Gemeenschappelijke Regeling Archeologie Westfriese gemeenten

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 19-08-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2024

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Archeologie Westfriese gemeenten

Zaaknummer: 2160970

De colleges van burgemeester en wethouders en de raden van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec en Texel.

besluiten met ingang van 1 juli 2024 de Gemeenschappelijke Regeling Archeologie Westfriese gemeenten te wijzigen waardoor de tekst komt te luiden als volgt:

Gemeenschappelijke Regeling Archeologie Westfriese gemeenten

Artikel 1 begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemende gemeente: de raad en het college van burgemeester en wethouders als bestuursorganen van alle aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • b.

    dienstverlenende gemeente: de raad en het college van burgemeester en wethouders als bestuursorganen van de gemeente Hoorn;

  • c.

    dienstafnemende gemeente: de raad en het college van burgemeester en wethouders van de naast Hoorn aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • d.

    ambtelijke werkgroep: een werkgroep, samengesteld uit ambtelijke vertegenwoordigers van deelnemende gemeenten;

  • e.

    de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen 1984;

  • f.

    senior archeoloog (advisering): archeoloog met aantoonbare kennis en ervaring in het archeologisch (advies)werk, zoals vastgelegd in het Actorregister;

  • g.

    archeologische monumentenzorg (AMZ): De keten van archeologische monumentenzorg conform de Erfgoedwet (2016);

  • h.

    Kwaliteitsnormering Nederlandse Archeologie (KNA); de meest recente versie van het kwaliteitsstelsel voor de AMZ.

Artikel 2 bestuursvorm, belang en taken

  • 1.

    De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec en Texel nemen deel aan een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 1 en artikel 8, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    De in het vorige lid genoemde bestuursorganen van de gemeente Hoorn verlenen tegen betaling van de kosten diensten aan de bestuursorganen van de overige aan deze regeling deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De gemeenschappelijke regeling wordt getroffen gezien de regionale samenhang van archeologische structuren, teneinde archeologisch beleid en uitvoerende werkzaamheden gezamenlijk gestalte te geven. Hierbij zullen de dienstafnemende gemeenten gebruik mogen maken van het certificaat voor het verrichten van archeologisch onderzoek zoals bedoeld in de Erfgoedwet 2016 § 5.1.

  • 4.

    Zo nodig kan door een unaniem besluit van de aan deze regeling deelnemende bestuursorganen (gemeenteraad en college) aan de werkingssfeer van deze gemeenschappelijke regeling de uitvoering van andere taken worden toegevoegd.

Artikel 3 taken van de dienstverlenende gemeente

  • 1.

    De dienstverlenende gemeente draagt zorg voor het navolgende:

  • a.

    Benoeming van twee senior archeologen. De regio-archeologen functioneren naast de Hoornse gemeente archeoloog, waardoor door de gemeente Hoorn er minimaal drie archeologen op senior niveau zijn aangesteld.

  • b.

    het voorzien in de mogelijkheid van een centraal goedgekeurd tussendepot, waarin de vondsten en data die voortkomen uit veldonderzoeken kunnen worden ondergebracht en beheerd. De vondsten van een onderzoek kunnen, na toestemming van de Provincie Noord-Holland, volgens een standaard bruikleenovereenkomsten voor onderzoeks- en publieksdoeleinden aan elke gemeente worden uitgeleend.

  • 2.

    De dienstverlenende gemeente zal de volgende taken op archeologisch gebied voor het grondgebied en de waterbodem van de deelnemende gemeenten vervullen:

    • a.

      Beleidstaken

De beleidstaken omvatten de hele keten van archeologische monumentenzorg, onder andere:

  • het inventariseren van archeologische terreinen binnen de gemeentegrenzen van de deelnemende gemeenten;

  • het zoveel mogelijk in de bodem behouden van belangrijke archeologische resten en/ of ter plaatse op enigerlei wijze doen markeren van gevonden constructies;

  • het adviseren van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten inzake archeologische waarden en objecten binnen de gemeentegrenzen van de deelnemende gemeenten;

  • het melden van nieuwe vondsten en opgravingen aan het centrale archief (Archis) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

  • het opstellen en actualiseren van de archeologische waardenkaart van de deelnemende gemeenten;

