Regeling vervallen per 15-09-2014

Tijdelijke verordening stimulering Voordelta (Tijdelijke verordening stimulering Voordelta)

Geldend van 17-09-2008 t/m 14-09-2014 met terugwerkende kracht vanaf 15-09-2008

Intitulé

Tijdelijke verordening stimulering Voordelta (Tijdelijke verordening stimulering Voordelta)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 25 juni 2008 tot vaststelling van de Tijdelijke verordening stimulering Voordelta (Prov. Blad 2008, nr. 69).

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder: 1. beleidsthema: een door Provinciale Staten van Zuid-Holland in de programmabegroting vastgestelde doelstelling van het beleid van de provincie Zuid-Holland; 2. Bestuurlijk Overleg Voordelta: het op de ontwikkelingen in de Voordelta gerichte overleg tussen de Ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de provincies Zuid-Holland en Zeeland, het Havenbedrijf Rotterdam, de gemeenten Goedereede, Hellevoetsluis, Westvoorne, Schouwen-Duiveland, Noord-Beveland, Veere en Vlissingen, de waterschappen Hollandse Delta en Zeeuwse Eilanden en de Groenservice Zuid-Holland;3. onderneming: organisatorisch verband, gericht op duurzame deelneming aan het economisch verkeer;4. prestatiebewijs: een op basis van deze verordening dan wel in de beschikking waarbij de subsidie wordt verleend als zodanig aangeduid geheel van bewijsmiddelen waarmee onweerlegbaar wordt aangetoond dat en in hoeverre het met de subsidie beoogde doel is bereikt;5. subsidieregio Zuid-Holland: het binnen de provincie Zuid-Holland gelegen deel van het bodembeschermingsgebied Voordelta alsmede het binnen de provincie Zuid-Holland gelegen grondgebied grenzend aan het bodembeschermingsgebied Voordelta zoals aangegeven op de in bijlage 1 bij deze verordening behorende kaart;6. SMART: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.

Artikel 2

Subsidie kan worden verstrekt voor een activiteit ter stimulering van de sector recreatie & toerisme, die plaatsvindt in de subsidieregio Zuid-Holland en bijdraagt aan de realisering van tenminste het beleidsthema:

  • a. duurzaamheid;

  • b. innovatie en kennistransfer, of

  • c. promotie en imagoverbetering.

Artikel 3

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot:

  • a. toepassing van deze verordening en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b. het verstrekken van de subsidie;

  • c. het aan de subsidieontvanger opleggen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 4:38 en 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • d. het verlenen van voorschotten op het subsidiebedrag.

Artikel 4

1. Subsidie wordt slechts verleend aan onder¬nemingen en publiekrechtelijke instellingen of combinaties daarvan.2. Geen subsidie wordt verleend aan natuurlijke personen.3. Geen subsidie wordt verleend voor een activiteit die op het moment van de aanvraag reeds is gerealiseerd.4.Geen subsidie wordt verleend indien daarmee de de-minimis-limiet wordt overschreden.

Artikel 5

1. Het subsidieplafond voor de subsidieregio Zuid-Holland bedraagt € 4.500.000,00 voor de periode tot en met 15 oktober 2009; voor de periode na 15 oktober 2009 zal opnieuw een subsidieplafond worden vastgesteld, in overleg met de provincie Zeeland met de intentie om steeds het resterende bedrag van de totaal beschikbare € 9.000.000,00 gelijkelijk te verdelen.2. De subsidie bedraagt per activiteit ten hoogste € 4.500.000,00 en ten minste € 10.000,00.3.Het bepaalde in lid 2 van dit artikel laat onverlet dat aanvrager (indien relevant) inlichtingen doet verstrekken ter beoordeling van de drempel voor de-minimis-steun door invulling van de de-minimis-verklaring (bijlage 2).4. Per activiteit wordt slechts eenmaal een subsidie verleend.

Artikel 6

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:1. de behoefte aan de activiteit is aangetoond;2. een zodanige werkwijze wordt toegepast dat redelijkerwijs mag worden verwacht dat het beoogde doel kan worden bereikt;3. uit de begroting blijkt, dat, met inbegrip van de subsidie, de benodigde financiële middelen beschikbaar zijn om het gestelde doel te realiseren; en4. wordt voldaan aan de criteria gesteld bij of krachtens deze verordening.

