Integraal Huisvestigingsplan 2024- 2039 Rijssen- Holten

Geldend van 16-08-2024 t/m heden

Intitulé

Integraal Huisvestigingsplan 2024- 2039 Rijssen- Holten

De raad van de gemeente Rijssen-Holten

overwegingen:

  • gezien het feit dat het gewenst is de toekenningscriteria van de voorziening duurzaamheidslening schoolgebouwen bijlage H bij de verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Rijssen-Holten 2010 uit te breiden met maatregelen binnenklimaat;

  • gelet op het gevoerde overleg met de schoolbesturen;

  • gelet op de bepalingen in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders op 14 mei 2024.

  • gezien de behandeling in de commissie MDV op 10 juni 2024.

besluit:

  • -

    in te stemmen met de inhoud van bijgevoegd IHP 2024 - 2039 en de benodigde middelen voor de voorzieningen onderwijshuisvesting beschikbaar te stellen;

besluit genomen in de vergadering van de raad van Rijssen-Holten op 27 juni 2024.

G.H. Veerman griffier

J.C.R. van Houdt voorzitter

Integraal Huisvestigingsplan 2024- 2039 Rijssen- Holten

1. Inleiding

Op 28 september 2023 heeft de gemeenteraad de visie op onderwijshuisvesting vastgesteld. Vervolgens is op basis van de informatie uit het visiedocument, de verordening onderwijshuisvesting 2021 en nieuwe leerlingenprognoses (telling per 1 oktober 2023) dit Integraal Huisvestingsplan Onderwijs 2024-2039 (verder IHP) voorbereid.

Dit IHP is een koersdocument voor benodigde investeringen in de onderwijshuisvesting, zowel op korte termijn (4 jaar) als op lange termijn (16 jaar). Om de kwaliteit van huisvesting te borgen en in te spelen op nieuwe inzichten en ontwikkelingen, is het belangrijk dat gemeente en schoolbesturen werken vanuit een gezamenlijk toekomstperspectief. Het gezamenlijk opgesteld visiedocument biedt ons de weg voor dit perspectief. Een samenvatting van de visie op onderwijshuisvesting treft u verderop aan.

2. Kaders op hoofdlijnen

Onderwijshuisvesting in het funderend onderwijs1 is een gedeelde verantwoordelijkheid van de rijksoverheid, gemeenten en schoolbesturen. Op de verantwoordelijkheid van elk van deze actoren wordt hieronder nader ingegaan.

  • De Rijksoverheid draagt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en toegankelijkheid van het funderend onderwijs in het algemeen. De Rijksoverheid is stelselverantwoordelijk en bekostigt onderwijshuisvesting vanuit het gemeentefonds. Daarnaast zijn er specifieke wettelijke kaders op aanpalende onderwerpen die onder de verantwoordelijkheid vallen van verschillende ministeries. Denk bijvoorbeeld aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voor het Bouwbesluit en de Omgevingswet, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voor arbeidsomstandigheden en het ministerie van OCW voor bewegingsonderwijs.

  • Gemeenten dragen de wettelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting. Dat betekent voornamelijk dat zij verantwoordelijk zijn voor het voorzien in voldoende aanbod van onderwijshuisvestingsvoorzieningen van een redelijk niveau. De gemeente is daarmee verantwoordelijk voor nieuwbouw en uitbreiding van schoolgebouwen. Ook zijn zij verantwoordelijk voor medegebruik en verhuur van het gebouw. Daarnaast dragen gemeenten zorg voor voldoende geschikte ruimte voor bewegingsonderwijs. Om deze taken uit te kunnen voeren, ontvangt de gemeentemiddelen vanuit de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Deze middelen zijn niet geoormerkt en dus vrij besteedbaar.

  • Schoolbesturen dragen de verantwoordelijkheid voor de instandhouding van onderwijshuisvesting. Dit betreft onder meer behoorlijk gebruik van het gebouw, binnen- en buitenonderhoud, exploitatiekosten, meubilair, publiekrechtelijke heffingen en onderwijsleerpakket. Het schoolbestuur ontvangt hier middelen voor in de lumpsumbekostiging van het ministerie van OCW. Ook deze middelen zijn niet geoormerkt en dus vrij te besteden. Wel geldt dat schoolbesturen in het primair onderwijs gebonden zijn aan een investeringsverbod.2 Dat wil zeggen dat schoolbesturen gebonden zijn aan limitatief opgesomde doelen binnen huisvesting waaraan die middelen besteed mogen worden.

3. Ontwikkelingen

Momenteel is een wetsvoorstel doelmatige aanpak onderwijshuisvesting in consultatie die de verantwoordelijksverdeling binnen het stelsel wil aanpassen. Hier komen mogelijk de volgende aanpassingen uit voort:

  • Ten eerste wordt het vaststellen van een integraal huisvestingplan (IHP) voor gemeenten en meerjaren onderhoudsplan (MJOP) voor schoolbesturen verplicht gesteld. Dit moet een meerjarige aanpak bevorderen.

  • Ten tweede wordt renovatie een voorziening in de huisvesting waar de gemeente voor verantwoordelijk is. In het huidige stelsel is vaak onduidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor de renovatie van een schoolgebouw; valt dit onder nieuwbouw of onderhoud? In de nieuwe wet wordt renovatie opgenomen als alternatief voor nieuwbouw, bestaande uit vernieuwing of grootschalige verandering van een gebouw of een gedeelte daarvan door een samenhangend geheel van maatregelen, dat gericht is op het verlengen van de levensduur van het gebouw of het gedeelte daarvan.

  • Ten derde wordt het investeringsverbod in het primair onderwijs opgeheven. Dit maakt het mogelijk voor schoolbesturen om te investeren in de nieuwbouw, renovatie of uitbreiding bijvoorbeeld ter verbetering van het binnenklimaat of duurzaamheid.

  • Een vierde punt over een zorgplicht voor binnenklimaat voor scholen wordt vermoedelijk niet opgenomen in de uiteindelijke wettekst.

Onderwijsinstroom nieuwkomers

Het aantal nieuwkomers dat jaarlijks naar Nederland komt fluctueert. Scholen hebben de verantwoordelijkheid om in te spelen op deze fluctuaties en om alle nieuwkomersleerlingen goed en toegankelijk onderwijs te bieden. In voormalig schoolgebouw de Salto aan de Keizersdijk in Rijssen verzorgt het Palet uit Almelo NT2 sinds enkele jaren lessen aan nieuwkomers (leerlingen 4 - 12 jaar). Na maximaal 2 jaar stromen deze kinderen door naar het basisonderwijs. Ook is er sprake van directe instroom van nieuwkomers in het basisonderwijs. De instroom bij het voortgezet onderwijs komt voornamelijk voort uit de internationale schakelklassen (Almelo en Deventer). De instroom van nieuwkomers vraagt zowel bij het basis- als ook het voortgezet onderwijs om extra personele inzet, het verzorgen van toegankelijk onderwijs en aandacht voor (de inrichting van) onderwijshuisvesting.

Beleidsregels bij nieuw IHP

Met de schoolbesturen is afgesproken de verwerking van dit wetsvoorstel te volgen en te vernemen wat dit onder andere betekent voor de normvergoeding van de stichtingskosten. Zodat op basis hiervan afspraken gemaakt kunnen worden passend binnen de visie op onderwijshuisvesting. In de beleidsregels bij het IHP verderop in dit IHP is alvast een voorschot genomen op de gemelde wetswijziging. Dit voorschot betreft onder andere renovatiebeleid, maar ook beleid voor thuisnabij onderwijs, zorgruimte en maatregelen binnenklimaat. Ook het gemeentelijk beleid uit vorig IHP is opgenomen in deze beleidsregels bij het IHP en daar waar nodig (ter verduidelijking) tekstueel aangevuld.

4. Visie op onderwijshuisvesting

In de visie op onderwijshuisvesting zijn de gemeente en schoolbesturen samen overeengekomen dat onderwijshuisvesting gericht moet zijn op realisatie van maatschappelijk rendement. Vanuit die gezamenlijk ambitie willen we:

  • zorgdragen voor goede kwantitatieve (passende huisvesting qua omvang), kwalitatieve (het primaire proces ondersteunend) en duurzame onderwijshuisvesting voor het basisonderwijs, speciaal (voortgezet) onderwijs en voortgezet onderwijs.

  • huisvestingsknelpunten in het basisonderwijs, speciaal (voortgezet) onderwijs en voortgezet onderwijs oplossen.

  • de vraag naar en het aanbod van onderwijsaccommodaties effectief en efficiënt afstemmen, rekening houdend met toekomstige leerlingenontwikkelingen.

  • het inhoudelijke beleid van de schoolbesturen en scholen ondersteunen én daar waar mogelijk te stimuleren.

  • slimme combinaties stimuleren van functies, bijvoorbeeld in het kader van breed maatschappelijke schoolontwikkeling, passend onderwijs maar ook van zorg- en opvang, zodat de beoogde/gewenste inhoudelijke en organisatorische samenwerking optimaal wordt geaccommodeerd.

Randvoorwaarden voor maatschappelijk rendement

In de visie op onderwijshuisvesting is opgenomen dat randvoorwaarden bepalend zijn voor het kunnen behalen van maatschappelijk rendement. Tijdens de strategische verkenning van de visie op onderwijshuisvesting is met de schoolbesturen overeengekomen dat invulling van de volgende randvoorwaarden realisatie van maatschappelijk rendement mogelijk (kunnen) maken.

A. Multifunctioneel gebouw / flexibel inzetbare ruimtes

  • Toegewerkt wordt naar onderwijshuisvesting dat naast het voorzien in passende huisvesting voor scholen ook ingezet kan worden als middel om diverse beleidsmatige ontwikkelingen te stimuleren. Hiermee wordt bedoeld de vorming van brede basisvoorzieningen, eventueel aangevuld met complementaire maatschappelijke en commerciële functies. De betekenis van de voorzieningen voor de buurt en haar bewoners wordt nadrukkelijk betrokken. Het gaat hier om de maatschappelijke betekenis van onderwijsgebouwen.

  • Om groei en krimp van een school gemakkelijk te kunnen opvangen gaan we voor flexibele onderwijsgebouwen (dit geldt voor onderwijsfuncties en overige kind-gerelateerde functies).

B. Duurzaam: voldoen aan duurzaamheid en gezond binnenklimaat

  • Daar waar sprake is van (vervangende) nieuwbouw, renovatie en/of uitbreiding vinden duurzame oplossingen een plek in materiaalkeuzes, installaties en ontwerp. De ambitie van de gemeente en schoolbesturen is niet BENG (Bijna Energieneutraal Gebouw) maar ENG (Energieneutraal Gebouw).

  • Om circulariteit te integreren in het bouw- en gebruiksproces wordt nagedacht over het aanleggen van groene daken om het water langer vast te houden, het scheiden van regen- en afvalwater en het creëren van gescheiden afvalstromen.

  • Een frisse school is een schoolgebouw met een laag energieverbruik en een gezond binnenklimaat als het gaat om luchtkwaliteit, temperatuur, comfort, licht en geluid. Frisse scholen dragen bij aan een duurzaam gebouw, omdat ze het energieverbruik terugdringen en de CO² uitstoot beperken. Een gezond binnenmilieu draagt ook bij aan het welbevinden van de gebruikers en vermindert gezondheidsklachten.

    Toegewerkt wordt naar het kwaliteitsniveau Frisse Scholen Klasse B op alle scholen.

C . Speels, groen en bewegingsonderwijs

  • We werken toe naar een gevarieerd sportaanbod op school omdat de verbinding tussen onderwijs, sport, bewegen in de wijk bijdraagt aan een betere fysieke - en mentale ontwikkeling van kinderen. Door het verbeteren van de buitenruimte op en rondom scholen wordt bijgedragen aan het welzijn van kinderen. Zo kunnen kinderen aangezet worden tot meer bewegen door het slim ontwerpen en inrichten van de openbare ruimte, wat bijdraagt aan een gezonde levensstijl en preventie van obesitas.

  • In het onderwijs wordt een belangrijke basis gelegd voor een actief en gezond leven. Om dit vorm te geven zijn verbindingen met sportverenigingen van belang. De afspraak is gemaakt om gezamenlijk na te denken over en het inzetten van alternatieven voor het uitvoeren van het bewegingsonderwijs. Hierbij wordt gedacht aan het (meer) gebruik maken van sportvelden, schoolpleinen, zwembaden en openbare speelplekken/grasvelden. Maar ook de gemeentelijke speel- en beweegvisie voor de kernen Holten en Rijssen kan hierin uitkomst bieden.

D. Stimuleren samenwerking

Samenwerking draagt bij aan een zo hoog mogelijke onderwijskwaliteit voor alle kinderen in Rijssen-Holten. Met deze samenwerking willen we het gehele onderwijsprofiel binnen de gemeente versterken en verbeteren. Toegewerkt wordt naar samenwerking op inhoud, organisatie en huisvesting (zie voor meer informatie de visie op onderwijshuisvesting).

E . Financiering en financierbaarheid van onderwijshuisvesting

  • Om (maatschappelijk) renderend onderwijs mogelijk te maken wordt schoolbesturen de ruimte geboden hun gebouwen in te richten voor meer functies dan voorheen. Door in de voorbereiding van het bouwproces aandacht te hebben voor flexibele onderwijsgebouwen kan onderwijshuisvesting nadrukkelijker ingezet worden als multifunctionele accommodaties (zie hiervoor bij A).

  • Het bieden van een doorgaande ontwikkellijn zorgt ervoor dat (thuisnabij) onderwijs en opvang, zo mogelijk in combinatie met zorg voor de kinderen toegankelijk is. Om zoveel mogelijk passend3 - en of inclusief4 onderwijs mogelijk te maken is het de wens de ruimten voor aanvullende kind-functies (opvang en zorg) te realiseren binnen de onderwijsgebouwen.

    • In de voorbereiding op de nieuwbouw van het buurtkindcentrum in Rijssen zijn daarvoor de eerste kaders (investering, eigendom, beheer en verhuur) geformuleerd. Deze kaders zijn opgenomen in de beleidsregels bij het IHP (zie volgende pagina).

5. Beleidsregels bij nieuw IHP

Tijdens de prioriteringsgesprekken met de schoolbesturen is ervaren dat het toepassen van de ambitie zoals vermeld in de vastgestelde visie op onderwijshuisvesting naar een nieuw IHP zonder aanvullende beleidsruimte een uitdaging is. Aanvullend op de verordening onderwijshuisvesting 2021 zijn daarom beleidsregels bij het IHP met elkaar overeengekomen. Deze beleidsregels staan hieronder vermeld.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a.

Bbl:

Besluit bouwwerken leefomgeving;

b.

BENG:  

Bijna Energieneutraal Gebouw; is van toepassing op de gebouw gebonden energie.

De gebruik gebonden energie zoals energie voor smartboards, laden van ICT- apparatuur en keukenfaciliteiten wordt buiten beschouwing gelaten. De energie-prestaties voor BENG-gebouwen worden vastgelegd aan de hand van drie eisen:

  • De maximale energiebehoefte per kWh/ m²/jaar;

  • Het maximaal primair fossiel energiegebruik in kWh/m²/jaar;

  • Het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten.

Het is per project maatwerk hoe aan deze prestatie-eisen kan worden voldaan.

c.

ENG:

Energieneutraal gebouw; is ook van toepassing op de gebouw gebonden energie.

De gebruik gebonden energie wordt buiten beschouwing gelaten. Het verschil met BENG is dat het saldo energieverbruik en opbrengst, ten aanzien van de gebouw gebonden energie, nul is.

d.

Gemeente:

Gemeente Rijssen-Holten;

e.

IHP:

Integraal (Onderwijs)Huisvestingsplan;

f.

Inclusief onderwijs:

Onderwijs waarbij kinderen, ongeacht hun beperking, naar hetzelfde onderwijs gaan als kinderen zonder beperking;

g.

MJOP:  

Meerjaren onderhoudsplan;

h.

NEN 2767:

Norm voor technische staat van bouw- en installatieonderdelen;

i.

NOM:

Nul op de meter; hierbij wordt zowel het gebouw gebonden als het gebruik gebonden energieverbruik gecompenseerd. Het verschil met ENG is dat het saldo energiegebruik en energieopbrengst, ten aanzien van het gebouw gebonden en gebruik gebonden energie, nul is.

j.

Passend onderwijs:

Onderwijs waarbij alle kinderen een plek krijgen op een school die bij ze past.

Ook als zij extra ondersteuning nodig hebben; 

k.

PO:

Primair onderwijs - een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 WPO;

l.

Verordening:

Onderwijshuisvestingsverordening Rijssen-Holten 2021.

m.

VO:

Voortgezet onderwijs - een school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in de artikelen 1, 2 en 5 WVO; 

n.

WEC:

Wet op de expertisecentra;

o.

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

p.

WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs;

Artikel 2 Bbl

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (voorheen Bouwbesluit 2012) noemt de eisen waaraan bouwwerken moeten voldoen om de benodigde kwaliteit en veiligheid te kunnen garanderen. Nieuwe schoolgebouwen moeten voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Per 1 januari 2021 zijn de BENG-eisen opgenomen in het Bouwbesluit. Per 1 januari 2024 is het Bouwbesluit 2012 vervangen door het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Nieuwe schoolgebouwen moeten voldoen aan de eisen van dit besluit.

Artikel 3 Levensduur schoolgebouw

  • a)

    De minimale levensduur van een permanent schoolgebouw (zowel voor PO als VO) is 60 jaar. Binnen deze termijn komen aanpassingen en groot onderhoud voor rekening van het schoolbestuur.

