Marktverordening gemeente Roermond 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2025

Intitulé

Marktverordening gemeente Roermond 2024

De raad van de gemeente Roermond

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 mei 2024

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de Commissie Ruimte

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Marktverordening gemeente Roermond 2024

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening is van toepassing op door burgemeester en wethouders ingestelde reguliere warenmarkten.

  • 2. De markt vindt plaats op een door het college te bepalen dag, uur en plaats. Dit is opgenomen in het inrichtingsplan (zie artikel 3).

  • 3. Het college kan op grond van dringende redenen, zoals weersomstandigheden of onderhoud aan het terrein voor de betreffende markt, in afwijking van het tweede lid, bepalen dat de markt wordt afgelast of tijdelijk zal plaatsvinden op:

    • -

      een andere dag;

    • -

      een andere tijd;

    • -

      een andere plaats.

    Deze bepaling staat buiten het in het inrichtingsplan opgenomen maximum aantal verplaatsingen i.r.t. evenementen of nationale feestdagen (zie artikel 3).

Artikel 2. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    dagplaats: standplaats die beschikbaar is voor houders van een dagplaatsvergunning;

  • -

    dagplaatsvergunning: vergunning voor de duur van een dag voor het op de markt bedrijven van handel;

  • -

    markt: door burgemeester en wethouders ingestelde reguliere warenmarkt;

  • -

    marktvergunning: vaste standplaats-, dagplaats of standwerkvergunning;

  • -

    standplaats: ruimte die voor de duur van de markt beschikbaar is voor houders van een marktvergunning;

  • -

    standwerkplaats: standplaats die beschikbaar is voor houders van een standwerkvergunning;

  • -

    standwerkvergunning: vergunning voor de duur van een dag voor het op de markt om zich heen verzamelen van publiek, om door een aansprekende uiteenzetting te proberen het publiek over te halen om artikelen te kopen;

  • -

    vaste standplaats: standplaats die beschikbaar is voor houders van een vaste- standplaatsvergunning;

  • -

    vaste-standplaatsvergunning: vergunning voor de duur van 15 jaar voor het op de markt bedrijven van handel.

Artikel 3. Inrichtingsplan

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een inrichtingsplan voor elke markt vast, met daarin in ieder geval:

    • a.

      de dagen en uren waarop de markt wordt gehouden;

    • b.

      een kaart van de markt;

    • c.

      de verdeelprocedure die zij toepassen bij de verlening van vaste-standplaatsvergunningen;

    • d.

      het maximumaantal vaste-standplaatsvergunningen dat voor een of meer branches of artikelgroepen of combinaties daarvan kan worden afgegeven;

    • e.

      de voorwaarden waaronder de warenmarkt geannuleerd of verplaatst kan worden in relatie tot nationale feestdagen of evenementen in de stad.

  • 2. Op de kaart van de markt zijn in ieder geval aangegeven:

    • a.

      de grenzen van de markt;

    • b.

      de vaste standplaatsen.

Artikel 4. Vergunningplicht

  • 1. Het is verboden op een markt een standplaats in te nemen zonder marktvergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen alleen een vergunning aan een handelingsbekwame natuurlijke persoon die gerechtigd is in Nederland arbeid te verrichten.

Artikel 5. Voorschriften en beperkingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften en beperkingen verbinden aan een marktvergunning.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen na te leven.

Artikel 6. Mandaatverboden

  • 1. De bevoegdheid tot het vaststellen of wijzigen van een inrichtingsplan wordt niet gemandateerd.

  • 2. De bevoegdheid tot het verlenen of intrekken van een vaste-standplaatsvergunning wordt niet gemandateerd aan de marktmeester of een andere toezichthouder. Burgemeester en wethouders kunnen wel mandaat verlenen aan niet-toezichthoudende ambtenaren.

Paragraaf 2. Verdeelprocedures beschikbare marktvergunningen

Artikel 7. Verdeling beschikbare vaste-standplaatsvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders leggen in het inrichtingsplan vast of welke criteria zij hanteren bij het verdelen van een vaste standplaatsvergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in het inrichtingsplan vastleggen of zij de verlengingsprocedure van artikel 8 toepassen bij het beschikbaar komen van een vaste- standplaatsvergunning.

Artikel 8. Verlenging na afroep

  • 1. Bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaatsvergunning vanwege het einde van de vergunningsduur kunnen burgemeester en wethouders de procedure van verlenging na afroep toepassen, als voldoende aannemelijk is dat er naast de betreffende vergunninghouder geen andere gegadigden voor deze vergunning zijn.

  • 2. Bij de verlenging na afroep maken burgemeester en wethouders 8 weken voor het einde van de duur van de vaste-standplaatsvergunning door een openbare kennisgeving via de gemeentelijke kanalen bekend dat deze vergunning beschikbaar komt voor de duur van 15 jaar.

  • 3. Bij deze openbare kennisgeving worden gegadigden uitgenodigd om hun belangstelling voor de vaste-standplaatsvergunning binnen 4 weken na de kennisgeving kenbaar te maken op de door burgemeester en wethouders aangegeven wijze.

  • 4. Als binnen de gestelde termijn alleen de betreffende vergunninghouder belangstelling kenbaar heeft gemaakt en is voldaan aan het bij of krachtens deze verordening bepaalde, verlengen burgemeester en wethouders zijn vaste-standplaatsvergunning met de in het tweede lid genoemde duur.

  • 5. Als binnen de gestelde termijn naast de betreffende vergunninghouder ook één of meer andere gegadigden belangstelling kenbaar hebben gemaakt, wordt de vergunning niet automatisch verlengd. In dat geval passen burgemeester en wethouders de in het inrichtingsplan vastgelegde procedure van de artikelen 9 of 10 toe, met uitzondering van het tweede lid van deze artikelen.

  • 6. In het in het vijfde lid bedoelde geval stellen burgemeester en wethouders de gegadigden ervan in kennis dat de procedure van de artikelen 9 of 10 wordt toegepast en dat zij vóór de door burgemeester en wethouders genoemde datum een aanvraag kunnen indienen.

Artikel 9. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via selectie

  • 1. Bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaatsvergunning wordt deze door burgemeester en wethouders verdeeld via selectie.

  • 2. Bij de verdeling via selectie maken burgemeester en wethouders door een openbare kennisgeving via de gemeentelijke kanalen bekend dat de vaste-standplaatsvergunning voor de duur van 15 jaar beschikbaar komt, en dat gegadigden vóór de in de kennisgeving genoemde datum een aanvraag kunnen indienen.