Artikel 7

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie moet een activiteit voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • - de activiteit dient tenminste plaats te vinden in de subsidieregio Zuid-Holland;

  • - de activiteit dient een directe relatie te hebben met het bodembeschermingsgebied Voordelta;

  • - de activiteit dient zowel economische als ecologische ontwikkelingen te stimuleren dan wel het imago van de subsidieregio te versterken;

  • - de activiteit moet aansluiten op de visie Zicht op de Grevelingen of Economische Visie Brouwersdam, voor zover van toepassing voor de subsidieregio;

  • - de investeringen in de activiteit moeten voldoen aan cofinanciering van minimaal 50%, waarbij de eigen financiering dan wel de bankfinanciering minimaal 10% bedraagt; en

  • - de exploitatie van de activiteit, voor zover van toepassing, moet na afloop van de subsidieperiode zonder verdere overheidsbijdrage voortgezet kunnen worden.

Artikel 8

Teneinde een nadere afweging tussen ingediende aanvragen voor een subsidie te kunnen maken worden initiatieven die volgens vorenstaande criteria in aanmerking komen voor een bijdrage uit de Tijdelijke verordening Stimulering Voordelta, naast de in artikel 2 genoemde criteria, gewogen aan de hand van onderstaande wegingscriteria en wordt aan deze criteria een score toegekend: versterking van het economisch klimaat; verbetering van de omgevingskwaliteit of natuurwaarden;

  • - versterking van het imago van de subsidieregio;

  • - relatie van de activiteit met het bodembeschermingsgebied van de Voordelta;

  • - samenwerking met ketenpartijen c.q. andere partijen binnen en buiten de sector;

  • - bijdrage aan kwaliteitsverbetering;

  • - bijdrage aan het duurzaamheidsstreven;

  • - innovativiteit van het project;

  • - maatschappelijk belang, brede betekenis en/of spin-off van het project; en

  • - de hoogte van de gevraagde bijdrage uit de stimuleringsregeling in relatie tot de overige bijdragen.

Artikel 9

1. Geen subsidie wordt verleend voor beheer- of onderhoudswerken. 2. Overhead en personeelskosten zijn subsidiabel:

  • a. indien deze aantoonbaar zijn toe te rekenen aan de activiteit en daartoe een door de accountant bij de instelling controleerbare urenadministratie wordt toegepast;

  • b. tegen een uurtarief dat overeenkomt met ten hoogste één en tweetiende procent van het betreffende bruto maandsalaris, in welk uurtarief worden geacht te zijn verwerkt: vakantiegeld, bijzondere uitkeringen, werkgeverslasten, feestdagen, verlof, improductieve uren, alle kosten van of in verband met overhead, indirecte uren, opslagen en overige directe of indirecte personeelskosten, ingeval van een deeltijdbetrekking om te rekenen naar een maandsalaris bij een volledige dienstbetrekking; en

  • c. tot een maximum van de in de begroting opgenomen personeelskosten.

3. Gedeputeerde Staten kunnen, in een individueel geval op schriftelijk, gemotiveerd verzoek van de aanvrager, uiterlijk bij de beslissing op de aanvraag besluiten, dat kan worden afgeweken van het in het tweede lid genoemde percentage.

Hoofdstuk 2 Verlenen en vaststellen van de subsidie

Artikel 10

1. De aanvraag voor een subsidie wordt voor 15 januari, voor 15 april, respectievelijk voor 15 oktober en ten minste twaalf weken voor aanvang van de activiteit ingediend.2. De aanvraag voor een subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten.3. De aanvrager maakt gebruik van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. 4. De behandelingstermijn van de in het eerste lid bedoelde aanvraag vangt aan op 15 januari, 15 april, respectievelijk 15 oktober.

Artikel 11

1.De aanvraag bevat tenminste:

  • a. een beschrijving van de activiteit;

  • b. een uiteenzetting van de wijze waarop de activiteit bijdraagt aan een in artikel 2 bedoeld beleidsthema.

  • c. de duur van de activiteit;

  • d. het geografisch gebied waarop de activiteit betrekking heeft;

  • e. een concrete beschrijving van het te verwachten resultaat en het na te streven kwaliteitsniveau;

  • f. een plan van aanpak;

  • g. een begroting met een sluitende financiering;

  • h. een volledig ingevulde en ondertekende de-minimis-verklaring (bijlage 2).

2. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvrager, die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, behalve de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gegevens, de volgende op de aanvrager betrekking hebbende stukken overlegt:

  • a. de door het bestuur van aanvrager gewaarmerkte balans van het voorafgaande boekjaar;

  • b. de rekening met lasten en baten van het vorig boekjaar;

  • c. een op de onder a en b genoemde jaarstukken betrekking hebbende toelichting en een verklaring goedgekeurd door een accountant;

  • d. de statuten van aanvrager.

