Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR723778
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR723778/1
Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten 2023
Geldend van 21-08-2024 t/m heden
Intitulé
Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten 2023De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Zuidplas;
Overwegende dat:
de gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel op 4 oktober 2012 een bestuursconvenant zijn aangegaan waarin zij hebben afgesproken te gaan samenwerken op het gebied van de gemeentelijke bedrijfsvoering;
de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel de gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten zijn aangegaan en dat deze op 1 januari 2015 in werking is getreden;
het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas op 1 januari 2016 is toegetreden tot de gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten en de gemeenschappelijke regeling nu drie deelnemers kent;
de gewijzigde gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten op 1 januari 2016 in werking is getreden en dat daarbij een bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld;
in verband met de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 het noodzakelijk is de huidige gemeenschappelijke regeling te wijzigen;
Besluiten:
de "Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten", zoals laatstelijk vastgesteld op 15 december 2015, te wijzigen en als volgt vast te stellen:
Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten 2023
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
- a.
college: het college van burgemeester en wethouders;
- b.
deelnemer: het college van burgemeester en wethouders van respectievelijk Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Zuidplas;
- c.
directeur: ambtelijk leidinggevende van IJsselgemeenten;
- d.
gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie;
- e.
gemeente: de gemeente Capelle aan den IJssel, respectievelijk Krimpen aan den IJssel, respectievelijk Zuidplas;
- f.
IJSSELgemeenten: de bedrijfsvoeringsorganisatie IJSSELgemeenten, als bedoeld in artikel 2;
- g.
provincie: de provincie Zuid-Holland;
- h.
regeling: de gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten;
- j.
wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Hoofdstuk 2 De bedrijfsvoeringsorganisatie
Artikel 2. Bedrijfsvoeringsorganisatie
-
1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 8 lid 3 van de wet, genaamd IJSSELgemeenten.
-
2. De bedrijfsvoeringsorganisatie is gevestigd te Capelle aan den IJssel.
Hoofdstuk 3 Belang, taken en bevoegdheden
Artikel 3. Belang en doel
-
1. De regeling wordt uitsluitend getroffen ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemers.
-
2. Doel van de regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige en doelmatige uitvoering van de door de deelnemers aan IJSSELgemeenten opgedragen taken.
Artikel 4. Taken
-
1. Aan IJSSELgemeenten worden binnen het belang, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in ieder geval taken toegekend, overeenkomstig artikel 6, die betrekking hebben op de volgende vakgebieden:
- a.
Sociale Zaken;
- b.
ICT & Automatisering.
- a.
-
2. Als IJSSELgemeenten de in het eerste lid opgenomen taken van de regeling gaat uitvoeren, sluiten IJSSELgemeenten als opdrachtnemer en de gemeenten als opdrachtgevers een of meer meerjarige dienstverleningsovereenkomsten. Het bestuur kan daartoe een of meer modellen vaststellen voor de dienstverleningsovereenkomsten.
-
3. De in het eerste lid genoemde taken kunnen worden uitgebreid met andere taken bij afzonderlijk eensluidend besluit van alle deelnemers en aanvaarding van de nieuwe taken door het bestuur.
-
4. Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel nemen het pakket aan taken, zoals genoemd in het eerste lid onder a. en b. af. Zuidplas neemt het pakket aan taken, zoals genoemd in het eerste lid onder a. af.
Artikel 5. Algemene bevoegdheidstoedeling
De deelnemers dragen de bevoegdheden die hen bij of krachtens de wet zijn toegekend in mandaat over aan het bestuur, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4. Het bestuur kan daartoe een of meer modellen vaststellen voor de mandaatbesluiten.
Artikel 6. Dienstverlening aan derden
-
1. Voor zover de diensten vallen binnen het kader van de in artikel 4 vermelde taken, is IJSSELgemeenten tot een maximum van 20% van haar werktijd bevoegd tot het verrichten van diensten voor andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen. Met deze rechtspersonen en organisaties kunnen meerjarige dienstverleningsovereenkomsten afgesloten worden.
-
2. IJSSELgemeenten zal dienstverleningsovereenkomsten, als bedoeld in het eerste lid, alleen aangaan indien de wederpartij voldoet aan de aanbestedingswetgeving bij de selectie van IJSSELgemeenten als opdrachtnemer.
Hoofdstuk 4. Het bestuur
Artikel 7. Bestuur
-
1. IJSSELgemeenten heeft een bestuur.
-
2. Iedere deelnemer wijst uit zijn midden twee leden en twee plaatsvervangend leden aan als lid van het bestuur.
-
3. Een lid van het bestuur, aangewezen door het college van Capelle aan den IJssel, is voorzitter van het bestuur.
Artikel 8. Lidmaatschap bestuur
-
1. De leden van het bestuur worden door en uit de colleges aangewezen voor de duur van de zittingsperiode van het college. Bij de aanvang van elke zittingsperiode vindt de aanwijzing plaats uiterlijk binnen zes weken na de eerste vergadering van de nieuw benoemde colleges.
-
2. De leden van het bestuur treden af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het bestuur in functie treden.
-
3. De leden van het bestuur treden af op het moment van verlies van het burgemeesterschap dan wel het wethouderschap.
-
4. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
-
5. Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stelt het lid de voorzitter van het bestuur, alsmede de voorzitter van het college dat hem heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de wet, behouden leden van het bestuur, die ontslag hebben genomen, hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.
Artikel 9. Werkwijze bestuur
-
1. Het bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.
-
2. Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt aan de deelnemers toegezonden.
-
3. Het bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt, dan wel tenminste twee leden van het bestuur dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoeken. In het laatste geval vindt de vergadering plaats binnen twee weken.
-
4. Voor de oproeping van de vergaderingen is artikel 19 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
-
5. De secretarissen van de gemeenten kunnen de vergadering van het bestuur bijwonen. Zij kunnen deelnemen aan de beraadslagingen.
-
6. De leden van het bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.
Artikel 10. Bevoegdheden van het bestuur
-
1. Het bestuur heeft alle bevoegdheden die het bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen en deze gemeenschappelijke regeling toekomt.
-
2. Het bestuur vertegenwoordigt IJSSELgemeenten in en buiten rechte.
-
3. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, cooperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.
-
4. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur.
Artikel 11. Stemverhouding
-
1. Ieder lid van het bestuur heeft één stem.
-
2. Voor zover bij of krachtens deze regeling niet anders is bepaald, worden besluiten van het bestuur bij volstrekte meerderheid genomen.
-
3. De besluiten tot vaststelling van de begroting en de rekening alsmede de besluiten tot benoeming en ontslag van de directeur worden bij unanimiteit genomen.
-
4. De artikelen 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten van het bestuur, voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet is afgeweken.
Artikel 12. Inlichtingen, verantwoording en actieve informatieplicht
-
1. Een lid van het bestuur geeft aan het college dat hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze alle inlichtingen die door het college of een of meer leden daarvan, worden verlangd.
-
2. Een lid van het bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
-
3. Indien een lid van het bestuur niet meer het vertrouwen geniet van het college welk hem heeft aangewezen, kan deze hem als zodanig ontslaan.
-
4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raad van de betreffende gemeente, onverminderd het bepaalde in artikel 169 van de Gemeentewet.