  • 3. Als een aanvraag vóór de indieningsdatum is ingediend maar onvolledig is, krijgt de aanvrager een termijn van 2 weken om zijn aanvraag aan te vullen. Als er meer onvolledige aanvragen zijn, wordt de betreffende aanvragers op dezelfde dag mededeling gedaan van de gelegenheid om hun aanvraag aan te vullen.

  • 4. Uitsluitend volledige aanvragen die tijdig zijn ingediend en waarbij is voldaan aan het bij of krachtens deze verordening bepaalde, komen voor beoordeling als bedoeld in het vijfde lid in aanmerking.

  • 5. Bij de beoordeling van de aanvragen kennen burgemeester en wethouders punten toe aan de hand van beoordelingscriteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal (uitwerking van de criteria te vinden in het inrichtingsplan). Hierbij wordt een ondergrens gehanteerd voor een minimaal te behalen aantal punten en dient de gegadigde op een mimimaal aantal criteria punten te scoren.

  • 6. Burgemeester en wethouders verlenen de vaste-standplaatsvergunning aan de gegadigde met het op basis van de beoordeling hoogste aantal punten.

  • 7. Als meer gegadigden hetzelfde aantal punten krijgen toegekend, vindt de verdeling van de vergunning tussen hen plaats via loting door middel van een trekking, waarvoor zij worden uitgenodigd.

Artikel 10. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via loting

  • 1. Bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaatsvergunning kunnen burgemeester en wethouders deze verdelen via loting.

  • 2. Bij de verdeling via loting maken burgemeester en wethouders door een openbare kennisgeving via de gemeentelijke kanalen bekend dat de vaste-standplaatsvergunning voor de duur van 15 jaar beschikbaar komt, en dat gegadigden vóór de in de kennisgeving genoemde datum een aanvraag kunnen indienen.

  • 3. Als een aanvraag vóór de indieningsdatum is ingediend maar onvolledig is, krijgt de aanvrager een termijn van 2 weken om zijn aanvraag aan te vullen. Als er meer onvolledige aanvragen zijn, wordt de betreffende aanvragers op dezelfde dag mededeling gedaan van de gelegenheid om hun aanvraag aan te vullen.

  • 4. Uitsluitend volledige aanvragen die tijdig zijn ingediend en waarbij is voldaan aan het bij of krachtens deze verordening bepaalde, krijgen een lotnummer.

  • 5. De loting vindt plaats door middel van een trekking, waarvoor de aanvragers met een lotnummer worden uitgenodigd.

  • 6. Burgemeester en wethouders verlenen de vaste-standplaatsvergunning op basis van de rangschikking die volgt uit de trekking.

Artikel 11. Verdeling beschikbare dagplaats- en standwerkvergunningen

  • 1. Burgemeester en wethouders verdelen de beschikbare dagplaatsvergunningen op volgorde van ontvangst van de toewijsbare aanvragen.

Paragraaf 3. Vaste-standplaatsvergunning

Artikel 12. Algemene bepalingen vaste-standplaatsvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vaste-standplaatsvergunning verlenen voor de duur van 15 jaar voor een standplaats binnen het afgebakende marktterrein (zie inrichtingsplan). Een vaste- standplaatsvergunning wordt uitdrukkelijk niet verleend voor een specifieke plek binnen het marktterrein. De opstelling van de markt wordt vastgesteld in het inrichtingsplan en kan ten alle tijden door het College van Burgemeester en Wethouders worden gewijzigd.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen tijdelijk een andere standplaats aanwijzen.

  • 3. Een vaste-standplaatsvergunning is niet overdraagbaar.

  • 4. De vergunninghouder kan zich laten bijstaan door een of meer personen.

Artikel 13. Overschrijven vaste-standplaatsvergunning

  • 1. Als de vergunninghouder niet langer zelf van de vaste-standplaatsvergunning wil gebruikmaken, overleden is of onder curatele gesteld is, kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of curator de vergunning overschrijven op naam van zijn echtgenoot, geregistreerde partner of andere persoon met wie hij duurzaam samenwoont of samenwoonde, of zijn kind. Als de over te schrijven vergunning is verleend met inachtneming van de verdeelprocedure van artikel 9, kan overschrijving alleen gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria, genoemd in het betreffende inrichtingsplan. Als de over te schrijven vergunning is verleend voor een branche of artikelgroep, kan overschrijving alleen gebeuren voor die branche of artikelgroep.

  • 2. Als de in het eerste lid bedoelde overschrijving niet kan worden gedaan, kunnen burgemeester en wethouders de vaste-standplaatsvergunning op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of curator overschrijven op naam van een medewerker van de vergunninghouder of een mede-eigenaar van diens bedrijf als deze ten minste 5 jaren in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder of heeft gefunctioneerd als mede-eigenaar. Als de over te schrijven vergunning is verleend met inachtneming van de verdeelprocedure van artikel 9, kan overschrijving alleen gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria genoemd in artikel 9, vijfde lid. Als de over te schrijven vergunning is verleend voor een branche of artikelgroep, kan overschrijving alleen gebeuren voor die branche of artikelgroep.

  • 3. De overschrijving van de vaste-standplaatsvergunning geldt voor de resterende vergunningsduur. Na het einde van de duur van de vergunning komt deze beschikbaar voor verdeling volgens de in het inrichtingsplan vastgelegde verdeelprocedure.

  • 4. In geval van overlijden of ondercuratelestelling van de vergunninghouder wordt de aanvraag tot overschrijving binnen twee maanden nadien ingediend.

  • 5. Burgemeester en wethouders wijzen de aanvraag tot overschrijving af als niet wordt voldaan aan het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

  • 6. Als de nieuwe vergunninghouder al over een vaste-standplaatsvergunning voor de betrokken markt beschikt, kunnen burgemeester en wethouders deze intrekken.

Artikel 14. Intrekking en vervallen vaste-standplaatsvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders trekken de vaste-standplaatsvergunning in:

    • a.

      op schriftelijke aanvraag van de vergunninghouder; of

    • b.

      twee maanden na diens overlijden of ondercuratelestelling, tenzij overeenkomstig artikel 12 een aanvraag tot overschrijving is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de vaste-standplaatsvergunning intrekken als:

    • a.

      de vergunninghouder ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • b.

      de vergunninghouder, degene die hem vervangt of een persoon die hem bijstaat zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of het bij of krachtens deze verordening bepaalde heeft overtreden;

    • c.

      van de vergunning gedurende ten minste 8 keer in één kalenderjaar geen gebruik is gemaakt;

    • d.

      de vergunninghouder niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet; of

    • e.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd.

