Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Geestmerambacht

Geldend van 20-08-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Geestmerambacht

De raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alkmaar & Dijk en Waard;

overwegende dat:

  • -

    het noodzakelijk is om de op basis van artikel 8, eerste lid, Wet gemeenschappelijke regelingen ingestelde openbare lichaam Recreatieschap Geestmerambacht te wijzigen in verband met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022;

  • -

    de raden in beide gemeenten een Kaderstellend besluit hebben genomen inzake de implementatie van genoemde wijzigingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen

  • -

    hieruit volgt dat wijzigingen in de tekst van de gemeenschappelijke regeling nodig zijn;

  • -

    daarnaast nog enkele redactionele verbeteringen nodig zijn;

gelet op:

het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht

besluiten:

de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Geestmerambacht met ingang van 1 juli 2024 te wijzigen waardoor deze als volgt komt te luiden:

HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Deze regeling verstaat onder:

    • a.

      recreatieschap: het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2, eerste lid van deze regeling;

    • b.

      deelnemers: de in de aanhef genoemde bestuursorganen van de gemeenten genoemd in het eerste lid, onder sub d;

    • c.

      college(s): het/de college(s) van burgemeester en wethouders van de in het eerste lid, onder sub d genoemde gemeenten;

    • d.

      deelnemende gemeenten: Alkmaar & Dijk en Waard;

    • e.

      raad/raden: de raad/de raden van de in het eerste lid, onder sub d genoemde gemeenten;

    • f.

      gebied: het gebied als bedoeld in artikel 2, derde lid van deze regeling, inclusief daarbinnen gelegen wateren, wegen en vaarwegen voor zover niet uitdrukkelijk uitgezonderd;

    • g.

      uitvoeringsorganisatie: de organisatie belast met de uitvoering van door het bestuur van het recreatieschap opgedragen taken;

    • h.

      Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • i.

      exploitatieresultaat: tekort of overschot na saldering van de kosten en baten van het recreatieschap in een boekjaar;

    • j.

      negatief/positief saldo: tekort of overschot na verrekening exploitatieresultaat met participantenbijdragen en bestemmingsreserves.

  • 2. Waar in of krachtens deze regeling artikelen van de Gemeentewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen in de plaats van:

    • a.

      ’de gemeente’ : het recreatieschap;

    • b.

      ‘gemeenteraad’ : het algemeen bestuur;

    • c.

      ‘burgemeester en wethouders’ : het dagelijks bestuur;

    • d.

      ‘de burgemeester’ : de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de Wgr, genaamd Recreatieschap Geestmerambacht.

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard.

  • 3. Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied zoals dat is vastgelegd op de van deze regeling onderdeel uitmakende en als zodanig gewaarmerkte kaart (bijlage 1).

  • 4. Wanneer het recreatieschap enig zakelijk dan wel persoonlijk recht verwerft op gronden, grenzend aan het in het derde lid bedoelde gebied, is deze regeling ook van toepassing op (het gebied van) die gronden, indien de daartoe bevoegde bestuursorganen van de deelnemende gemeente, tot het grondgebied waarvan deze behoren, bij aangetekende brief hebben medegedeeld hiermede in te stemmen. De in het derde lid bedoelde tekening wordt overeenkomstig aangepast en aanvullend gewaarmerkt.

HOOFDSTUK II: BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 3 Belang

  • 1. De regeling is getroffen met het doel de belangen van de deelnemers te behartigen bij alle aangelegenheden betreffende:

    • a.

      het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van recreatie.

    • b.

      het tot stand brengen en bewaren van een evenwichtig natuurlijk milieu;

    • c.

      het tot stand brengen en onderhouden van een landschap, dat is afgestemd op het onder sub a en b geformuleerde alsmede;

    • d.

      het verwerven van inkomsten uit het recreatiegebied ter verwezenlijking en instandhouding van de direct hiervoor genoemde belangen.

  • 2. De regeling is mede getroffen om er namens de deelnemende gemeenten voor zorg te dragen dat de in het eerste lid, sub a genoemde belang in overeenstemming is met de aspecten van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid. In de algemene verordening worden regels vastgesteld, op basis waarvan het recreatieschap de bevoegdheid heeft te handhaven.

Artikel 4 Taken

  • 1. Ter verwezenlijking van het in artikel 3 genoemde doel worden aan het recreatieschap onder meer de volgende taken toegekend:

    • a.

      de ontwikkeling van recreatieve en toeristische mogelijkheden;

    • b.

      het tot stand brengen van recreatief/toeristische werken en inrichtingen;

    • c.

      het beheren en onderhouden van werken, inrichtingen, eigendommen en goederen;

    • d.

      het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 15 en 16 van de Wegenwet voor wat betreft de door het recreatieschap aangelegde c.q. aan te leggen dan wel door een deelnemende gemeente in beheer en onderhoud aan het recreatieschap overgedragen c.q. over te dragen wegen en recreatieve fietspaden/routevoorziening;

    • e.

      het daartoe opstellen dan wel aanpassen van een beleidsplan, dat onder meer omvat een prioriteiten- en investeringsschema;

    • f.

      het opmaken en vaststellen van plannen voor de werken, inrichtingen, eigendommen en goederen van het recreatieschap, waaronder begrepen basis- en deelplannen alsmede beheerplannen;

    • g.

      het uitvoeren of doen uitvoeren van de plannen genoemd onder e en f;

    • h.

      het uitoefenen van toezicht op de naleving van bepalingen in wetten, reglementen en verordeningen in het gebied;

    • i.

      het verwerven, ruilen, bezwaren en vervreemden van voor natuur en recreatie van belang zijnde roerende en onroerende zaken, vorderingen of persoonlijke rechten en tot het verhuren, verpachten of op ander wijze in gebruik geven van de werken, inrichtingen, goederen of eigendommen van het recreatieschap.