-
5. Het bestuur geeft aan de raden van de gemeenten ongevraagd alle inlichtingen waarover zij beschikt die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken en die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur van IJSSELgemeenten gevoerde en te voeren beleid nodig is. Deze inlichtingen worden schriftelijk verstrekt aan de raden.
-
6. De vergaderstukken en verslagen van het bestuur worden actief openbaar gemaakt overeenkomstig het bepaalde in de Wet open overheid.
-
7. Het reglement van orde voor de vergadering van het bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.
Artikel 13. Secretaris
-
1. De directeur van IJSSELgemeenten treedt op als secretaris van het bestuur. Zijn plaatsvervanger treedt op als waarnemend secretaris.
-
2. De secretaris is het bestuur behulpzaam bij de vervulling van zijn taak. Hij kan deelnemen aan de beraadslagingen in het bestuur. De secretaris heeft geen stemrecht.
-
3. Alle stukken die van het bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede ondertekend. Het bestuur kan de secretaris mandaat verlenen om namens het bestuur bepaalde besluiten te nemen en bepaalde stukken te ondertekenen.
Artikel 14. Voorgenomen besluiten en zienswijze
-
1. Voordat besluiten aangaande een ingrijpende organisatorische wijziging of besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappijen, vennootschappen, verenigingen, cooperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen worden vastgesteld door het bestuur, zendt het bestuur dit besluit voor zienswijzen aan de raden van de deelnemende gemeenten.
-
2. Het bestuur oordeelt per geval of er al dan niet sprake is van een besluit aangaande ingrijpende organisatorische wijzigingen.
-
3. Het bestuur stelt voorafgaand aan de besluitvorming, de gemeenteraden schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen en de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
-
4. Voor de vakgebieden Sociale Zaken en ICT & Automatisering zijn geen besluiten benoemd waarvoor de gemeenraden om een zienswijze worden gevraagd.
Artikel 15. Evaluatie
Het bestuur kan, al dan niet op verzoek van een deelnemende gemeente, het functioneren van de bedrijfsvoeringsorganisatie en de samenwerkingsrelatie met de deelnemers evalueren en daarvan verslag uitbrengen aan de colleges en raden van de gemeenten, vergezeld van conclusies en aanbevelingen.
Hoofdstuk 5. Ambtelijke organisatie
Artikel 16. Kaders ambtelijke organisatie
-
1. De deelnemende gemeenten geven jaarlijks elk in een kaderbrief aan wat zij in de uitvoering voor het volgende jaar wenselijk achten.
-
2. Het bestuur stelt een organisatiebesluit en het jaarplan vast. Het organisatiebesluit en het jaarplan vormen de kaders voor de ambtelijke organisatie.
Artikel 17. Organisatiestructuur
-
1. IJSSELgemeenten heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een directeur.
-
2. De directeur evalueert periodiek de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatiestructuur en rapporteert daarover aan het bestuur.
Artikel 18. Benoeming en ontslag personeel
-
1. Het bestuur beslist met inachtneming van het bepaalde in artikel 20 over de benoeming en het ontslag van het personeel van IJSSELgemeenten.
-
2. Op het personeel in dienst van IJSSELgemeenten zijn van overeenkomstige toepassing de arbeidsvoorwaarden op basis van de CAO van de SGO en de vastgestelde rechtspositionele regelingen van de gemeente Capelle aan den IJssel.
Artikel 19. Ondersteunende diensten
Voor de ondersteunende diensten, onder andere op het gebied van personeel en organisatie, financiële zaken, accommodatiebeheer en archiefbeheer wordt gebruik gemaakt van faciliteiten die door de gemeente Capelle aan den IJssel ter beschikking worden gesteld. IJSSELgemeenten betaalt de gemeente Capelle aan den IJssel een vaste vergoeding voor ondersteuning. Hiervoor zal een aparte dienstverleningsovereenkomst worden opgesteld tussen IJSSELgemeenten en de gemeente Capelle aan den IJssel.
Artikel 20. Medezeggenschap en Georganiseerd overleg
Inzake de rechtspositie van de medewerkers van IJSSELgemeenten is een platform voor structureel georganiseerd overleg ingesteld. Het bestuur heeft hiervoor nadere regels vastgesteld in de vorm van een Regeling Georganiseerd Overleg.
Hoofdstuk 6. Directieoverleg
Artikel 21. Directieoverleg
-
1. Er is een ambtelijk strategisch overleg tussen de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten en de directeur. Dit betreft strategische, organisatorische of andere aangelegenheden van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
-
2. De gemeentesecretarissen kunnen in hun plaats andere functionarissen uit de eigen organisatie aanwijzen, voor deelname aan het ambtelijk strategisch overleg.
-
3. De directeur draagt zorg voor de verbinding tussen de bedrijfsvoeringsorganisatie en de deelnemende gemeenten.
Hoofdstuk 7. Financiële bepalingen
Artikel 22. Financiële administratie en controle
-
1. Op het financieel beleid, het financieel beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212 en 213 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
-
2. Het bestuur stelt in dat kader de vereiste verordeningen vast, waarbij rekening gehouden wordt met de taken en de wijze van uitvoering daarvan zoals bepaald in artikel 4.
Artikel 23. Begrotingsjaar
Het begrotingsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 24. Verdeling van de kosten
-
1. De kosten die worden gemaakt voor de uitvoering van het hele takenpakket en de instandhouding van IJSSELgemeenten, worden via de afgesloten dienstverleningsovereenkomsten op basis van afname van producten en diensten in rekening gebracht bij de deelnemers en andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 6, eerste lid.
-
2. Tot de kosten van IJSSELgemeenten worden, naast de directe uitvoeringskosten, tevens gerekend de overheadkosten en de kapitaallasten.
Artikel 25. Verplichtingen
De deelnemers zorgen ervoor dat IJSSELgemeenten over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen te kunnen voldoen.
Artikel 26. Kosten, verrekening, verdeling en facturering
-
1. De door de deelnemers en andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, verschuldigde bedragen worden door IJSSELgemeenten periodiek gefactureerd, overeenkomstig de afgesloten dienstverleningsovereenkomst, en zijn door de deelnemers en de desbetreffende andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen bij vooruitbetaling verschuldigd.
-
2. Het bestuur bepaalt elk jaar bij het vaststellen van de begroting voorlopig het aandeel van elke deelnemer in de voor het begrotingsjaar geraamde kosten.
Artikel 27. Financieel toezicht
Indien aan het bestuur van IJSSELgemeenten blijkt dat een gemeente weigert de uitgaven, bedoeld in artikel 24, 25 en 26 op de begroting te zetten, doet het bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
Hoofdstuk 8. Begroting en jaarrekening
Artikel 28. Begroting en jaarrekening
-
1. Het bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat deze door het bestuur wordt vastgesteld, doch uiterlijk 1 mei, toe aan de raden en de colleges van de gemeenten.
-
2. Indien het bestuur een wijziging in het benodigd budget voorziet ten gevolge van veranderd beleid, dan wordt dit door het bestuur toegelicht.
-
3. Het bestuur zendt ontwerpbegrotingswijzigingen acht weken voordat deze door het bestuur wordt vastgesteld toe aan de raden en de colleges van de gemeenten.