  • 3. Als de in het tweede lid bedoelde intrekking voor bepaalde tijd is, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de op de vaste-standplaatsvergunning vermelde vaste standplaats tijdelijk vervalt.

  • 4. Als de vergunninghouder of zijn rechtmatige vervanger de standplaats niet uiterlijk een uur na aanvang van de markttijd heeft ingenomen, vervalt de vaste-standplaatsvergunning voor de rest van de dag.

Artikel 15. Persoonlijk innemen vaste standplaats; vervanging

  • 1. De vergunninghouder neemt de op de vaste-standplaatsvergunning vermelde standplaats persoonlijk in.

  • 2. In geval van vakantie of bijzondere omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders erin toestemmen dat een vervanger de standplaats inneemt. Een aanvraag om toestemming vermeldt de reden en verwachte duur van de afwezigheid van de vergunninghouder en de naam van de beoogde vervanger.

Paragraaf 4. Dagplaats en standwerkvergunning

Artikel 16. Dagplaats- of standwerkvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een dagplaats- of standwerkvergunning verlenen voor de duur van een dag, voor de op de vergunning vermelde standwerkplaats of dagplaats, of voor het innemen van een vaste standplaats, wanneer die niet is ingenomen door de houder van de vaste- standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger.

  • 2. Voor een dagplaats- of standwerkvergunning komen in aanmerking de gegadigden die op de marktdag vóór de aanvang van de markttijd bij de marktmeester een toewijsbare aanvraag om een dagplaatsvergunning hebben ingediend. Wanneer de gegadigde assortiment uit een subbranche aanbiedt die reeds op de markt aanwezig is, kan maximaal één maal per 4 weken een dagplaats- of standwerkvergunning worden verleend.

  • 3. Burgemeester en wethouders weigeren een dagplaats- of standwerkvergunning als de aanvrager op een of meer van de voorafgaande vier marktdagen:

    • a.

      zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of het bij of krachtens deze verordening bepaalde heeft overtreden; of

    • b.

      niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld heeft voldaan dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen een dagplaats- of standwerkvergunning weigeren wanneer de aanvrager eerder een vaste-standplaatsvergunning had die niet langer dan een jaar geleden is ingetrokken.

  • 5. Een dagplaats- of standwerkvergunning is niet overdraagbaar en de vergunninghouder kan zich niet laten vervangen.

  • 6. De vergunninghouder kan zich laten bijstaan door een of meer personen.

Paragraaf 5. Algemene bepalingen voor vergunninghouders

Degene die een standplaats inneemt of wil innemen, is op eerste verzoek van een toezichthouder verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.

Artikel 17 Toonplicht vergunning of toestemming

Degene die een standplaats inneemt of wil innemen, is op eerste verzoek van een toezichthouder verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.

Artikel 18. Markttijden in acht nemen

  • 1. Het is verboden meer dan drie uur voor de aanvang en meer dan twee uur na afloop van de markt op welke wijze dan ook ruimte in te (doen) nemen op het marktterrein, of goederen aan of af te (laten) voeren.

  • 2. De vergunninghouder neemt zijn standplaats in tot de sluitingstijd van de markt, behoudens door burgemeester en wethouders verleende ontheffing.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de ontheffing is vereist. De houder van de ontheffing is verplicht de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen na te leven.

Artikel 19. Marktterrein schoonhouden

  • 1. De vergunninghouder is verplicht afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat op zijn standplaats vrijkomt tijdens de door hem bedreven handel zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden verwijderd. De vergunninghouder voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt af, of laat het afvoeren.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht de door hem ingenomen standplaats en de naaste omgeving daarvan na afloop van de markt veegschoon achter te laten.

Paragraaf 6. Handhaving

Artikel 20. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester en de overige door hen aangewezen toezichthouders.

Artikel 21. Onmiddellijke verwijdering

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunninghouder of degene die hem bijstaat of vervangt gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of het bij of krachtens deze verordening bepaalde heeft overtreden.

Artikel 22. Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 23. Overgangsrecht

  • 1. Besluiten op grond van de Marktverordening gemeente Roermond 2012 en de daaraan verbonden deelbesluiten blijven na de inwerkingtreding van deze verordening gelden, totdat burgemeester en wethouders deze ambtshalve hebben gewijzigd of ingetrokken.

  • 2. Voor vergunninghouders die reeds over een vaste standplaatsvergunning beschikken (op basis van de oude regeling) wordt een overgangsregeling getroffen. Zij ontvangen bij ingang van deze marktverordening eenmalig een nieuwe vaste-standplaatsvergunning voor de duur van 15 jaar. Bij afloop van deze vergunningen, in ieder geval dus na 15 jaar, zullen deze vergunningen volgens de nieuwe systematiek verdeeld worden en voor de nieuwe termijn van 15 jaar worden verleend.

  • 3. De op grond van de Marktverordening gemeente Roermond 2012 en daaraan verbonden deelbesluiten vastgestelde wacht- en anciënniteitslijsten komen te vervallen.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen besluiten op grond van de Marktverordening gemeente Roermond 2012 waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, wordt met toepassing van de Marktverordening gemeente Roermond 2012 beslist.

Artikel 24. Intrekking oude regeling

De Marktverordening gemeente Roermond 2012 wordt ingetrokken per 1 januari 2025.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening gemeente Roermond 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 juni 2024.

De griffier, J. Vervuurt

De voorzitter, Y.F.W. Hoogtanders

Toelichting

Algemeen

De bevoegdheid tot het instellen, veranderen of afschaffen van een markt is aan burgemeester en wethouders toegekend. Zie hiervoor artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet. Daarnaast is de raad op grond van artikel 149 van de Gemeentewet bevoegd om een marktverordening vast te stellen. Het vaststellen van een marktverordening zal samengaan met een besluit van burgemeester en wethouders tot het instellen van een markt.