  • 2. In aanvulling op de taken, genoemd in het eerste lid kan het recreatieschap op verzoek van een deelnemer voor deze deelnemer in het kader van de doelstelling als bedoeld in artikel 3 en met inachtneming van het door die deelnemer vastgestelde beleid, ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten. Dit wordt in een overeenkomst vastgelegd.

  • 3. De deelnemers zijn verplicht aan het recreatieschap inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor het recreatieschap van belang zijn.

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1. Aan het bestuur van het recreatieschap worden ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen en ter verwezenlijking van de in artikel 4 omschreven taken alle bevoegdheden overgedragen die aan de bestuursorganen van de deelnemers toebehoren evenals alle bevoegdheden van regeling en bestuur voortvloeiende uit de Wgr en de Gemeentewet, met inachtneming van de beperkingen daarin gesteld en voorts met inachtneming van hetgeen in deze regeling verder is bepaald.

  • 2. Onder de in het eerste lid overgedragen bevoegdheden worden in ieder geval verstaan:

    • a.

      besluiten tot het oprichten van en deelnemen in rechtspersonen, voor zover dit past binnen het in artikel 3 gestelde belang;

    • b.

      besluiten tot het aangaan van overeenkomsten als bedoeld in artikel 4, tweede lid.

    • c.

      besluiten tot het aangaan van overeenkomsten met derden, niet zijnde deelnemers aan de regeling, tot het verrichten van adviserende, ondersteunde en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van natuur en recreatie.

    • d.

      het vaststellen van verordeningen, al dan niet door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven strekkende tot de uitoefening van het doel en de taken van het recreatieschap, met in achtneming van het bepaalde in artikel 156, tweede en derde lid van de Gemeentewet;

    • e.

      het vaststellen van een belastingverordening voor de heffing van rechten als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet;

    • f.

      het uitoefenen van de gemeentelijke bevoegdheden, ingevolge artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht (ongeklede recreatie);

    • g.

      het uitoefenen van de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 2.1 en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor wat betreft het gestelde in Bijlage I, onderdeel C, categorie 19, onder 19.1, onder g en ten eerste van het Besluit omgevingsrecht (gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen; -voertuigen).

    • h.

      het instellen van commissies als bedoeld in artikel 25 van de Wgr.

  • 3. Het algemeen bestuur besluit niet tot vaststellen van een verordening, dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het dagelijks bestuur zendt daartoe het ontwerp van de verordening aan de raden. De raden van de deelnemende gemeenten zenden binnen drie maanden na ontvangst van het ontwerp van die verordening hun schriftelijke reactie aan het algemeen bestuur.

  • 4. Indien de raad van een deelnemende gemeente, op het grondgebied waarvan de verordening betrekking heeft, schriftelijk heeft bericht, dat naar zijn mening de verordening geheel of ten dele niet dient te gelden voor bepaalde aangewezen gebieden van deze gemeente, worden deze gebieden uitgesloten van de werkingssfeer van de betreffende bepalingen van de verordening. Deze uitsluiting geldt slechts indien:

    • a.

      een gemeentelijke verordening voorziet in hetzelfde onderwerp, en

    • b.

      door het bestuursorgaan wiens bevoegdheden het betreft voorzien is in een mandaatregeling met betrekking tot de voor het beheer en toezicht noodzakelijke bevoegdheden voor het uitvoeringsorgaan dat door het recreatieschap is belast met het beheer over het gebied.

  • 5. In de door het algemeen bestuur vast te stellen verordening als bedoeld in het derde lid wordt een eventuele uitsluiting als bedoeld in het vierde lid, vermeld met verwijzing naar de voor deze gebieden geldende gemeentelijke verordening.

  • 6. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop in een vroegtijdig stadium ingezetenen van de deelnemende gemeenten alsmede belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid van het recreatieschap worden betrokken.

HOOFDSTUK III: ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 6 Samenstelling algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit zes (6) leden, te weten:

    • a.

      Drie vertegenwoordigers, aan te wijzen door de raad van de gemeente Dijk en Waard, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders;

    • b.

      Drie vertegenwoordigers aan te wijzen door de raad van de gemeente Alkmaar, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders;

  • 2. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Zolang de leden lid zijn van het bestuursorgaan van de deelnemer, behouden zij het lidmaatschap van het algemeen bestuur tot hun opvolgers zijn benoemd.

  • 3. De aanwijzing van leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling na gehouden gemeenteraadsverkiezingen.

  • 4. De raad kan voor elk lid van het algemeen bestuur dat hij heeft aangewezen, tevens één plaatsvervangend lid aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.

  • 5. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra het lid ophoudt lid of voorzitter te zijn van de gemeenteraad dan wel ophoudt wethouder te zijn.

  • 6. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur door ontslag, overlijden of om een andere reden vacant komt, wijst de raad van de gemeente waar het voormalig lid uit afkomstig was binnen 8 weken na dat openvallen een nieuw lid aan.

  • 7. Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.

  • 8. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats het is benoemd zou hebben moeten aftreden.

  • 9. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van het recreatieschap aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel 7 Werkwijze bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en verder indien dit door één of meer leden van het algemeen bestuur schriftelijk en onder opgave van redenen wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken gehouden.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de bepalingen van deze regeling, een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen worden zo spoedig mogelijk na vaststelling ter kennis gebracht van de colleges en de raden van de deelnemers.

