Algemene subsidieverordening Blaricum 2024

Geldend van 14-08-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Blaricum 2024

De raad van de gemeente Blaricum;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 mei 2024;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen de navolgende Algemene subsidieverordening Blaricum 2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • raad;

de gemeenteraad van Blaricum;

  • college:

het college van burgemeester en wethouders van Blaricum;

  • de-minimissteun:

steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

  • Europees steunkader:

een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

  • onderneming:

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • subsidieregeling:

krachtens deze verordening door het college vastgestelde algemeen verbindende voorschriften;

  • Verdrag:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • wet:

de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen, en subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      sport, recreatie en cultuur;

    • g.

      sociaal domein;

    • h.

      volksgezondheid;

    • i.

      milieu en duurzaamheid;

    • j.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2. Het college kan een subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet, verstrekken, als de raad voor een dergelijke subsidie in de begroting financiële middelen heeft gereserveerd.

  • 3. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Subsidieregelingen

Het college kan bij subsidieregeling vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin ook bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4 Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat voor het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Artikel 6 Subsidiesoorten en bevoegdheid

  • 1. Het college is bevoegd eenmalige en meerjarige subsidies te verstrekken.

  • 2. Een eenmalige subsidie is een subsidie die wordt verleend:

    • a.

      voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar; en

    • b.

      voor incidentele of niet regelmatig terugkerende activiteiten.

  • 3. Een meerjarige subsidie is een subsidie die wordt verleend:

    • a.

      met een beschikking die jaarlijks kan worden afgegeven of met een beschikking die voor een periode van meerdere jaren kan worden afgegeven, waarbij voor deze periode een maximum van vier jaar geldt; en

    • b.

      voor structurele of regelmatig terugkerende activiteiten.

Hoofdstuk 2 Aanvraag, termijnen, verlening

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als het college hiervoor een aanvraagformulier heeft vastgesteld, gebruikt de aanvrager dat formulier.

  • 2. Bij de aanvraag verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die met de activiteiten worden nagestreefd en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. De begroting bevat een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven die zijn verbonden aan de activiteiten, waarbij de inkomsten en uitgaven zijn gespecificeerd per activiteit of cluster activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen voor diezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

  • een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring).

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve of bestemmingsreserve(s) op het moment van de aanvraag.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer een meerjarige subsidie aanvraagt, verstrekt ook:

    • a.

      een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten;

    • b.

      het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

  • 4. Het college kan ook andere gegevens, dan die genoemd in dit artikel, verlangen als dat noodzakelijk is voor het nemen van een besluit op de aanvraag.

  • 5. Het college kan bij subsidieregeling afwijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 8 Indexering

  • 1. Een subsidie of subsidiecomponent kan jaarlijks, indien aangevraagd, worden bijgesteld op basis van een door het college vast te stellen indexering.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen over de te hanteren compensatiemethodiek voor de vaststelling van de in het vorige lid bedoelde indexering.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ingediend uiterlijk 13 weken vóór de datum waarop de activiteiten waarvoor de subsidie bestemd is, plaatsvinden.

  • 2. Een aanvraag voor een meerjarige subsidie wordt ingediend uiterlijk op 1 april van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de activiteiten waarvoor de subsidie bestemd is, plaatsvinden.

  • 3. Het college kan aan aanvragers van meerjarige subsidie die vóór de in het vorige lid genoemde datum uitstel vragen, uitstel van maximaal acht weken verlenen.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een meerjarige subsidie vóór 31 december van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de activiteiten plaatsvinden.

  • 3. Het college kan bij subsidieregeling andere termijnen stellen.

Artikel 11 Inhoud beschikking verlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt ten minste:

    • a.

      de subsidiesoort als bedoeld in artikel 6 en indien van toepassing de subsidieregeling op grond waarvan de subsidie wordt verleend;

    • b.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • c.

      een omschrijving van het doel en de resultaten van de activiteiten;

    • d.

      het tijdvak waarop de subsidie betrekking heeft;

    • e.

      de hoogte van het subsidiebedrag of het bedrag waarop de subsidie maximaal kan worden vastgesteld, of indien van toepassing de wijze waarop het bedrag wordt berekend;

    • f.

      de termijn(en) van betaling of eventuele bevoorschotting;

    • g.

      indien de subsidie ten laste komt van een begroting die nog niet is vastgesteld, een vermelding dat de subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld;

    • h.

      indien de subsidie niet direct of ambtshalve wordt vastgesteld, wanneer en hoe een aanvraag tot vaststelling bij het college wordt ingediend;

    • i.

      indien direct vastgesteld, de vermelding dat de subsidie direct is vastgesteld.

  • 2. Het college kan bij de subsidieverlening de verplichting opnemen dat de subsidieontvanger meewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 3. Het college kan aan de beschikking tot subsidieverlening verplichtingen verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 12 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt; of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader; of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als zij onvoldoende ten goede komt aan de gemeente of haar inwoners;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt aangevraagd;

    • c.

      de subsidieverstrekking niet past binnen de programma’s en het beleid van de gemeente;

    • d.

      indien in het beoogde doel of de voorgenomen activiteit al op een andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

    • e.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • f.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • g.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • h.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen en betaling

Artikel 13 Algemene verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen wordt voldaan, meldt de subsidieontvanger dat direct schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college direct schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor de in artikel 4:71, eerste lid, van de wet genoemde handelingen.