-
4. Het bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.
Hoofdstuk 9. Archiefbescheiden
Artikel 29. Archiefbescheidenen
-
1. Het bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten.
-
2. Voor het archiefbeheer geldt dat:
- a.
De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van het bestuursorgaan van de bedrijfsvoeringsorganisatie, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
- b.
Het bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van het bestuursorgaan van de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.
- a.
-
3. Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van het bestuursorgaan van de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Capelle aan den IJssel.
-
4. Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van het bestuursorgaan van de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van de gemeente Capelle aan den IJssel.
-
5. Verantwoording over het beheer en de zorg vindt als volgt plaats:
- a.
De archivaris van de gemeente Capelle aan den IJssel brengt tweejaarlijks aan het bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van het bestuursorgaan van de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
- b.
Het bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan de instellende organen over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van het bestuursorgaan van de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten.
- a.
-
6. Voor het ter beschikking stellen van archiefbescheidenen gelden de volgende afspraken:
- a.
De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het bestuur de archiefbescheiden beschikbaar die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.
- b.
In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden geregeld.
- c.
In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.
- a.
Hoofdstuk 10. Geschillen en klachten
Artikel 30. Geschillenregeling
-
1. Geschillen als bedoeld in artikel 28 van de wet worden eerst voorgelegd aan een Geschillencommissie.
-
2. Deze commissie bestaat uit drie personen, aan te wijzen door de partijen waartussen het geschil bestaat.
-
3. De commissie hoort de bij het geschil betrokken bestuursorganen en brengt advies uit aan het bestuur over de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen.
-
4. Na ontvangst van het advies treden de in het tweede lid bedoelde partijen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de wet, voor te leggen aan gedeputeerde staten.
-
5. De kosten voor de geschillencommissie worden door IJSSELgemeenten en de betreffende deelnemer(s) ieder in gelijke delen gedragen.
Artikel 31. Klachtenregeling
-
1. Overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht kan een ieder bij het bestuur een klacht indienen over gedragingen van het bestuur van IJSSELgemeenten.
-
2. Het bestuur stelt een interne klachtenregeling vast.
-
3. Tot behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:18 van de Algemene wet bestuursrecht is bevoegd de Ombudsman zoals aangewezen door de deelnemende gemeente van het grondgebied waar klager woonachtig is.
Hoofdstuk 11. Burgerparticipatie
Artikel 32. Burgerparticipatie
-
1. Ten aanzien van het vakgebied Sociale Zaken van deze regeling, kent elk van de deelnemers een eigen Adviesraad Sociaal Domein. De Adviesraad Sociaal Domein geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het college en de gemeenteraad over de beleidsontwikkeling op hoofdlijnen en evaluatie van het gevoerde beleid van de wetten die door de afdeling Sociale Zaken worden uitgevoerd.
-
Daarnaast maakt IJSSELgemeenten gebruik van een bestaand instrumentarium waardoor burgers betrokken worden bij de uitvoering van de wetten.
-
2. Ten aanzien van het vakgebied ICT & Automatisering van de regeling is er geen aanleiding voor burgerparticipatie.
-
3. Ten aanzien van het doel en de taken van de gemeenschappelijke regeling wordt geen mogelijkheid tot burgerparticipatie geboden.
Hoofdstuk 12. Toetreding, wijziging en opheffen
Artikel 33. Toetreding
-
1. Toetreding tot deze regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van alle deelnemers alsmede van de potentiële deelnemer, na verkregen toestemming indien van toepassing.
-
2. Het bestuur doet een voorstel tot toetreding en regelt daarbij de voorwaarden die aan de toetreding zijn verbonden.
-
3. Het bestuur stelt een toetredingssom vast voor de toetreding.
-
4. De toetreding gaat in op een in overleg tussen het bestuur en de toetredende deelnemer te bepalen tijdstip, dat niet ligt vóór het tijdstip waarop de in het eerste lid genoemde besluiten zijn genomen en bekendgemaakt.
-
5. Van elk bericht van toetreding van een deelnemer wordt door het bestuur kennis gegeven aan gedeputeerde staten.
Artikel 34. Wijziging
-
1. Een voorstel aan deelnemers tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het bestuur of door tenminste twee deelnemers.
-
2. De deelnemers dienen unaniem te besluiten tot wijziging van deze regeling, met inachtneming van artikel 1 van de wet.
-
3. De wijziging van de regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt. .
Artikel 35. Opheffing
-
1. De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van alle deelnemers.
-
2. Het bestuur stelt, gehoord de raden van de deelnemers, binnen zes maanden na besluitvorming een liquidatieplan vast en regelt de vereffening van het vermogen.
-
3. De organen van IJSSELgemeenten blijven, zo nodig, na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is afgerond.
Hoofdstuk 13. Uittredingsbepalingen
Artikel 36 Besluit tot uittreding
-
1. Iedere deelnemer kan besluiten tot uittreden. Een besluit tot uittreding kan niet eerder worden genomen dan drie jaar na het besluit tot het aangaan van dan wel toetreding tot deze regeling.
-
2. Een uittredingsbesluit wordt van kracht twee kalenderjaren na het verstrijken van het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen. Tenzij het bestuur een kortere termijn bepaalt.
-
3. Alvorens een deelnemer tot een besluit tot uittreding komt, wordt over het voornemen daartoe eerst overleg met de andere deelnemers gevoerd.
-
4. In het voornemen als bedoeld in het derde lid worden de motieven gegeven op grond waarvan de deelnemer wenst uit te treden.
-
5. Het besluit als bedoeld in het eerste lid wordt terstond ter kennis gebracht van het bestuur.
-
6. Het besluit tot uittreding wordt door het bestuur toegezonden aan de raden en colleges van de overige deelnemers en gedeputeerde staten.
-
7. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het bestuur het besluit heeft ontvangen.
-
8. Het bestuur draagt naar aanleiding van het uittredingsbesluit van een deelnemer zorg voor het opstellen en vaststellen van een concept uittredingsplan.
-
9. Het bestuur stelt het definitieve uittredingsplan vast, met in achtneming van het concept uittredingsplan en de ingediende zienswijzen.
Artikel 37 Concept uittredingsplan
-
1. Het bestuur stelt voor het opstellen van het concept uittredingsplan een projectgroep samen die onder leiding van een onafhankelijke (externe) deskundige het concept uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.
-
2. De projectgroep inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in het concept uittredingsplan en doet een voorstel tot een voorlopige uittreedsom.
-
3. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.
-
4. Het bestuur geeft de accountant van IJSSELgemeenten opdracht om het door de projectgroep voorbereide concept uittredingsplan en het voorstel voor een voorlopige uittreedsom te toetsen. De kosten voor het toetsen zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.
-
5. Het bestuur zendt het concept uittredingsplan met de voorlopige uittreedsom als voorstel voor het uittredingsplan toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen gedurende acht weken hun zienswijzen over het concept-uittredingsplan bij het bestuur indienen.
-
6. De raad van de uittredende deelnemer heeft de mogelijkheid, na ontvangst van het concept uittredingsplan met de voorlopige uittreedsom, gedurende acht weken om het eerdere besluit tot uittreding te herroepen.