  • 3. Het algemeen bestuur en de leden van het algemeen bestuur hebben de bevoegdheid personen uit te nodigen als adviseur aan een vergadering deel te nemen dan wel zich te doen bijstaan door één of meer (al dan niet ambtelijke) adviseurs. Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen.

  • 4. Een lid onderscheidenlijk zijn plaatsvervanger kan staande de beraadslagingen vragen de beslissing over het aan de orde zijnde onderwerp aan te houden voor nader overleg met het orgaan dat hem heeft aangewezen.

  • 5. Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 22 van de Wgr en de daarin vermelde artikelen uit de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Het algemeen bestuur maakt zijn agenda, vergaderstukken en verslagen uit eigen beweging openbaar, met inachtneming van de artikelen 5.1 en 5.2 van de Wet open overheid.

Artikel 8 Openbaarheid vergaderingen

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of wanneer de voorzitter dat nodig oordeelt.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 4. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • b.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van, al dan niet door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen;

    • c.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van een belastingverordening voor de heffing van rechten als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet

    • d.

      het oprichten van of deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen.

    • e.

      het instellen van een commissie als bedoeld in artikel 25 van de Wgr

  • 5. Op grond van de belangen genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid over de geheimhouding van de inhoud van stukken, is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 5, van de Wgr van toepassing.

Artikel 9 Stemmen en besluitvorming

  • 1. Het algemeen bestuur neemt besluiten bij gewone meerderheid van stemmen, tenzij in deze regeling anders is bepaald, waarbij ieder bestuurslid een stem heeft.

  • 2. Besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen worden genomen bij unanimiteit.

  • 3. Wanneer de stemmen staken, is het voorstel verworpen. In dat geval wordt een nieuwe vergadering belegd. Artikel 32 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Wanneer ten aanzien van zaken geen der leden stemming vraagt, wordt aangenomen dat conform het voorstel is besloten. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen dient steeds tot stemming te worden overgegaan, tenzij het bestuur unaniem besluit van stemming af te zien. Als dan wordt, evenals ten aanzien van zaken, aangenomen dat conform het voorstel is besloten.

  • 5. Indien tot stemming wordt overgegaan, wordt over alle zaken mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, bij gesloten en ondertekende briefjes. Daarbij wordt de stemverhouding als aangegeven in het eerste lid in acht genomen.

Artikel 10 Bevoegdheden

  • 1. Aan het algemeen bestuur behoren met betrekking tot de in artikel 5 omschreven bevoegdheden van het recreatieschap alle bevoegdheden, die niet of ingevolge de Wgr of deze gemeenschappelijke regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2. Tot de bevoegdheden van het algemeen bestuur behoren in elk geval:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting en het vaststellen van de jaarrekening;

    • b.

      het heffen van rechten, zoals bedoeld in artikel 229 Gemeentewet;

    • c.

      het vaststellen van verordeningen.

  • 3. Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij unanimiteit.

  • 4a. Onverminderd het bepaalde in de Wgr worden de volgende ontwerpbesluiten van het algemeen bestuur ter zienswijze aan de gemeenteraden van de deelnemers gezonden:

    • -

      het vaststellen dan wel aanpassen van beleidsplannen, strategische of meerjarenplannen;

    • -

      het vaststellen, dan wel wijzigen van verordeningen, al dan niet door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, strekkende tot de uitoefening van de belangen en de taken van het recreatieschap;

    • -

      het vaststellen van een legesverordening;

    • -

      besluit tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen , indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang;

    • -

      het instellen van een bestuurscommissie;

    • -

      het vaststellen van de Kadernota;

    • -

      de bestemming van het rekeningresultaat (onderdeel jaarrekening)

  • 4b. Het dagelijks bestuur stelt de raden, voorafgaand aan besluitvorming door het algemeen bestuur, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijzen, bedoeld in het vorige lid, alsmede eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4c. Onder een zienswijze in de zin van dit artikel wordt verstaan dat de gemeenteraden hun wensen en bedenkingen kenbaar kunnen maken.

  • 4d. Het algemeen bestuur kan bij andere besluiten bepalen of zienswijzen worden gevraagd.

  • 4e. Het algemeen bestuur bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen zienswijzen kunnen worden ingediend, tenzij anders in deze regeling is bepaald.

  • 4f. De gemeenteraden geven binnen 10 weken na ontvangst van het concept beleids-, strategisch- of meerjarenplan hun zienswijze hierover aan het dagelijks bestuur van het recreatieschap.

Artikel 11 Vergoedingen en tegemoetkoming

Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 21, eerste en tweede lid van de Wgr voor leden, plaatsvervangende leden en adviseurs van het algemeen en dagelijks bestuur, alsmede ten behoeve van de leden en plaatsvervangende leden van een in artikel 16 bedoelde commissie een regeling vaststellen voor een op jaarbasis te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten.

HOOFDSTUK IV: Dagelijks bestuur

Artikel 12 Samenstelling dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee overige leden, met dien verstande dat zij niet allen afkomstig zijn uit dezelfde gemeente.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij aftreden als lid van het algemeen bestuur.

  • 4. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur openvalt, wijst het algemeen bestuur terstond een nieuw lid aan.

Artikel 13 Werkwijze dagelijks bestuur

  • 1. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten.

  • 2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 3. Het lid dat uit de ondervertegenwoordigde gemeente komt, de voorzitter inbegrepen, heeft twee stemmen. De overige bestuurders hebben één stem.

  • 4. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 5. Het dagelijks bestuur maakt de agenda’s en besluitenlijsten uit eigen beweging openbaar, met inachtneming van de artikelen 5.1. en 5.2 van de Wet open overheid.