  • b)

    Als een schoolgebouw 60 jaar oud is, vindt overleg plaats tussen gemeente en schoolbestuur over vervangende nieuwbouw. Bij scholen met ruimten uit verschillende bouwjaren wordt uitgegaan van een gewogen bouwjaar.

  • c)

    Reguliere renovatie komt voor rekening van het schoolbestuur. Volgens artikel 7 van deze beleidsregels kan voor renovatie als levensduurverlening (revitalisatie) of renovatie als gelijkwaardig alternatief voor nieuwbouw (vernieuwbouw) worden afgeweken van de termijn van 60 jaar.

Artikel 4 Normvergoeding stichtingskosten

  • 1. In de verordening wordt de omvang van scholen niet meer uitgedrukt in lokalen maar in m² bvo (bruto vloeroppervlakte). De stichtingskostenvergoeding bestaat bij vervangende nieuwbouw en uitbreiding uit een startbedrag en een bedrag per m² bvo.

  • 2. In de basis dient te worden voldaan aan artikel 2 Bbl van deze beleidsregels. Financiering van de stichtingskosten bij vervangende nieuwbouw en uitbreiding op basis van het Bbl behoren daarmee voor 100% aan de gemeente. De VNG-normbedragen zijn daarin een richtlijn, waarbij de daadwerkelijke stichtingskosten na aanbesteding bepalend zijn.

  • 3. Alle extra kosten die worden gemaakt voor kwaliteitsverbeteringen en de onomkeerbare maatregel van Bbl (BENG-eisen) naar ENG van een schoolgebouw, komen voor rekening van het schoolbestuur. In lijn van de ENG ambitie is bij vervangende nieuwbouw en uitbreiding de afspraak gemaakt dat het schoolbestuur bijdraagt in 10% van de bekostiging, zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel. De bijdrage wordt gebruikt voor de exploitatie verbeterende maatregelen boven op de eisen van het Bbl en de VNG-normbedragen. Naast de exploitatie verbeterende maatregelen gaat het dan ook om de onomkeerbare maatregelen om de sprong van BENG naar ENG te kunnen maken. Het schoolbestuur kan voor dit deel een beroep doen op de duurzaamheidslening in artikel 6.

  • 4. Bij het naar voren halen van voorzieningen (anders dan renovatie zoals vermeld in artikel 7 van deze beleidsregels en niet opgenomen in dit IHP) wordt een hogere eigen bijdrage van het schoolbestuur verwacht. Voor ieder jaar eerder dan de termijn van 60 jaar zal het schoolbestuur zelf 1,67% van de werkelijke kosten voldoen.

  • 5. Afrekening vindt plaats op basis van de notitie nieuwbouw onder de onderwijshuisvestingsverordening.

De vraag is hoe bij nieuwbouw en uitbreiding van scholen om te gaan met het bouwkrediet (normvergoeding die geldt als een taakstellend maximum) in relatie tot de te realiseren bvo. Bij nieuwbouw of uitbreiding kunnen zich namelijk verschillende situaties voordoen, bijvoorbeeld als een schoolbestuur voor eigen rekening extra ruimte wil realiseren. Aan de hand van een voorbeeld (zie de bijlage) wordt bezien welke situaties zich kunnen voordoen en hoe we daarmee om willen gaan bij de afrekening en de vaststelling van de werkelijke/fictieve bvo van de nieuwe school.

Artikel 5 Toetsingskader leerlingenaantallen en capaciteitsbehoefte

  • 1. De basis voor het IHP zijn goede leerlingenprognoses. Voor elke prognose geldt echter dat die op de langere termijn minder betrouwbaar wordt. Daarom heeft het college besloten om elke 2 à 3 jaar nieuwe leerlingenprognoses te laten maken.

  • 2. Bij het bepalen van het aantal benodigde vierkante meters voor nieuwbouw en uitbreiding worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

    • a.

      De teldatum voor leerlingenaantallen betreft 1 oktober van het jaar volgens bijlage III deel B1 van de verordening,

    • b.

      Het gemiddeld aantal leerlingen gedurende 15 jaar als er sprake is van een voor blijvend gebruik bestemde voorziening volgens de bijlage I deel A1 en A3 van de verordening,

    • c.

      Het gemiddeld aantal leerlingen gedurende 5 jaar als er sprake is van een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening volgens de bijlage I deel A1 en A3 van de verordening,

    • d.

      Een toeslag zorgruimte van maximaal 40 m² bvo zoals vermeld in artikel 13 lid 1 van deze beleidsregels.

Artikel 6 Duurzaamheidslening schoolgebouwen

  • 1. Een frisse school is een schoolgebouw met een laag energieverbruik en een gezond binnenklimaat als het gaat om luchtkwaliteit, temperatuur, comfort, licht en geluid. Frisse scholen dragen bij aan een duurzaam gebouw, omdat ze het energieverbruik terugdringen en de CO² uitstoot beperken. Een gezond binnenmilieu draagt ook bij aan het welbevinden van de gebruikers en vermindert gezondheidsklachten.

    Zoals vermeld in de visie op onderwijshuisvesting streven we ernaar om alle scholen te laten voldoen aan het kwaliteitsniveau Frisse Scholen Klasse B.

  • 2. Voor (nog te treffen) fysieke maatregelen in of aan een schoolgebouw gelegen in de gemeente Rijssen-Holten, die leiden tot vermindering van de CO2-uitstoot, maar ook voor (nog te treffen) binnenklimaat-maatregelen biedt het college schoolbesturen PO en VO op basis van de verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Rijssen-Holten 2010 de mogelijkheid gebruik te maken van de duurzaamheidslening schoolgebouwen.

  • 3. De voorziening geldt voor zowel hoofdgebouwen, dislocaties als nevenvestigingen. De voorziening kan worden gecombineerd met nieuwbouw, uitbreiding of groot onderhoud/renovatie.

  • 4. Voor gebruik van de duurzaamheidslening dient het schoolbestuur een schriftelijk verzoek in te dienen bij het college. Een indieningsdatum is niet van toepassing. Uiteraard mogen de duurzaamheidsmaatregelen, waarop de aanvraag betrekking heeft, nog niet zijn getroffen. Het schoolbestuur dient de aanvraag te motiveren en te voorzien van een deugdelijke financiële onderbouwing (begroting/offertes).

  • 5. De aanvraag moet aantoonbaar leiden tot CO2-reductie en of verbetering van de temperatuur, het binnenklimaat en de akoestiek binnen een gebouw. Het schoolbestuur dient stukken te overhandigen waaruit blijkt dat de kosten van de lening gedragen kunnen worden.

  • 6. De duur van de lening is minimaal 2 jaar en wordt in principe gekoppeld aan de technische levensduur van de voorziening, maar er wordt ook rekening gehouden met de verwachte levensduur van het gebouw. De daadwerkelijke verstrekking van de lening hangt af van de gunning van de opdracht door het schoolbestuur. De lening wordt in principe in één keer verstrekt. De rente begint te lopen op de valutadatum dat de gemeente het bedrag overmaakt aan het schoolbestuur. Het schoolbestuur blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het nakomen van de financiële verplichtingen, ook als het betreffende schoolgebouw tussentijds buiten gebruik wordt gesteld. In dat geval wordt het restant van de lening direct opeisbaar.

  • 7. De maximale omvang van de lening wordt bepaald aan de hand van de door het schoolbestuur bij de aanvraag over te leggen begroting/offertes. Op basis van de opdrachtverstrekking door het schoolbestuur kan de omvang van de lening naar beneden worden bijgesteld. De minimumomvang van de lening is € 10.000 per aanvraag.

  • 8. Als percentage wordt gehanteerd de BNG-rente verhoogd met 0,5%. De BNG-rente op de 1e werkdag van januari geldt voor het gehele kalenderjaar. De datum waarop de lening wordt verstrekt is bepalend voor het van toepassing zijnde kalenderjaar. De rente van dit kalenderjaar geldt voor de hele looptijd van de lening. De hoogte van de rente is afhankelijk van de duur van de lening.

  • 9. De lening wordt lineair afgelost. De eerste aflossing vindt plaats in december van het jaar volgende op het verstrekken van de lening. Jaarlijks ontvangt het schoolbestuur begin december een factuur (rente en aflossing) van de gemeente over het aflopende kalenderjaar. De factuur moet uiterlijk 31 december worden betaald. Bij overschrijding wordt de wettelijke rente in rekening gebracht. Versnelde aflossing is mogelijk, maar dit moet minimaal 10% van de oorspronkelijke hoofdsom zijn.

  • 10. Aan het verstrekken van een lening kunnen voorwaarden worden verbonden. Zo zal de lening voor een bepaalde datum (te bepalen door het college) moeten worden opgenomen. En de maatregelen dienen binnen 1 jaar na het verstrekken van de lening te zijn uitgevoerd. De lening moet uiteraard gebruikt worden voor het doel waarvoor ze is aangevraagd.

  • 11. Van iedere lening wordt een overeenkomst opgesteld.

  • 12. Binnen 3 maanden na realisatie van de voorziening dient (mede met het oog op accountantscontrole) het schoolbestuur een bewijs van oplevering te overleggen of een verklaring dat de voorziening volgens de aanvraag is gerealiseerd.

  • 13. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van deze regeling.

Artikel 7 Renovatie

Onder de huidige wetgeving is ‘renovatie’ geen officiële voorziening in de onderwijshuisvesting (als bedoeld in art. 92 lid 1 Wpo, art. 90 lid 1 Wec en art. 6.2 lid 1 Wvo) omdat – zo was de gedachte – het begrip niet eenduidig is te definiëren. Gemeenten en schoolbesturen worden daarom geacht in goed overleg met elkaar tot een redelijk vergelijk te komen over de verdeling van de kosten en een eventuele keuze tussen renovatie en nieuwbouw. Met dit artikel is nu geprobeerd in aansluiting op de verwachte wetswijziging hier een richting aan te geven. Waarbij het uitgangspunt is dat renovatie een combinatie kan betreffen van instandhoudings-, onderwijskundige-, functionele- en kwaliteit verhogende ingrepen.

Hieronder worden in de leden 2 en 3 van dit artikel wordt de mogelijkheid geboden voor:

  • 1.

    Renovatie als levensduurverlening – revitalisatie, of

  • 2.

    Renovatie als gelijkwaardig alternatief voor nieuwbouw – vernieuwbouw

  • 1.

    Het uitgangspunt is dat renovatie een combinatie kan betreffen van instandhoudings-, onderwijskundige-, functionele- en kwaliteit verhogende ingrepen. De volgende afwegingen liggen ten grondslag aan de motivatie om te kiezen voor renovatie in plaats van (vervangende) nieuwbouw:

    • a.

      Het gebouw heeft een goede uitstraling, ligging en/of functionaliteit, en/of;

    • b.

      Het pand heeft verschillende bouwdelen en/of;

    • c.

      Het pand heeft nog een hoge boekwaarde, en;

    • d.

      De exploitatie vormt geen probleem, en/of;

    • e.

      Renovatie is een goedkoper alternatief voor nieuwbouw, en/of;

    • f.

      Met renovatie zijn dezelfde duurzaamheidsambities te behalen als bij dan (vervangende) nieuwbouw.

  • 2.

    Renovatie als levensduurverlening - revitalisatie

    De gemiddelde levenscyclus van een gebouw bedraagt 65 jaar (40 + 25), waarbij de gemeente na het 40e levensjaar bijdraagt aan een levensduur verlengende renovatie. Het uitgangspunt is dat renovatie in combinatie met het reguliere onderhoud bijdraagt aan en levensduurverlenging van 25 jaar.

    Na het 65e levensjaar wordt vervangende nieuwbouw opgenomen. Renovatie is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van schoolbesturen en gemeente.

    De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan deze oplossingsrichting voor renovatie:

    • a.

      Na renovatie is te minste nieuwbouw kwaliteit BENG gerealiseerd;

    • b.

      Het schoolbestuur blijft verantwoordelijk voor het uitvoeren van adequaat onderhoud volgens een MJOP, volgens NEN 2767 en het gebouw minimaal op conditieniveau 3 te onderhouden;

    • c.

      De gemeente draagt in het 40e levensjaar van een gebouw, in het kader van een renovatie, 30% van de bijdrage van de normvergoeding voor nieuwbouw voor het aanpassen van het gebouw ter verbetering van het binnenklimaat, de energieprestaties en de onderwijskundige functionaliteit. Uitgangspunt voor de gemeentelijke bijdrage is de permanente ruimtebehoefte van een school. Dit kan afwijken van de werkelijke omvang van een gebouw;

    • d.

      Schoolbesturen dragen, in het kader van een renovatie, de overige lasten om te komen tot nieuwbouw kwaliteit. Deze bijdrage valt te bekostigen uit het onderhoudsbudget. Insteek hierbij is dat schoolbesturen met goed onderhouden schoolgebouwen naar verwachting minder of niet hoeven bij te dragen;

    • e.

      Als de kosten van de renovatie, exclusief onderhoudsmaatregelen, meer dan 60% van de kosten voor vervangende nieuwbouw bedragen, gaan de gemeente en schoolbesturen in gesprek om te onderzoeken of vervangende nieuwbouw geen optimaler alternatief is;

    • f.

      Schoolbesturen investeren in extra maatregelen ten behoeve van de ENG of NOM ambitie, onder de voorwaarde dat de terugverdientijd van de extra investering binnen 15 jaar gerealiseerd kan worden.

  • 3.

    Renovatie als gelijkwaardig alternatief voor nieuwbouw – vernieuwbouw

    Hierbij is het uitgangspunt dat renovatie een gelijkwaardig alternatief vormt voor (vervangende) nieuwbouw. Bij renovatie wordt, indien de noodzaak aanwezig is, na het 40e levensjaar het bestaande gebouw, met dezelfde eisen als bij (vervangende) nieuwbouw, kwalitatief verbeterd.

    De technische levensduur wordt bij deze ingreep met minimaal 40 jaar verlengd. Na de ingreep zijn de gebouwen duurzaam, passend aan het onderwijsconcept en passend aan de functionele wensen en eisen.

    De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan deze oplossingsrichting voor renovatie:

    • a.

      Renovatie vormt een gelijkwaardig alternatief voor (vervangende) nieuwbouw, de wettelijke eisen en ambities die gelden voor (vervangende) nieuwbouw zijn ook van toepassing op renovatie;

    • b.

      Vijf tot drie jaar voordat het gebouw het einde van de economische levensduur (40 jaar) heeft bereikt wordt er een businesscase opgesteld. De businesscase toont aan of en wanneer er een noodzaak tot huisvestingsingrijpen aan de orde is op basis van een conditiemeting van het betreffende gebouw. Ook dient de businesscase aan te tonen of renovatie dan wel vervangende nieuwbouw de best passende oplossing is;

    • c.

      Het opstellen van de businesscase is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente en schoolbesturen;

    • d.

      De gemeente draagt in het 40e levensjaar van een gebouw, in het kader van een renovatie, 60% van de bijdrage van de normvergoeding voor nieuwbouw.

    • e.

      Als de gemeentelijke bijdrage, op basis van de werkelijk benodigde investering, niet toereikend blijkt voor het bekostigen van BENG dragen de schoolbesturen bij. Deze bijdrage valt te bekostigen uit het onderhoudsbudget. De insteek hierbij is dat schoolbesturen met goed onderhouden schoolgebouwen naar verwachting minder of niet hoeven bij te dragen en/of meer met het beschikbare budget kunnen realiseren;

    • f.

      Uitgangspunt is dat de ingrepen die met deze totale vergoeding (vanuit de gemeente en schoolbestuur) te bekostigen zijn ervoor zorgen dat de technische levensduur van het totale schoolgebouw met minimaal 40 jaar wordt verlengd;

  • 4.

    De VNG-normbedragen gelden ook als uitgangspunt bij de berekening van de gemeentelijke vergoeding bij renovatie. Basis voor de vergoeding is de normvergoeding voor nieuwbouw dan wel uitbreiding. Met name bij renovatie van een gedeelte van een gebouw ligt het meer voor de hand uit te gaan van de normvergoeding voor uitbreiding.

Artikel 8 Medegebruik

  • 1. Medegebruik kan zoals vermeld in artikel 27 en 28 van de verordening plaatsvinden als er sprake is van leegstand in een schoolgebouw waarbij het volgende onderscheid kan worden gemaakt:

    • a.

      Medegebruik door een andere, door het rijk bekostigde, school of onderwijsinstelling.

    • b.

      Medegebruik door instellingen met een ideëel doel (cultureel, maatschappelijk of recreatief) die met overheidsmiddelen worden bekostigd, bijvoorbeeld een bibliotheek.

  • 2. Medegebruik (of verwijzing naar leegstand elders) is een instrument om de kosten van (tijdelijke) onderwijshuisvesting te beheersen.

  • 3. Bij een moeilijke(re) financiële positie van de gemeente zal vaker een beroep op dit instrument moeten worden gedaan. Hierbij zal een verschil in identiteit geen belemmering mogen vormen, al zal hiermee prudent worden omgegaan. Wat betreft verwijzing naar leegstand elders zijn er geen “harde” grenzen zoals Reggesingel en spoorlijn. Indien nodig kan van het vorderingsrecht gebruik gemaakt worden.

  • 4. Dit artikel betreft een vangnet. Het staat schoolbesturen vrij om medegebruik samen op te lossen.

Artikel 9 Verhuur onderwijsruimte

  • 1. Als er sprake is van leegstand bij een school, kan die (volgens WPO 108 en WEC 106) door het schoolbestuur worden verhuurd aan organisaties voor kinderopvang en of buitenschoolse opvang.