Artikel 38 Uittredingsplan
-
1. Het uittredingsplan bevat de systematiek voor de berekening van de financiële gevolgen van daadwerkelijke uittreding, te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de uittreedsom. Tot deze financiële voorwaarden behoort de bepaling, dat een uittredende deelnemer nog twee jaar vanaf het jaar van daadwerkelijke uittreding aan IJSSELgemeenten een bijdrage in De jaarlijkse (vaste) exploitatielasten betaalt, waaronder de personele kosten van IJSSELgemeenten. De bijdrage kan worden omgezet in een éénmalige uittredingssom.
-
2. Uiterlijk 8 maanden voorafgaand aan het moment van daadwerkelijke uittreding stelt het bestuur het uittredingsplan met daarin de uittreedsom vast. Het bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op een gemiddelde van de jaarrekeningen van de voorafgaande vier begrotingsjaren.
-
3. Een uittredende deelnemer kan géén recht doen gelden op de overdracht van enig eigendom van IJSSELgemeenten. Wel kan de uittreding tot gevolg hebben dat deelnemende partijen nader onderhandelen over de eigendomspositie, zakelijke rechten of gezamenlijk aangehouden reserveposities, indien aanwezig, van IJSSELgemeenten.
-
4. Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.
Artikel 39 Uittreedsom
-
1. De voorlopige respectievelijk definitieve uittreedsom bestaat uit een vergoeding ter compensatie van directe kosten van definitieve uittreding (frictiekosten en desintegratiekosten), verminderd met het aandeel van de uittredende deelnemer in het eigen vermogen minus de bestemmingsreserves van IJSSELgemeenten op de datum van uittreding.
-
2. Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten te maken door de gemeenschappelijke regeling die het directe gevolg zijn van de beslissing tot uittreding van een deelnemer, zoals maar niet uitsluitend, de inhuur van deskundigen, een accountant en advocaat.
-
3. Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de gemeenschappelijke regeling die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer, ontstaan als direct gevolg van de uittreding. Onder desintegratiekosten wordt mede verstaan alle kosten uit overige verplichtingen, zoals de afbouw van risico's alsmede de door deelnemers aangegane langlopende contractuele betalingsverplichtingen.
-
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op kosten te dragen door de gemeenschappelijke regeling die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico's daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van daadwerkelijke uittreding als direct gevolg van de uittreding.
-
5. IJSSELgemeenten brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van het eigen vermogen van de uittredende deelnemer minus de bestemmingsreserves van de gemeenschappelijke regeling zoals genoemd in lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, op de wijze zoals genoemd in artikel 41.
-
6. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van die deelnemer.
Artikel 40. Raming en berekening van de uittreedsom
-
1. De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke definitieve uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke definitieve uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de definitieve uittreedsom.
-
2. Feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van daadwerkelijke definitieve uittreding kunnen niet leiden tot wijziging van de hoogte van de uittreedsom, tenzij de uitgetreden deelnemer dan wel het bestuur kan aantonen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou zijn bepaald indien:
- a.
de wederpartij onjuiste inlichtingen heeft verstrekt waarvan deze diende aan te nemen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou luiden, indien deze onjuiste inlichtingen niet zouden zijn verstrekt;
- b.
de wederpartij inlichtingen die hem op het moment van het bepalen van de uittreedsom bekend waren niet heeft verstrekt, terwijl de wederpartij redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze inlichtingen van invloed zouden kunnen zijn op de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.
- a.
-
3. De tussen de deelnemers bestaande verhoudingen en afspraken met betrekking tot niet definitief afgehandelde of later alsnog ingediende schadeclaims op grond van schade ontstaan binnen de periode van deelneming, zullen gedurende een periode van 30 jaren ongewijzigd gecontinueerd worden, als waren zij nog gezamenlijk deelnemers aan IJSSELgemeenten. Het vorenstaande geldt voor wat betreft besluitvorming ten aanzien van vraagstukken betreffende schadeclaims, als ook financiële inbreng van de deelnemers met betrekking tot de aan dit onderwerp verbonden kosten, voor zover die voor rekening en risico van IJSSELgemeenten komen en voor zover de bestemmings- en algemene reserves bezien vanuit de reservepositie van IJSSELgemeenten, niet toereikend zijn om die schade (geheel of gedeeltelijk) te dekken.
Artikel 41. Betalingsafspraken
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het bestuur de uitredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in één keer. In het uittredingsplan bepaalt het bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een aantal termijnen (het aantal termijnen zal naar redelijkheid door het bestuur bepaald worden) of in één keer dient te betalen. In geval van betaling in één termijn, dient die betaling binnen 6 maanden na uittreding plaats te vinden.
Artikel 42. Belangen
-
1. IJSSELgemeenten is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemende gemeente.
-
2. De vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer in het bestuur, houdt gedurende de periode vanaf het besluit tot uittreding tot de daadwerkelijke uittreding, bij de beraadslaging en besluitvorming door het bestuur rekening met de belangen van IJSSELgemeenten zoals deze zich kunnen voordoen vanaf het moment van daadwerkelijke uittreding. Indien nodig onthoudt deze vertegenwoordiger zich van beraadslaging en besluitvorming.
-
3. Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.
Artikel 43. Wijziging gemeenschappelijk regeling
Na uittreding van de uittredende deelnemende gemeente, zal de gemeenschappelijke regeling gewijzigd dienen te worden conform artikel 34 van deze regeling.
Artikel 44. Continuering samenwerking
-
1. Indien het bestuur constateert dat het besluit tot uittreding de vraag oproept of continuering van de samenwerking in IJSSELgemeenten redelijkerwijs nog wel mogelijk is, doet zij de colleges en raden van de deelnemers een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling.
-
2. Indien binnen drie maanden hierna door het bestuur wordt besloten de procedure tot opheffing op te starten, dan wordt het eerder ontvangen besluit tot uittreding van een deelnemer beschouwd als besluit tot opheffing. Het bepaalde in artikel 35 is dan van toepassing.
Hoofdstuk 14. Slotbepalingen
Artikel 45. Duur regeling
-
1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
-
2. Het college van de gemeente Capelle aan den IJssel zendt de regeling, alsmede de wijzigingen daarvan, aan gedeputeerde staten.
-
3. De deelnemers nemen de regeling op in het door hen bij te houden register, als bedoeld in artikel 136 van de wet.
Artikel 46. Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze gemeenschappelijke regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
-
2. Deze gemeenschappelijke regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten 2023.
-
3. De gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten, zoals vastgesteld op 15 december 2015, wordt ingetrokken.
Ondertekening
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel,
A.L. Duijmaer van Twist
secretaris
C.H.J. Lamers
burgemeester
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel,
Mr. A.E. Bosker
secretaris
J.J. Luteijn
burgemeester
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas,
M. Burgmans
secretaris
J.F. Weber
burgemeester
Toelichting Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten
Algemene toelichting
Per 1 januari 2016 zijn de colleges van Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Zuidplas de gemeenschappelijke regeling Usselgemeenten aangegaan. IJSSELgemeenten voert krachtens mandaten, machtigingen en volmachten namens en voor de colleges en gemeenten ondersteunende processen en uitvoeringstaken uit op het terrein van Sociale Zaken (voor alle deelnemers) en ICT en automatisering (alleen voor Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel). Deze gemeenschappelijke regeling is aangegaan in de vorm van een bedrijfsvoeringsorganisatie, met één bestuursorgaan: het bestuur.