Het doel van deze verordening is drieledig. Ten eerste worden de kaders gecreëerd om markten zodanig te organiseren dat de gemeentelijke algemene belangen beschermd worden en dat de markten aantrekkelijk zijn voor zowel consumenten als marktkooplieden. Ten tweede heeft deze verordening tot doel dit op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, zonder overbodige regels en met zo min mogelijk administratieve lasten. Tot slot is de verordening ook gericht op het voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de Europese Dienstenrichtlijn (2006/123/EG) en de Dienstenwet. Zie verder ook de toelichting bij paragraaf 2.

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

Artikel 1. Toepassingsgebied

Op grond van artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet kunnen burgemeester en wethouders jaarmarkten of gewone marktdagen instellen (en veranderen of afschaffen). Deze Marktverordening is van toepassing op dergelijke van gemeentewege ingestelde markten, voor zover het warenmarkten zijn en deze met enige regelmaat (regulier) plaatsvinden.

De regulering van andere ambulante handel dan waarop deze verordening van toepassing is, is te vinden in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Roermond (hierna: APV). Hierin zijn regels voor evenementen, waaronder ook braderieën vallen, opgenomen. Verder bevat de APV bepalingen over venten, snuffelmarkten en het innemen van standplaatsen, niet zijnde standplaatsen op markten. Uit de in de APV opgenomen bepalingen blijkt steeds dat deze niet van toepassing zijn op de markten die door burgemeester en wethouders op grond van artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet zijn ingesteld.

Het college heeft ten alle tijden de bevoegdheid om de markten om dringende redenen af te gelasten of te verplaatsen naar een andere dag, tijd of plaats. Denk hierbij bijvoorbeeld aan slechte weersomstandigheden of onderhoud aan het terrein waar een markt normaalgesproken georganiseerd wordt.

Artikel 2. Definities

Er zijn drie soorten marktvergunningen, dat wil zeggen vergunningen om op de markt handel te drijven. Dat zijn de vaste-standplaatsvergunning, de dagplaatsvergunning en de standwerkvergunning. Deze vergunningen onderscheiden zich van elkaar door hun looptijd en door de vergunde activiteit. De marktvergunning vermeldt voor welke markt hij geldt, en in het inrichtingsplan is in ieder geval opgenomen welke standplaatsen beschikbaar zijn voor houders van een vaste- standplaatsvergunning (artikel 3).

Artikel 3. Inrichtingsplan

Eerste en tweede lid

Dit artikel schrijft voor dat burgemeester en wethouders per markt een inrichtingsplan vaststellen en daarin opnemen wat voor de markt in ieder geval geregeld moet worden. Zo wordt in het inrichtingsplan aangegeven wat de markttijd is en blijkt uit de kaart van de markt, die onderdeel is van het inrichtingsplan, waar de grenzen van het marktterrein liggen. Ook wijzen burgemeester en wethouders de vaste standplaatsen aan. Verder maken zij met het inrichtingsplan duidelijk welke verdeelprocedure zij zullen toepassen bij het verlenen van vaste-standplaatsvergunningen. De mogelijke verdeelprocedures zijn selectie (zie artikel 9) of loting. Burgemeester en wethouders kiezen ervoor alle vaste standplaatsvergunningen voor alle reguliere warenmarkten in de gemeente Roermond te verdelen via selectie.

Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders in het inrichtingsplan vastleggen dat zij in de gevallen die zich daarvoor lenen de verlengingsprocedure van artikel 8 in gang zullen zetten. Het opnemen van deze mogelijkheid in het inrichtingsplan is niet geformuleerd als een verplichting, omdat het gaat om een (discretionaire) bevoegdheid. Voor het toepassen van de bevoegdheid is het noemen van ook artikel 8 in het inrichtingsplan echter wel van belang, vanwege de kenbaarheid en transparantie.

Artikel 4. Vergunningplicht

Eerste lid

In het eerste lid wordt verboden om zonder marktvergunning een standplaats in te nemen en wordt de bevoegdheid om deze vergunning te verlenen toegekend (geattribueerd) aan burgemeester en wethouders. De nadere regeling van de verschillende marktvergunningen gebeurt vervolgens in de paragrafen 2 tot en met 4.

Tweede lid

Een vergunning wordt alleen verleend aan een natuurlijke persoon die in Nederland arbeid mag verrichten en die ook handelingsbekwaam is in de zin van het burgerlijk recht.

Artikel 5. Voorschriften en beperkingen

Aan een marktvergunning mogen alleen voorschriften en beperkingen worden verbonden die de belangen beschermen in verband waarmee de vergunning is vereist.

Paragraaf 2. Verdeelprocedures beschikbare marktvergunningen

Marktvergunningen zijn, gegeven de omstandigheid dat er een bepaald vergunningenplafond is, schaarse vergunningen zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn. Die kwalificatie brengt onder meer met zich mee dat deze vergunningen niet voor onbepaalde tijd kunnen worden verleend en dat de verdeling van de vergunningen moet voldoen aan de eisen van kenbaarheid en transparantie.

Potentiële gegadigden moeten op gelijke voet kunnen meedingen naar de beschikbare vergunningen. Vooraf moet duidelijk zijn wat de looptijd van een vergunning is, op welke manier vergunningen worden verdeeld en welke (inhoudelijke) criteria daarbij worden gebruikt. Gegadigden kunnen dan hun vergunningaanvraag hierop afstemmen.

In paragraaf 2 zijn de verschillende verdeelprocedures voor de verschillende marktvergunningen neergelegd. Voor de dagplaatsvergunning en de standwerkvergunning, die beide worden verleend voor de duur van een dag, is voorzien in een eenvoudige verdeelprocedure. Voor de vaste- standplaatsvergunning, die wordt verleend voor een langere termijn, zijn twee mogelijke verdeelprocedures uitgewerkt. Burgemeester en wethouders maken hun keuze uit die twee mogelijke procedures en leggen deze keuze vast in het inrichtingsplan. Burgemeester en wethouders kunnen kiezen voor de verdeling via selectie (artikel 9) of voor de verdeling via loting. Het maken en vervolgens in het inrichtingsplan vastleggen van deze keuze is een verplichting (artikel 7). In aanvulling op de voorgeschreven keuze voor de verdeelprocedure kunnen burgemeester en wethouders er ook voor kiezen om in het inrichtingsplan vast te leggen dat zij de procedure van verlenging na afroep (artikel 8) toepassen. Het maken en vervolgens in het inrichtingsplan vastleggen van deze keuze is een bevoegdheid.