  • 2. Zoals vermeld in artikel 29 van de verordening verzoekt het schoolbestuur het college schriftelijk om toestemming voor verhuur van onderwijsruimte, voordat een huurovereenkomst wordt gesloten.

  • 3. Voor toestemming van de verhuur van (leegstaande) onderwijsruimte verbindt het college de volgende voorwaarden:

    • a.

      dat er huur wordt voldaan;

    • b.

      de verhuur/het gebruik eindigt zodra de betreffende lokalen nodig zijn voor het onderwijs;

    • c.

      de verhuur/het gebruik eindigt ook zodra het schoolgebouw niet langer nodig is voor het onderwijs.

  • 4. Het schoolbestuur draagt jaarlijks zorg voor het innen van een marktconforme huurbijdrage.

  • 5. Het marktconforme huurbedrag wordt bepaald op basis van genormeerde stichtingskosten en de exploitatiekosten.

  • 6. De huurbijdrage voor exploitatiekosten wordt door het schoolbestuur als verhuurder vastgesteld en jaarlijks geïndexeerd.

  • 7. De hoogte van het genormeerd bedrag per vierkante meter is in 2017 (zie bijgevoegde notitie toepassing financiële voorwaarden bij verhuur schoolgebouwen) na goedkeuring van alle schoolbesturen tijdens een BOLEA-werkgroep overleg, door het college vastgesteld.

  • 8. De huurbijdrage voor stichtingskosten wordt gebaseerd op een genormeerd bedrag per vierkante meter zoals vermeld in de tabel hieronder.

    Huurprijs voor een heel jaar

    2024

    (Genormeerd) leegstaand lokaal per m2

    € 140,84

    (Genormeerd) niet-leegstaand lokaal per m2

    € 70,42

  • 9. Het genormeerd bedrag per vierkante meter uit de tabel bij lid 8 van dit artikel wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de VNG-normvergoedingen bouwkosten.

  • 10. In lijn van artikel 4 lid 3 van deze beleidsregels wordt het jaartarief stichtingskosten van de huurbijdrage vastgesteld op 90% van het totaalbedrag.

  • 11. Het schoolbestuur draagt jaarlijks de huurbijdrage zoals vermeld in lid 9 van dit artikel af aan de gemeente.

Artikel 10 Bouwen voor kinderopvang, zorg - en of maatschappelijke functies

  • 1. Om diverse beleidsmatige ontwikkelingen te stimuleren biedt de gemeente naast passende onderwijshuisvesting ook ruimte in het voorzien in overige huisvesting. De voorwaarden waaronder kan worden meegewerkt aan het verzoek staan hieronder beschreven.

  • 2. Het schoolbestuur kan een schriftelijk verzoek bij het college indienen voor nieuwbouw of uitbreiding van een schoolgebouw voor realisatie van kinderopvang, zorg - en of maatschappelijke functies.

  • 3. Het college kan meewerken aan het verzoek van nieuwbouw of uitbreiding als:

    • a.

      Het schoolbestuur optreedt als juridisch eigenaar, bouwheer en beheerder;

    • b.

      De gemeente als volledig (100%) financier van de stichtingskosten economisch eigenaar blijft;

    • c.

      De gemeente het gebouw of bouwdeel (niet zijnde onderwijshuisvesting) in gebruik geeft of verhuurt aan het schoolbestuur;

    • d.

      Het schoolbestuur verantwoordelijk is voor de exploitatie, klein en groot onderhoud;

    • e.

      Het schoolbestuur een MJOP opstelt;

    • f.

      Het schoolbestuur met deelnemende partner(s) een huurovereenkomst van ten minste 10 jaar aangaat;

    • g.

      Het schoolbestuur de huurder(s) een marktconform huurbedrag in rekening brengt;

    • h.

      Het marktconforme huurbedrag wordt bepaald op basis van de stichtingskosten en de exploitatiekosten;

    • i.

      Het schoolbestuur jaarlijks het deel stichtingskosten van het marktconforme huurbedrag afdraagt aan de gemeente;

    • j.

      Het jaarlijks bedrag voor stichtingskosten wordt bepaald op basis van:

      • i.

        De totale gemeentelijke stichtingskosten tegen een afschrijving van 60 jaar,

      • ii.

        Een annuïteitenhypotheek,

      • iii.

        Een rentepercentage gebaseerd op de dan geldende marktrente.

    • k.

      Het jaarlijks bedrag voor exploitatiekosten wordt bepaald op basis van:

      • i.

        De vaste lasten (zoals belasting en verzekering),

      • ii.

        De beheer- en verhuurkosten, zoals financiële administratie, aansturing van het onderhoud en zorgdragen voor servicekosten,

      • iii.

        De onderhoudskosten voor de instandhouding van het gebouw,

      • iv.

        De gebruikers gebonden exploitatiekosten, zoals klein onderhoud, schoonmaak, energie, beveiliging, ICT en facilitair beheer,

      • v.

        De verdeling van de diverse (begrote) exploitatiekosten vindt plaats op basis van verdeelsleutels,

      • vi.

        Een jaarlijkse herijking van (begrote) exploitatiekosten (inflatiecorrectie).

  • 4. Indien grondaankoop nodig is om nieuwbouw of uitbreiding mogelijk te maken zal dit aankoopbedrag meegenomen worden in het bedrag voor de stichtingskosten zoals vermeld in lid 3, sub j van dit artikel.

  • 5. Als het gebouw of bouwdeel leeg komt te staan, dan valt dit terug aan de gemeente en is de gemeente vrij om hier invulling aan te geven. Alle hierbij horende kosten (bijvoorbeeld exploitatiekosten) vallen daarmee ook onder verantwoordelijkheid van de gemeente.

  • 6. De financiering van de inrichtingskosten dienen gedagen te worden door de deelnemende partner(s) en/of huurders.

Artikel 11 Thuisnabij onderwijs binnen bestaande onderwijsgebouwen

  • 1. Om (maatschappelijk) renderend onderwijs mogelijk te maken wordt schoolbesturen de ruimte geboden hun gebouwen in te richten voor meer functies. Het bieden van een doorgaande ontwikkellijn kan ervoor zorgen dat thuisnabij onderwijs en opvang, zo mogelijk in combinatie met zorg voor de kinderen meer toegankelijk is. Door thuisnabij onderwijs wordt onze jeugd te ontzien, want reizen kost tijd en energie. Het kunnen volgen van onderwijs binnen de eigen gemeente zorgt er ook voor dat kinderen direct na schooltijd met vriendjes kunnen spelen. Dit zeer belangrijk sociaal aspect wordt wel eens vergeten.

  • 2. Om thuisnabij onderwijs mogelijk te maken kan het schoolbestuur een aanvraag voor een bijdrage thuisnabij onderwijs bij het college indienen om daarmee de ruimten voor aanvullende kind-functies (opvang en zorg) te realiseren binnen bestaande onderwijsgebouwen.

  • 3. De aanvraag voor een bijdrage thuisnabij onderwijs dient te zijn voorzien van een verbouwplan waarin duidelijk wordt vermeld welke aanpassingen en hoeveel m2 bvo nodig zijn om thuisnabij onderwijs mogelijk te maken.

  • 4. Voor aanpassingen binnen bestaande onderwijsgebouwen wordt voor de ruimtebehoefte uitgegaan van 8,8 m2 bvo per leerling SO en 12,2 m2 bvo per leerling VSO.

  • 5. De bijdrage thuisnabij onderwijs voor de verbouwkosten (leerplekaanpassing, plaatsing scheidingswanden, et cetera) bedraagt 50% van de werkelijke verbouwkosten, met een maximaal bedrag van € 500,- voor elke m2 bvo.

Artikel 12 Capaciteitsbenadering schoolgebouwen

  • 1. Bij capaciteitsbenadering schoolgebouwen wordt gestreefd naar een totaaloplossing per bestuur.

  • 2. Uitgangspunt daarbij is dat structurele capaciteitsproblemen structureel worden opgelost.

  • 3. Schoolbesturen met meerdere scholen zijn zelf verantwoordelijk voor een goede verdeling van de leerlingen over hun scholen.

  • 4. Bij aanvragen voor capaciteitsuitbreiding wordt eerst beoordeeld of bij de scholen van desbetreffend schoolbestuur sprake is van (genormeerde) leegstand. Daarvan zal eerst gebruik gemaakt moeten worden. Als het een aanvraag voor tijdelijke uitbreiding betreft zal ook beoordeeld worden of er nog sprake is van leegstand bij andere schoolbesturen.

Artikel 13 Toeslag zorgruimte

  • 1. Bij (vervangende)nieuwbouw, uitbreiding en renovatie wordt boven op de structurele ruimtebehoefte zoals vermeld in artikel 5 lid 2 sub b. van deze beleidsregels bij het PO uitgegaan van een toeslag van maximaal 40 m² bvo, voor de realisering van een spreekkamer voor zorg gerelateerde functies (zoals ambulante begeleiding of schoolarts).

  • 2. Schoolbesturen zorgen altijd voor een onderbouwing van deze toeslag.

  • 3. Voorwaarde voor de toeslag zorgruimte is dat de extra vierkante meters ingezet worden voor onderwijsruimte als er binnen het onderwijs sprake is van pieken in de ruimtebehoefte.

  • 4. De exploitatieverantwoordelijkheid is voor de school zelf.

    In de bijlage staat een voorbeeldberekening van dit artikel vermeld.

Artikel 14 Maatregelen binnenklimaat

Bij maatregelen binnenklimaat gaat het bijvoorbeeld om maatregelen ter verbetering van de temperatuur, het binnenklimaat en de akoestiek binnen een gebouw. Binnen het onderwijs spreken we dan ook wel van ‘frisse scholen’. Vaak gebeurt een aanpak van het binnenklimaat in combinatie met verduurzaming, zodat de stijgende energielasten van installaties gecompenseerd kan worden. In bepaalde gevallen kan het schoolbestuur een beroep doen op rijkssubsidie variërend van 30% tot 60% van de werkelijke kosten. Voor de kosten van verduurzaming kan een schoolbestuur een beroep doen op de in artikel 6 van deze beleidsregels gemelde duurzaamheidslening schoolgebouwen.

  • 1.

    Onder voorwaarde dat een aanvraag om rijkssubsidie wordt ingediend, kan het schoolbestuur voor de kosten van maatregelen binnenklimaat een aanvraag bijdrage maatregelen binnenklimaat indienen bij het college.

  • 2.

    De bijdrage maatregelen binnenklimaat bedraagt 1/3 deel van de werkelijke kosten, met een maximum van € 50.000,- voor het PO en € 100.000,- voor het VO.

  • 3.

    Bij toekenning van rijkssubsidie zal dit subsidiebedrag in mindering worden gebracht op de werkelijke kosten zoals vermeld in lid 2 van dit artikel.

Artikel 15 Beschikbare middelen

Voor de bekostiging van voorzieningen onderwijshuisvesting zal het college een aanvraag om middelen indienen bij de gemeenteraad. Het IHP 2024 - 2039 kan daarom pas na het vaststellen van de begroting (al dan niet gewijzigd) definitief vastgesteld worden.

6. Aandachtspunten schoolbesturen bij IHP-prioritering

Vanuit het IHP 2020 - 2035 zijn de stichtingskosten voor drie vervangende nieuwbouwprojecten onderwijshuisvesting al in de gemeentelijke begroting verwerkt. Deze projecten zijn:

  • Vervangende nieuwbouw Johan Frisoschool en uitbreiding voor BKC Kern van zuid (start 2024),

  • Vervangende nieuwbouw van de Haarschool Rijssen en gymzaal Huttenwal (start 2024),

  • Vervangende nieuwbouw van scholengemeenschap De Waerdenborch (geplande start eind 2025).

Gelijk aan de voorbereiding van vorig IHP is de schoolbesturen binnen onze gemeente verzocht om de gemeente te voorzien van een prioriteringsvoorstel. Hierbij is de afspraak gemaakt bij het tot stand komen van het prioriteringsvoorstel rekening te houden met de volgende onderwerpen.

  • Wat betekent thuisnabij-, speciaal- of uitbreiding van het onderwijsaanbod voor:

    • Het bestuur van de RSVR wil na de vervangende nieuwbouw van de Haarschool, onderwijs bieden aan een vierde zorggroep binnen de Brekeldschool of de Haarschool.

    • Het bestuur van de Jacobus Fruytierschool onderzoekt op welke wijze verschillende doelgroepen binnen Passend Onderwijs die (gedeeltelijk) buiten de reguliere lessen onderwijs en zorg in Apeldoorn aangeboden krijgen, op de vestiging in Rijssen bediend kunnen worden.

  • Leg de relatie tussen leegstand en kinderopvang of anders en de toekomstvisie van alle schoolbesturen (zie visie op onderwijshuisvesting).

  • Het “update IHP” vermeld de opdracht voor een onderzoek naar een derde sporthal (behoefte bewegingsonderwijs, maar ook relatie met de behoefte van sportverenigingen). Wat betekent dit in Rijssen voor de gymlokalen aan de Welleweg en de Kroonweide? Wat betekent dit vervolgens voor sporthal de Reggehal.

  • De VO-scholen binnen onze gemeente werken samen met het Kampus in Rijssen.

    • a.

      Wat is het effect van deze samenwerking op de onderwijsprofielen in relatie tot de leerlingenaantallen op de huidige VO-locatie.

    • b.

      Ervan uitgaande dat de samenwerking op basis van bepaalde profielen plaatsvindt in Rijssen locatie de Kampus, wat voor gevolgen heeft dan voor de benodigde onderwijsruimte op de betreffende VO-onderwijslocatie.

Een nadere uitwerking van een groot deel van deze onderwerpen worden hieronder vermeld in de IHP-prioritering schoolbesturen. De toekomstvisie per schoolbestuur zijn vermeld de bijlagen “schoolgebouwen en informatie per schoolbestuur”. De onderwerpen waar nog geen uitwerking in dit IHP is opgenomen zullen zo mogelijk de komende periode nog onderzocht worden.

7. IHP-prioritering schoolbesturen

Prioriteit 1: Capaciteit

a. Uitbreiding Holterenk (Stichting Varietas)

  • Op basis van de laatste prognoses is er een groei van de Holterenk te verwachten.

  • Door deze groei ontstaat er op korte en middellange termijn een ruimte tekort.

  • De verwachting is dat het tekort oploopt tot 256 m² bvo (gemiddelde in de komende 15 jaar).

  • Op basis van voorgesteld beleid heeft de school ook recht op 40 m² extra in verband met het toekennen van zorgfuncties. Deze vierkante meters kunnen in pieksituaties ook ingezet worden voor regulier onderwijs.

Advies:

Alvorens in de daadwerkelijke uitbreiding wordt voorzien, dient er iets meer duiding te komen in de leerlingenaantallen. Vooralsnog wordt uitgegaan van een uitbreiding van 296 m². Mocht de piek wat lager of hoger worden verwacht, dan wordt dit aantal vierkante meters bijgesteld. Op basis van de laatste marktprijzen wordt rekening gehouden met een bedrag van € 1.124.800,- (€ 3.800,- m² bvo, inclusief btw).

b. Uitbreiding Haarschool (Stichting Varietas)

  • Op basis van de laatste prognoses is er een extra groei van de Haarschool te verwachten.

  • Door deze groei ontstaat er op korte en middellange termijn een ruimte tekort.

  • De verwachting is dat het tekort oploopt tot ongeveer 137 m² bvo (gemiddelde in de komende 15 jaar).

  • Op basis van voorgesteld beleid heeft de school ook recht op 40 m² extra in verband met het toekennen van zorgfuncties. Deze vierkante meter kunnen in pieksituaties ook ingezet worden voor regulier onderwijs.

Advies:

Alvorens in de daadwerkelijke uitbreiding wordt voorzien, dient er iets meer duiding te komen in de leerlingenaantallen. Vooralsnog wordt uitgegaan van een uitbreiding van 177 m². Mocht de piek wat lager of hoger worden verwacht, dan wordt dit aantal vierkante meters bijgesteld. Op basis van de laatste marktprijzen wordt rekening gehouden met een bedrag van € 672.600,- (€3.800,- m² bvo, inclusief btw).

c. Capaciteit NT2 onderwijs

De gemeente zoekt samen met de betrokken schoolbesturen naar een lange termijn oplossing voor het huisvesten van de leerlingen die NT2 onderwijs volgen. Naast deze leerlingen is er nu ook sprake van een tijdelijk piek, door de opvang van kinderen uit de Oekraïne. Daarnaast wordt door de komst van een AZC ook onderwijs instroom verwacht.

Voor komend schooljaar 2024-2025 wordt deze oplossing gezocht in vrijkomende tijdelijke huisvesting bij Reggesteyn (Dock 16). Na dit schooljaar is er een mogelijke terugkeer naar het voormalig schoolgebouw De Salto, Keizersdijk in Rijssen. Echter voor de lange termijn moet er een oplossing komen voor deze leerlingen, dit kan mogelijk in relatie met een nieuwe school in Opbroek. Dit dient de komende periode nader worden onderzocht.

Advies:

De gemeente dient de betrokken schoolbesturen te helpen in de zoektocht naar huisvesting. Op dit moment kan dit capaciteit in personeel zijn of het beschikbaar stellen van onderzoeksbudget. Er dient gerekend te worden met een stelpost van € 20.000,-

Prioriteit 2: Lopende opdrachten oude IHP

d. Vervangende nieuwbouw SG de Waerdenborch in Holten

  • De locatiestudie is afgerond en er wordt nu gewerkt aan het vormgeven van het bestemmingsplan.