3. Gedeputeerde Staten kunnen aanvullende informatie opvragen die zij relevant achten voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 12

Indien aanvragen dezelfde of een gelijksoortige activiteit betreffen, kunnen Gedeputeerde Staten samenwerking tussen de verschillende aanvragers of samenvoeging van de activiteiten als voorwaarde stellen.

Artikel 13

1. Er is een Adviescommissie die Gedeputeerde Staten adviseert ten aanzien van de beslissing op ingediende subsidieaanvragen.2. De Adviescommissie bestaat uit een (ambtelijk) vertegenwoordiger:

  • a. van de provincie Zeeland;

  • b. van de provincie Zuid-Holland;

  • c. van de gemeente Schouwen-Duiveland namens Zeeuwse gemeenten bedoeld in artikel 1, tweede lid;

  • d. van de gemeente Goedereede namens Zuid-Hollandse gemeenten bedoeld in artikel 1, tweede lid;

  • e. van de Groenservice Zuid-Holland (namens natuur- en recreatieschappen de Grevelingen, Haringvliet en Voorne Putten Rozenburg);

  • f. vanuit de regio voor toerisme;

  • g. vanuit de regio voor natuurbescherming.

3. De leden worden aangewezen door de Gedeputeerde Staten voor een periode van maximaal zes jaar. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de benoemingsprocedure te bepalen.

Artikel 14

De Adviescommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de criteria genoemd in artikel 8. Naar aanleiding van dit advies volgt beoordeling door het Bestuurlijk Overleg Voordelta, waarna besluitvorming door Gedeputeerde Staten plaatsvindt.

Artikel 15

Gedeputeerde Staten beslissen over de subsidie binnen twaalf weken na aanvang van de behandelingstermijn als bedoeld in artikel 10, vierde lid. Deze termijn kan eenmalig binnen de termijn worden verlengd met maximaal vier weken.

Artikel 16

De beschikking tot subsidieverlening bevat tenminste:

  • a. dat deze verordening en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn op de subsidieverstrekking, tenzij daarvan in de beschikking uitdrukkelijk is afgeweken;

  • b. de SMART geformuleerde activiteit met prestatieafspraken;

  • c. de wijze waarop de activiteit bijdraagt aan de beleidsthema's a. duurzaamheid, b. innovatie en kennistransfer en/of c. promotie en imagoverbetering;

  • d. de aan de subsidie verbonden algemene verplichtingen;

  • e. overige verplichtingen waaronder de subsidie wordt verleend;

  • f. de maximale hoogte van de subsidie;

  • g. de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld;

  • h. de in artikel 17 van deze verordening bedoel¬de bescheiden alsmede de overige bescheiden die dienen te worden overgelegd voor de vaststelling van de subsidie;

  • i. hetgeen als prestatiebewijs zal gelden;

  • j. op welke wijze de subsidie wordt verlaagd of teruggevorderd bij het niet of niet volledig:

  • a. uitvoering geven aan de inhoud van de subsidiebeschikking;

  • b. nakomen van de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • k. de wijze van bevoorschotting;

  • l. de tussentijdse rapportage.

Artikel 17

1. De in artikel 16, onder h, bedoelde bescheiden voor subsidies boven € 10.000,00 tot en met € 25.000,00 omvatten tenminste:

  • a. een inhoudelijk verslag;

  • b. het prestatiebewijs overeenkomstig de subsidiebeschikking;

  • c. indien vermeld in de subsidiebeschikking kopieën van bewijsstukken, zoals facturen en betalingsbewijzen van de gesubsidieerde kosten, dan wel de financiële eindrapportage van de inkomsten en de kosten van de activiteit voorzien van een accountantsverklaring.

2. De in artikel 16, onder h, bedoelde bescheiden voor subsidies boven € 25.000,00 omvatten tenminste:

  • a. een inhoudelijk verslag;

  • b. het prestatiebewijs overeenkomstig de subsidiebeschikking;

  • c. de financiële eindrapportage van de inkomsten en de kosten van de activiteit voorzien van een accountantsverklaring.

3. Gedeputeerde Staten kunnen op schriftelijk, gemotiveerd verzoek van de aanvrager bij de subsidieverlening uit economisch-rationele overwegingen afwijken van de in het eerste lid, onder c, en het tweede lid, onder c, gestelde vereisten, en bepalen dat de vaststelling kan geschieden aan de hand van een beoordelingsverklaring dan wel enkele bewijsstukken, zoals kopieën van de facturen en betalingsbewijzen van de gesubsidieerde kosten.

Artikel 18

Indien een accountantverklaring verplicht is gesteld, voert de accountant de controle uit overeenkomstig het daartoe door het college van Gedeputeerde Staten vast te stellen controleprotocol.