  • het adviseren bij ruimtelijke ontwikkelingen c.q. ruimtelijke vergunningen voor zover deze betrekking hebben op activiteiten in een gebied met archeologische waarden of verwachtingen door middel van Archeologische Quickscans, veldtoetsen, monitoring en overige adviezen;

  • het opstellen van richtlijnen voor archeologisch onderzoek en het toetsen van Programma’s van Eisen van derden;

  • het toezicht houden op archeologisch (veld)onderzoek uitgevoerd door derden binnen de gemeentegrenzen van de deelnemende gemeenten;

  • het toetsen van eindrapportages van gerealiseerd archeologisch onderzoek;

  • adviseren over archeologiebeleid, regiobeleid en erfgoedverordeningen etc.;

  • het communiceren met de Erfgoedinspectie (EI) van het Ministerie OCW.

  • b.

    Documentatie

  • het documenteren van archeologische vindplaatsen, vondsten en structuren binnen de gemeentegrenzen van de deelnemende gemeenten;

  • het toegankelijk maken, bewerken en in goede staat houden van het archeologisch documentatiearchief;

  • het toegankelijk maken, bewerken en in goede staat houden van het gezamenlijk tussendepot voor archeologische vondsten.

  • c.

    Voorlichting

  • het desgewenst geven van voorlichting betreffende archeologische zaken in de deelnemende gemeenten.

  • d.

    Archeologisch veldonderzoek en –rapportage.

  • Overheden, semioverheden en particulieren kunnen gebruik maken van uitvoeringstaken (Archeologisch bureauonderzoek, opstellen van PvE’s, Archeologisch onderzoek) onder KNA en BRL 4000 norm.

Artikel 4 Verplichtingen van de dienstverlenende gemeente

  • 1.

    De dienstverlenende gemeente verricht archeologische werkzaamheden voor de deelnemende gemeenten en ziet toe op een evenredige verdeling van de diensten.

  • 2.

    De dienstverlenende gemeente rapporteert en evalueert ten minste halfjaarlijks schriftelijk aan de ambtelijke werkgroep.

  • 3.

    De dienstverlenende gemeente brengt jaarlijks in januari een jaarverslag over het voorgaande jaar uit. De financiële verantwoording is hierin separaat opgenomen, zoveel mogelijk gespecificeerd naar projecten of algemene zaken.

  • 4.

    De dienstverlenende gemeente stelt elk jaar in het laatste kwartaal een jaarplan voor het komende jaar met begroting en tarifering op. Hierin zijn de wensen van de ambtelijke werkgroep opgenomen.

Artikel 5 Archiefzorg

  • 1.

    Archiefzorg

Het college van burgemeester en wethouders van de dienstverlenende gemeente draagt zorg voor de archiefbescheiden van de centrumregeling.

  • 2.

    Archiefbeheer

  • 1.

    De secretaris van de dienstverlenende gemeente is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de centrumregeling, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders van de dienstverlenende gemeente stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de centrumregeling, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 3.

    Archiefbewaarplaats

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de centrumregeling wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West- Friesland.

  • 4.

    Toezicht

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de centrumregeling, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland.

  • 5.

    Verantwoording

  • 1.

    De archivaris van Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland brengt minimaal twee jaarlijks aan het college van burgemeester en wethouders/ gedeputeerde staten van de dienstverlenende gemeente verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de centrumregeling die niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders van de dienstverlenende gemeente brengt jaarlijks verslag uit aan de gemeenteraad van de dienstverlenende gemeente over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de centrumregeling.

  • 6.

    Terbeschikkingstelling

  • 1.

    De deelnemers aan de centrumregeling stellen aan het college van burgemeester en wethouders van de dienstverlenende gemeente de archiefbescheiden beschikbaar die nodig zijn voor de uitvoering van de gemandateerde taken.

  • 2.

    In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden geregeld.

Artikel 6 Ambtelijke werkgroep

  • 1.

    De deelnemende gemeenten stellen een ambtelijke werkgroep in, die bestaat uit één ambtenaar van elke deelnemende gemeente. De ambtelijke werkgroep bereidt adviezen voor die de dienstverlenende gemeente op grond van haar bevoegdheid binnen de gemeenschappelijke regeling kan gaan uitwerken. De werkgroep vergadert ten minste twee maal per jaar en hoogstens vier maal per jaar. Bij excessen kan de werkgroep bijeen worden geroepen op initiatief van een van de deelnemers.