Artikel 7. Verdeling beschikbare vaste-standplaatsvergunning

Eerste lid

In dit artikel wordt geregeld dat uit het inrichtingsplan blijkt welke verdeelprocedure burgemeester en wethouders toepassen bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaatsvergunning.

Burgemeester en wethouders hanteren de gekozen verdeelprocedure zowel in de situatie waarin er slechts één vergunning beschikbaar is gekomen, als in de situatie waarin er meer vergunningen tegelijk beschikbaar zijn. Burgemeester en wethouders hebben de keuze uit de selectieprocedure (artikel 9) of de procedure van loting. Gemeente Roermond kiest ervoor vaste standplaatsen op alle warenmarkten in de gemeente te verdelen via selectie. Dit om zoveel mogelijk te kunnen sturen op de kwaliteit van het aanbod en de ondernemers op de warenmarkten. Door deze keuze vast te leggen en uit te werken in het inrichtingsplan weten potentiële gegadigden voorafgaand aan de verdeling van een of meer beschikbare vergunningen hoe die verdeling zal plaatsvinden.

Tweede lid

Burgemeester en wethouders mogen in het inrichtingsplan vastleggen dat zij ook de procedure van verlenging na afroep (artikel 8) toepassen. Deze procedure kan alleen worden gestart als een vaste- standplaatsvergunning beschikbaar komt vanwege het einde van de looptijd van de vergunning en daarbij voldoende aannemelijk is dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor deze vergunning. Als dit na het doen van een openbare kennisgeving (de afroep) is bevestigd, doordat inderdaad geen andere belangstellenden naar voren zijn gekomen, dan kan de vergunning van de zittende vergunninghouder eenvoudig worden verlengd. Als zich wel andere belangstellenden hebben gemeld, moet alsnog de verdeelprocedure van de artikelen 9 of 10 worden gevolgd.

Artikel 8. Verlenging vaste-standplaatsvergunning na afroep

Of de mogelijkheid van verlenging na afroep wordt gebruikt, is aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om de mogelijkheid van artikel 8 toe te passen, maar als zij daarvoor kiezen is het vanwege de kenbaarheid en de transparantie belangrijk om dit in het inrichtingsplan op te nemen. Ook hier geldt immers dat het vastleggen in het inrichtingsplan de potentiële gegadigden vooraf duidelijkheid biedt.

Als de looptijd van een vaste-standplaatsvergunning eindigt, moet de vergunning in principe opnieuw worden uitgegeven, en aan de hand van een van de verdeelprocedures van de artikelen 9 of 10.

Echter, in de situatie waarin het waarschijnlijk is dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor de betreffende vaste-standplaatsvergunning kan het starten van een verdeelprocedure te belastend of omslachtig zijn. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders de in artikel 8 geregelde procedure van verlenging na afroep starten. Kort gezegd komt deze procedure erop neer dat nadat is vastgesteld dat er behalve de zittende vergunninghouder geen andere gegadigden voor de vergunning zijn, deze vergunning kan worden verlengd.

Eerste lid

De verlengingsprocedure kan alleen worden gehanteerd bij het beschikbaar komen van de vergunning doordat het einde van de looptijd van de vergunning wordt bereikt. Daarnaast moet het ook voldoende aannemelijk zijn dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor deze vergunning. Burgemeester en wethouders moeten dus aan de hand van objectieve feiten kunnen onderbouwen dat er waarschijnlijk geen andere gegadigden zullen zijn.

Tweede tot en met vierde lid

Het tweede lid bepaalt dat openbaar moet worden aangekondigd (afroep) dat de vaste- standplaatsvergunning beschikbaar komt. Dat is om er zeker van te zijn dat er niet toch meer belangstelling voor de vergunning is. Als die afroep voldoende duidelijk is geweest en alleen de zittende vergunninghouder zich binnen de in het derde lid gestelde termijn meldt, dan kan zijn vergunning worden verlengd op grond van het vierde lid. De vergunning hoeft dan niet opnieuw, met een van de verdeelprocedures van de artikelen 9 of 10, te worden uitgegeven. Er is immers maar één gegadigde voor de vergunning. De verlenging van de vergunning is uiteraard voor de looptijd die in de openbare kennisgeving was gemeld.

Vijfde en zesde lid

Het vijfde en zesde lid regelen wat er moet gebeuren als na het doen van de afroep onverhoopt blijkt dat er ook andere gegadigden zijn. In dat geval is verlenging van de vergunning voor de zittende vergunninghouder niet mogelijk en moet alsnog een van de verdeelprocedures worden toegepast. De openbare kennisgeving die op grond van het tweede lid van de artikelen 9 en 10 is voorgeschreven, hoeft dan niet te worden gedaan omdat deze feitelijk al heeft plaatsgevonden, namelijk door het doen van de afroep. Wel moet aan de gegadigden die hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt (inclusief de zittende vergunninghouder) worden gemeld dat de verdeelprocedure van selectie of loting wordt toegepast. Ook moeten de gegadigden een termijn krijgen waarbinnen zij hun aanvraag kunnen (en moeten) indienen. De zittende vergunninghouder die in aanmerking wil komen voor de vergunning, kan uiteraard op dezelfde voet als de andere gegadigden meedingen naar de vergunning.

Artikel 9. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via selectie

Eerste lid

Bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaatsvergunning, om welke reden dan ook, kunnen burgemeester en wethouders deze verdelen aan de hand van een selectieprocedure. Of de verdeelprocedure van selectie wordt gehanteerd, blijkt uit het inrichtingsplan.

Tweede lid

Burgemeester en wethouders maken door een openbare kennisgeving bekend dat de vaste- standplaatsvergunning beschikbaar komt en melden daarbij ook wat de looptijd (artikel 12, eerste lid) van de vergunning is. Uit de openbare kennisgeving moet verder duidelijk worden vóór welke datum de gegadigden hun aanvraag moeten indienen.

Derde lid

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt degene die tijdig een onvolledige aanvraag indient een termijn gegund om de aanvraag aan te vullen. Deze termijn wordt voor alle onvolledige aanvragen gelijkgetrokken, omdat het belangrijk is om een zoveel mogelijk gelijk speelveld te realiseren.

Vierde lid

Een aanvraag moet tijdig en volledig zijn en moet ook overigens voldoen aan hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald om in behandeling te worden genomen en inhoudelijk te worden beoordeeld. Een aanvraag die niet aan de eisen voldoet, wordt buiten behandeling gesteld of (op andere inhoudelijke gronden dan welke volgen uit artikel 9, vijfde lid) afgewezen.