  • 6. Voor het overige zijn ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur de regels van toepassing zoals die in een reglement zijn vastgelegd. Het dagelijks bestuur zendt het reglement ter kennisgeving aan het algemeen bestuur.

Artikel 14 Taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur is bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het recreatieschap te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;;

    • b.

      besluiten van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de Wgr;

    • e.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist

  • 2. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

    • a.

      het opstellen van agenda’s en verslagen van vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • b.

      de informatievoorziening aan het algemeen bestuur.

  • 3. Indien en voor zover het dagelijks bestuur de uitvoering van de zijn toebedeelde taken opdraagt aan de uitvoeringsorganisatie, dient het erop toe te zien dat die taken conform het door het algemeen bestuur vastgestelde beleid worden uitgevoerd. Het dagelijks bestuur adviseert de uitvoeringsorganisatie met betrekking tot de wijze van uitvoering van het door het algemeen bestuur vastgestelde beleid.

  • 4. Het dagelijks bestuur is bevoegd om in onvoorziene en dringende gevallen afwijkingen in de uitvoering van door het algemeen bestuur vastgestelde plannen en begrotingen goed te keuren. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheid van het dagelijks bestuur inperken door het stellen van algemeen verbindende voorschriften.

HOOFDSTUK V: DE VOORZITTER

Artikel 15 Benoeming en taak van de voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten tot het instellen van roulerend voorzitterschap.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst uit de overige leden van het dagelijks bestuur tevens een vicevoorzitter aan die niet uit dezelfde gemeente afkomstig mag zijn als de voorzitter. Indien het algemeen bestuur besluit tot het instellen van roulerend voorzitterschap, zal er alsdan ook sprake zijn van roulerend vicevoorzitterschap.

  • 4. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

  • 6. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter indien deze verhinderd is.

  • 7. Indien door het recreatieschap een geding wordt gevoerd tegen of een rechtshandeling gepleegd met een rechtspersoon, die door dezelfde persoon wordt vertegenwoordigd als de voorzitter van het recreatieschap, wordt het recreatieschap vertegenwoordigd door de vicevoorzitter, ook indien door de wederpartij alsnog een andere vertegenwoordiger mocht zijn aangewezen.

HOOFDSTUK VI: COMMISSIES

Artikel 16 Advies- en bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen, zoals bedoeld in artikel 24 Wgr.

  • 2. Het algemeen bestuur kan voor bepaalde belangen bestuurscommissies instellen zoals bedoeld in de artikel 25 van de Wgr, waaraan bevoegdheden van algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen worden overgedragen.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en samenstelling van de commissies

  • 4. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een bestuurscommissie als bedoeld in lid 2 dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten over dit voornemen zijn geïnformeerd en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

HOOFDSTUK VII: INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Artikel 17 Interne verantwoording en inlichtingenplicht

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Zij verstrekken - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het bepaalde in artikel 23 Wgr, die door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan, hetzij mondeling in een vergadering van het algemeen bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      mondelinge beantwoording van de gestelde vragen in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur;

    • b.

      toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • c.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 4. Indien een beroep wordt gedaan op het bepaalde in artikel 23 Wgr, kan het algemeen bestuur besluiten, dat in een besloten vergadering ter zake mededelingen worden gedaan.

Artikel 18 Externe verantwoording en inlichtingenplicht

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad die hem als lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van die raad worden verlangd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad die hem als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad die hem heeft aangewezen ontslag worden verleend, indien deze niet langer het vertrouwen van de raad bezit.

  • 4. De gemeenteraden van de deelnemers stellen ieder regels vast omtrent:

    • a.

      de wijze waarop een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur aan hen de door één of meer leden van gemeenteraden gevraagde inlichtingen dient te verstrekken;

    • b.

      de wijze, waarop een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur door hen ter verantwoording kan worden geroepen;

    • c.

      hun bevoegdheid een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid niet meer hun vertrouwen bezit.

Artikel 19 Informatieverstrekking door het bestuur

  • 1. Het bestuur van het recreatieschap verstrekt de raden van de deelnemers de inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

    Bij de informatieverstrekking geldt dat:

    • -

      relevante informatie in een zo vroeg mogelijk stadium wordt verschaft;

    • -

      informatie op hoofdlijnen wordt verstrekt, behalve als een detail (politiek) relevant is of als er specifiek om is gevraagd;

    • -

      schriftelijke inlichtingen zendt het bestuur (dagelijks bestuur, algemeen bestuur en/of voorzitter) rechtstreeks naar en gelijktijdig aan de raden en in afschrift aan de colleges van de deelnemers. Indien de informatie wordt verstrekt door dagelijks bestuur of voorzitter dan wordt het algemeen bestuur vooraf geïnformeerd.

  • 2. Het algemeen bestuur geeft aan de gemeenteraden alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het bepaalde in artikel 23 Wgr, die door één of meer leden van de gemeenteraden schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • b.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 3. Het algemeen bestuur zendt in ieder geval de volgende stukken, zodra die zijn vastgesteld respectievelijk door het dagelijks bestuur zijn ontvangen, ter kennisneming aan de raden toe:

    • -

      plannen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder e en f;

    • -

      verordeningen, al dan niet door strafbedreiging of politiedwang te handhaven;

    • -

      de reglementen van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      de agenda's voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      de verslagen van de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      het jaarverslag van het recreatieschap;

    • -

      Koninklijke besluiten betrekking hebbende op stukken of aangelegenheden van het recreatieschap.