  • De school is intern bezig met de project opstart en zal eerdaags beginnen met het opstellen van het ruimtelijk functioneel programma van eisen en het technisch programma van eisen.

  • De leerlingenaantallen vertonen een kleine fluctuatie. Op basis van de laatste leerlingenaanmeldingen dient samen met de gemeente overeenstemming te komen over het te bouwen volume.

Advies:

Het leerlingenaantal fluctueert op dit moment. Het is zaak om voor de architectenselectie en aanbesteding bouw de nieuwe prognoses en ruimtebehoefte met elkaar vast te stellen.

e. School in nieuwbouwwijk Opbroek

  • PCPO pleit voor een school in het Opbroek, maar op basis van de PVG prognoses blijkt het leerlingenaantal bij een gelijkblijvend deelname percentage van PCPO te laag. Ander schoolbesturen hebben, vooralsnog, aangegeven niet gemeenschappelijk in 1 gebouw te willen participeren.

  • Verplaatsing van de Wilhelminaschool naar een locatie in het Opbroek kunnen we onderzoeken.

Aandachtspunten:

  • 1.

    Beschikbaarheid locatie.

  • 2.

    De gemeente streeft naar een basisschool in het Opbroek.

  • 3.

    Analyse om hoeveel leerlingen het gaat en wat de belangstelling is.

  • 4.

    De haalbaarheid van een verhuizing van de Wilhelminaschool naar een locatie in Opbroek onderzoeken.

Advies

Op basis van de laatste stand van zaken is er op dit moment een mogelijke locatie voorhanden om op korte termijn een school in de wijk Opbroek te beginnen. De duidelijkheid hierover kan op dit moment nog niet worden gegeven. Voorgesteld wordt de komende periode de haalbaarheid van een verhuizing van de Wilhelminaschool naar een locatie in Opbroek onderzoeken. Maar ook open te blijven staan voor kansen die kunnen voortvloeien voor de schoolbesturen door het met elkaar delen van de onderwijsvisie op de wijk Opbroek. Als er voldoende basis is kunnen er een of meerdere modellen verkend worden.

Budget

In deze planperiode middelen voor onderzoek beschikbaar stellen voor zowel de locatie als de inhoudelijke visie van de betrokken scholen over de mogelijkheden van een school in Opbroek. Raming € 20.000,-.

Prioriteit 3: Bijgesteld IHP 2025-2028

f. Voortgezet onderwijs Jacobus Fruytier scholengemeenschap

  • De scholengemeenschap gaat per 1-1-2025 fuseren met het Van Lodestein College uit Amersfoort.

  • De school wil door uitbreiding van het onderwijsaanbod maximaal thuisnabij onderwijs voor alle onderwijssoorten in Rijssen organiseren. Deze uitbreiding betreft:

    • a.

      Cluster 4 onderwijs voor 22 leerlingen via groeimodel (schooljaar 2024/25 en schooljaar 2025/26),

    • b.

      VWO-diplomering (75 leerlingen) door toevoeging van een bovenbouw VWO (schooljaar 2027/28),

    • c.

      Vmbo-leerjaren 3 en 4, ongeveer 60 basis-/kaderleerlingen (schooljaar 2028/29). 

  • Daarnaast wenst de school een aanpassing van het gebouw. Meer flexibiliteit, ruimte voor techniekonderwijs en maatregelen binnenklimaat.

Advies

Op basis van het nieuwe vast te stellen beleid is er de mogelijkheid om te voorzien in een bijdrage thuisnabij onderwijs. Op basis van de 22 leerlingen zou dit om een ruimtebehoefte gaan van (22 leerlingen x 12,2 m² bvo) 268,4 m² bvo. Omdat er sprake is van aanpassingen binnen een bestaand onderwijsgebouw met voldoende capaciteit, is de vaste voet al toegekend. De bijdrage thuisnabij onderwijs voor de verbouwkosten (leerplekaanpassing, plaatsing scheidingswanden, et cetera) bedraagt 50% van de werkelijke verbouwkosten, met een maximaal bedrag van € 500,- voor elke m2 bvo. De bijdrage hierbij betreft € 134.200,-.

Ook de maatregelen ten behoeve van het verbeteren van het binnenklimaat biedt mogelijkheden. Het gaat hierom maximaal 1/3 van de kosten van investering in de maatregelen in het kader van het binnenklimaat na aftrek van de al ontvangen subsidie. Het maximale bedrag dat is opgenomen voor een voortgezet onderwijsschool in de beleidsregels is € 100.000,-.

Voor de verduurzaming bestaat de mogelijkheid om een duurzaamheidslening bij de gemeente af te sluiten.

In artikel 74 van de WVO is geregeld dat besturen van VO-scholen kunnen samenwerken om het onderwijsaanbod regionaal af te stemmen. Zij stellen hiervoor volgens artikel 74a WVO een regionaal plan onderwijsvoorzieningen (RPO) vast. Over dit RPO moet het nodige vooroverleg worden gevoerd. Als het RPO gewijzigd wordt zal ook voor JFSG gekeken worden naar de nieuwe ontstane situatie. Op basis van de PVG-prognoses en het aantal leerlingen VWO-diplomering en VMBO (leerjaren 3 en 4) dat op diezelfde teldatum ingeschreven staat bij de JFSG in Apeldoorn maar per schooljaren 2027/28 en 2028/29 in Rijssen het onderwijs zal gaan volgen kan dan bepaald worden of de capaciteit van huidig JFSG-gebouw in Rijssen toereikend is. Onderwijsbesturen en gemeente zullen rond 1 oktober 2025 een evaluatie houden over de stand van zaken van het RPO en de gebouwensituatie van JFSG.

g. Binnenklimaat Banisschool (RSVR)

  • De school wil graag aanspraak maken op de nieuwe maatregel voor binnenklimaat.

  • Het huidig binnenklimaat voldoet niet aan de hedendaagse eisen, aanpassing hierin is gewenst.

Advies:

Maatregelen ten behoeve van het verbeteren van het binnenklimaat biedt mogelijkheden. Echter gaat dit om beperkte schaal. Het gaat hierom maximaal 1/3 van de kosten van investering in de maatregelen in het kader van het binnenklimaat na aftrek van de al ontvangen subsidie. Het maximale bedrag bedraagt € 50.000,- voor een basisonderwijsschool.

h. Vervangende nieuwbouw Wilhelminaschool (PCPO):

  • Het huidige gebouw voldoet niet meer aan de onderwijskundige eisen van deze tijd.

  • In het oude IHP waren met deze school andere plannen, maar het schoolbestuur heeft verzocht het huidige gebouw te mogen afstoten voor vervangende nieuwbouw.

  • Deze wijziging past in de totale opgave van de gemeente en het schoolbestuur.

  • PCPO is voornemens het aantal schoolgebouwen terug te brengen. De Wilhelminaschool willen ze wel graag behouden. Belangrijk is wel om te bezien wat uit de discussie van een school in Opbroek komt.

  • Omvang van de vervangende nieuwbouw bedraagt 1.110 m2 bvo op basis van 181 leerlingen.

  • De school heeft ook recht op 40m² extra in verband met het toekennen van zorgfuncties. Dit op basis van het voorgestelde beleid.

  • De gevraagde ontwikkeling past binnen het beleid van de gemeente en het nieuwe IHP

  • Realisatie van de school 2028-2029.

Advies:

Alvorens in de daadwerkelijke nieuwbouw wordt voorzien, dient er iets meer duiding te komen in de leerlingenaantallen. Vooralsnog wordt uitgegaan van een nieuwbouw van 1.150 m² bvo. Mocht de piek wat lager of hoger worden verwacht, dan wordt dit aantal vierkante meters bijgesteld. Op basis van de laatste marktprijzen wordt rekening gehouden met een bedrag van € 4.485.000,- (€3.900,- m² bvo, inclusief btw).

i. Handhaven Willem Alexanderschool (PCPO)

De school groeit. Verplaatsen naar Opbroek lijkt geen logische optie meer, omdat leerlingen uit een ander voedingsgebied komen en deze bij verplaatsing niet meegaan. Dit zal leiden tot toenemende druk op andere scholen. Geen actie op korte termijn. Qua ruimtebehoefte zit de school de komende jaren passend gehuisvest.

Prioriteit 4: Mogelijke ontwikkeling/monitoring

j. Beatrixschool (PCPO)

  • De school groeit harder dan verwacht. Capaciteitsprobleem zijn er te verwachten volgens schoolbestuur.

  • Er worden nu tijdelijke units door de school gehuurd. Mocht de groei doorzetten dan zal over de huur en een mogelijk (permanente) oplossing met de gemeente in overleg worden getreden.

Advies:

Huur overnemen door gemeente bij normatief recht op uitbreiding, met dien verstande dat verwijzen naar omliggende schoolgebouwen (mede op basis van de capaciteit in Rijssen) niet mogelijk is. Mocht dit niet lukken dan kiezen voor permanent uitbreiden van de capaciteit als dit in de toekomstvisie van school en gemeente past.

k. Julianaschool/SBO Elimschool (PCPO)

  • Leerlingenaantallen dalen, de vraag is of deze daling blijft doorzetten. De prognoses gaan van 498 (2023) naar 407 (2038). Leegstand loopt dan op boven de 1.050 m² bvo.

  • Nu gebruik van 2 locaties, Stroekeld en Roerdomp.

  • Wanneer de daling doorzet zou de Julianaschool op termijn uit de Roerdomp kunnen.

  • Roerdomp zou dan beschikbaar komen voor de Elimschool.

  • Daarnaast dient de Julianaschool dan nog voor ca. 400 m² gebruik te maken van de Roerdomp.

  • Gebouw Stroekeld blijft dan op lange termijn voor Julianaschool.

Aandachtspunt

Als de Elimschool naar de locatie Roerdomp gaat, dan blijft er ruimte over die ingezet moet worden voor de Julianaschool naast de hoofdlocatie Stroekeld. Op papier past het echter in de praktijk zal dit niet het geval zijn. Verder dient er gekeken te worden naar de kinderopvang die momenteel 3 lokalen gebruikt.

Advies:

Ga alvast met elkaar aan de slag om de inpassing mogelijk te maken. Werk de plannen nader uit, zodat er in 2029 direct gestart kan worden met de aanpassingen en verhuizing van de scholen. Vanaf dat moment wordt de Elimschool vrijgespeeld voor andere ontwikkelingen.

8. Nieuwe leerlingenprognoses

Begin oktober 2023 is een uitvraag gedaan aan het PVG in Groningen voor het opstellen van nieuwe prognoses leerlingenaantallen scholen van het basis - en voorgezet onderwijs in Rijssen-Holten.

De prognoses zijn van groot belang voor het opstellen van een nieuw integraal (onderwijs) huisvestingsplan (IHP). Eind november 2023 zijn de leerlingenprognoses voor de zestien basisscholen, voor de twee scholen voor speciaal basisonderwijs en voor de vier scholen voor voortgezet onderwijs in de gemeente Rijssen-Holten ontvangen. De prognoseresultaten van alle scholen zijn vertaald in een berekening van de ruimtebehoefte, zowel volgens de oude VNG-methode in groepsruimten (basisonderwijs) als volgens de “nieuwe” systematiek in vierkante meters.

Basisonderwijs

Voor de basisscholen is op basis van herkomstgegevens een analyse van de woonadressen van de leerlingen gemaakt en vastgesteld uit welke wijken de gemeente het merendeel van hun leerlingen afkomstig is. Dit zijn per school één of meer wijken, die zo nauwkeurig mogelijk overeenkomen met de omschreven voedingsgebieden. In de bevolkingsadministratie van de gemeente Rijssen-Holten worden in totaal 33 gemeentedelen onderscheiden. Vervolgens zijn steeds die buurten tezamen genomen die gezamenlijk het leeuwendeel van de leerlingen leveren. In het algemeen bezoeken leerlingen de school van de denominatie waarvoor hun ouders kiezen die zo nabijgelegen mogelijk is.

De woningbouwplannen zijn begin november 2023 bij het PVG aangeleverd, met inbegrip van de afspraken die regionaal zijn gemaakt in het kader van de Woondeal Twente eind 2022.

  • In 2011 is begonnen met de bouw van de nieuwbouwwijk Het Opbroek aan de oostkant van Rijssen. Dit gebied is toegevoegd aan de voedingsgebieden van de Beatrixschool en van In den Climtuin. In een geleidelijk tempo zijn daar nu zo’n 300 woningen gebouwd, waarin 111 kinderen in de basisschoolleeftijd wonen. In de wijk worden de komende tien jaar nog 800 woningen opgeleverd. Daardoor zal het kinderaantal in de voedingsgebieden van de Beatrixschool en (in mindere mate van) De Climtuin ook op de lange termijn nog groeien.

  • In De Banis, aan de rand van Braakmanslanden zullen 250 woningen worden gebouwd in de periode tot 2033.

  • Voor Holten zijn in dezelfde periode grotere projecten in voorbereiding in De Liesen (200 woningen) en op het Enckoterrein (175 woningen).

Voor de leerlingen op de tussenvoorziening De Brug, die formeel zijn ingeschreven op De Brekeld is een prognose gemaakt alsof het een zelfstandige school voor speciaal basisonderwijs betreft.

Medio 2022 is voormalig schoolgebouw De Salto aan de Keizersdijk in Rijssen in gebruik genomen voor onderwijs aan Oekraïense kinderen. Per 2023 zijn daar nog extra kinderen bijgekomen die de Nederlandse Taal op het tweede niveau leren vanuit de hoofdlocatie in Almelo. Per november 2023 volgden in De Salto ongeveer 80 kinderen onderwijs. Voor deze kinderen is geen prognose gemaakt, vanwege de korte historie en de onzekerheden over de toekomstige omvang van de doelgroep.

Speciaal basisonderwijs

In de gemeente staat 1 school voor speciaal basisonderwijs, de Elimschool en een tussenvoorziening De Brug. Binnen de gemeente zijn initiatieven in voorbereiding voor het opstarten van lespunten voor speciaal onderwijs. De prognoses die daartoe zijn opgesteld door Pronexus BV zijn door PVG geanalyseerd. In het algemeen kan worden gesteld dat het buitengewoon onzeker is om de toekomstige omvang van een nieuwe onderwijssoort goed in te schatten. Voor zover mogelijk is er echter een realistische inschatting gemaakt van de omvang van de initiatieven.

De Elimschool ontvangt zijn leerlingen vooral van veertien protestantschristelijke basisscholen in Rijssen en Enter. Op de tussenvoorziening Brug zitten leerlingen die van de reformatorische scholen in Rijssen komen. Beide scholen betrekken hun leerlingen overwegend van de deelnemende basisscholen uit beide genoemde kernen. Naast leerlingen uit deze gemeenten worden ook meer incidenteel leerlingen van andere basisscholen toegelaten. Met die leerlingen wordt in de prognose rekening gehouden als opslag.

Voortgezet onderwijs

De gemeente Rijssen-Holten heeft voor het voortgezet onderwijs een gedeeltelijke regionale onderwijsfunctie. De leerlingen in de leerjaren 1 worden berekend op basis van hun relatieve herkomst in de afgelopen jaren uit de toeleverende kernen/woongemeenten. Op basis van de verhoudingen tussen de leerjaren 1 en de totale schoolbevolking in de afgelopen vier jaar wordt vervolgens de omvang van de gehele school berekend voor het voortgezet onderwijs. Voor de vier scholen voor voortgezet onderwijs is een ruimteprofiel aangemaakt. Een ruimteprofiel ontstaat door aan een bepaald aanbod aan onderwijssoorten en afdelingen leerlingenaantallen te koppelen. De combinatie van afdelingen en leerlingen resulteert in benodigde aantallen vierkante meters per jaar en per profiel.

Resultaat prognoses leerlingenaantallen 2023 - 2040 gemeente Rijssen-Holten

In 2021 werd vooral in Rijssen een daling van leerlingaantallen basisonderwijs geprognotiseerd. Daarentegen zou er in Holten sprake zijn van een kleine stijging leerlingenaantallen.

De prognoses van 2023 laten ten opzichte van de prognoses van 2021 voor meerdere basisscholen een stijging van het leerlingenaantallen zien.

In Rijssen blijft de geprognotiseerde stijging van de Beatrixschool ongeveer gelijk en is er bij de Constantijnschool geen sprake van een daling maar juist een stijging. Bij de Johan Frisoschool slaat de daling vanaf 2032 weer om naar een kleine stijging en laat het aantal leerlingen op de Willem Alexanderschool nu een hogere stijging zien dan verwacht in de prognoses van 2021.

Voor Holten laten de huidige prognoses in plaats van een verwachte daling (in de prognoses van 2021) een aanzienlijke stijging leerlingaantallen in het basisonderwijs zien van de Holterenk, blijft Dijkerhoek redelijk gelijk, maar zet de stijging leerlingenaantallen bij de Haarschool Holten verder door dan vermeld in de prognoses van 2021.

Bij het voortgezet onderwijs zien we gelijk aan de vorige prognoses een doorzettende dalende lijn van leerlingenaantallen. De huidige onderwijsruimte voldoet daarmee ruimschoots aan de huisvestingsbehoefte.

Op basis van de ontvangen prognoses 2023 - 2040 kan het volgende worden geconcludeerd:

Basisonderwijs

  • Op basis van de leerlingenaamtallen en de daarbij vanuit de behoefte behorende aantal vierkante meters onderwijshuisvesting zullen de schoolbesturen in Rijssen toekomstkeuzes maken, hoe om te willen gaan met de verwachte structurele leegstand.