Vijfde lid

De inhoudelijke beoordeling van de aanvragen gebeurt op grond van het vijfde lid door het toekennen van punten en het uitvoeren van een vergelijkende toets.

Zesde lid

De aanvraag met het op basis van de beoordeling hoogste aantal punten wordt toegekend, de aanvragen met een lager aantal punten worden afgewezen. Als er meer vergunningen tegelijk beschikbaar zijn gekomen, kunnen er ook meer aanvragen worden toegewezen, maar natuurlijk nog steeds op volgorde van puntental. Als het totaal aan beschikbare vergunningen is verdeeld, worden de overgebleven aanvragen (met de laagste punten) afgewezen.

Door de verdeelprocedure uit te werken in de verordening en door in het inrichtingsplan vast te leggen dat deze wordt gehanteerd door burgemeester en wethouders kunnen potentiële gegadigden weten welke selectiecriteria gelden en kunnen zij hun aanvraag daarop afstemmen. Op deze manier wordt een onpartijdige en transparante selectieprocedure toegepast.

Zevende lid

Het zevende lid tenslotte bevat een regeling voor de situatie waarin meer gegadigden hetzelfde aantal punten krijgen toegekend, terwijl er voor hen maar een vergunning beschikbaar is. In dat geval wordt deze vergunning onder hen verloot, waarbij de vergunning wordt verleend op basis van de rangschikking die volgt uit de trekking.

Artikel 10. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via loting

Eerste lid

Bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaatsvergunning, om welke reden dan ook, kunnen burgemeester en wethouders deze verdelen aan de hand van loting. Of de verdeelprocedure van loting wordt gehanteerd, blijkt uit het inrichtingsplan.

Tweede lid

Burgemeester en wethouders maken door een openbare kennisgeving bekend dat de vaste- standplaatsvergunning beschikbaar komt en melden daarbij ook wat de looptijd van de vergunning is. Uit de openbare kennisgeving moet verder duidelijk worden [voor welke branche of artikelgroep de vergunning wordt verleend en] vóór welke datum de gegadigden hun aanvraag moeten indienen.

Derde lid

Op grond van de Awb wordt degene die tijdig een onvolledige aanvraag indient een termijn gegund om de aanvraag aan te vullen. Deze termijn wordt voor alle onvolledige aanvragen gelijkgetrokken, omdat het belangrijk is om een zoveel mogelijk gelijk speelveld te realiseren.

Vierde en vijfde lid

Een aanvraag moet tijdig en volledig zijn en moet ook overigens voldoen aan hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald om in behandeling te worden genomen en een lotnummer te krijgen. Een verdere inhoudelijke beoordeling vindt bij deze verdeelprocedure niet plaats. Als een aanvraag niet aan de eisen voldoet, dan wordt deze buiten behandeling gesteld of (op andere gronden dan de trekkingsuitslag) afgewezen. Alleen met een lotnummer kan worden deelgenomen aan de loting. De aanvragers met een lotnummer worden uitgenodigd voor de loting, maar zij zijn niet verplicht om aanwezig te zijn.

Zesde lid

De vergunningverlening vindt plaats op volgorde van de uitslag van de trekking. Net als bij de selectieprocedure geldt ook hier dat een of meer vergunningen beschikbaar kunnen zijn en dat de aanvraag of aanvragen die buiten de boot vallen, worden afgewezen.

Loting is een verdeelprocedure op grond van een willekeurig geselecteerd lotnummer. Ook loting geldt als een transparante en onpartijdige wijze van verdeling van schaarse vergunningen. Iedere gegadigde (met een toewijsbare aanvraag) die meedoet aan de loting, heeft dezelfde kans om de vergunning te verwerven.

Artikel 11. Verdeling beschikbare dagplaats- en standwerkvergunningen

Dagplaatsvergunningen en standplaatsvergunningen zijn beschikbaar voor dagplaatsen en standwerkplaatsen en daarnaast ook voor vaste-standplaatsen die op de betreffende dag niet (op tijd) zijn ingenomen door de houder van de bijbehorende vaste-standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger (artikel 15, tweede lid). Dagplaatsvergunningen en standwerkvergunningen gelden voor één dag, zodat het voor de hand ligt om te voorzien in een eenvoudige verdeelprocedure van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Uiteraard geldt ook hier dat een aanvraag of de aanvrager (zie bijvoorbeeld artikel 4) moet voldoen aan de eisen. Uit artikel 16 blijkt waaraan een toewijsbare aanvraag moet voldoen. Aangezien er maar één mogelijke verdeelprocedure is voor dagplaatsvergunningen en standwerkvergunningen, en die in de verordening is neergelegd, hoeft hierover geen keuze te worden bekendgemaakt in het inrichtingsplan.

Paragraaf 3. Vaste-standplaatsvergunning

Voor de vaste-standplaatsvergunning is voorzien in een meer uitgebreide regeling dan voor de overige marktvergunningen. De vaste-standplaatsvergunningen bepalen immers voor een belangrijk deel hoe de markt is ingericht.

Artikel 12. Algemene bepalingen vaste-standplaatsvergunning

Eerste lid

Dit artikel bevat de algemene bepalingen met betrekking tot de vaste-standplaatsvergunning. Deze vergunning geldt, vanwege de beperkte beschikbaarheid van de openbare ruimte voor de markthandel, als een schaarse vergunning in de zin van de Dienstenrichtlijn. Of er daadwerkelijk meer aanvragers zijn dan vergunningen is voor de kwalificatie als schaarse vergunning niet van belang.

Schaarse vergunningen worden voor bepaalde tijd verleend. De achterliggende gedachte daarbij is dat de vergunning na verloop van tijd weer beschikbaar moet komen voor (her)verdeling. Niet alleen de zittende ondernemers, maar ook potentiële andere gegadigden moeten immers de kans krijgen om toe te treden tot de markt.

Bij het bepalen van de duur van de vaste-standplaatsvergunning is de zogenaamde terugverdientijd (en een redelijke vergoeding van geïnvesteerd kapitaal) van belang. De looptijd van de vergunning hoort niet korter te zijn dan deze terugverdientijd, omdat anders de vergunninghouders het risico lopen hun investeringen niet te kunnen terugverdienen. De looptijd van de vergunning hoort ook niet veel langer te zijn dan de terugverdientijd, omdat anders de potentiële gegadigden onnodig lang worden afgehouden van de toegang tot de markt.