  • 2.

    De ambtelijke werkgroep kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raden, colleges en het archeologisch samenwerkingsverband.

Artikel 7 Kostenverdeling

  • 1.

    De deelnemende gemeenten dragen elk in proportionele delen bij in de kosten van de in artikel 3, lid 2 a, b, c genoemde taken die in het kader van deze gemeenschappelijke regeling worden gemaakt (zie toelichting). Taken zoals genoemd onder artikel 3 lid 2d vallen niet onder deze kostenverdeling.

  • 2.

    Jaarlijks presenteert de dienstverlenende gemeente een begroting en een verantwoording van de uitgaven. Deze wordt gestructureerd conform de geldende regels zodat per gemeente hier afdoende accountantscontrole kan plaatsvinden.

Artikel 8 Evaluatie

  • 1.

    Een evaluatie vindt minimaal 1 keer per 4 jaar plaats.

  • 2.

    De dienstverlenende gemeente zorgt er voor dat 1 jaar vóór het tijdstip waarop een evaluatie zal plaatsvinden een signaal uit gaat naar de deelnemers van de regeling, met daarbij een procesbeschrijving over het aandragen van de onderwerpen en het stemmen daarover.

  • 3.

    Wanneer met een evaluatie wordt ingestemd draagt de dienstverlenende gemeente zorg voor de uitvoering van de evaluatie.

  • 4.

    De uitvoering van de evaluatie begint met een procesbeschrijving met daarin een beschrijving van het onderwerp, de manier waarop de evaluatie wordt uitgevoerd en binnen welke termijn. De procesbeschrijving vermeldt ook of de evaluatie extra kosten voor de deelnemers tot gevolg heeft.

  • 5.

    Als de evaluatie conclusies en aanbevelingen bevat, dan verwerkt de dienstverlenende gemeente deze in een voorstel hoe hieraan gevolg wordt gegeven.

  • 6.

    De gevolgen als bedoeld in het vorige lid, kunnen aanleiding zijn om te betrekken in de daaropvolgende evaluatieperiode.

Artikel 9 Toe- en uittreding

  • 1.

    Tot deze regeling kan worden toegetreden, dan wel uitgetreden, door middel van besluiten van de daartoe bevoegde bestuursorganen van een deelnemende gemeente, respectievelijk een toetredende gemeente.

  • 2.

    Uitreding is toegestaan na twee kalenderjaren. Op 1 januari, twee jaar voorafgaand aan de uittreding, dient dit schriftelijk aan de dienstverlenende gemeente kenbaar te worden gemaakt.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van de centrumgemeente én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling.

  • 4.

    De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten).

  • 5.

    De kosten als bedoeld in lid 3 en lid 4 worden door de accountant van de centrumgemeente bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 6.

    Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het derde t/m vijfde lid, vragen de uittredende deelnemer en de centrumgemeente desgewenst gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 7.

    De centrumgemeente stelt de concept-uittredingsregeling vast en stuurt deze aan de deelnemende bestuursorganen ter besluitvorming. De uittredingsregeling is vastgesteld indien tenminste twee derde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.

  • 8.

    Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.

  • 9.

    De uittreedsom dient binnen een termijn van 6 maanden na vaststelling als bedoeld in het zevende lid door de uittredende deelnemer te zijn voldaan, tenzij in de uittredingsregeling een andere afspraak is gemaakt. Lopende kosten en aangegane verplichtingen worden hierbij verrekend.

Artikel 10 Toezending en publicatie

De besturen van de deelnemende gemeenten dragen op de gebruikelijke wijze, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, tweede lid van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, zorg voor de bekendmaking van de inwerkingtreding van de regeling of van besluiten tot wijziging, opheffing, toetreding en uittreding.

Artikel 11 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op de dag, volgend op die van opname van de betreffende besluiten in het register als bedoeld in artikel 27, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij een later tijdstip is bepaald.

Artikel 12 Slotbepaling

Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Archeologie Westfriese gemeenten”.

Ondertekening