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
Dit artikel bevat enkele begripsbepalingen die in de gemeenschappelijke regeling gehanteerd worden. Deze zijn aanvullend op termen zoals deze in de Wgr, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden gebruikt.
Hoofdstuk 2. De bedrijfsvoeringsorganisatie
Artikel 2. Bedrijfsvoeringsorganisatie
Dit artikel regelt in het eerste lid dat een bedrijfsvoeringsorganisatie wordt ingesteld. De bedrijfsvoeringsorganisatie is een van de samenwerkingsmogelijkheden die de Wet gemeenschappelijke regelingen biedt (artikel 8, derde lid, Wgr).
Wanneer een bedrijfsvoeringsorganisatie wordt opgericht, moet de vestigingsplaats in de gemeenschappelijke regeling worden opgenomen (artikel 10, derde lid, Wgr). Dat is in het tweede lid gebeurd. Deze vestigingsplaats bepaalt onder meer welke bestuursrechter bevoegd is kennis te nemen van beroep tegen besluiten die het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter nemen (artikel 8:7, eerste lid, Awb, behoudens de besluiten die in mandaat namens de deelnemers worden genomen, vgl. artikel 10:2 Awb).
Hoofdstuk 3. Belang, taken en bevoegdheden
Artikel 3. Belang en doel
Een gemeenschappelijke regeling wordt getroffen ter behartiging van een of meerdere belangen van de betrokken gemeenten (artikel 1, eerste lid, Wgr). De belangen waarvoor de gemeenschappelijke regeling wordt getroffen moeten in de gemeenschappelijke regeling zijn opgenomen (artikel 10, eerste lid, Wgr). Artikel 4, eerste lid, benoemt dat belang. Het belang is met name bedoeld om de bevoegdheden van het bestuur van het gemeenschappelijk openbaar lichaam af te bakenen. Het belang is breed gehouden zodat het takenpakket in de toekomst uitgebreid kan worden. Dat gebeurt dan bij een aparte taakopdracht en overeenkomst (artikel 4, derde lid), of middels wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Ter verduidelijking van het belang van de bedrijfsvoeringsorganisatie is in het tweede lid van artikel 3 ook het doel van de gemeenschappelijke regeling ten aanzien van de opgedragen taken geformuleerd.
Artikel 4. Taken
Artikel 4, eerste lid benoemt de taken die bij aanvang worden opgedragen. Het tweede lid verplicht dat daarvoor meerjarige dienstverleningsovereenkomsten worden afgesloten tussen het openbaar lichaam en de betrokken gemeenten. In het midden is gelaten voor hoeveel jaar de dienstverleningsovereenkomst gesloten wordt, om te voorkomen dat een te rigide systeem ontstaat. Het derde lid regelt dat de deelnemende colleges de taken kunnen uitbreiden bij eensluidend besluit indien dat ook is aanvaard door het bestuur. Zij dienen dat besluit wel voor te hangen bij de gemeenteraden wanneer dit ingrijpende gevolgen voor de gemeentelijke organisatie heeft (artikel 169, vierde lid, Gemeentewet). Het vierde lid regelt tenslotte dat IJSSELgemeenten voor Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel alle in het eerste lid genoemde taken uitvoert en dat IJSSELgemeenten voor Zuidplas alleen de taken op het terrein van Sociale Zaken uitvoert.
Artikel 5. Algemene bevoegdheidstoedeling
Dit artikel regelt dat de taken (en bevoegdheden) die aan het bestuur of de organisatie van de bedrijfsvoeringsorganisatie worden opgedragen in mandaat worden uitgeoefend (artikel 10:3, eerste lid, Awb). Er worden zodoende geen bevoegdheden overgedragen (vgl. artikel 10, tweede lid, en artikel 10:13 e.v. Awb). Dat de taken in mandaat worden uitgeoefend betekent dat de colleges van burgemeester en wethouders ten volle (politiek en juridisch) verantwoordelijk blijven voor de besluitvorming (artikel 10:1 en artikel 10:2 Awb). Daartoe moeten zij inlichtingen krijgen van de gemandateerde(n) (artikel 10:6, tweede lid, Awb). De colleges kunnen ieder afzonderlijk instructies geven (artikel 10:6, tweede lid, Awb), ze kunnen de bevoegdheden zelf uitoefenen (artikel 10:7 Awb, hetgeen voor het beslissen op mandaat ten zeerste is aan te raden) en ze kunnen als ultimum remedium het mandaatbesluit intrekken (artikel 10:8, eerste lid, Awb).
Artikel 6. Dienstverlening aan derden
Dit artikel vloeit voort uit de Europese aanbestedingsrichtlijnen en de Aanbestedingswet 2012. De deelnemende gemeente(besture)n mogen aanbestedingsvrij diensten afnemen van het gemeenschappelijk openbaar lichaam omdat daarbij in beginsel sprake is van een zogenoemde inbesteding. Om daar aan te kunnen (blijven) voldoen is het van belang dat de deelnemers toezicht kunnen uitoefenen op de strategische beslissingen van de bedrijfsvoeringsorganisatie (hetgeen blijkens art. 12, derde lid, Richtlijn 2014/24/EU mogelijk is nu iedere deelnemer in het bestuur zit) en wanneer de bedrijfsvoeringsorganisatie ten minste 80% van zijn werkzaamheden verricht voor de deelnemende partijen. Wordt niet of niet langer aan deze eisen voldaan, dan kan niet langer aanbestedingsvrij gebruik worden gemaakt van de diensten van het gemeenschappelijk openbaar lichaam. Het eerste lid benadrukt dit. Het tweede lid vereist voorts dat ook eventuele derden aan de aanbestedingsregels voldoen, alvorens zij diensten kunnen afnemen van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
Hoofdstuk 4. Het bestuur
Artikel 7. Bestuur
Bij een bedrijfsvoeringsorganisatie (een gemeenschappelijke regeling waaraan uitsluitend colleges van burgemeester en wethouders mogen deelnemen) zijn het de colleges van burgemeester en wethouders die uit hun midden leden voor het bestuur moeten aanwijzen (artikel 14a Wgr). Hoeveel leden iedere deelnemer mag aanwijzen moet in de gemeenschappelijke regeling worden geregeld (artikel 10, derde lid, jo. artikel 14a jo artikel 13, derde lid, Wgr). Er is voor gekozen dat iedere deelnemer zowel twee leden als twee plaatsvervangend lid aanwijst. De plaatsvervanger vervangt het lid bij afwezigheid.
De Wgr vereist niet dat het bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie een voorzitter heeft. De Wgr staat bovendien niet toe dat, indien wordt gekozen om in de gemeenschappelijke regeling de functie van voorzitter van de bedrijfsvoeringsorganisatie te regelen, dat de voorzitter een bestuursorgaan is dat over eigen bevoegdheden mag beschikken. IJSSELgemeenten bepaalt in lid 3 dat het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie een voorzitter heeft en dat deze functie wordt uitgeoefend door een lid van het bestuur dat door het college van Capelle aan den IJssel is aangewezen.
Artikel 8. Lidmaatschap bestuur
Artikel 14a jo. 13, tweede lid, Wgr bepaalt dat iemand die het lidmaatschap van het college verliest, van rechtswege ophoudt lid te zijn van het bestuur. Daarnaast geeft het vijfde lid ook een mogelijkheid van ontslagneming door het lid zelf, die pas ingaat wanneer in de opvolging is voorzien.