Het is aan het gemeentebestuur om gemotiveerd en onderbouwd vast te stellen wat de looptijd van de vergunning moet zijn. Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 21 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1588), waarin de Afdeling onder meer heeft overwogen dat bij het bepalen van de looptijd (“passende beperkte duur”) van een beleidsmatig schaarse vergunning de terugverdientijd van noodzakelijke investeringen als factor moet worden meegenomen. Uit deze uitspraak volgt verder dat de zogenaamde afschrijvingstermijn niet per afzonderlijke vergunning of vergunninghouder mag worden bepaald, omdat dit tot willekeur leidt en niet verenigbaar is met de vereiste rechtszekerheid voor de vergunninghouders en eventuele gegadigden voor de vergunningen. Volgens de Afdeling kan per branche worden vastgesteld binnen welke termijn de bedoelde afschrijvingen redelijkerwijs kunnen worden gedaan. Uit de besluitvorming moet blijken dat het gemeentebestuur rekening heeft gehouden met de terugverdientijd.

Gelet op het voorgaande is gekozen voor een vergunningsduur van 15 jaar. Hiermee poogt de gemeente enerzijds voldoende zekerheid te creëren voor vergunninghouders en anderzijds voor een gezonde doorstroom op de markt te zorgen met ruimte voor nieuwe, innovatieve ondernemers. Een significant kortere vergunningsduur dan 15 jaar zou het aanvragen van een vaste standplaatsvergunning op een warenmarkt in de gemeente Roermond minder aantrekkelijk maken, omdat daarmee de terugverdientijd in het gedrang zou komen. Een significant langere vergunningsduur zou er weer toe kunnen leiden dat de voor een aantrekkelijke markt noodzakelijke vernieuwing onvoldoende gestalte krijgt, en dat de verordening niet in lijn is met de doelstellingen van de Europese Dienstenrichtlijn.

Op de vergunning staat vermeld op welke markt de ondernemer een vaste standplaats in mag nemen. Een vaste-standplaatsvergunning wordt uitdrukkelijk niet verleend voor een specifieke plek binnen het marktterrein. De opstelling van de markt wordt vastgesteld in het inrichtingsplan en kan te allen tijde door het College van Burgemeester en Wethouders worden gewijzigd. Dit om de nodige flexibiliteit in de marktopstelling in te bouwen, bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente de pleininrichting wil wijzigen of het vanuit het toekomstperspectief van de markt zelf beter is voor een andere opstelling te kiezen.

Tweede lid

Op grond van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen tijdelijk een andere standplaats aanwijzen. Daarbij kan worden gedacht aan extreme weersomstandigheden, noodzakelijke reconstructiewerkzaamheden of bepaalde evenementen.

Derde lid

De vaste-standplaatsvergunning is uitdrukkelijk niet overdraagbaar, alleen al niet omdat dit niet verenigbaar is met het vereiste om potentiële gegadigden gelijke kansen te bieden om toe te treden tot de markt.

Artikel 13. Overschrijven vaste-standplaatsvergunning

Eerste en vierde lid

Als de vergunninghouder de vergunning niet meer zelf wil gebruiken, kan hij burgemeester en wethouders vragen om de vaste-standplaatsvergunning in te trekken. Intrekking van de vergunning gebeurt ook na het overlijden of onder curatele stellen van de vergunninghouder. Een alternatief is dat de vergunning (op aanvraag) wordt overgeschreven op naam van een ander. Artikel 13 regelt dat dit onder omstandigheden kan en op wiens naam de vergunning dan mag worden overgeschreven. Als de vergunninghouder is overleden of onder curatele gesteld, moet de aanvraag om overschrijving worden gedaan binnen twee maanden na het overlijden of de ondercuratelestelling.

Tweede en derde lid

In dit artikel is verder voor de duidelijkheid vastgelegd dat als de vergunning is verworven via een selectieprocedure (artikel 9), de overschrijving ervan alleen kan gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria op grond waarvan de vergunning eerder was verleend. Ook overigens geldt dat alle aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen onverkort van toepassing blijven. De overschrijving geldt alleen voor de resterende looptijd van de betreffende vergunning en de overgeschreven vergunning kan niet worden verlengd. Na het einde van de looptijd moet de vergunning volgens de toepasselijke verdeelprocedure opnieuw worden uitgegeven.

Artikel 14. Intrekking en vervallen vaste-standplaatsvergunning

Eerste lid

Burgemeester en wethouders zijn gehouden de vaste-standplaatsvergunning in te trekken als de vergunninghouder daarom vraagt, of als hij is overleden of onder curatele gesteld. Dit is anders wanneer tijdig een aanvraag tot overschrijving is gedaan (zie artikel 13).

Tweede en derde lid

Op grond van het tweede lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd, maar niet verplicht om de vergunning in te trekken als een van de daar genoemde situaties zich voordoet. Intrekking van de vergunning op grond van het tweede lid kan voor bepaalde of onbepaalde tijd zijn. Als de intrekking voor bepaalde tijd is, kan dat ook betekenen dat gedurende die tijd de op de vergunning vermelde vaste standplaats vervalt.

Vierde lid

De vaste-standplaatsvergunning vervalt tijdelijk als de vergunninghouder (of zijn rechtmatige vervanger, zie artikel 15) de standplaats niet (op tijd) heeft ingenomen. In dat geval vervalt de vergunning voor de rest van de dag en kan de betreffende vaste standplaats worden uitgegeven als dagplaats of standwerkplaats (zie artikel 16, eerste lid). De houder van de vaste-standplaats- vergunning kan op die dag zijn standplaats niet alsnog innemen.

Artikel 15. Persoonlijk innemen vaste standplaats; vervanging

Eerste en tweede lid

De vergunninghouder is verplicht om de op de vaste-standplaatsvergunning vermelde standplaats persoonlijk in te nemen. Als hij dat vanwege vakantie of bijzondere omstandigheden niet kan, kunnen burgemeester en wethouders erin toestemmen dat een vervanger de vaste standplaats inneemt. De vergunninghouder moet een aanvraag om toestemming indienen, met daarin de reden en de duur van zijn afwezigheid en de naam van de beoogde vervanger. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming weigeren. Het spreekt voor zich dat de vervanger optreedt namens de vergunninghouder en evenzeer gebonden is aan alle verplichtingen die voor de vergunninghouder gelden.