Artikel 20 Verantwoording /verslaglegging

  • 1. Het algemeen bestuur brengt ten behoeve van de deelnemers jaarlijks vóór 15 juli verslag uit van de werkzaamheden van het recreatieschap gedurende het voorafgaande jaar. Het jaarverslag wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 2. Het algemeen bestuur kan in de verordening als bedoeld in artikel 24 nadere regels stellen met betrekking tot periodieke rapportages door de uitvoeringsorganisatie.

HOOFDSTUK VIII: BELEID EN UITVOERING

Artikel 21 Beleid

Het algemeen bestuur kan bij verordening een procedure vaststellen voor het opstellen en vaststellen van een meerjarig beleidsplan als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder e, alsmede wijzigingen hierop, waarin de betrokkenheid wordt beschreven van:

  • a.

    de deelnemers aan de regeling;

  • b.

    de uitvoeringsorganisatie;

  • c.

    de belangenorganisaties van gebruikers, recreanten en ondernemers;

  • d.

    de eigenaren van zakelijke rechten in het gebied.

Artikel 22 Uitvoering

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter kunnen hun bevoegdheden inzake de hun opgedragen taken met inachtneming van afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht mandateren of machtigen of volmacht verlenen zowel binnen het openbaar lichaam als aan een uitvoeringsorganisatie. Het algemeen bestuur stelt daarvoor een verordening op betreffende algemene bepalingen en uitgangspunten op basis waarvan de uitvoeringsorganisatie de taken in mandaat uitvoert.

HOOFDSTUK IX: FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 23 Geld- en financieringsmiddelen

De geldmiddelen van het recreatieschap worden gevormd door:

  • a.

    de in bijlage 2 omschreven bijdragen van de deelnemers, welke bijlage deel uitmaakt van deze regeling;

  • b.

    subsidies, andere bijdragen dan de onder a bedoelde, schenkingen, legaten en erfstellingen;

  • c.

    geldleningen;

  • d.

    exploitatieopbrengsten uit het in beheer zijnde recreatiegebied;

  • e.

    overige inkomsten.

Artikel 24 Voorschriften Financieel Beheer

Het algemeen bestuur stelt bij verordening voorschriften vast met betrekking tot het financieel beheer, welke voorschriften onder meer regelen inhouden betreffende:

  • a.

    de wijze waarop de betalingen geschieden en de ontvangsten en de inkomsten -behoudens de belastingen - worden geïnd;

  • b.

    de inrichting van de financiële administratie;

  • c.

    de controle op het geldelijk beheer en de financiële administratie;

  • d.

    de verzekering van de gelden en eigendommen van het recreatieschap;

  • e.

    de wijze van fraudeverzekering;

  • f.

    de belegging van kasgelden;

  • g.

    de organisatie van het financieel beheer.

Artikel 25 Uitgangspunten begroting

  • 1. De jaarlijks door het dagelijks bestuur op te stellen ontwerpbegroting en meerjarenbegroting van het recreatieschap worden opgesteld binnen de grenzen van het vastgestelde beleid.

  • 2. De bedragen van de meerjarenbegroting kunnen worden herzien op basis van de ramingen voor de loon- en prijsontwikkeling van het Centraal Planbureau uit de Financiële Uitgangspunten Gemeenschappelijke regelingen Noord-Holland Noord (FUGR).

  • 3. Begrotingsvoorstellen die afwijken van het bepaalde in voorgaande leden worden door het dagelijks bestuur met een afzonderlijke toelichting voorgelegd aan het algemeen bestuur.

  • 4. In de jaarbegroting en meerjarenbegroting wordt, voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft, de aan het recreatieschap geraamde verschuldigde bijdrage per deelnemer als bedoeld in artikel 23 eerste lid sub a, vermeld.

Artikel 26 Voorbereiden begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 december in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de begroting wordt behandeld de kadernota aan de raden voor zienswijze. De gemeenteraden geven uiterlijk 1 maart hun zienswijze over de kadernota aan het dagelijks bestuur van het recreatieschap. Het dagelijks bestuur stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de kadernota schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenbegroting, vergezeld van een toelichting, vóór 15 april van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient aan de raden van de deelnemers en gelijktijdig aan het algemeen bestuur.

  • 3. De ontwerpbegroting wordt op initiatief van de besturen van de deelnemers en voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4. De raden van de gemeenten geven uiterlijk 25 juni hun zienswijze over de ontwerpbegroting aan het dagelijks bestuur van het recreatieschap. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, en biedt deze vervolgens aan het algemeen bestuur aan. Het algemeen bestuur reageert ter vergadering gemotiveerd op deze zienswijzen.

  • 5. Het dagelijks bestuur stelt de raden voorafgaand aan het vaststellen van de begroting vóór 15 juli schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vierde lid, alsmede eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6. Het tweede, vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 27 Vaststellen begroting

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting, meerjarenbegroting en eventueel gewijzigd investeringsschema vast.

  • 2. Nadat deze is vastgesteld zendt het dagelijks bestuur binnen twee weken, maar in ieder geval vóór 15 september, de begroting aan gedeputeerde staten van Noord-Holland en aan de raden van de deelnemende gemeenten die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijzen naar voren kunnen brengen.

  • 3. De meerjarenbegroting omvat een overzicht van uitgaven en inkomsten, alsmede een toelichting.

  • 4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 28 Financieel en beleidsmatige kaders

Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening van het recreatieschap, eventueel vergezeld van zijn opmerkingen, en vergezeld van een verantwoording van het financieel beleid aan de raden van deelnemers en aan het algemeen bestuur onder overlegging van een afschrift van het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de hiertoe door het algemeen bestuur aangewezen certificerend accountant(s).