Artikel 9. Werkwijze bestuur
Het bestuur moet een reglement van orde vaststellen. Dit is vastgelegd in artikel 22 lid 1 van de Wgr en artikel 16 van de Gemeentewet.
Dit artikel bevat verder een nadere uitwerking van de (deels verplichte) artikelen 21, 22 en 23 van de Wgr. Het vijfde lid bevat een recht voor de gemeentesecretarissen om de vergaderingen van het bestuur bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen. Dat is expliciet opgenomen, nu de Wgr noch de Gemeentewet daarin voorziet.
Artikel 10. Bevoegdheden van het bestuur
Dit artikel regelt de bevoegdheden van het bestuur van IJSSELgemeenten. Ter verduidelijking van het eerste lid bepaalt het tweede lid dat het bestuur IJSSELgemeenten als rechtspersoon in en buiten rechte vertegenwoordigt. De regeling voor de verlening van mandaat, volmacht en machtiging in de Awb stelt het bestuur in staat om andere personen bevoegd te maken namens het bestuur of de rechtspersoon IJSSELgemeenten in en buiten rechte op te treden. Dat behoeft derhalve niet nader in de GR IJSSELgemeenten geregeld te worden, maar mag worden geregeld bij besluit van het bestuur. Wel dient — gelet op artikel 31a Wgr - in de GR IJSSELgemeenten uitdrukkelijk te worden geregeld dat IJSSELgemeenten bevoegd is om te besluiten tot oprichting van en deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen. Dit artikellid is ingevoegd omdat met de inwerkingtreding van artikel 31a het ontbreken van een dergelijke bepaling zou betekenen dat IJSSELgemeenten niet bevoegd zou zijn tot oprichting van en deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen. Dit zou dan een wijziging zijn ten opzichte van het regime van de GR IJSSELgemeenten dat gold tot 1 januari 2016.
Het bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag van de directeur (lid 4).
Artikel 11. Stemverhouding
Uitgangspunt van de Wgr is dat ieder lid van het bestuur één stem heeft, maar de gemeenschappelijke regeling mag meervoudig stemrecht toekennen (artikel 14a jo. 13, vierde lid, Wgr). Daarvan is geen gebruik gemaakt, dus ieder lid heeft één stem (lid 1). Uitgangspunt van de Wgr is voorts dat besluiten bij volstrekte meerderheid worden genomen, maar dat voor bepaalde besluiten een gekwalificeerde meerderheid kan worden geëist (artikel 14a jo. artikel 13, vierde lid, Wgr). Het tweede lid neemt dit uitgangspunt over, maar er zijn enkele uitzonderingen in het derde lid opgenomen, waarvoor unanieme besluitvorming geldt. Het vierde lid tenslotte herhaalt een verplichting uit artikel 22 Wgr.
Artikel 12. Inlichtingen, verantwoording en actieve informatieplicht
Dit artikel regelt in de leden 1 tot en met 4 de inlichtingen- en verantwoordingsplicht van de individuele leden van het bestuur zoals die voortvloeien uit de artikelen 16, 17, 18 en 19 van de Wgr. Dit geldt voorts voor het ontslagrecht dat de colleges hebben ten aanzien van door hen aangewezen leden (artikel 18 van de Wgr). Ieder lid van het bestuur moet aan zowel het college dat hem heeft aangewezen als aan de raad van zijn gemeente verantwoording afleggen over hetgeen hij in het bestuur heeft gedaan. Daartoe moet hij ook alle inlichtingen verschaffen die één of meer leden van het college onderscheidenlijk de raad vragen. De leden 5 en 6 bevat de inlichtingenplicht van het bestuur (als orgaan van IJSSELgemeenten) aan de raden, overeenkomstig artikel 17 van de Wgr. Met lid 5 is uitvoering gegeven aan de actieve informatieplicht van het bestuur aan de raden (artikel 17 lid 2 van de Wgr).
Het bestuur verstrekt op verschillende wijzen informatie aan de deelnemende gemeenten. Elk jaar stelt het bestuur een Jaarplan op. Dit plan bevat de speerpunten en doelstellingen voor het nieuwe jaar. Ook wordt in dit Jaarplan invulling gegeven aan de prioriteiten die de deelnemers benoemen in hun Kaderbrief. Daarnaast verstrekt het bestuur na afloop van elk kwartaal een bestuursrapportage met daarin cijfermatig en kwalitatieve inzichten in ontwikkelingen van het voorgaande kwartaal. Ook verstrekt IJSSELgemeenten informatie in het kader van de P&C-cyclus, waaronder inbegrepen de (concept)begroting, begrotingswijzigingen en het Jaarverslag
Artikel 13. Secretaris
Dit artikel behandelt de rol en positie van de secretaris. De (algemeen) directeur is secretaris.
Artikel 14. Voorgenomen besluiten en zienswijze
Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van artikel 31a van de Wgr (zie artikel 10 lid 3 van deze regeling en de toelichting daarop), wordt het besluit tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, cooperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet genomen, dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten om een zienswijze is gevraagd. Dit is vastgelegd in artikel 31a van de Wgr en overgenomen in de leden 1 en 2.
Onder een ingrijpende organisatorische wijziging wordt met name verstaan zeer omvangrijke nieuwe taken voor of toevoeging van nieuwe onderdelen van IJSSELgemeenten.
IJSSELgemeenten kan als bedrijfsvoeringsorganisatie zelf geen beleid vaststellen.
Op het vakgebied Sociale Zaken is sprake van het uitvoeren van wetten. De kaders van de uit te voeren wetten en het beleid worden vastgesteld door de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten. Om die reden zijn er op het vakgebied Sociale Zaken geen besluiten waarop de raden een zienswijze behoeven te geven.
Op het vakgebied ICT & Automatisering is sprake van interne bedrijfsvoering. Investeringsbedragen op het gebied van ICT worden reeds opgenomen in de begroting. Besluiten tot het vaststellen of wijziging van de begroting vallen niet onder de voorgenomen besluiten als bedoeld in artikel 10 lid 5 Wgr, waarover de raden een zienswijze kunnen geven. Voor deze besluiten gelden namelijk afzonderlijke regelingen en procedures (zie de artikelen 34, 34a, 34b en 35 van de Wgr). In deze GR IJSSELgemeenten is dit toegelicht bij artikel 28.
Artikel 15. Evaluatie
In iedere GR moet op grond van artikel 11 a van de Wgr een bepaling staan over de evaluatie van de regeling. De bepaling kan ook inhouden dat niet wordt geëvalueerd.
Met dit artikel is uitvoering gegeven aan artikel 11 a van de Wgr. Zo worden er klantentevredenheidsonderzoeken en medewerkersonderzoeken uitgevoerd. Ook wordt deelgenomen aan benchmarks op het gebied van ICT en Sociale Zaken. Alle uitkomsten worden gedeeld, toegelicht en besproken.
Hoofdstuk 5. Ambtelijke organisatie
Artikel 16. Kaders ambtelijke organisatie
Elke deelnemer geeft jaarlijks in een kaderbrief aan wat hij in de uitvoering voor het volgende jaar wenselijk acht (lid 1). Dit artikel regelt dat het bestuur de kaders stelt voor de ambtelijke organisatie in de vorm van een organisatiebesluit en een jaarplan (lid 2).