  • Voor Holten is uitbreiding van onderwijshuisvesting aan de orde. Van stichting Varietas mag verwacht worden dat de ambitie vermeld in het koersplan 2023 - 2027 onderdeel gaat uitmaken van dit IHP.

Voortgezet onderwijs

  • Op basis van de leerlingenaamtallen en de daarbij vanuit de behoefte behorende aantal vierkante meters onderwijshuisvesting is er bij alle scholen sprake van een aanzienlijk aantal meters leegstand.

  • Van de schoolbesturen mag worden verwacht dat zij gaan nadenken hoe om te willen gaan met deze leegstand. Bijvoorbeeld een ander onderwijs of maatschappelijke invulling. Zie de visie op onderwijshuisvesting.

  • Bij de geplande vervangende nieuwbouw van de Waerdenborch dient de verdere de daling van het leerlingenaantal ook betrokken te worden in de verdere uitwerking.

Een overzicht van de prognoses is als bijlage toegevoegd aan dit IHP.

9. Huisvesting bewegingsonderwijs

In de visie op onderwijshuisvesting hebben we met elkaar afgesproken toe te willen werken naar een gevarieerd sportaanbod op en rondom de school omdat de verbinding tussen onderwijs, sport, bewegen in de wijk bijdraagt aan een betere fysieke - en mentale ontwikkeling van kinderen. Een mogelijkheid hiervoor is het verbeteren van de buitenruimte op en rondom scholen. Maar ook de verbindingen met sportverenigingen zijn hierbij van belang. Het bevorderen van een actief en gezond leven kan onder andere door (meer) gebruik te maken van sportvelden, schoolpleinen, zwembaden en openbare speelplekken/ grasvelden.

Gymnastiekaccommodaties

De gemeente is verantwoordelijk voor de huisvesting van het onderwijs en daar hoort ook de huisvesting van het bewegingsonderwijs bij. Gymnastiekaccommodaties zijn dus primair onderwijsvoorzieningen. Dit betekent dat ze goed bereikbaar moeten zijn voor de scholen. Een goede spreiding ten opzichte van de scholen is daarbij van wezenlijk belang.

Binnen de gemeente Rijssen-Holten kennen we de hierna vermelde gymnastiekaccommodaties.

Accommodaties in Rijssen

Bouwjaar

Oefenoppervlakte

Sporthal De Reggehal (3 zaaldelen)

1972

1232 m²

Sporthal De Stroekeld (3 zaaldelen)

1997

1232 m²

Gymlokaal Welleweg

1966

200 m²

Gymlokaal Huttenwal (Haarzijde)

1978

252 m²

Gymlokaal Kroonweide

1987

252 m²

Accommodaties in Holten

Bouwjaar

Oefenoppervlakte

Sporthal ‘t Mossink (2 zaaldelen)

1976

920 m²

Sportzaal Rietbergstraat (2 zaaldelen)

2005

667 m²

Gymlokaal Lageweg

1975 / 1987

252 m²

Gymlokaal Vrijheidslaan

1979

252 m²

Daarnaast hebben in Holten en Rijssen de volgende scholen nog eigen gymlokalen:

School

Accommodatie

Bouwjaar

Oefenoppervlakte

SG De Waerdenborch

1 gymlokaal

1965

252 m²

SG Reggesteyn

Sporthal met 4 zaaldelen

2005

1754 m²

Pius X College

1 gymlokaal

1993

252 m²

Elimschool

1 gymlokaal

1972

121 m²

Veel scholen binnen onze gemeente geven ten minste twee lesuren per week bewegingsonderwijs. Landelijk onderzoek heeft aangetoond dat er binnen enkele gemeenten sprake is van organisatorische knelpunten waardoor de twee lesurennorm nog niet haalbaar is. Het bewegingsonderwijs moet plaatsvinden op een locatie die geschikt is om de kerndoelen ervan te behalen. Dit betreft bij voorkeur een sporthal, sportzaal of gymnastieklokaal, maar dit is niet wettelijk vereist. Alternatieve locaties voor het bewegingsonderwijs kunnen ook school/speelpleinen, speelzalen, sportvelden, grasvelden en of zwembaden zijn.

Behoefte bewegingsonderwijs

Met het bestuursvoorstel over het rapport capaciteitsonderzoek binnensport heeft het college in 2017 ingestemd met het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden van een derde sporthal in Rijssen (zie verderop) ter vervanging van de gymlokalen aan de Welleweg en de Kroonweide. Op 24 september 2020 heeft de gemeenteraad de sportvisie 2020 vastgesteld. Het uitvoeren van gemelde haalbaarheidsstudie maakt onderdeel van deze sportvisie. De sportvisie 2020 meldt dat de bouw van een derde sporthal de druk vanuit de sport op de Reggehal en de Stroekeld zal verminderen en het sportverenigingen perspectief biedt om verder te groeien. Vanuit het onderwijs maken de basisscholen De Ronde Maat, Constantijnschool, De Brekeldschool en de Willem Alexanderschool voor het bewegingsonderwijs gebruik van de gymzalen Welleweg en Kroonweide. Bij het eventueel situeren van een nieuwe sporthal dient (als er sprake is van het afstoten van 1 of beide gymlokalen Welleweg en of Kroonweide) rekening te worden gehouden met de afstanden tot deze scholen.

In het door Synarchis uitgevoerd capaciteitsonderzoek is geen rekening gehouden met een eventuele realisatie van een basisschool in het Opbroek. Een eventuele realisatie van een basisschool in het Opbroek kan ervoor zorgen dat in dat deel van Rijssen een gymzaal gerealiseerd moet worden of dat daar waar mogelijk gebruik kan worden gemaakt van de sporthal Reggesteyn.

Inrichting en bouwkundige staat gymnastiekaccommodaties

Het capaciteitsonderzoek binnensport van 2017 vermeld dat de meeste gymnastiekaccommodaties in Rijssen-Holten dateren uit de jaren ’70 (zie het overzicht hieronder). Ook vermeld dit onderzoeksrapport dat per gymnastiekaccommodatie meerdere knelpunten zijn geconstateerd. Voor meerdere gymnastiek-accommodaties (Welleweg, Huttenwal, Reggehal, Lageweg en ’t Mossink) wordt in 2017 al geadviseerd op termijn de accommodatie te vervangen voor nieuwbouw.

Voor de sportbeoefening wordt rekening gehouden met een levensduur van 40 jaar voor een sportaccommodatie. Op basis hiervan lopen veel accommodaties aan het eind van hun levensduur of zijn deze al gepasseerd. Voor het bewegingsonderwijs hanteren we een levensduur van 60 jaar. Wat betreft de zaalafmetingen voldoen de meeste gymzalen aan de eisen voor een standaard gymzaal van 252 m². Uitzondering hierop vormt gymzaal de Welleweg die met 200 m² te klein is naar de standaard van een traditionele gymzaal. Sporthal de Stroekeld voldoet aan alle eisen met betrekking tot de zaalafmetingen. De Reggehal en ’t Mossink zijn beide 22 x 42 meter in plaats van de standaard 24 x 44 meter. Dit betekent dat alle sporten wel in de sporthallen uitgeoefend kunnen worden, maar dat er in beide sporthallen onvoldoende uitloopmogelijkheden zijn. Sportzaal de Rietbergstraat heeft een afmeting van 23,3 x 29 meter, hiermee wordt de vereiste 24 meter breedte net niet gehaald.

afbeelding binnen de regeling

Vervangende nieuwbouw gymlokaal Huttenwal (Haarzijde)

Voor het bewegingsonderwijs maakt Haarschool Rijssen de Wilhelminaschool, de gymnastiekverenigingen VEK en Dik en Dun, de tafeltennisvereniging Rijssen en Karate Brouwer gebruik van gymlokaal de Huttenwal aan de Haarzijde. Op basis van meerdere geconstateerde knelpunten in en aan het gebouw is geadviseerd de gymzaal te vervangen voor nieuwbouw. Het college heeft op 15 februari 2022 besloten een integrale stedenbouwkundige visie Haarzijde/hoek Huttenwal op te stellen en daaraan de sloop en vervangende nieuwbouw van het gymlokaal de Huttenwal en Haarschool te koppelen. Op 9 maart 2023 heeft het college besloten de vervangende nieuwbouw van de Haarschool Rijssen en gymzaal Huttenwal gezamenlijk voor te bereiden en te laten uitvoeren vanuit een gezamenlijke aanbesteding (RSVR-schoolbestuur en Gemeente Rijssen-Holten). De geplande start sloop gebouwen en vervolgens nieuwbouw staat gepland voor augustus 2024.

Vervangende nieuwbouw sporthal Holten en gymzaal Vrijheidslaan

Op 7 november 2023 heeft het college ingestemd met de vervangende nieuwbouw van Sporthal ’t Mossink en sportzaal de Rietbergstraat in Holten op de nieuwe locatie van de Waerdenborch. Beide accommodaties worden vervangende door één (1) sporthal met vier (4) zaaldelen. Ook is ingestemd met de vervangende nieuwbouw van gymzaal Vrijheidslaan in Holten op de huidige locatie of een nader te bepalen locatie maar op maximaal 1 km loopafstand van de Haarschool Holten en de Regenboog.

De sporthal ’t Mossink, sportzaal Rietbergstraat en gymzaal Vrijheidslaan worden intensief gebruikt door het onderwijs voor bewegingsonderwijs en sportverenigingen (maar ook particulier) voor gym, beweeg en sportbeoefening. Op basis van huidig - en toekomstig gebruik (waaronder de verplichting van minimaal 2 lesuren bewegingsonderwijs en verwachte daling aantallen leerlingen Waerdenborch) kan de conclusie getrokken worden dat bij vervanging van de gemelde binnensportaccommodaties er te minste sprake moet zijn van 5 zaaldelen. Dit is mogelijk door vervangende nieuwbouw van één (1) nieuwe sporthal met 4 zaaldelen (in plaats van de huidige sporthal ’t Mossink met 2 zaaldelen en sportzaal Rietbergstraat met ook 2 zaaldelen) en één (1) nieuwe gymzaal Vrijheidslaan. De bouw van de nieuwe sporthal zal gecombineerd worden met de bouw van de Waerdenborch. De nieuwbouw van gymzaal Vrijheidslaan zal aansluitend aan de orde komen. Mogelijk kan dit samen oplopen met de herontwikkeling van de oude locatie de Waerdenborch.

Gymlokaal Elimschool

Voor het gymlokaal van de Elimschool geldt een bijzondere regeling. De gemeente blijft namelijk verantwoordelijk voor aanpassing en onderhoud van dit gymlokaal. Vanaf de doordecentralisatie per januari 2015 is dit echter geen huisvestingsvoorziening meer, maar wordt dit gerekend tot de kosten van materiële instandhouding. De gemeente vergoedt de kosten van materiële instandhouding aan de schoolbesturen die juridisch eigenaar zijn van een gymlokaal. Aandachtspunt in deze betreft de mogelijke toekomstige verplaatsing van de Elimschool en de gevolgen hiervan voor het bewegingsonderwijs. Dit zal aan de orde zijn als er sprake is van verplaatsing van de Elimschool naar locatie Roerdomp (gebouw Julianaschool).

Onderzoek sporthal de Koerbelt

Vanuit de sportvisie 2020 ligt er een opdracht voor onderzoek naar een derde sporthal in Rijssen. Met de komst van een AZC in de gemeente Rijssen-Holten en de verplichting van meer uren bewegingsonderwijs is er behoefte aan extra ruimte voor bewegingsonderwijs in binnensportaccommodaties. Een derde sporthal biedt naast extra ruimte voor bewegingsonderwijs ook extra beweegruimte voor sportverenigingen. Omdat de binnensportaccommodaties in principe gebouwd worden voor het bewegingsonderwijs, dient rekening gehouden te worden met de loopafstand van de leerlingen. Voor het basisonderwijs mag de loopafstand maximaal 1 kilometer zijn.

Door rekening te houden met enkele aandachtspunten kan een nieuwe sporthal op sportpark de Koerbelt mogelijk wel een geschikte optie zijn/worden. De argumenten en aandachtspunten hiervoor staan hieronder vermeld.

Argumenten en aandachtspunten:

  • Bij realisatie van een nieuwe sporthal op sportpark de Koerbelt kan de Johan Frisoschool voor het bewegingsonderwijs van huidig gebruik van de Reggehal uitwijken naar de nieuwe sporthal.

  • Als een voetpad aangelegd wordt vanaf de Brekeldschool en de Willem-Alexanderschool naar de nieuwe sporthal op sportpark de Koerbelt kunnen de leerlingen van beide scholen (die nu gebruik maken van gymzaal de Welleweg) uitwijken naar de nieuwe sporthal de Koerbelt.

  • Het bevorderen van een actief en gezond leven kan onder andere door (meer) gebruik te maken van sportvelden, schoolpleinen, zwembaden en openbare speelplekken/ grasvelden. Realisatie van een voetpad (zie de bullit hiervoor) voorziet ook in een alternatief voor het bewegingsonderwijs door gebruik van sportvelden en het zwembad op de Koerbelt.

  • Als voormalig schoolgebouw de Salto beschikbaar blijft als onderwijshuisvesting voor anderstaligen, dan kunnen die leerlingen voor het bewegingsonderwijs ook gebruik gaan maken van de nieuwe sporthal.

  • De bouw van een nieuwe sporthal op sportpark de Koerbelt geeft de gemeente afwegingsruimte (over het toekomstig benodigd aantal zaaldelen) voor vervangende nieuwbouw van de Reggehal (uit bouwjaar 1972), maar ook over het eventueel afstoten van gymzaal de Welleweg.

  • Financiering van de kosten voor de te bouwen sporthal op sportpark de Koerbelt kan mogelijk (voor een deel) geschieden uit de opbrengsten van de herontwikkeling van de huidige locatie gymzaal Welleweg en zo mogelijk ook voor een deel van de Reggehal.

Nader onderzoek:

De punten hiervoor vermeld vragen om nader onderzoek om daarmee inzicht te verkrijgen in de financiële gevolgen van de uitvoering van deze punten in combinatie met de realisatie van een nieuwe sporthal.

10. Planning en financiering onderwijshuisvesting

2024:

  • A.

    Vervangende nieuwbouw Johan Frisoschool (incl. extra meters voor BKC)

    Krediet Johan Frisoschool

    Krediet BKC

€ 2.882.500,-

€ 1.208.700,-

  • B.

    Vervangende nieuwbouw Haarschool Rijssen en gymzaal Huttenwal

    Krediet Haarschool

    Krediet gymzaal

€ 5.005.000,-

€ 2.110.600,-

  • C.

    Realisatie (tijdelijke) locatie Palet (NT2 onderwijs en Oekraïense kinderen)

PM

2025:

  • A.

    Vervangende nieuwbouw Waerdenborch en sporthal op nieuwe locatie

    Krediet Waerdenborch

    Krediet Sporthal Holten 

€ 28.030.000,-

€ 8.400.000,-

  • B.

    Uitbreiding Holterenk

€ 1.124.800,-

  • C.

    Aanpassingen Jacobus Fruytierschool t.b.v. thuisnabij onderwijs cluster 4 en maatregelen binnenklimaat

€ 234.200,-

  • D.

    Maatregelen binnenklimaat Banisschool

€ 50.000,-

  • E.

    Onderzoek naar de mogelijkheden huisvesting NT2 onderwijs in Rijssen

€ 20.000,-

  • F.

    Onderzoek sporthal in Rijssen

PM

2026:

Haalbaarheidsonderzoek verhuizing Wilhelminaschool richting Opbroek

€ 20.000,-

2027:

Uitbreiding Haarschool Holten

€ 672.600,-

2029:

  • A.

    Vervangende nieuwbouw Wilhelmina school

    (afhankelijk van school in Opbroek en toekomstige locatie Wilhelminaschool

  • B.

    Vervangende nieuwbouw gymzaal Vrijheidslaan in Holten

    (relatie met herontwikkeling oude locatie Waerdenborch, sporthal ’t Mossink en Rietbergzaal)

  • C.

    Bouwkundige aanpassingen nieuwe locatie Elimschool (locatie Roerdomp-Julianaschool)

  • D.

    Afstoten Elimschool door PCPO

  • E.

    Bouwkundige aanpassingen locatie Elimschool voor nader te bepalen gebruik

Opmerkingen:

  • De kredieten voor de Johan Frisoschool en de Haarschool Rijssen, het BKC deel en gymzaal Huttenwal (zie 2024) zijn al in de begroting verwerkt. Dit geldt ook voor het vermeld krediet voor de Waerdenborch (zie 2025).

  • Het krediet dat nodig is voor de sporthal in Holten is voor een deel (€ 3.850.000 voor bouwkosten en € 250.000 inrichtingskosten) al in de begroting verwerkt. Het restant (€ 4.150.000 voor bouwkosten en € 150.000 inrichtingskosten) dient nog verwerkt te worden in de kadernota 2025 - 2028.

  • De bedragen vanaf 2025 hierboven vermeld voor vervangende nieuwbouw en uitbreiding zijn de geschatte stichtings- en bijkomende kosten op basis van de huidige marktkennis. Deze bedragen dienen na vaststelling verwerkt te worden in de kadernota 2025 - 2028.