Paragraaf 4. Dagplaats en standwerkvergunning

Artikel 16. Dagplaatsvergunning- en standwerkvergunning

Eerste lid

Een dagplaatsvergunning of standwerkvergunning kan langs twee wegen worden verleend, zo volgt uit het eerste lid. Als bepaalde standplaatsen zijn bedoeld als dagplaats of standwerkplaats kunnen burgemeester en wethouders voor die standplaatsen dagplaatsvergunningen en standwerkvergunningen afgeven. Ook kan een dagplaatsvergunning of standwerkvergunning worden verleend voor een vaste standplaats die op de betreffende dag niet (op tijd) is ingenomen door de houder van de bijbehorende vaste-standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger (zie artikel 16). Ook dagplaatsvergunningen en standwerkvergunningen kunnen niet onbeperkt worden uitgegeven en zijn in die zin schaars. Hun looptijd is beperkt tot een dag. Op de vergunning staat vermeld welke standplaats door de vergunninghouder ingenomen mag (en moet) worden. De wijze van verdeling van dagplaatsvergunningen en standwerkvergunningen is geregeld in artikel 10.

Tweede tot en met vierde lid

Uit het tweede lid volgt wie in aanmerking kan komen voor een dagplaatsvergunning en wie dus een toewijsbare aanvraag kan indienen. Wanneer de gegadigde assortiment uit een subbranche aanbiedt die reeds op de markt aanwezig is, wordt een dagplaats- of standwerkvergunning maximaal één maal per 4 weken verleend. Deze regel geldt om een divers marktaanbod te waarborgen en de vaste standplaatshouders te beschermen tegen een te sterke concurrentie vanuit dagplaats- en standwerkhouders met een overlappend assortiment die niet middels de selectiecriteria op de markt verkozen zijn. Burgemeester en wethouders moeten de vergunning weigeren in de gevallen die zijn genoemd in het derde lid. In de gevallen die zijn genoemd in het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders de vergunning weigeren.

Vijfde en zesde lid

Anders dan bij een vaste-standplaatsvergunning kan de houder van een dagplaatsvergunning of standwerkvergunning zich, logischerwijs, niet laten vervangen. Hij kan zich wel laten bijstaan.

Paragraaf 5. Algemene bepalingen voor vergunninghouders

Paragraaf 5 bevat een aantal algemene bepalingen voor (markt)vergunninghouders. Daarbij gaat het voornamelijk om algemene verplichtingen, zoals de verplichting om de vergunning te laten zien op het eerste verzoek van een toezichthouder, de verplichting om de markttijden in acht te nemen en de verplichting om de markt schoon te houden. Deze verplichtingen gelden uiteraard ook voor eventuele vervangers van vergunninghouders. Ook gaat deze paragraaf in op de overgangsbepaling voor bestaande vergunninghouders.

Paragraaf 6. Handhaving

Artikel 21. Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat het gemeentebestuur onder andere ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen de bevoegdheid heeft om een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit artikel regelt de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om een bijzondere vorm van bestuursdwang, namelijk verwijdering, toe te passen. Deze bevoegdheid kan worden gebruikt als een vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog op de markt, of bij andere (ernstige) overtredingen van de Marktverordening.

Bij deze vorm van bestuursdwang wordt spoedeisendheid verondersteld (zie artikel 5:31, eerste lid, van de Awb). Dan kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last. Bij zéér spoedeisende gevallen, waarbij de haast zo groot is dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan bestuursdwang onmiddellijk worden toegepast (artikel 5:31, tweede lid, van de Awb). Wel moet het besluit dan achteraf alsnog bekendgemaakt worden (artikel 5:31, tweede lid, in samenhang met artikel 5:24, derde lid, van de Awb). Het hangt van de omstandigheden van het geval af of sprake is van een spoedeisend geval, of van een zéér spoedeisend geval.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 23. Overgangsrecht

Eerste lid

Op grond van het eerste lid blijven de besluiten op grond van de Marktverordening gemeente Roermond 2012 (vergunningen, ontheffingen, mandaten, inrichtingsplan enz.) bestaan, totdat ze (ambtshalve) worden gewijzigd of ingetrokken. Zo hebben burgemeester en wethouders de gelegenheid om te doen wat er moet gebeuren. Dat is vooral van belang voor de vergunningen voor onbepaalde tijd: dit moeten immers vergunningen voor bepaalde tijd zijn.

Tweede lid

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om eenmaal, bij het omzetten van vaste- standplaatsvergunningen voor onbepaalde tijd naar bepaalde tijd een kortere looptijd dan op grond van artikel 12, eerste lid, te bepalen. De gewijzigde vergunningen kunnen als overgangstermijn dienstdoen. Het bepalen van de duur van de overgangstermijn is lokaal maatwerk. Relevant is onder meer of de zittende ondernemers hun investeringen al grotendeels hebben kunnen terugverdienen en of zij voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie van vergunningen voor bepaalde tijd, die volgens de nieuwe verdeelprocedures worden uitgegeven. Uit rechtspraak (Rechtbank Amsterdam 5 augustus 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:5002) blijkt dat het mogelijk is om een generieke overgangstermijn te bepalen, mits er ruimte is om daarvan af te wijken als in een individueel geval blijkt dat een ondernemer onevenredig wordt benadeeld. Uit dezelfde uitspraak volgt dat een overgangstermijn niet is bedoeld als volledige compensatie, maar om de vergunninghouders de gelegenheid te bieden om zich in te stellen op de nieuwe situatie. Voor de gemeente Roermond is gekozen voor een generieke overgangstermijn van 15 jaar.

Vierde lid

De wacht- en anciënniteitslijsten komen te vervallen. Het laten voortbestaan van deze lijsten dient nauwelijks doel en is Europeesrechtelijk mogelijk problematisch.

Vijfde lid

Op aanvragen die zijn ingediend ten tijde van de Marktverordening gemeente Roermond 2012 en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze Marktverordening, is deze Marktverordening van toepassing. Voor deze situatie is niet voorzien in overgangsrecht en geldt dus onmiddellijke inwerkingtreding. Dat is anders voor bezwaarschriften die zijn ingediend ten tijde van de Marktverordening gemeente Roermond 2012. Daarvoor is wel voorzien in overgangsrecht, zodat deze bezwaarschriften nog worden afgehandeld conform de Marktverordening gemeente Roermond 2012.