Artikel 29 De jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar volgende op dat waarop de jaarrekening betrekking heeft aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan het algemeen bestuur:

    • a.

      de voorlopige jaarrekening met toelichting daarop onder overlegging van een afschrift van het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, opgesteld door de hiertoe door het algemeen bestuur aangewezen certificerend accountant(s);

    • b.

      een verantwoording van het financieel beleid.

  • 2. De raden van de deelnemende gemeenten geven uiterlijk 25 juni hun zienswijze over de concept bestemming van het rekeningresultaat aan het dagelijks bestuur van het recreatieschap.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt de gemeenteraden voorafgaand aan het vaststellen van de jaarrekening gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijzen bedoeld in het tweede lid alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening zonder uitstel en stelt haar vast vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, alsmede de bijdragen die de deelnemers betalen in het eventuele exploitatietekort.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Noord-Holland en aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 6. De vaststelling van de jaarrekening strekt het bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Artikel 30 Bijdrage in exploitatietekort

  • 1. Het exploitatietekort wordt ten laste gebracht van de deelnemers volgens een door de deelnemers bij het aangaan van deze regeling overeengekomen of later gewijzigde verdeelsleutel, welke als bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd en welke bijlage deel uitmaakt van deze regeling.

  • 2. Geen van de deelnemers is gehouden in de netto-lasten met betrekking tot de financiering van de investeringen en het beheer en onderhoud meer bij te dragen dan - afgezien van de stijging van die lasten die een gevolg is van loon- en prijsstijgingen (indexcijfer en percentages als bedoeld in artikel 25 tweede lid) - is geraamd als aan het recreatieschap verschuldigde bijdrage als bedoeld in artikel 25, vierde lid, behoudens het bepaalde in het derde lid van dat artikel.

  • 3. De geraamde bijdragen met betrekking tot de investeringen dienen, zodra met de daarmee samenhangende werkzaamheden is begonnen, naar behoefte beschikbaar te worden gesteld. Deze behoefte wordt bepaald krachtens besluit van het dagelijks bestuur.

  • 4. Wanneer de begroting een exploitatietekort aanwijst, over de deelnemers om te slaan, zijn deze gehouden hun in de begroting geraamde bijdrage bij wijze van voorschot te voldoen, in twee termijnen en wel op 1 januari en 1 juli van het begrotingsjaar.

  • 5. Indien van de deelnemers de in het derde en vierde lid bedoelde voorschotten later zijn ontvangen dan de krachtens besluit van het dagelijks bestuur, ingevolge het derde lid bepaalde data respectievelijk de in het vierde lid genoemde data, komen de hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van die deelnemers naar rato van de grootte van de verschuldigde voorschotten gerelateerd aan de termijn waarmee die data zijn overschreden. Voor die kostentoerekening is basis de debetrente van de door het recreatieschap aangegane rekeningcourantovereenkomst.

  • 6. Het negatief saldo over enig boekjaar van de door het algemeen bestuur vastgestelde jaarrekening wordt ten laste gebracht van de door het recreatieschap gevormde algemene reserve als bedoeld in artikel 31 eerste lid sub a.

Artikel 31 Positief saldo

Indien de vastgestelde jaarrekening sluit met een positief saldo besluit het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 29 van deze regeling of dit:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan de algemene reserve, doch alleen en voor zover het door de deelnemers voor het recreatieschap vastgestelde maximum plafond van de reserve nog niet is bereikt, dan wel;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk zal worden uitgekeerd aan de deelnemers in de verhouding, waarin zij ingevolge het bepaalde in artikel 30, tweede lid, bijdragen in het exploitatietekort, dan wel;

  • c.

    geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan de bestemmingsreserve exploitatie, de bestemmingsreserve groot onderhoud en vervangingen of de bestemmingsreserve investeringen.

Artikel 32 Garantstelling

  • 1. Voor de betaling van rente en aflossing van door het recreatieschap te sluiten geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de deelnemers garant.

  • 2. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding, waarin zij ingevolge het bepaalde in artikel 30, eerste lid bijdragen in het exploitatietekort.

  • 3. Indien uit deze bepaling in enig jaar voor de deelnemers betalingen voortvloeien, zullen deze na afwikkeling van het exploitatietekort of -overschot worden verrekend.

HOOFDSTUK X: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 33 Toetreding

  • 1. Het daartoe bevoegde orgaan van een publiekrechtelijk lichaam of rechtspersoon kan verzoeken tot toetreding tot deze regeling. Het verzoek wordt aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de deelnemers, binnen drie maanden, nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling voor de gevolgen van de toetreding. Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen. De toetreding vindt plaats wanneer alle deelnemers en de aspirant-deelnemer hiertoe eensluidend besluiten.

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag, volgend op die, waarop het besluit tot toetreding bekend is gemaakt, als bedoeld in artikel 26 van de Wgr.

Artikel 34 Uittreding

  • 1. Gedurende een termijn van 4 jaar, te rekenen vanaf de datum van deelname aan/toetreding tot de regeling, is uittreding niet mogelijk.

  • 2. Een deelnemer kan (geheel of gedeeltelijk) uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het algemeen bestuur de betreffende besluiten heeft ontvangen. Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien de deelnemer slechts een deel van de door het samenwerkingsverband ten behoeve van alle deelnemers uitgevoerde taken, als bedoeld in artikel 4 van deze regeling, wenst terug te nemen.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de besluiten tot (gedeeltelijke) uittreding van een deelnemer aan de raden en colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 4. Uittreding, geheel of gedeeltelijk, geschiedt per 1 januari van enig jaar, waarbij een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht wordt genomen.