Ondertekening

Bijlagen 1. Schoolgebouwen en informatie per schoolbestuur (Holten)

afbeelding binnen de regeling

1.1.Openbaar basisonderwijs Holten en Dijkerhoek (Varietas)

Openbaar basisonderwijs Holten en Dijkerhoek

Na de opheffing van de Bosschool per 1 augustus 2015 zijn er in Holten en Dijkerhoek nog 3 openbare basisscholen, die alle zijn gehuisvest in nieuwe gebouwen en die beschikken over een capaciteit van in totaal 21 permanente lokalen. Hieronder volgt een toelichting per afzonderlijke school:

Scholen Holten

Capaciteit m² nu

Behoefte m²

1-10-2023

Behoefte m²

structureel

m² zorgfunctie

Tekort m²

structureel

1. Dijkerhoek

668

547

495

40

-133

2. De Holterenk (= daltonschool)

1007

1070

1263

40

296

3. Haarschool

1315

1251

1452

40

177

Totaal

2990

2868

3210

120

340

1. Schoolgebouw

o.b.s. Dijkerhoek, Dijkerhoekseweg 30 in Dijkerhoek

Permanent gebouw, 1 bouwlaag, bvo 668 m²`(fictief 670 m²), bouwjaar 2014,

Ruimten: 4 lokalen, 1 speellokaal en 1 gemeenschappelijke ruimte

2. Schoolgebouw

o.b.s. Holterenk, Dorsmolen 1 in Holten

Permanent gebouw, 2 bouwlagen, bvo 1007 m² (begane grond 594 m², 1e verdieping 413 m2), bouwjaar 2012, Ruimten: 7 lokalen, 1 speellokaal en 1 gemeenschappelijke ruimte

3. Schoolgebouw

o.b.s. Haarschool, Koningin Wilhelminastraat 15 in Holten

Permanent gebouw, 1 bouwlaag (na verbouwing), bvo 1315 m², bouwjaren 2017 en 2023,

Ruimten: 10 lokalen, 1 speellokaal en 1 gemeenschappelijke ruimte

1.2.Protestants-Christelijk basisonderwijs Holten (PCO)

Het PCO Holten beschikt over één basisschool, namelijk De Regenboog.

School Holten

Capaciteit m² nu

Behoefte m²

1-10-2023

Behoefte m²

structureel

m² zorgfunctie

Leegstand m²

structureel

De Regenboog

Noodgebouw

1641

138

1513

1349

40

252

390

1. Schoolgebouw

De Regenboog, Schoolstraat 9 in Holten

Gehuisvest in 2 gebouwen op hetzelfde terrein:

  • a.

    Permanent gebouw, 2 bouwlagen (gedeeltelijk) en kelderruimten, bvo 1728 m² (begane grond 1472 m², 1e verdieping 256 m², exclusief kelder), bouwjaren 1956, 1969, 1994, 2000, 2004 en 2010,

    Ruimten: 8 lokalen (7 genormeerd) en 1 gemeenschappelijke ruimte van 1956, 2 lokalen van 1969, 1 lokaal van 1994, 1 lokaal van 2000, 1 lokaal en 1 speellokaal van 2004 en 1 lokaal (van het schoolbestuur) van 2010

  • b.

    Noodgebouw (semipermanent) met 2 lokalen, 1 bouwlaag, bvo 138 m², bouwjaar 2007

Deze school ligt centraal in Holten, en heeft 12 permanente lokalen en 2 tijdelijke lokalen uit 2007. De school is in 2017 door middel van renovatie/groot onderhoud ook aangepast aan de onderwijskundige vernieuwingen.

Het schoolbestuur heeft in 2010 voor eigen rekening een lokaal (87 m² bvo) extra gerealiseerd, maar dat behoort niet tot de capaciteit van de school.

1.3.Openbaar VO De Waerdenborch Holten

De Waerdenborch verzorgt openbaar onderwijs voor vmbo-b/k/t, havo, vwo/atheneum en gymnasium in Goor en in Holten. Leerlingenkunnen in Goor hun vmbo-tl schoolloopbaan afsluiten. De leerlingen van de vmbo-basis/kader uit Goor maken de overstap naar Holten na leerjaar twee en de havo/vwo -leerlingen na leerjaar drie.

School Holten

Capaciteit m² nu

Behoefte m²

1-10-2023

Behoefte m²

structureel

Leegstand m²

structureel

OSG Waerdenborch

14266

10879

9909

4357

1. Schoolgebouw

OSG De Waerdenborch, Haarstraat 14 in Holten

De school (hoofdvestiging) is gehuisvest in 3 gebouwen op hetzelfde terrein:

  • A.

    Permanent hoofdgebouw, 2 bouwlagen en kelderruimten, bvo 12332 m² (excl. gymlokaal 534 m²) en 12866 m² (inclusief gymlokaal), bouwjaren 1964, 1965 (gymnastieklokaal), 1978, 1988 (aanbouw 6 lokalen met 2 conrectorskamers), 1993 (uitbreiding met technieklokaal) en ± 1998

  • B.

    Semipermanent gebouw met 7 lokalen, bvo 715 m², bouwjaar 2002

  • C.

    Semipermanent gebouw, bvo 1210 m², bouwjaar 2005

Scholengemeenschap De Waerdenborch heeft een VO-locatie in Goor en Holten. Het hoofdgebouw in Holten is gehuisvest in een permanent gebouw van diverse bouwjaren (1964, 1965, 1978, 1988, 1993 en 1998) met semipermanente uitbreidingen in 2002 en 2005.

2.Schoolgebouwen en informatie per schoolbestuur (Rijssen)

afbeelding binnen de regeling

Door de verplichte opheffing van obs De Salto per 1 augustus 2020, is er geen openbaar onderwijs meer in Rijssen. Het schoolgebouw is per gemelde datum weer eigendom van de gemeente.

Het gebouw (dat beschikt over 8 lokalen en een speellokaal van bouwjaar 1977) wordt voorlopig in stand gehouden als tijdelijke opvanglocatie gedurende de vervangende nieuwbouw van de Haarschool in Rijssen. Ook wordt het gebouw ingezet voor tijdelijke huisvesting voor onderwijs aan Oekraïense kinderen. De kosten van eventuele aanpassingen aan het gebouw is opgenomen in het beschikbaar gestelde krediet voor de vervangende nieuwbouw van de Haarschool.

Schoolgebouw

De Salto, Keizersdijk 25 in Rijssen

Permanent gebouw, 1 bouwlaag, bruto vloeroppervlakte (bvo) 1091 m², bouwjaar 1977,

Ruimten: 2 werklokalen, 1 speellokaal, 6 leslokalen en 1 gemeenschapsruimte

2.1.Protestants-christelijk basisonderwijs Rijssen (PCPO)

Het PCPO heeft 6 basisscholen en 1 speciale basisschool (de Elimschool). De 6 basisscholen (7 locaties) zijn goed gespreid over Rijssen en beschikken over 76 permanente lokalen.

De wens om een school in het Opbroek te bouwen staat hoog op de PCPO lijst. Maar de “gewijzigde” prognoses van de leerlingaantallen van de gemeente Rijssen-Holten wijzen uit dat het PCPO met een gelijkblijvend deelname percentage geen rendabele school overeind kan houden. Daarnaast blijkt uit de 0-meting voor de MJOP’s van de PCPO-gebouwen dat de “gewogen” berekening voor nieuwbouw, (te)veel onderhoudsgeld kost. Ook moet het PCPO een significant bedrag beschikbaar hebben voor onderhoud doordat ze “juridisch” eigenaar zijn de schoolgebouwen. Het PCPO-schoolbestuur wil graag vanuit de gemeentelijke prognoses meewerken aan een oplossing voor het structurele ruimteoverschot door een gebouw terug te geven aan de gemeente. Daarnaast kan PCPO (op dit moment) met de huidige beleidskaders, niet zelfstandig (als bouwheer en juridisch eigenaar) een school in het Opbroek bouwen.

Het PCPO-schoolbestuur denkt met de volgende voorstellen en het teruggeven van het gebouw van de Elimschool aan de gemeente een passende oplossing en een passende koers te hebben.

2028 Nieuwbouw Wilhelminaschool

Dit gebouw is voor het overgrote gedeelte ouder dan 60 jaar. De onderwijskundige vernieuwing is nog niet ingezet en het PCPO ziet een toename van aanmeldingen uit het Opbroek. Daarvoor wordt op dit moment (2024) extra ruimte gehuurd (buiten het gebouw) om onderwijs te kunnen geven.

In het kader van thuisnabij onderwijs en de geografische verdeling is het meer dan wenselijk om aan deze kant van het centrum een basisschoolvoorziening te hebben.

2029 Verplaatsing Elimschool naar locatie Roerdomp Julianaschool.

Teruggave locatie Elimschool aan de gemeente.

De prognoses geven een duidelijk overschot aan vierkante meters voor de PCPO-scholen. Het overschot komt voornamelijk door de krimp in de wijk van de Julianaschool. Daarnaast is de Elimschool verouderd en gedateerd. Bij de verplaatsing moet er in de Roerdomp worden geïnvesteerd t.a.v. duurzaamheid en moeten er dan onderwijskundige aanpassingen worden gedaan. De kinderopvang heeft nu (2024) een ruimte bij de Julianaschool. Deze komt in de verdrukking op de locatie Stroekeld bij deze aanpassing. Hier wil het PCPO-schoolbestuur graag een oplossing voor zoeken.

2035Nieuwbouw Willem Alexanderschool

Vanuit de gemeentelijke prognoses blijkt dat op deze locatie een tekort aan beschikbare ruimte komt. Een gedeelte van het gebouw is in 2035 meer dan 60 jaar oud. Daarnaast verwachten en ziet het PCPO-groei (in de prognoses) door de nieuwbouwplannen van de gemeente nabij deze school.

Visie en investeringen op overige gebouwen

Duurzaamheids- en levensverlengende investeringen moeten worden gedaan voor de Beatrixschool en de Constantijnschool. Deze twee scholen hebben een redelijk stabiele plek in de prognoses. Daarnaast ziet het PCPO op de Beatrixschool een toename van de aanmeldingen uit het Opbroek. Die worden nu opgevangen met de huur van tijdelijke huisvesting (die zijn geplaatst en tot 2024 zijn bekostigd uit de NPO-middelen).

Financiële kaders en positie PCPO Rijssen

PCPO wil binnen de wet- en regelgeving graag investeren in uitstekende onderwijsgebouwen. Onder andere door de verwachte verplichting in het regeringsbeleid t.a.v. het meerjaren onderhoud van de gebouwen, zijn de gevolgen van de “beleidsregels bij IHP” (o.a. de afspraak van 10% bijdrage van de stichtingskosten bij nieuwbouw vooraf/ het bouwheerschap voor het schoolbestuur) op dit moment niet te overzien. Het PCPO-schoolbestuur pleit ervoor om de punten t.a.v. de eigen bijdrage van 10% van de stichtingskosten uit de beleidsregels bij het IHP en het bouwheerschap in de planvorming van een project mee te nemen als gesprekspunt en niet als vaststaand feit.

Onderzoek en vaststelling van het IHP moet duidelijkheid geven over de (on)mogelijkheden van de financiële keuzes die PCPO moet en kan maken.

Overzicht Scholen PCPO

Capaciteit m² nu

Behoefte m²

1-10-2023

Behoefte m²

structureel

m² zorgfunctie

Leegstand m²

structureel

Beatrix

1575

1644

1764

40

-229

Constantijn

1247

1161

1264

40

-57

Johan Friso

12455

995

965

40

240

Juliana (Roerdomp)

1458

2705

2305

40

959

Juliana (Stroekeld)

1846

Wilhelmina

1113

1266

1110

40

-37

Willem-Alexander

1358

1161

1338

40

-20

Elim (SBO)

1123

1068

1059

40

24

Totaal

10965

10000

9805

280

880

1. Schoolgebouw

Beatrixschool, Van Broekhuizenstraat 4 in Rijssen

Permanent gebouw, 1 bouwlaag, bvo 1575 m², bouwjaren 1992 en 2005,

Ruimten: 10 lokalen, 1 speellokaal en 1 gemeenschappelijke ruimte van 1992 en 2 lokalen met buitenberging van 2005

2. Schoolgebouw

Wilhelminaschool, Bevervoorde 17 in Rijssen

Permanent gebouw, 1 bouwlaag, bvo 1113 m², bouwjaren 1959, 1963, 1988 en 2001,

Ruimten: 3 lokalen van 1959, 2 lokalen van 1963, 3 lokalen, 1 speellokaal en 1 gemeenschappelijke ruimte van 1988 en 1 lokaal van 2001. Totaal 9 permanente lokalen,

3. Schoolgebouw

Julianaschool, locatie Roerdomp 24 in Rijssen

Julianaschool, locatie Stroekeld 139 in Rijssen

Locatie Roerdomp: Permanent gebouw, 2 bouwlagen, bvo 1550 m² werkelijk en 1458 fictief (begane grond 1487 m2, 1e verdieping 63 m2), bouwjaren 1991, 1992 en 2014,

Ruimten: 8 lokalen, personeelskamer en nevenruimten van 1991, 4 lokalen van 1992 en 1 (techniek)lokaal van 2014

Totaal 11 permanente lokalen. * Het schoolbestuur heeft zelf 92 m² gefinancierd.

Locatie Stroekeld: Permanent gebouw, 2 bouwlagen, bvo 2067 m2 werkelijk en 1846 fictief (begane grond 1214 m2, 1e verdieping 853 m2), bouwjaar 2014,

Ruimten 16 lokalen, 2 speellokalen en aula

* Het schoolbestuur heeft voor eigen rekening nog 2 lokalen (221 m²) extra gerealiseerd, maar die blijven verder buiten beschouwing). In totaal heeft de school dus een capaciteit van 3617 m² bvo (25 lokalen).

4. Schoolgebouw

Willem-Alexanderschool, Koninginneweg 44a in Rijssen

Permanent gebouw, 1 bouwlaag, bvo 1358 m², bouwjaren 1975 en 1993,

Ruimten: 1 werklokaal en 1 gemeenschappelijke ruimte van 1975 en 10 lokalen en 1 speellokaal van 1993 (norm 8 groepen = 1130 m² bvo). De school heeft 11 permanente lokalen.

5. Schoolgebouw

Johan Frisoschool, Johannes Vermeerstraat 8 in Rijssen

Permanent gebouw, 1 bouwlaag, bvo 1324 m² (fictief 1245 m²)6, bouwjaren 1973, 2005 en 2015, Ruimten: 6 leslokalen en 1 gemeenschappelijke ruimte van 1973, 1 lokaal van 2005 en 2 lokalen en een speellokaal van 2015. De school beschikt over 9 permanente lokalen. * Het schoolbestuur heeft zelf 79 m² gefinancierd.

   

6. Schoolgebouw

Constantijnschool, Braakmansdijk 7 in Rijssen

Permanent gebouw, 1 bouwlaag, bvo 1247 m², bouwjaren 1989 en 2003,

Ruimten: 8 lokalen, 1 speellokaal en 1 gemeenschappelijke ruimte van 1989 en 2 lokalen van 2003

De school beschikt over 10 permanente lokalen.

7. Schoolgebouw

Elimschool, Molenstraat 3 in Rijssen

Permanent gebouw (incl. gymnastieklokaal), 1 bouwlaag, bvo 1123 m² + 78 m² bestuursruimte + 254 m² gymlokaal, bouwjaren 1972 en 2003,

Ruimten: 4 leslokalen, 1 leswerklokaal, 1 vaklokaal, 1 keuken en 1 gymnastieklokaal van 1972 en 2 lokalen en bestuursruimte van 2003

Gymlokaal Elimschool 

De gemeente blijft verantwoordelijk voor aanpassing en groot onderhoud van het gymlokaal (bouwjaar 1972). Voor het gymlokaal geldt dat wat betreft renovatie/nieuwbouw (op zijn vroegst in 2032).

2.2.Reformatorisch basisonderwijs Rijssen (RSVR)

De RSVR heeft 5 basisscholen met een capaciteit van 7698 m² bvo (59 permanente lokalen, inclusief de 3 lokalen van tussenvoorziening Brekeldschool – De Brug). Het schoolbestuur zorgt door de hantering van schoolgrenzen voor een gelijkmatige spreiding van de leerlingen over de verschillende scholen. De scholen zijn redelijk goed gespreid over Rijssen. Het schoolbestuur ziet op grond van de huidige prognoses geen potentie voor een eigen school in het Opbroek. Leerlingen uit het Opbroek kunnen worden opgevangen op de basisscholen In den Climtuin en de Haarschool. Wel houdt het schoolbestuur er rekening mee dat De Ronde Maat in de toekomst (2032) wordt afgestoten om zo te komen tot 4 robuuste scholen. Het schoolbestuur wacht daarvoor de komende ontwikkeling van het leerlingenaantal af.

Scholen

Capaciteit m² nu

Behoefte m²

1-10-2023

Behoefte m²

structureel

m² zorgfunctie

Leegstand m²

structureel

Banis

1771

1679

1498

40

233

Brekeld

1282

1286

1236

40

6

De Brug (SBO in de Brekeld)

346

627 (396)

608 (381)

-2627

De Ronde Maat

1235

1186

1207

40

-12

Haarschool Rijssen

1360

1271

1118

40

202

In den Climtuin

1705

1392

1389

40

276

Totaal

7698

7441

7057

200

443

1. Schoolgebouw

Banisschool, Erve den Boom 5 in Rijssen

Permanent gebouw, 2 bouwlagen (gedeeltelijk), bvo 1771 m² + 42 m² administratieruimte (920 begane grond + 893 m² 1e verdieping), bouwjaren 1999 en 2003,

Ruimten: 10 lokalen, 1 speellokaal/gemeenschappelijke ruimte en administratieruimte van 1999 en 4 lokalen van 2003. De school (bouwjaren 1999 en 2003) beschikt over 14 permanente lokalen.