Artikel 19

De subsidie-ontvanger besteedt de subsidie niet in strijd met op hem rustende wettelijke verplichtingen.

Artikel 20

De subsidie-ontvanger vermeldt bij iedere externe communicatie, dat de activiteit mede mogelijk is gemaakt door een subsidie van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 21

1. De aanvrager is verplicht aan Gedeputeerde Staten alle inlichtingen te verstrekken die naar hun oordeel noodzakelijk zijn voor de beoordeling of aan de voorschriften verbonden aan het verlenen van een subsidie wordt voldaan.2. Indien gedurende de looptijd van de subsidieperiode aanmerkelijke inhoudelijke dan wel financiële verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan ten opzichte van het te verwachten resultaat, maakt aanvrager hiervan onverwijld schriftelijk melding aan Gedeputeerde Staten.3. Gedeputeerde Staten kunnen in de verleningsbeschikking bepalen dat en wanneer tussentijdse rapportage over de voortgang van de gesubsidieerde activiteit dient plaats te vinden.4. De tussentijdse rapportage geeft tenminste inzicht in de voortgang van de realisatie van de in de verleningsbeschikking genoemde prestatieafspraken.

Artikel 22

1. Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening met inachtneming van de verwachte subsidieperiode en liquiditeitsbehoefte een voorschot verlenen van:

  • a. ten hoogste vijfenzeventig procent van de maximale hoogte van de subsidie bij een subsidie tot en met € 25.000,00;

  • b. ten hoogste vijftig procent van de maximale hoogte van de subsidie bij een subsidie hoger dan € 25.000,00;

2. Bij subsidies hoger dan € 25.000,00 kunnen Gedeputeerde Staten op schriftelijk, gemotiveerd verzoek van de subsidie-ontvanger extra voorschotten verlenen tot ten hoogste vijfenzeventig procent van de maximale hoogte van de subsidie, indien uit een tussentijdse rapportage blijkt dat de activiteit voldoende voortgang heeft.3. Op schriftelijk, gemotiveerd verzoek van de subsidie-ontvanger kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van het in het eerste en tweede lid van dit artikel bepaalde.

Artikel 23

1. Subsidie-ontvanger doet binnen twaalf weken na afloop van de activiteit een aanvraag tot vaststelling van de subsidie.2. Subsidie-ontvanger voegt bij de aanvraag de in artikel 17 bedoelde en in de verleningsbeschikking vermelde bescheiden die voor vaststelling moeten worden overgelegd.

Artikel 24

1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag om subsidievaststelling. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met vier weken.2. Vaststelling geschiedt op basis van hetgeen in de subsidiebeschikking hierover is opgenomen, blijkend uit het prestatiebewijs.3. Verlagingspercentages worden berekend over het verleende subsidiebedrag en zullen, evenals verlagingsbedragen, in mindering worden gebracht op het bedrag waarop de vaststelling van de subsidie ingevolge lid 4 van dit artikel wordt berekend.4. Indien de subsidie-ontvanger de aanvraag tot vaststelling niet heeft gedaan binnen de in artikel 23, eerste lid, bedoelde termijn, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie ambtshalve vaststellen.

Artikel 25

De beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling kan worden gewijzigd of worden ingetrokken voor zover de subsidieverstrekking in strijd zou zijn respectievelijk is met verplichtingen die ingevolge (inter)nationale en Europese regelgeving voor Gedeputeerde Staten gelden, dan wel indien aanvrager de verplichtingen op grond van de Algemene wet bestuursrecht of de subsidieverlening niet heeft nageleefd, dan wel de activiteiten niet dan wel niet volledig heeft uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 26

Jaarlijks wordt door Gedeputeerde Staten aan het Bestuurlijk Overleg Voordelta verslag gedaan van de ten laste van het budget verleende en vastgestelde subsidies.

Artikel 27

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en, indien deze datum later is dan 15 september 2008, dan werkt deze verordening terug tot en met 15 september 2008.2. Deze verordening vervalt zes jaar na inwerkingtreding.3. Gedeputeerde Staten gaan over tot plaatsing van deze verordening in het Provinciaal Blad op het moment dat naar hun oordeel de financiële dekking afdoende is geregeld.

Artikel 28

Deze verordening wordt aangehaald als de 'Tijdelijke verordening stimulering Voordelta'.

Ondertekening

Den Haag, 25 juni 2008
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
H. ENGELS-VAN NEIJEN, griffier

Bijlagen

Bijlage 1 Kaart subsidieregio

Bijlage 2 Model Verklaring de-minimis