als "Gemeentelijke Verordening Waddenzeegebied 1994".

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 3. Op dezelfde dag vervalt de "Gemeentelijke verordening Waddenzeegebied" van 26 maart 1990.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ameland op 25 juli 1994.

,voorzitter.

,secretaris.