2. Schoolgebouw

Brekeldschool, Prins Bernhardstraat 37 in Rijssen

De school is gehuisvest in 2 gebouwen op hetzelfde terrein:

  • A.

    Permanent gebouw, 2 bouwlagen, bvo 1347 m² werkelijk en 1282 fictief (begane grond 858 m2,

    1e verdieping 489 m2), bouwjaar 2014,

    Ruimten: 9 lokalen, 1 speellokaal en 1 gemeenschappelijke ruimte

    * Het schoolbestuur heeft zelf 65 m² gefinancierd.

  • B.

    Permanent gebouw tussenvoorziening, 2 bouwlagen, bvo 346 m2 (begane grond 244 m2,

    1e verdieping 102 m2), bouwjaar 2017,

    Ruimten: 3 lokalen en nevenruimten

3. Schoolgebouw

In den Climtuin, C.B.J. Landweerlaan 3 in Rijssen

Permanent gebouw, met 2 bouwlagen, bvo 1811 m², bouwjaar 2022, waarvan 106 m² zelf bekostigd (bestuurskamer)

Ruimten: 13 leslokalen (waarvan 2 in gebruik door ’t Kruimeltje), 3 leerpleinen, 1 atelier / werkruimte en 1 gemeenschappelijke ruimte. Een bestuurskantoor bestaande uit 2 ruimten en een vergaderruimte ( de vergaderruimte is deelbaar en voor de helft van de school). Daarnaast verdeeld over het gebouw 8 gespreksruimtes.

4. Schoolgebouw

Haarschool, Haarzijde 3 in Rijssen

Permanent gebouw, 1 bouwlaag, bvo 1340 m², bouwjaren 1976, 1988 en 2001,

Ruimten: 6 leslokalen en 1 gemeenschappelijke ruimte van 1976, 2 werklokalen van 1988 en 2 lokalen en 1 speellokaal van 2001. De school beschikt over 10 permanente lokalen.

5. Schoolgebouw

De Ronde Maat, Braakmansdijk 11 in Rijssen

Permanent gebouw, 1 bouwlaag, bvo 1235 m², bouwjaren 1982, 1986, 1987 en 2001,

Ruimten: 2 werklokalen, 1 speellokaal, 3 leslokalen en 1 gemeenschappelijke ruimte van 1982, 2 leslokalen van 1986, 1 leslokaal van 1987 en 2 leslokalen van 2001. De school heeft 10 permanente lokalen.

2.3.Katholiek basisonderwijs Rijssen (SKOT)

De Stichting Katholiek Onderwijs Twenterand (SKOT) beschikt over één basisschool in Rijssen, namelijk Klim-Op.

School Rijssen

Capaciteit m² nu

Behoefte m²

1-10-2023

Behoefte m²

structureel

m² zorgfunctie

Leegstand m²

structureel

De Klim-Op

1488

1473

1389

40

59

Schoolgebouw

De Klim-Op, Lentfersweg 29 in Rijssen

Permanent gebouw, 2 bouwlagen, bvo 1611 m² werkelijk en 1488 fictief (begane grond 825 m2, 1e verdieping 786 m2), bouwjaar 2011,

Ruimten: 12 lokalen, 1 speellokaal en 1 gemeenschappelijke ruimte

Het schoolbestuur heeft in 2011 voor eigen rekening 2 lokalen extra gerealiseerd. Om de capaciteit naar 11 lokalen op te hogen is in 2022 het schoolbestuur financieel gecompenseerd voor 1 van de 2 zelf gerealiseerde lokalen.

* Het schoolbestuur heeft zelf 123 m² gefinancierd

2.4.Bijzonder VO Reggesteyn Rijssen

Visie op toekomst

Het onderwijsaanbod van de Reggesteyn bestaat uit Praktijkonderwijs, Vmbo, Havo, Vwo-atheneum, Vwo-gymnasium en Technasium.

CSG Reggesteyn Rijssen (Catelaar in Rijssen)

De vbo-profielen Economie en Ondernemen (EO), Produceren en Dienstverlening en Producten (DP) zijn opnieuw toegevoegd aan de vestiging.

CSG Reggesteyn Rijssen (Kampus in Rijssen)

De Kampus is het opleidingscentrum in Rijssen voor verschillende vakopleidingen uit sectoren waar veel vraag is naar talentvolle vakmensen zoals de techniek, zorg en bouw. Het ROC van Twente, Bouwmensen Rijssen, REMO West-Twente en Zorggilde zijn hier gehuisvest. Leerlingen van CSG Reggesteyn die de profielen vbo-profiel Bouwen, Wonen en Interieur (BWI) en Produceren, Installeren en Energie (PIE) en Mobiliteit en Transport (MTR) hebben gekozen, volgen hier veel van hun praktijklessen.

School Rijssen

Capaciteit m² nu

Behoefte m²

1-10-2023

Behoefte m²

structureel

Leegstand m²

structureel

CSG Reggesteyn exclusief gym

13.050

11.067

10.510

2.540

CSG Reggesteyn inclusief gym

15.204

12.744

12.088

3.116

Gymbehoefte structureel

1.578

Schoolgebouw

CSG Reggesteyn, Cattelaar 2 in Rijssen

De school betreft een nevenvestiging zonder spreidingsnoodzaak en is gehuisvest in 2 gebouwen op hetzelfde terrein:

  • A.

    Permanent gebouw, 2 bouwlagen, bvo 13050 m² (exclusief sporthal met 4 zaaldelen van 2154 m²) en

    15204 m² (inclusief sporthal), bouwjaar 2005

  • B.

    Noodgebouw (Dock 16) met 4 lokalen, een dubbellokaal en nevenruimten, bvo 622 m2, bouwjaar 2016

De school beschikt over een totale capaciteit van ongeveer 15.204 m² (bvo gebouw 13.050 m² en sporthal met 4 zaaldelen 2.154 m²). Als gevolg van verplaatsing van onderwijsprofiel aanbod is de school aan de Cattelaar per 2016 tijdelijk uitgebreid met enkele theorielokalen (DOC 16). Sloopkosten van deze tijdelijke lokalen zijn niet aan de orde, want deze kosten komen in dit geval voor rekening van het schoolbestuur.

2.5.Bijzonder VO Jacobus Fruytier Rijssen (JFSG)

De vestiging Rijssen zal samen met de andere twee vestigingen van de JFSG opgaan in een nieuwe eenheid onder een gefuseerd bestuur (JFSG en het Van Lodenstein College). De voorgenomen datum van de fusie is 1 januari 2025.

Deze fusie heeft vier kernpunten:

  • 1.

    thuisnabij onderwijs;

  • 2.

    doorgaande leerlijnen;

  • 3.

    kwalitatief sterk en

  • 4.

    aantrekkelijk onderwijs en een krachtige zorgschil.

Ambitie JFSG in Rijssen

Elke vestiging heeft als uitwerking van deze hoofdpunten een eigen ontwikkelagenda opgesteld. De vestiging in Rijssen kiest op korte termijn voor een nieuw aanbod van cluster 4-onderwijs en bereidt verder de komst van een tweede fase Vwo voor. Het is in het kader van de huidige RPO-afspraken nog niet mogelijk afsluitend onderwijs voor Vwo te verzorgen, wel kunnen de klassen 4 en 5 aangeboden worden in samenwerking met de vestiging Apeldoorn. Het betreft in beide gevallen onderwijs aan leerlingen, die nu dagelijks ruim 50 kilometer enkele reis moeten maken om onderwijs in Apeldoorn te volgen. De stijgende vervoerskosten daarvoor zijn een extra aanjager om onderwijsaanbod te verplaatsen naar Rijssen.

Daarnaast wordt de komende tijd overleg met de RPO-partners in gang gezet om na te denken over een eventueel aanbod voor Vmbo-bb op de langere termijn.

Planning

  • 1)

    Een groei van het aantal VSO-leerlingen naar ongeveer 22 leerlingen (in overleg met de voorziening in Apeldoorn is het structurele aantal leerlingen dat aangewezen is op gespecialiseerd onderwijs geraamd op dit aantal leerlingen voor de locatie JFSG Rijssen).

    Startdatum: 1e groep (ongeveer 11 lln.) schooljaar 2024-2025

    Startdatum: 2e groep (ongeveer 11 lln.) schooljaar 2025-2026

  • 2)

    Uitbreiding van het onderwijsaanbod met VWO-diplomering door toevoeging van een bovenbouw VWO. De verwachting is dat hiervoor ongeveer 75 leerlingen in beeld komen, die nu aangewezen zijn op reformatorisch onderwijs in Apeldoorn (i.p.v. het in het ambitiedocument genoemde aantal van 45 Vwo-leerlingen).

    Voorgenomen geplande startdatum: 1 augustus 2027

  • 3)

    Uitbreiding van het onderwijsaanbod met beroepsgericht VMBO (leerjaren 3 en 4). Het gaat hier om ongeveer 60 basis-/kaderleerlingen die nu voor de beroepsgerichte opleidingen na leerjaar 2 aangewezen zijn op de locatie Apeldoorn.

    Voorgenomen geplande startdatum: 1 augustus

    School Rijssen

    Capaciteit m² nu

    Behoefte m²

    1-10-2023

    Behoefte m²

    structureel

    Leegstand m²

    structureel

    RSG Jacobus Fruytier

    4668

    4426

    4053

    615

    Schoolgebouw

    RSG Jacobus Fruytier, De Stroekeld 142 in Rijssen

    De school betreft een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak.

    Permanent gebouw, 3 bouwlagen en kelder, bvo 4668 m² werkelijk en 4645 fictief (geen gymzaal aanwezig), bouwjaren 1997, 2003 en 2014,

    Ruimten: 11 theorielokalen, 4 theorie / vaklokalen en 4 vaklokalen van 1997, 6 lokalen van 2003 en 7 lokalen plus kelder van 2014

2.6.Bijzonder VO Pius X College Rijssen

Profiel van de vestiging

Het Pius X College in Rijssen heeft een brede onderbouw (vmbo-TL (mavo), havo, en vwo) bovenbouw VMBO-TL (mavo). De school staat bekend om haar kleinschaligheid, onderwijskwaliteit en goede begeleiding. Het ICT-rijke onderwijsaanbod biedt de leerling onderwijs op maat. Daarnaast biedt de school talenturen aan.

Visie op de toekomst

De school is in 2020 verbouwd. Bij binnenkomst in de school kom je in een school die open en transparant oogt. Je komt binnen in het “hart” van de school. Een school die meer is dan een gang met lokalen. De onderwijsvisie vertalen we in 5 oneliners: “het gaat om jou; leren doe je overal; ook hier ben je thuis; school zijn we samen en onderwijs van deze tijd.” Op het Pius X College halen medewerkers en leerlingen het maximale uit zichzelf en elkaar.

School Rijssen

Capaciteit m² nu

Behoefte m²

1-10-2023

Behoefte m²

structureel

Leegstand m²

structureel

Pius X College exclusief gym

3353

3088

2935

418

Pius X College inclusief gym

3813

3654

3468

345

Gymbehoefte structureel

533

Schoolgebouw

Pius X College, Graaf Ottostraat 48 in Rijssen

De school betreft een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak.

Permanent gebouw, 2 bouwlagen, bvo 3353 m² werkelijk en 3363 m2 fictief (exclusief gymlokaal van 460 m²) en 3813 m² werkelijk en 3823 m2 fictief (inclusief gymlokaal), bouwjaren 1993, 2009, 2013 en 2018,

Ruimten: 15 theorielokalen, 5 theorie/vaklokalen en 1 gymnastieklokaal.

De school beschikt over een permanent gebouw van 3.813 m² (inclusief een gymlokaal van 460 m²).

3.Overzicht bouwjaren

School

Bouwjaar

60 jaar

Opmerkingen

Rijssen PO

 
 
 

De Salto

1977

2037

Wordt ingezet als tijdelijke huisvesting

Beatrixschool

1992, 2005

2052

 

Julianaschool (Roerdomp)

1991, 1992

2051

 

Julianaschool (Stroekeld)

2014

2074

 

Wilhelminaschool

1959, 1963, 1988, 2001

2032

Gewogen gemiddelde bouwjaren 1959/1963 is 1961, van de hele school 1972

Willem-Alexanderschool

1975, 1993

2035

 

Johan Frisoschool

2024

2084

Vervangende nieuwbouw start in 2024

Constantijnschool

1989, 2003

2049

 

Elimschool (SBO)

1972, 2003

2032

Gewogen gemiddelde bouwjaar is 1974

Banisschool

1999, 2003

2059

 

Brekeldschool

2014, 2017

2074

Uitbreiding de Brug in 2017 is tussenvoorziening

In den Climtuin

2022

2082

 

Haarschool R.

2024

2084

Vervangende nieuwbouw start in 2024

De Ronde Maat

1982, 1986, 1987, 2001

2042

 

Klim-Op

2011

2071

 

Holten PO

 
 
 

Dijkerhoek

2014

2074

 

De Holterenk

2012

2072

 

Haarschool H.

2017, 2023

2077

Start uitbreiding 2023 en afronding in 2024

De Regenboog

1956, 1969, 1994,

2000, 2004, 2010

2042

In 2017 heeft renovatie plaatsgevonden, waarmee in een levensduurverlenging van 25 jaar is voorzien

De Regenboog - N

2007

 

Tijdelijke lokalen

Opmerkingen:

  • Bij scholen met lokalen van verschillende bouwjaren uitgegaan van oudste bouwjaar.

  • In kolom opmerkingen staat eventueel een gewogen gemiddelde leeftijd.

  • Gewogen gemiddelde is op basis van oppervlakte per bouwjaar.

  • Johan Frisoschool en Haarschool daarvan heeft het college anders besloten (bouwjaar 2024).

  • In 2017 is de Regenboog gerenoveerd. Hiermee is voorzien in een levensduurverlenging van 25 jaar.

4.Bijlagen beleidsregels bij nieuw IHP

A.Voorbeelden bij artikel 4 Normvergoeding stichtingskosten

Voorbeeld

Een schoolbestuur krijgt toestemming voor het bouwen van een nieuwe school met een bvo van 1.400 m².

Daarvoor wordt een bouwkrediet beschikbaar gesteld van € 2.204.500.

Dit bedrag is opgebouwd als volgt:

  • -

    startbedrag (incl. eerste 350 m²)

€ 787.000

  • -

    volgende m² (1400 minus 350 is) 1050 m² x € 1.350

€ 1.417.500

  • -

    totaal bouwkrediet

€ 2.204.500

Het bouwkrediet uitgedrukt in een bedrag per m² is € 1.574,64 (€ 2.204.500 : 1400 m²).

In de praktijk kunnen zich 3 situaties voordoen. Het schoolbestuur realiseert minder, evenveel of meer bvo dan waarvoor medewerking is verleend.

Situatie 1 : het schoolbestuur realiseert minder bvo

Deze situatie mag zich eigenlijk niet voordoen, omdat vooraf de plannen worden getoetst (als vooraf al blijkt dat minder gebouwd wordt, zullen hierover afspraken moeten worden gemaakt). Als echter achteraf blijkt dat een schoolbestuur te weinig bvo heeft gerealiseerd (bijvoorbeeld 1390 m²) dan zijn er de volgende opties:

  • 1.

    De werkelijke bvo van de nieuwe school wordt vastgesteld op 1390 m² en de maximale normvergoeding wordt verminderd tot € 2.191.000 (startbedrag plus 1040 x € 1.350). Vergoed worden de werkelijke bouwkosten tot maximaal € 2.191.000. Nadeel van deze optie is dat de school wellicht eerder aanspraak kan maken op uitbreiding.

  • 2.

    De bvo wordt fictief vastgesteld op 1400 m² en de maximale normvergoeding wordt niet verminderd. Vergoed worden de werkelijke bouwkosten tot maximaal € 2.204.500. In dit geval ontvangt het schoolbestuur eigenlijk te veel vergoeding voor een te kleine school. Bij een eventuele toekomstige uitbreiding zou het verschil weer kunnen worden rechtgetrokken, maar dat zou dan voor rekening van het schoolbestuur moeten gebeuren (en het is de vraag of dat zal lukken).

  • 3.

    De bvo wordt fictief vastgesteld op 1400 m² en de maximale normvergoeding wordt verminderd tot € 2.191.000. Vergoed worden de werkelijke kosten tot maximaal € 2.191.000. De nadelen van de eerste 2 opties worden zo ondervangen. Bij een eventuele toekomstige uitbreiding kan het verschil tussen werkelijke en fictieve bvo worden rechtgetrokken en kan hiervoor alsnog een normvergoeding worden verstrekt.

In het geval een schoolbestuur te weinig bvo realiseert kiezen wij voor toepassing van optie 3.

Situatie 2 : het schoolbestuur realiseert evenveel bvo

Dit is de "ideale" situatie. De werkelijke bvo wordt vastgesteld op 1400 m² en vergoed worden de werkelijke bouwkosten tot maximaal het bedrag van de normvergoeding van € 2.204.500.

Situatie 3 : het schoolbestuur realiseert meer bvo

Deze situatie zal in de praktijk waarschijnlijk het meest voorkomen, zeker als een schoolbestuur met "eigen geld" extra ruimte wil creëren. Stel het schoolbestuur realiseert een gebouw van 1550 m² bvo. Er kunnen zich dan 2 situaties voordoen, namelijk de werkelijke bouwkosten blijven binnen de normvergoeding of de werkelijke kosten (wat meer waarschijnlijk is) overschrijden de normvergoeding.

Werkelijke bouwkosten blijven binnen de normvergoeding

In dit geval zijn er de volgende opties:

  • 1.