  • 5. Na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde besluiten, komen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur, uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding, een concept-uittredingsregeling overeen, welke door de deelnemers wordt vastgesteld, waarbij de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op reële en evenwichtige wijze worden afgewogen. In de concept-uittredingsregeling worden de personele, juridische, organisatorische en financiële gevolgen, waaronder de gevolgen voor het vermogen van de uittreding geïnventariseerd, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, de voorwaarden voor uittreding, de hoogte van de uittreedsom en de overname van personeel en/of overige verplichtingen door de uittredende deelnemer. Indien blijkt dat, als gevolg van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen, een overleg met de bij de sector betrokken vakbonden noodzakelijk is ten behoeve van het opstellen van een sociaal plan, wordt de conclusie van dit overleg opgenomen in de concept-uittredingsregeling.

  • 6. Indien het algemeen bestuur constateert dat de besluiten tot uittreding van de bestuursorganen van de deelnemer de vraag oproepen of continuering van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Geestmerambacht redelijkerwijs nog wel mogelijk is, doet zij de deelnemers een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 36 van deze regeling.

  • 7. Het bestuur van het Recreatieschap Geestmerambacht en de uittredende deelnemer zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer zo veel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te doen houden.

  • 8. Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van het openbaar lichaam én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling, waarbij bij het bepalen van de hoogte van de schade in beginsel een afbouwperiode van 5 jaar wordt gehanteerd, te rekenen vanaf de datum van uittreding.

  • 9. De hoogte van de uittreedsom als bedoeld in lid 8 wordt slechts verhoogd indien er sprake is van substantiële langlopende en niet te mitigeren financiële verplichtingen, indien vast staat dat deze zich zullen voor doen én in die becijferde omvang, waarbij de bijdrage in de kosten door de uittredende deelnemer naar rato wordt vastgesteld.

  • 10. De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten) in de in lid 8 genoemde afbouwperiode, waarbij geen verrekening van het vermogen plaats vindt.

  • 11. Op de uittreedsom wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de algemene reserve van het openbaar lichaam op de datum van uittreding in mindering gebracht, voor zover deze algemene reserve het benodigde weerstandsvermogen overschrijdt. Het aandeel in de algemene reserve wordt berekend naar rato van het inwoneraantal van de uittredende deelnemer. Indien er sprake is van een tekort in de algemene reserve ten opzichte van het benodigde weerstandsvermogen wordt de uittreedsom met dit tekort verhoogd overeenkomstig de hiervoor benoemde berekeningswijze.

  • 12. Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten in verband met de uittreding van de deelnemer, zoals de kosten van inhuur externe dienstverlening, kosten onderzoek accountant, kosten boventallig primair personeel, kosten opstellen sociaal plan, kosten boventallig decentrale personele overhead, kosten afwaardering activa. De frictiekosten komen volledig ten laste van de uittredende deelnemer.

  • 13. Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle doorbelaste kosten als gevolg van overcapaciteit in personele en materiele sfeer en andere verplichtingen, die ontstaan als direct gevolg van de uittreding gedurende de in lid 8 genoemde afbouwperiode. De desintegratiekosten die direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende deelnemer voor de duur van maximaal 5 jaar. Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur, salariskosten en inhuur van personeel etc., komen naar rato van de verdeelsleutel als bedoeld in artikel 30, eerste lid van deze regeling voor rekening van de uittredende deelnemer bij algehele uittreding. Bij gedeeltelijke uittreding komen de desintegratiekosten voor rekening van de uittredende gemeente naar rato van uittreding.

  • 14. De kosten als bedoeld in lid 12 en lid 13 worden door de accountant van het openbaar lichaam bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 15. Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het achtste tot en met tiende lid, vragen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 16. Het algemeen bestuur stelt de concept-uittredingsregeling vast en stuurt deze aan de deelnemende bestuursorganen ter besluitvorming. De uittredingsregeling is vastgesteld indien tenminste twee derde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.

  • 17. Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.

  • 18. De uittreedsom dient binnen een termijn van 6 maanden na vaststelling als bedoeld in het zestiende lid door de uittredende deelnemer te zijn voldaan, tenzij in de uittredingsregeling een andere afspraak is gemaakt.

Artikel 35 Wijziging

  • 1. Deze regeling kan slechts worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers.

  • 2. Een wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking, dan wel op een in het besluit tot wijziging genoemde datum.

Artikel 36 Opheffing en liquidatie

  • 1. Deze regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers.

  • 2. In geval van opheffing van deze regeling geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur dat daarvoor de nodige regels stelt. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 5. Een voor- of nadelig saldo van de liquidatie wordt over de deelnemers verdeeld, respectievelijk omgeslagen op overeenkomstige wijze als de omslag van een exploitatietekort ingevolge het bepaalde in artikel 30, eerste en tweede lid.

Hoofdstuk XI: HET ARCHIEF

Artikel 37 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap.

  • 2. De directeur en de bestuurssecretaris zijn belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4. Het recreatieschap vormt één archief voor de eigen bedrijfsvoerings-, en bestuurstaken en de door de deelnemers overgedragen (gedelegeerde) bevoegdheden.

  • 5. Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het Regionaal Historisch Centrum Alkmaar.

  • 6. Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Regionaal Historisch Centrum Alkmaar.

  • 7. De archivaris van het Regionaal Historisch Centrum Alkmaar brengt minimaal tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 8. Het dagelijks bestuur brengt minimaal tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het recreatieschap.

  • 9. De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het dagelijks bestuur de archiefbescheiden beschikbaar die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 10. De zorgdragers van partijen, genoemd in het voorgaande lid, stellen een verklaring van terbeschikkingstelling op waarin de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden worden geregeld. In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.

  • 12. Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de in het tweede lid bedoelde archiefbescheiden overgebracht naar de in het vijfde lid genoemde archiefbewaarplaats.