Artikel 14 Inrichting administratie

  • 1. De administratie van de subsidieontvanger dient zodanig te zijn ingericht, dat het college op elk moment inzicht kan worden geboden in de mate waarin de subsidieontvanger voldoet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

  • 2. De subsidieontvanger bewaart de administratieve gegevens ten minste tot vijf jaren zijn verstreken na de datum van ontvangst van het besluit tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 15 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 5.000 verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan het college aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidieverlening worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

Artikel 16 Vergoeding vermogensvorming

  • 1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt ook aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3. Bij de berekening van de vergoeding gaat het college uit van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd is. Bij verlies of beschadiging van eigendommen gaat het college uit van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, wordt de waarde bepaald door één of drie onafhankelijke deskundigen.

Artikel 17 Reservevorming

  • 1. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat de subsidieontvanger van een per kalenderjaar verstrekte subsidie van meer dan € 50.000 een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt.

  • 2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid, kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat de subsidieontvanger van een per kalenderjaar verstrekte subsidie van meer dan € 50.000 een bestemmingsreserve vormt.

  • 4. De ontvanger van een andere subsidie dan die bedoeld in het derde lid, kan het college verzoeken een bestemmingsreserve te mogen vormen.

  • 5. Indien de bestemmingsreserve hoger blijkt te zijn dan de werkelijke kosten na realisering van de bestemming, of de reserve niet binnen de gestelde termijn wordt gebruikt:

    • a.

      kan het college bepalen dat het overblijvende bedrag of de gehele reserve wordt toegevoegd aan de egalisatiereserve; of

    • b.

      kan het college op verzoek toestemming verlenen het overblijvende bedrag of de gehele reserve te gebruiken voor een andere bestemming.

  • 6. Bij de subsidievaststelling wordt de egalisatiereserve hierop in mindering gebracht voor zover de toevoeging aan de reserve een bedrag gelijk of groter is dan 5% van het voor dat jaar vastgestelde subsidiebedrag. Indien blijkt dat de jaarlijkse toevoeging structureel is, kan het te verlenen subsidiebedrag worden verlaagd.

Hoofdstuk 5 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 18 Wijze van subsidieverstrekking en verantwoording van subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld; of

    • b.

      verleend en binnen 13 weken nadat de activiteiten moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld, tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid.

  • 2. Als bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen zes weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3. In geval van verlening van een subsidie van maximaal € 5.000 wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

Artikel 19 Verantwoording van subsidies tussen € 5.000 en € 10.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 10.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie: uiterlijk 13 weken na afloop van de activiteiten;

    • b.

      bij een meerjarige subsidie: uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vier maanden na het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel genoemde gegevens die voor de vaststelling van belang zijn, worden verstrekt.

  • 4. Het college kan bij subsidieregeling bepalen dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 20 Verantwoording van subsidies van meer dan € 10.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 10.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie: uiterlijk 13 weken na afloop van de activiteiten;

    • b.

      bij een meerjarige subsidie: uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vier maanden na het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag en jaarrekening). Bij een meerjarige subsidie is in het financieel verslag of jaarrekening de bestemmings- en egalisatiereserve opgenomen;

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      bij een subsidie tot en met € 50.000: een bestuursverklaring conform het door het college vastgestelde Model Bestuursverklaring subsidieverantwoording Blaricum;

    • e.

      bij een subsidie van meer dan € 50.000: een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat andere, of minder dan de in dit artikel genoemde gegevens die voor de vaststelling van belang zijn, worden verstrekt.

  • 4. Het college kan bij subsidieregeling bepalen dat andere gegevens worden verstrekt.

Artikel 21 Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie volgt dat voor de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan 26 weken, bericht het college dit zo spoedig mogelijk aan de subsidieontvanger na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet binnen de in artikel 19 en 20 gestelde termijnen is ontvangen, volgt eenmalig een schriftelijk rappel. Indien binnen acht weken na dit rappel nog geen aanvraag tot vaststelling is ontvangen, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen categorieën van subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld, zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

Artikel 22 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een subsidie tot en met € 5.000 direct is vastgesteld, vindt de betaling van de gehele subsidie in één keer plaats.

  • 2. Het college kan bij subsidieverlening een voorschot geven.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen voor het verstrekken van voorschot en betaling.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens de verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn in verhouding tot de te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college van één of meer artikelen van de verordening afwijken, als daaraan vasthouden voor de subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 24 Overgangsbepalingen

  • 1. De Algemene Subsidieverordening Blaricum 2011 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 3. Op aanvragen om subsidie en subsidievaststelling die zijn ingediend vóór de dag volgend op de bekendmaking van de Algemene subsidieverordening Blaricum 2024, zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Blaricum 2011 van toepassing.

  • 4. Geldige subsidieregelingen die zijn vastgesteld op grond van de Algemene Subsidieverordening Blaricum 2011 blijven van kracht.

  • 5. De Nota Beleidsregels en Uitvoeringsregels 2012 – 2015 voor maatschappelijke ontwikkeling gemeente Blaricum, blijft van kracht.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Blaricum 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 juli 2024.

De voorzitter, Mw. drs. B. de Reijke, MBA

De griffier, Mw. T. de Jong