    De werkelijke bvo wordt vastgesteld op 1550 m² en vergoed worden de werkelijke bouwkosten tot maximaal het bedrag van de normvergoeding van € 2.204.500. In dit geval heeft de gemeente er "gratis" 150 m² bvo bijgekregen, maar het is de vraag of deze extra ruimte vanuit gemeentelijk oogpunt wenselijk/noodzakelijk is. Immers het deel van het krediet dat eigenlijk niet nodig was geweest, had ook elders kunnen worden aangewend. Zeker in een tijd van financiële krapte zal zorgvuldig met de beschikbare middelen moeten worden omgegaan.

  • 2.

    De bvo wordt fictief vastgesteld op 1400 m² en de maximale normvergoeding wordt evenredig verminderd tot € 1.991.161 (1400/1550 x € 2.204.500). Vergoed wordt 1400/1550-deel van de werkelijke bouwkosten tot maximaal € 1.991.161. De meerkosten zijn voor rekening van het schoolbestuur.

  • 3.

    Een tussenoplossing is de bvo fictief vast te stellen ergens tussen 1400 en 1550 m² en de maximale normvergoeding evenredig te verminderen. Stel de fictieve bvo wordt vastgesteld op 1500 m². De maximale normvergoeding wordt dan € 2.133.387 (1500/1550 x € 2.204.500). Vergoed wordt dan 1500/1550-deel van de werkelijke bouwkosten tot maximaal € 2.133.387. De meerkosten zijn voor rekening van het schoolbestuur.

Voor welke optie wordt gekozen kan van geval tot geval verschillen. Optie 1 kan betekenen dat een toekomstige uitbreiding niet meer nodig zal zijn. Bij de opties 2 en 3 blijft dat deel van het schoolgebouw dat met eigen geld is gefinancierd (het verschil tussen werkelijke en fictieve bvo) "van het schoolbestuur". Bij een eventueel toekomstig recht op uitbreiding is het een mogelijkheid dat dit deel door de gemeente wordt "afgekocht" (maar hieraan kunnen nog wel haken en ogen zitten vanwege de in acht te nemen begrotingsvoorschriften).

Om meer maatschappelijk rendement met de nieuwbouw van een schoolgebouw te kunnen realiseren (zie visie op onderwijshuisvesting) zou er juist voor gekozen kunnen worden om nadere invulling te geven aan optie 3.

Werkelijke bouwkosten overschrijden de normvergoeding

Van belang is hierin hoeverre de werkelijke kosten de normvergoeding overschrijden. Bepalend is of de werkelijke bouwkosten, uitgedrukt in een bedrag per m², meer of minder bedragen dan de normvergoeding per m2 (€ 1.574,64 zoals we hiervoor zagen). Er zijn dus 2 opties:

  • 1.

    In dit geval bedragen de werkelijke kosten per m² meer dan het normbedrag.

    Stel de werkelijke bouwkosten komen € 300.000 hoger uit op € 2.504.500. Per m² is dit € 1.615,81 (€ 2.504.500 : 1550). Omdat de werkelijke bouwkosten per m² meer bedragen dan de normvergoeding per m², mag verondersteld worden dat de normvergoeding volledig nodig was om 1400 m² bvo te realiseren en wordt de bvo van de school fictief vastgesteld op 1400 m² en de bouwkosten worden vergoed tot € 2.204.500. De meerkosten van € 300.000 komen voor rekening van het schoolbestuur. Bij een eventueel toekomstig recht op uitbreiding is het een mogelijkheid het verschil tussen werkelijke en fictieve bvo af te kopen (maar hieraan kunnen zoals gezegd haken en ogen zitten).

  • 2.

    In dit geval bedragen de werkelijke kosten per m² minder dan het normbedrag.

    Stel de werkelijke bouwkosten komen € 100.000 hoger uit op € 2.304.500. Per m² is dit € 1.486,77 (€ 2.304.500 : 1550). Omdat dit lager is dan de normvergoeding per m², wordt bekeken hoeveel m² bvo gerealiseerd had kunnen worden met de normvergoeding op basis van de werkelijke prijs per m². En dat is 1483 m² (€ 2.204.500 : € 1.486,77). Daarom wordt de bvo van de school fictief vastgesteld op 1483 m² en de bouwkosten worden vergoed tot € 2.204.500. De meerkosten van € 100.000 komen voor rekening van het schoolbestuur. Bij een eventueel toekomstig recht op uitbreiding is het een mogelijkheid het verschil tussen werkelijke en fictieve bvo af te kopen (maar hieraan kunnen wel haken en ogen zitten).

    Om meer maatschappelijk rendement met de nieuwbouw van een schoolgebouw te kunnen realiseren (zie visie op onderwijshuisvesting) zou er hier juist voor gekozen kunnen worden om de bvo fictief vast te stellen ergens tussen 1400 en 1483 m² en de maximale normvergoeding naar rato daarop aan te passen.

Op deze manier kan op een redelijke wijze worden bepaald welk deel "van de gemeente" is (met gemeenschapsgeld is betaald) en welk deel door het schoolbestuur is betaald. Uiteraard berust de juridische eigendom van het hele gebouw bij het schoolbestuur. Tegen het realiseren van extra ruimte bestaat op zich geen bezwaar, maar het gebeurt wel onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat voor het gehele schoolgebouw (inclusief de voor eigen rekening gecreëerde ruimte) de bepalingen van de onderwijswetgeving onverkort van kracht zijn en blijven. In het uiterste geval kan dit betekenen dat, wanneer het schoolgebouw buiten gebruik wordt gesteld, het gehele gebouw vrij van lasten aan de gemeente komt. Op de gemeente rust dan geen enkele verplichting het schoolbestuur enigerlei vergoeding voor de "eigen" ruimte te betalen.

  • o

    Het systeem hiervoor vermeld kan ook worden gehanteerd bij uitbreiding van scholen.

  • o

    Bij nieuwbouw van scholen in samenwerking met bijvoorbeeld kinderdagopvang dient ook duidelijk te zijn welke kosten toe te rekenen zijn aan de school en welke aan de kinderdagopvang. In een dergelijk geval zullen álle kosten moeten worden verantwoord, dus ook van een eventuele bouwpartner.

  • o

    Bij de afrekening/verantwoording dient de werkelijk gerealiseerde bvo te worden aangetoond door middel van een prestatieverklaring van de architect. De bvo dient te worden berekend volgens de meetinstructie van de onderwijshuisvestingsverordening. Dit betekent dat de bvo moet worden vastgesteld volgens NEN 2580 (meetinstructie) met de volgende aantekeningen:

    • de in- en aangebouwde fietsenstallingen en bergingen die uitsluitend van buitenaf bereikbaar zijn, worden niet tot de bvo gerekend;

    • de oppervlakte van verbindende ruimten tussen in- of aanpandige gymnastieklokalen wordt toegerekend aan het lesgebouw;

    • bij scheidingswanden tussen het lesgebouw en in- of aanpandig gelegen gymnastieklokalen wordt de bvo gerekend tot het hart van de scheidingsconstructie.

  • o

    Uiteraard geldt dit systeem alleen voor normvergoedingen, zoals de bouwkosten. Het geldt dus niet voor bijvoorbeeld de grondkosten, omdat deze worden vergoed op basis van werkelijke kosten.

  • o

    Mochten er zich situaties voordoen die hiervoor niet zijn beschreven, dan zal gehandeld worden in de geest hiervan.

B.De toepassing financiële voorwaarden bij artikel 9 verhuur onderwijsruimte

Toepassing financiële voorwaarden bij verhuur schoolgebouwen

Uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is dat bij verhuur van schoolruimte aan commerciële partijen de gemeente via een huurvergoeding een deel van de met gemeenschapsgeld betaalde stichtingskosten terugontvangt. Bij verhuur van leegstaande schoolruimten geldt een vergoeding van € 100 per m² en bij volgtijdelijke leegstand van € 50 per m² per jaar. Deze bedragen zijn geïndexeerd. De schoolbesturen werken mee aan dit beleid door als juridisch eigenaar van de schoolgebouwen een huurovereenkomst af te sluiten waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met hun eigen kosten (de exploitatiekosten etc.) maar ook met de stichtingskostenvergoeding voor de gemeente. Het schoolbestuur int de totale huurvergoeding en betaalt het stichtingskostendeel vervolgens door aan de gemeente. Wat betreft het gemeentelijk aandeel treedt het schoolbestuur dus slechts op als doorgeefluik, het heeft er voor- noch nadeel van. Hieronder gaan we nader in op verschillende praktijksituaties bij toepassing van de financiële voorwaarden bij verhuur schoolgebouwen.

Standaardsituatie

In de standaardsituatie is de bouw van de school volledig bekostigd door de gemeente. Dit is bij de meeste scholen het geval. Stel dat een commerciële partij een leegstaand leslokaal van 55 m² netto vloeroppervlakte (nvo) huurt. De huurprijs (stichtingskostenvergoeding) bedraagt dan 55 m² x € 100 is € 5.500 per jaar, te innen door het schoolbestuur, waarvan op basis van lid 7 van dit artikel 90% (is € 4.950,-) doorbetaald wordt aan de gemeente. Bedacht moet worden dat bij het gebruik van een leslokaal het gebruik van nevenruimten (en schoolplein) is inbegrepen. De omvang van een lokaal met nevenruimten is op grond van de onderwijshuisvestingsverordening genormeerd te stellen op 105 of 115 m² bruto vloeroppervlakte (bvo), afhankelijk van of de school niet of wel is aangepast aan onderwijskundige vernieuwingen. Feitelijk komt het huurbedrag dus neer op € 5.500 gedeeld door 105 of 115 m² is € 52,38 dan wel € 47,83 per m² bvo.

Niet-standaardsituatie

In de niet-standaardsituatie is de bouw van een school weliswaar bekostigd door de gemeente, maar het schoolbestuur heeft voor eigen rekening extra ruimte gerealiseerd. Een situatie die steeds meer voor komt. De ruimte die het schoolbestuur voor eigen rekening heeft gebouwd wordt bepaald op basis van de notitie “Nieuwbouw onder de nieuwe onderwijshuisvestingsverordening”. Onder de nieuwe verordening wordt de capaciteit van scholen niet meer uitgedrukt in lokalen maar in m² bvo. In de niet-standaardsituatie maken we onderscheid tussen de werkelijke bvo en de fictieve bvo. De fictieve bvo is het gedeelte van de school dat is gerealiseerd met gemeenschapsgeld. Het verschil tussen werkelijke bvo en fictieve bvo is het deel van de school dat is gefinancierd door het schoolbestuur, de “eigen” ruimte. De berekening van de huur (stichtingskosten-vergoeding) gebeurt in de niet-standaardsituatie in principe op dezelfde manier als in de standaardsituatie. Voor een leegstaand leslokaal van 55 m² bedraagt de huur € 5.500 per jaar, te innen door het schoolbestuur. De vraag is echter wie recht heeft op dit bedrag. Is dat de gemeente, het schoolbestuur of moet het verdeeld worden? Een verdeling die recht doet aan het “ondernemerschap” van de betreffende schoolbesturen wordt bereikt door als uitgangspunt te nemen dat eerst de door het schoolbestuur bekostigde bvo wordt verhuurd (ongeacht welk gebouwdeel daadwerkelijk wordt verhuurd). Hieronder wordt dit verduidelijkt met een aantal voorbeelden.

Voorbeeld 1

Een school heeft een werkelijke bvo van 1500 m² en een fictieve bvo van 1300 m². Het verschil van 200 m² is “eigen” ruimte door het schoolbestuur gefinancierd. De school is aangepast aan onderwijskundige vernieuwingen. Verhuurd wordt een leegstaand leslokaal van 55 m² nvo. De huurprijs (stichtingskostenvergoeding) bedraagt 55 m² x € 100 is € 5.500 per jaar. De genormeerde bvo van het leslokaal is 115 m². Aangezien dit minder is dan de door het schoolbestuur gefinancierde bvo van 200 m², mag het schoolbestuur de stichtingskostenvergoeding zelf houden en hoeft er dus niets te worden doorgesluisd naar de gemeente.

Voorbeeld 2

Van dezelfde school als in voorbeeld 1 worden nu 2 leegstaande lokalen van 55 m² nvo verhuurd. De huur bedraagt dus 2 x 55 m² is 110 m² x € 100 is € 11.000 per jaar. De genormeerde bvo van de leslokalen is 2 x 115 m² is 230 m² bvo. Dit is meer dan de door het schoolbestuur gefinancierde bvo van 200 m², dus de huur moet verdeeld worden tussen schoolbestuur en gemeente.

Het schoolbestuur heeft recht op de huuropbrengst van 200 m² bvo en de gemeente heeft recht op de huuropbrengst van de resterende 30 m² bvo. De huurverdeling wordt dan als volgt. Het schoolbestuur heeft recht op 200/230 x € 11.000 is € 9.565,22 en de gemeente heeft recht op 30/230 x € 11.000 is € 1.434,78. Lid 7 van dit artikel geeft aan dat het schoolbestuur maar 90% van € 1.434,78 (is € 1.291,30) aan de gemeente hoeft te voldoen.

Voorbeeld 3

Van dezelfde school als in voorbeeld 1 en 2 worden weer 2 lokalen van 55 m² nvo verhuurd, waarvan 1 leegstaand en 1 niet-leegstand. De huur bedraagt dus 55 m² x € 100 plus 55 x € 50 is in totaal € 8.250 per jaar. De genormeerde bvo van de 2 lokalen is 230 m², dus het schoolbestuur heeft recht op 200/230 x € 8.250 is € 7.173,91 en betaalt 30/230 x € 8.250 is € 1.076,09 door aan de gemeente. Lid 7 van dit artikel geeft aan dat het schoolbestuur maar 90% van € 1.076,09 (is € 968.48) aan de gemeente hoeft te voldoen.

  • o

    Dit systeem van huur bepalen op basis van nvo en toedeling aan gemeente en schoolbestuur op basis van bvo kan ook worden toegepast in gevallen waarin een andere ruimte dan een leslokaal wordt verhuurd. We hebben gezien dat de bvo van een leslokaal gemiddeld genomen het dubbele is van de nvo van dat leslokaal. Deze verdubbeling kunnen we ook toepassen bij andere ruimten. Een verdubbeling van de nvo bij ruimten groter dan een leslokaal (bijvoorbeeld een speellokaal) leidt naar onze mening echter tot een onevenredig grote bvo. Daarom stellen wij voor de verdubbeling te beperken tot maximaal 55 m² (als bij een standaard klaslokaal).

    Voorbeeld 1. Een schoolbestuur verhuurt een schoolruimte van 18 m² nvo. De huur wordt bepaald op basis van 18 m². Vervolgens wordt de nvo van 18 m² omgezet in bvo en dat wordt dus 36 m² bvo (een verdubbeling).

    Voorbeeld 2. Een schoolbestuur verhuurt een speellokaal van 100 m² nvo. De huur wordt bepaald op basis van 100 m². De verdubbeling naar bvo is beperkt tot 55 m². De bvo wordt dus niet 200 m² maar 155 m².

    Voor beide voorbeelden geldt vervolgens dat aan de hand van de werkelijke en fictieve bvo van de school kan worden beoordeeld of de gemeente al dan niet recht heeft op (een deel van) de stichtingskostenvergoeding.

  • o

    In de voorbeelden hierboven zijn we ervan uitgegaan dat de schoolbesturen ook de stichtingskosten-vergoeding in rekening brengen voor de door hen zelf gefinancierde bvo. De schoolbesturen zijn echter volkomen vrij welk huurtarief zij voor hun “eigen” ruimte hanteren. Om concurrentievervalsing tussen commerciële partijen te voorkomen is het gewenst dat de schoolbesturen ook voor hun “eigen” ruimte de afgesproken stichtingskostenvergoeding in rekening brengen bij de gebruiker.

C.Voorbeeld bij artikel 13 Toeslag zorgruimte

Voorbeeld

Een PO schoolbestuur krijgt toestemming voor vervangende nieuwbouw/uitbreiding/renovatie van de school. Op basis van het gemiddeld aantal leerlingen gedurende 15 jaar is er een structurele ruimtebehoefte van 1260 m² bvo. Rekening houdend met 40 m² extra zorgruimte voor het bieden van passend onderwijs wordt de structurele ruimtebehoefte bijgesteld naar 1300 m² bvo.

5.Prognoses leerlingenaantallen 2023 - 2040 PO en VO Rijssen-Holten

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

Funderend onderwijs is de overkoepelende term voor het basisonderwijs (bo) en het voortgezet onderwijs (vo).

Het gaat dus om onderwijs voor leerlingen van 4 tot 18 jaar.

Noot
2

In het wetsvoorstel doelmatige aanpak onderwijshuisvesting wordt voorgesteld om dit verbod op te heffen.

Noot
3

Passend onderwijs betekent dat alle kinderen een plek krijgen op een school die bij ze past. Ook als zij extra ondersteuning nodig hebben.

Noot
4

Inclusief onderwijs is onderwijs waarbij kinderen, ongeacht hun beperking, naar hetzelfde onderwijs gaan als kinderen zonder beperking.

Noot
5

Na de vervangende nieuwbouw van de Johan Frisoschool betreft het werkelijk aantal meters onderwijsruimte 1327 m² bvo.Het fictief aantal meters komt daarmee op 1248 m² bvo.

Noot
6

Na de vervangende nieuwbouw van de Johan Frisoschool betreft het aantal meters onderwijsruimte 1327 m² bvo.

Het fictief aantal meters komt daarmee op 1248 m² bvo.

Noot
7

De Brug is volgens de onderwijsregels geen SBO school.