HOOFDSTUK XII: SLOTBEPALINGEN

Artikel 38 Geschillen

  • 1. In geval van geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, geldt de in dit artikel beschreven procedure, alvorens het geschil wordt voorgelegd aan gedeputeerde staten.

  • 2. Indien een geschil ontstaat treden het bestuur en de deelnemer (s) terstond met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.

  • 3. Als onderling het geschil niet opgelost kan worden, wijst iedere partij een onafhankelijke deskundige aan. Deze deskundigen brengen, als zijnde een geschillencommissie, gezamenlijk een advies uit aan het bestuur over de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen. Voorafgaand aan het uitbrengen van het advies hoort de commissie de bij het geschil betrokken bestuursorganen.

  • 4. Na ontvangst van het advies treden de in het tweede lid bedoelde partijen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, voor te leggen aan gedeputeerde staten.

  • 5. De kosten voor de geschillencommissie worden door het recreatieschap en de betreffende deelnemer(s) ieder in gelijke delen gedragen.

Artikel 39 Duur en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt, na bekendmaking ervan zoals bedoeld in artikel 26 Wgr, in werking op 1 januari 2017.

  • 2. Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 40 Evaluatie

  • 1. Het bestuur draagt tenminste één keer in de vier jaar zorg voor een evaluatie van de regeling.

  • 2. Een evaluatie vindt plaats indien de evaluatie en het betreffende onderwerp met een meerderheid van stemmen, uitgebracht door de deelnemers, wordt aangenomen.

  • 3. Het dagelijks bestuur van de regeling zorgt er voor dat 1 jaar vóór het tijdstip waarop een evaluatie zal plaatsvinden een signaal uit gaat naar de deelnemers van de regeling, met daarbij een procesbeschrijving over het aandragen van de onderwerpen en, wanneer een stemverhouding ontbreekt, het stemmen daarover.

  • 4. Wanneer met een evaluatie wordt ingestemd draagt het Dagelijks Bestuur zorg voor de uitvoering van de evaluatie.

  • 5. De uitvoering van de evaluatie begint met een procesbeschrijving met daarin een beschrijving van het onderwerp, de manier waarop de evaluatie wordt uitgevoerd en binnen welke termijn. De procesbeschrijving vermeldt ook of de evaluatie extra kosten voor de deelnemers tot gevolg heeft.

  • 6. Als de evaluatie conclusies en aanbevelingen bevat, dan verwerkt het dagelijks bestuur deze in een voorstel hoe hieraan gevolg wordt gegeven.

  • 7. De gevolgen als bedoeld in het vorige lid, kunnen aanleiding zijn om te betrekken in de daarop volgende evaluatieperiode.

Artikel 41 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als 'gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Geestmerambacht’.

Ondertekening

Aldus besloten door de raden en colleges van de deelnemende gemeenten, op:

Deelnemende gemeente Raad en College

Alkmaar: 9 juli 2024 en 27 juni 2024

Dijk en Waard: 18 juni 2024 en 24 juni 2024

Bijlage 1 Kaart grondgebied Recreatieschap Geestmerambacht (als bedoeld in artikel 2, derde lid van deze regeling)

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Verdeelsleutel financiële bijdragen

Overeengekomen verdeelsleutel als bedoeld in artikel 23 onderdeel a. van deze regeling met ingang van 1 januari 2022:

  • 1.

    De verdeelsleutel wordt bepaald om het aandeel van de deelnemers in de uitgaven aan gezamenlijke activiteiten, en de verantwoordelijkheid in de dekking van het exploitatietekort vast te stellen.

  • 2.

    Een jaarlijks exploitatietekort van het openbaar lichaam wordt, met inachtneming van artikel 30 van deze regeling, na aftrek van de jaarlijkse bijdrage van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling gedekt door een onttrekking uit de “Bestemmingsreserve exploitatie” voor zolang die bestemmingsreserve daartoe toereikend is.

  • 3.

    De in het vorige lid bedoelde jaarlijkse bijdragen van de deelnemers gelden met ingang van 1 januari 2022 en zijn vastgesteld op basis van prijspeil 2022 als volgt:

    • -

      gemeente Alkmaar € 215.217,- (53,60%)

    • -

      gemeente Dijk en Waard € 186.340,- (46,40%)

  • 4.

    De hiervoor genoemde bijdragen worden geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 25, tweede lid.

  • 5.

    De “Bestemmingsreserve exploitatie” bestaat uit de volledige bestemmingsreserve “HAL fonds”, alsmede de uittreedsom van de gemeente Schagen en de uittreedsom van de provincie Noord-Holland vanwege het uittreden van de gemeente resp. provincie per 1 januari 2017.

  • 6.

    De gemeenten Alkmaar en Dijk en Waard betalen vanaf het tijdstip waarin de bestemminsgreserve exploitatie zal zijn uitgeput hun bijdrage in het jaarlijkse exploitatietekort volledig op basis van het inwoneraantal van die gemeenten waarbij ten aanzien van de gemeente Alkmaar het inwoneraantal van de voormalige gemeenten/kernen Schermer en Graft-De Rijp niet wordt meegerekend doch het inwoneraantal van de dorpen Oterleek en Stompetoren wel.

  • 7.

    Het inwoneraantal van de gemeenten Alkmaar en Dijk en Waard wordt eenmaal per 5 jaar herzien, voor het eerst met ingang van het jaar 2027. Voor het jaar 2022 zijn, rekening houdend met de nieuwe gemeente Dijk en Waard, de inwonersaantallen herzien uitgaande van de stand van zaken (CBS oktober - 2020)