Artikel 17. Organisatiestructuur
De ambtelijke organisatie staat onder leiding van een directeur (eerste lid). Een bijzondere taak van de directeur is de periodieke evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatiestructuur (tweede lid).
Artikel 18. Benoeming en ontslag personeel
Dit artikel regelt de rechtspositie van het personeel van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
Per 1 januari 2020 is de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA) in werking getreden. Door deze wet is het dienstverband tussen overheidswerkgever en ambtenaar overgegaan van het bestuursrecht naar het civiele recht. Hiermee is ook de bezwaarbehandeling via de commissie bezwaarschriften verdwenen die plaatsvond bij arbeidsconflicten. Artikel 11.5 van de CAO van de SGO schrijft voor dat er vanaf 1 januari 2020 een geschillencommissie moet worden ingesteld voor de behandeling van individuele geschillen tussen werkgever en werknemer. Ter uitvoering van genoemd artikel in de CAO-gemeenten is IJSSELgemeenten aangesloten bij de Geschillencommissie Leidse-regio.
Artikel 19. Ondersteunende diensten
Voor de in dit artikel genoemde diensten maken de IJSSELgemeenten gebruik van de diensten van Capelle aan den IJssel. Volgens de CAO-ontwikkelingen wordt de vergoeding, die IJSSELgemeenten aan de gemeente Capelle aan den IJssel betaalt, jaarlijks geïndexeerd.
Artikel 20. Medezeggenschap en Georganiseerd overleg
Dit artikel regelt de medezeggenschap en het georganiseerd overleg.
Hoofdstuk 6. Directieoverleg
Artikel 21.Directieoverleg
In dit artikel wordt aangegeven wie zitting hebben in het directieoverleg en wat in dit overleg aan de orde komt.
Hoofdstuk 7. Financiële bepalingen
Artikel 22. Financiële administratie en controle
Dit artikel handelt over de financiële administratie, overeenkomstig de huidige Gemeentewet. Op de administratie is ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BBV) van overeenkomstige toepassing. Het bestuur moet de zogenoemde 212- en 213-verordeningen vaststellen (artikel 35, zesde lid, Wgr jo. artikel 212 en artikel 213 Gemeentewet).
Artikel 23. Begrotingsjaar
Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar, overeenkomstig artikel 189 lid 4 Gemeentewet.
Artikel 24. Verdeling van de kosten
Dit artikel regelt de wijze van kostenverdeling over de deelnemers en derden. De afgesloten dienstverleningsovereenkomsten zijn daarvoor leidend.
Artikel 25. Verplichtingen
Dit artikel codificeert dat de deelnemers er voor zorg dragen dat de bedrijfsvoeringsorganisatie te alle tijden aan zijn verplichtingen jegens derden kan voldoen. Dat betekent dat bij tekorten die niet intern kunnen worden afgedekt, de deelnemers moeten bijbetalen.
Artikel 26. Kosten, verrekening, verdeling en facturering
Dit artikel ziet op de praktische uitvoering van betalingen en bevoorschotting die door de deelnemers moet plaatsvinden om de IJSSELgemeenten te kunnen laten functioneren.
Artikel 27. Financieel toezicht
De bijdragen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie zijn verplichte uitgaven voor de gemeente. Dat betekent dat de raad deze op de begroting moet opnemen. Indien de raad dit weigert, kunnen gedeputeerde staten daarin voorzien. Dit artikel regelt dat het bestuur gedeputeerde staten tijdig inschakelt indien gemeenteraden weigeren de benodigde verplichtingen op te nemen op de gemeentelijke begroting.
Hoofdstuk 8. Begroting en jaarrekening
Artikel 28. Begroting en jaarrekening
Dit artikel gaat over de begroting, binnen de wettelijke kaders van artikel 34, 34a, 34b en 35 van de Wgr. Het bestuur moet jaarlijks voor 30 april een kadernota vaststellen voor de bedrijfsvoering voor het volgende begrotingsjaar (artikel 34b van de Wgr). Deze dient als kader voor de begroting. Na vaststelling stuurt het bestuur de kadernota direct naar de raden van de gemeenten.
Het bestuur stelt vervolgens een ontwerpbegroting en een toelichting van baten en lasten op voor het volgende kalenderjaar. De besluitvormingsprocedure van de ontwerpbegroting is vastgelegd in artikel 35 van de Wgr. Het bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat deze door het bestuur wordt vastgesteld, doch uiterlijk 1 mei, toe aan de raden en colleges van de gemeenten (lid 1 en artikel 35 lid 1 van de Wgr). Eventuele wijzigingen in het budget moeten apart worden toegelicht (lid 2). De raden hebben twaalf weken de tijd om zienswijzen in te dienen bij het bestuur ( artikel 35 lid 3 van de Wgr). Het bestuur deelt de raden van de gemeenten bij het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd zijn oordeel mee over de ingediende zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt (artikel 35 lid 4 van de Wgr). Het bestuur stelt de begroting uiterlijk 15 september vast ( artikel 34 lid 2 van de Wgr).
Daarna moet de begroting worden toegezonden aan gedeputeerde staten voor 15 september (artikel 34 lid 2 van de Wgr) en aan de raden en colleges (artikel 35 lid 5 van de Wgr).
Bovenstaande procedure is ook van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting (artikel 35 lid 6 van de Wgr). In lid 3 is opgenomen dat het bestuur de ontwerpbegrotingswijzigingen acht weken voordat deze wordt vastgesteld aan de raden en colleges van de gemeenten toezendt. De twaalf weken als vermeld in artikel 35 lid 1 Wgr is bij begrotingswijzigingen niet verplicht door de tweede zin van artikel 35 lid 6 Wgr, zodat daarvoor een termijn van acht weken wordt gehanteerd.
Conform artikel 34b van de Wgr zendt het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie de voorlopige jaarrekening vóór 30 april toe aan de raden van de gemeenten. Dit betekent dat het bestuur vóór 30 april de voorlopige jaarrekening moet hebben vastgesteld.
Het vierde lid bepaalt dat het bestuur elk jaar de jaarrekening met een bijbehorend verslag van het voorgaande jaar opstelt. Op grond van artikel 34 lid 3 van de Wgr stelt het bestuur de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft. Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten (artikel 34 lid 4 van de Wgr).
Hoofdstuk 9. Archiefbescheiden
Artikel 29. Archiefbescheiden
Dit artikel is gebaseerd op artikel 40 van de Archiefwet 1995. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de begrippen 'archiefzorg' en 'archiefbeheer'. Het begrip 'zorg' is niet gedefinieerd in de wet. In het algemeen wordt hieronder verstaan de (kaderstellende) bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het ontvangen, vervaardigen, bewaren en uiteindelijk vernietigen van de archiefbescheiden (die daarvoor in aanmerking komen) op een wijze waarmee de goede, geordende en toegankelijke staat gedurende de wettelijk voorgeschreven bewaartermijn is gewaarborgd en waarbij de authenticiteit van deze archiefbescheiden op ieder moment kan worden vastgesteld. Dit ter onderscheiding van het 'beheer' van de archiefbescheiden: de ambtelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de beheerwerkzaamheden, te weten het behouden, bewerken, benutten, vernietigen en ter raadpleging of gebruik ter beschikking stellen aan de ambtelijke organisatie en het publiek.
Het beheer van de archiefbescheiden die in het kader van de uitvoering van de taken zijn of worden gevormd wordt door de deelnemers opgedragen aan de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten, maar de deelnemers blijven zelf zorgdrager, zoals bedoeld in de Archiefwet. De gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten is verantwoordelijk voor de zorg en het beheer van archiefbescheiden die betrekking hebben op de eigen organisatie (eigen functioneren).
Hoofdstuk 10. Geschillen en klachten
Artikel 30. Geschillenregeling
Geschillen omtrent de gemeenschappelijke regeling moeten aan gedeputeerde staten worden voorgelegd (artikel 28 van de Wgr). Dit artikel voorziet in een voorprocedure om geschillen snel te kunnen oplossen, voordat geformaliseerd wordt.
Artikel 31. Klachtenregeling
Dit artikel regelt het klachtrecht ten aanzien van IJSSELgemeenten overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor het externe klachtrecht is voor Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel de ombudsman bevoegd die door respectievelijk Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel is aangewezen als ombudsman. Zuidplas is verbonden aan een andere ombudsman.
Hoofdstuk 11. Burgerparticipatie
Artikel 32. Burgerparticipatie
Artikel 10 lid 7 van de Wgr bepaalt dat in een GR moet zijn opgenomen hoe burgers van de deelnemende gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid van de GR. Dit artikel geeft hieraan invulling.
De GR IJSSELgemeenten is een uitvoeringsorganisatie en maakt daarom niet zelf beleid.
Het beleid van door het vakgebied Sociale Zaken uit te voeren wetten wordt door de deelnemende gemeenten zelf vastgesteld. Op dit vakgebied kent elk van de deelnemers een eigen Adviesraad Sociaal Domein. De Adviesraad bestaat uit cliënten, vertegenwoordigers en ingezetenen van de betreffende deelnemende gemeenten. Deze Adviesraad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het college en de gemeenteraad over de beleidsontwikkeling op hoofdlijnen en evaluatie van gevoerd beleid van de wetten die door de afdeling Sociale Zaken worden uitgevoerd (lid 1).
Bij het bestaande instrumentarium (lid 1), waardoor burgers betrokken worden bij de uitvoering van wetten, kan gedacht worden aan: Klantenpanels voor verbetering van dienstverlening, lezerspanels om de begrijpelijkheid en leesbaarheid van de communicatie te optimaliseren, klachtenafhandeling en klanttevredenheidsonderzoeken.
Het vakgebied ICT & Automatisering bestrijkt de bedrijfsvoering van de deelnemers. Daarbij zijn geen burgers betrokken, zodat er geen aanleiding is voor burgerparticipatie (lid 2).
In lid 3 is aangegeven dat ten aanzien van het doel en de taken van de gemeenschappelijke regeling geen mogelijkheid tot burgerparticipatie wordt geboden. Hiervoor is niet gekozen vanwege de beleidsarme taken van Usselgemeenten en vanwege het enkelvoudig, ongeleed bestuur.
Hoofdstuk 12. Toetreding, wijziging en opheffen
Artikel 33. Toetreding
Dit artikel regelt de procedure voor toetreding van nieuwe partijen, voor zover die partijen daartoe op grond van de Wgr bevoegd zijn. Toetreding kan geschieden bij unaniem besluit van de deelnemers én de potentiële deelnemer. De deelnemers moeten daarvoor toestemming van hun raden hebben (artikel 1, lid 4 en lid 1 van de Wgr), zoals ook de potentiële toetreder dat nodig heeft. Het bestuur doet een voorstel en regelt de gevolgen van de toetreding (lid 2). Daarbij wordt een toetredingssom bepaald (lid 3). In het toetredingsbesluit wordt bepaald wanneer dit in werking treedt (lid 4). Het bestuur deelt de toetreding mee aan gedeputeerde staten (lid 5).
Artikel 34. Wijziging
Een wijziging van de gemeenschappelijke regeling komt tot stand bij unaniem besluit van de deelnemers (lid 2). De colleges hebben daarvoor toestemming van hun raad nodig (artikel 1 lid 4 en lid 5 van de Wgr). Het bestuur of ten minste twee deelnemers kunnen voorstellen tot wijziging doen (lid 1). In artikel 26 lid 3 en lid 4 Wgr is vastgelegd wanneer een (wijziging van de) regeling in werking treedt. Dit is overgenomen in lid 3.
Artikel 35. Opheffing
In een regeling moeten bepalingen zijn opgenomen over de vereffening van het vermogen als de bedrijfsvoeringsorganisatie wordt ontbonden (artikel 9 lid 2 van de Wgr). Met artikel 35 wordt hieraan uitvoering gegeven.
Het eerste lid regelt de (tussentijdse) opheffing van de gemeenschappelijke regeling. Dit kan geschieden bij unaniem besluit van de deelnemers. Het bestuur stelt vervolgens binnen 6 maanden een liquidatieplan op en regelt de vereffening van het vermogen (lid 2). De bedrijfsvoeringsorganisatie blijft bestaan, zolang dat voor de liquidatie noodzakelijk is (lid 3 en artikel 9 lid 3 van de Wgr).
Hoofdstuk 13.Uittredingsbepalingen
Niet alleen de gevolgen van uittreding moeten in de regeling zijn vastgelegd. Ook de voorwaarden waaronder een deelnemer kan uittreden, moeten erin zijn opgenomen (artikel 9 lid 1 van de Wgr). De bepalingen over uittreding moeten in ieder geval bepalingen bevatten over de gevolgen voor het vermogen van de GR voor de deelnemende gemeenten. In de artikelen 36 tot en met 41 is de procedure vastgelegd hoe en onder welke voorwaarden een deelnemer kan uittreden. Ook is de wijze van berekenen van de uittreedsom aangegeven.
In onderstaand schema - op basis van artikel 36, artikel 38 lid 1, artikel 39 en artikel 41 — is het proces van uittreden weergegeven:
Besluit tot uittreden |
Doorlopen verplichtingen |
Daadwerkelijk uittreden |
Uittreedsom verplichting |
+________________+_____________________________________________+_____________________________________________+ |
|||
Rest jaar |
2 jaar |
2 jaar |
In het schema worden de verschillende momenten en de verschillende verplichtingen gedurende de tussenliggende perioden aangegeven.
De uittredende gemeente heeft voor de uittreding toestemming van zijn raad nodig (artikel 1 lid 4 en lid 5 van de Wgr).
Hoofdstuk 14. Slotbepalingen
Artikel 45. Duur regeling
Een gemeenschappelijke regeling kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden getroffen.
Deze gemeenschappelijke regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.
Voorts bepaalt het tweede lid dat het college van Capelle aan den IJssel belast is met inzending van de gemeenschappelijke regeling aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Tot slot herinnert het derde lid aan de inschrijvingsplicht van de colleges overeenkomstig artikel 136 Wgr.
Artikel 46. Inwerkingtreding en citeertitel
Artikel 26 van de Wgr regelt de bekendmaking en inwerkingtreding van een GR. Genoemd artikel geldt ook als een regeling wordt gewijzigd, verlengd of opgeheven.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl