Subsidieverordening Groenblauwe diensten Berg en Dal 2020

Geldend van 10-08-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening Groenblauwe diensten Berg en Dal 2020

De raad van de gemeente Berg en Dal,

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 augustus 2020;

gelet op artikel 23 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 147 lid 1 van de Gemeentewet;

overwegende dat:

deze regeling gebaseerd is op de Catalogus Groenblauwe Diensten;

deze regeling enkel toegepast mag worden in natuurlijke landschappen die door de bevoegde overheidsinstanties formeel als natuurlijk erfgoed zijn erkend. Door de aanwijzing van het Nationaal Landschap Gelderse Poort in 2007 door de provincie Gelderland wordt hieraan voldaan. Dit is opgenomen in de Omgevingsvisie Gelderland van de Provincie (document Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen, vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland op 9 juli 2014);

deze regeling is goedgekeurd door de Adviescommissie Catalogus Groenblauwe Diensten en is opgenomen in het Register van alle regelingen die op grond van de Catalogus Groenblauwe Diensten is vastgesteld, waarmee de regeling onder de werking van de Catalogus Groenblauwe Diensten valt.

Besluit:

De subsidieverordening Groenblauwe diensten gemeente Berg en Dal 2020 vast te stellen.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    groenblauwe diensten: bovenwettelijke publieke prestaties gericht op realisatie van maatschappelijke wensen op terreinen als natuur, landschap, waterbeheer en recreatief medegebruik die passen binnen de Catalogus Groenblauwe Diensten;

  • b.

    onderhoud: maatregelen aan bestaande landschapselementen met een cyclisch beheer ten behoeve van duurzame instandhouding;

  • c.

    landschapselement: in het landschap voorkomende ruimtelijke eenheid, inclusief de daarbinnen eventueel aanwezige recreatieve route, die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in het gemeentelijk uitvoeringsprogramma (GUP) en als groenblauwe dienst voorkomt in de Catalogus Groenblauwe diensten;

  • d.

    gemeentelijk uitvoeringsprogramma (GUP): het door de raad vastgestelde gebiedsuitvoeringsprogramma dat als bijlage 1 bij deze verordening is opgenomen, waarin is beschreven wat de voorwaarden zijn waaraan de op grond van deze verordening te subsidiëren activiteiten moeten voldoen;

  • e.

    overeenkomst langlopende vergoedingstermijn: de bij de verleende subsidie behorende overeenkomst waarin de ontvanger van de subsidie en de gemeente zich voor een langlopende termijn verbinden tot het onderhoud van het (de) betreffende landschapselement(en) en het verstrekken van een vergoeding daarvoor;

  • f.

    erf: een al dan niet omheind stuk grond met gebouwen en onbebouwde ruimte, die samen een functionele eenheid vormen. De onbebouwde ruimten tussen en rondom de gebouwen bestaan uit de tuin en de al dan niet agrarische gebruiksruimte;

  • g.

    tuin: grond begroeid met sierbeplanting, inclusief de op deze grond aanwezige afscheidingen (haag, hek, muur of anderszins) die de afbakening vormen tussen deze grond en de omliggende grond;

  • h.

    Catalogus Groenblauwe Diensten: door de Europese Commissie goedgekeurde Nederlandse Catalogus Groenblauwe Diensten;

  • i.

    Landbouwsteunkader: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204);

  • j.

    grote onderneming: een onderneming waar minstens 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt, zoals bepaald in artikel 2, bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014.

  • k.

    agromilieuklimaatverbintenissen: daarbij gaat het om landbouwers die vrijwillig milieu- klimaat en natuurvriendelijke landbouwpraktijken uitoefenen. De landbouwer moet dan actieve landbouwer zijn in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Artikel 2: Reikwijdte

  • 1. Deze subsidieverordening is van toepassing op groenblauwe diensten op het grondgebied van de gemeente Berg en Dal die in overeenstemming met de Catalogus Groenblauwe Diensten, het gemeentelijk uitvoeringsprogramma, de vastgestelde nadere regels en beleid en de nadere uitwerkingen daarvan worden uitgevoerd.

  • 2. Er wordt op grond van deze verordening geen subsidie voor de aanleg van landschapselementen verstrekt.

  • 3. Er wordt derhalve op grond van deze verordening alleen subsidie voor het onderhoud van landschapselementen verstrekt. Deze subsidie wordt echter uitsluitend verstrekt, indien:

    • a.

      eerder op grond van de Subsidieverordening Groenblauwe Diensten gemeente Ubbergen 2010, de Subsidieverordening Groenblauwe diensten gemeente Groesbeek 2012 of voor de Subsidieverordening Groenblauwe Diensten Groesbeek 2015 voor het betreffende landschapselement een onderhoudssubsidie is verstrekt;

    • b.

      aan alle verplichtingen voortvloeiend uit de eerdere subsidieverstrekking en de daarbij gesloten overeenkomst langlopende vergoedingstermijn wordt voldaan.

Paragraaf 2. Subsidie landschapselementen Groenblauwe diensten.

Artikel 3: Bevoegdheid

  • 1. Het college kan een subsidie verstrekken in de kosten van het uitvoeren van onderhoud van landschapselementen.

  • 2. Een subsidie voor onderhoud wordt verleend telkens voor een periode van 6 jaar, tot maximaal een totale gesubsidieerde onderhoudsperiode van 30 jaar. De totale onderhoudsperiode van 30 jaar is niet van toepassing voor zover het agromilieuklimaatverbintenissen betreft, zoals bedoeld in type 4 (Graskruidenstrook) en type 5 (Faunastrook).

Artikel 4: Rechthebbende

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3 kan alleen worden verleend aan landbouwers, Terreinbeherende Organisaties en particuliere grondbeheerders die actief zijn in de land- en bosbouwsector, die krachtens enig zakelijk of duurzaam persoonlijk recht langjarig beschikt over het recht tot gebruik en onderhoud van één of meerdere percelen grond waarop de betreffende landschapselementen zijn gelegen.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3 kan alleen worden verleend voor landschapselementen waarvoor eerder op grond van de Subsidieverordening Groenblauwe Diensten gemeente Ubbergen 2010 of de Subsidieverordening Groenblauwe diensten gemeente Groesbeek 2012 een onderhoudssubsidie is verstrekt.

  • 3. Subsidie als bedoeld in artikel 3 kan alleen worden verleend indien aan alle verplichtingen voortvloeiend uit de eerdere subsidieverstrekking en de daarbij gesloten overeenkomst langlopende vergoedingstermijn is voldaan.

Artikel 5: Subsidievoorwaarden

Subsidie als bedoeld in artikel 3 kan alleen worden verleend:

  • 1.

    indien de uit te voeren werkzaamheden voldoen aan de voorschriften en werkzaamheden die behoren bij specifieke beheermaatregelen uit het GUP, die op zijn beurt weer voldoet aan de Catalogus Groenblauwe Diensten.

  • 2.

    Indien de onderneming voldoet aan de definitie zoals opgenomen in artikel 1.j dient de steunaanvraag vergezeld te gaan van een document waarin de levensvatbaarheid van het project of de activiteiten wordt aangetoond door de situatie te schetsen waarin er geen steun verleend wordt. Bij investeringssteun voor grote ondernemingen stemt het steunbedrag overeen met de netto meerkosten van de tenuitvoerlegging van de investering in het betrokken gebied, vergeleken met het contra feitelijke scenario waarin geen steun wordt verleend. De in punt (96) van het landbouwsteunkader beschreven methode wordt gehanteerd, in combinatie met een limiet in de vorm van maximale steunintensiteiten.

  • 3.

    Als de grond waarop de activiteit plaatsvindt natuurgrond of landbouwgrond is en als zodanig is bestemd in het vigerende bestemmingsplan of omgevingsplan.

Artikel 6: De aanvraag en het besluit tot subsidieverlening

  • 1. De subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 3 kan maximaal 3 maanden voor afloop van een subsidieperiode van 6 jaar worden ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag bevat de volgende informatie en documenten:

    • a.

      de naam van de aanvrager

    • b.

      grootte van de onderneming

    • c.

      een beschrijving van het project of de activiteit, met vermelding van de locatie en de start- en einddatum

    • d.

      het benodigde bedrag om het project of de activiteit uit te voeren en de in aanmerking komende kosten.

  • 3. In de beschikking tot verlening van de subsidie wordt in elk geval vermeld:

    • a.

      het bedrag waarop de subsidie maximaal kan worden vastgesteld, indien van toepassing uitgesplitst per jaar;

    • b.

      de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • c.

      de ligging en maatvoering (ha, m1, m2, of stuks) van het landschapselement waarvoor subsidie wordt verstrekt;

  • 4. De subsidie is gebaseerd op de in bijlage 1 opgenomen vergoedingen per landschapselement uit het GUP. De vergoedingen zijn in overeenstemming met de Catalogus Groenblauwe Diensten en zijn gemaximeerd op de bedragen en tarieven die golden ten tijde van de inwerkingtreding van de Subsidieverordening Groenblauwe Diensten gemeente Groesbeek 2015.

  • 5. Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door het landbouwsteunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de subsidieverlener binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

    • a.

      de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder a en b, van het landbouwsteunkader, en

    • b.

      de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder c, van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

      • 1.

        € 60.000 voor begunstigden die die actief zijn in de primaire landbouwproductie, of

      • 2.

        € 500.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

  • 6. In het geval dat subsidie onder de Catalogus met andere subsidie voor dezelfde in aanmerking komende kosten wordt gecumuleerd, worden de krachtens de onderhavige regeling toe te kennen bedragen zodanig beperkt dat het totale subsidiebedrag samen niet hoger is dan de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten, het maximale subsidiebedrag uit deze regeling, de maximale steunintensiteiten of het maximale steunbedrag op grond van de toepasselijke Europese voorschriften.

  • 7. De aanvrager verklaart in het aanvraagformulier óf en zo ja welke andere subsidies hij voor de activiteit, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ontvangt en door wie die subsidies worden verstrekt.

Artikel 7: Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt geweigerd:

    • a.

      indien en voor zover reeds uit anderen hoofde subsidie is verleend voor de uit te voeren activiteit;

    • b.

      indien en voor zover er voor het onderhoud een wettelijke verplichting bestaat;

    • c.

      indien het subsidieplafond is bereikt;

    • d.

      indien de activiteiten niet passen in het van toepassing zijnde gemeentelijk uitvoeringsprogramma (GUP);

    • e.

      indien het betrokken project of de betrokken activiteit al is gestart voor het indienen van de aanvraag;

    • f.

      de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01);

    • g.

      er een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

    • h.

      indien de subsidie wordt verstrekt voor bosbouwinvesteringen die van productieve aard zijn.

  • 2. Subsidie wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond of het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van deze regeling of enige andere regeling op grond waarvan een subsidie is verstrekt met betrekking tot agrarisch natuurbeheer of natuurbeheer.

Artikel 8: Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht uiterlijk 8 weken na gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en onderhoud van het betrokken landschapselement, schriftelijk daarvan melding te doen bij de gemeente en medewerking te verlenen aan de overgang van de overeenkomst langlopende vergoedingstermijn op de nieuwe rechthebbende.

Artikel 9: Aanvraag tot vaststelling subsidie

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie dient te worden ingediend binnen 8 weken na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend. Het college kan hiervan afwijken indien daarvoor gegronde redenen bestaan.

  • 2. De aanvraag om vaststelling van de subsidie moet worden ingediend met gebruikmaking van het daarvoor bedoelde gereedmeldingsformulier.

  • 3. Bij de aanvraag zoals bedoeld in het vorige lid dient een verklaring te zijn gevoegd dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd conform de subsidieverleningsbeschikking en de daaraan verbonden verplichtingen.

Artikel 10: De vaststelling van de subsidie

Het college kan de subsidie als bedoeld in artikel 3 lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening indien de aanvrager het bij of krachtens deze verordening bepaalde niet heeft nageleefd.

Artikel 11: Herzieningsclausule, ambtshalve intrekking en areelgerelateerde betalingen

Onderstaande bepalingen (1. Herzieningsclausule, 2. ambtshalve intrekking 3. areelgerelateerde betalingen) zijn enkel van toepassing voor zover het agromilieuklimaatverbintenissen betreft, zoals bedoeld in type 4 Graskruidenstrook en type 5 Faunastrook.

  • 1.

    De subsidieverstrekker wijzigt de beschikking:

    • a.

      als de krachtens titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde toepasselijke dwingende normen uitgewerkt in bijlage 3 en 4 bij de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van de minister van EZ, de krachtens artikel 4, lid 1, onder c), ii) en iii), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 vastgestelde toepasselijke criteria en minimumactiviteiten en de toepasselijke minimumvereisten voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en andere toepasselijke dwingende voorschriften die bij nationaal recht zijn vastgesteld uitgewerkt in bijlage 3 bij de Beleidsregel verlagen subsidie POP van de Staatssecretaris van EZ , worden aangepast.

    • b.

      als de beschikking de programmeringsperiode voor plattelandsontwikkeling 2014-2020 overschrijdt, wijzigt de subsidieverstrekker de beschikking overeenkomstig het voor de volgende programmeringsperiode geldende rechtskader.

  • 2.

    De subsidieverstrekker trekt de beschikking ambtshalve in met ingang van het moment waarop de subsidieontvanger de in de voorgaande leden bedoelde aanpassingen niet aanvaardt. De subsidie wordt ambtshalve verlaagd tot het bedrag dat overeenstemt met de periode tot het einde van de looptijd van de beschikking.

  • 3.

    Indien de subsidie afhankelijk is van het aantal hectaren, dient de subsidieontvanger de toepasselijke voorschriften inzake areaalgerelateerde betalingen na te leven die zijn vastgesteld in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en in op grond van die bepaling aangenomen gedelegeerde handelingen:

    • a.

      Indien hetzij het onder een verbintenis vallende volledige areaal, of een deel ervan, hetzij het gehele bedrijf aan een andere persoon wordt overgedragen gedurende de looptijd van die verbintenis, kan de verbintenis of het deel ervan dat met de areaaloverdracht overeenstemt, voor de resterende looptijd door die andere persoon worden overgenomen of kan zij vervallen, en wordt geen terugbetaling verlangd voor de periode waarin de verbintenis daadwerkelijk is nagekomen.

    • b.

      Indien een begunstigde een aangegane verbintenis niet verder kan nakomen omdat zijn bedrijf of een deel daarvan wordt herverkaveld of binnen een ruilverkaveling van overheidswege of een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde ruilverkaveling valt, neemt de gemeente de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de verbintenis aan de nieuwe bedrijfssituatie worden aangepast. Is deze aanpassing onmogelijk, dan eindigt de verbintenis en wordt geen terugbetaling verlangd voor de periode waarin de verbintenis daadwerkelijk is nagekomen.

    • c.

      In gevallen van overmacht en de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde uitzonderlijke omstandigheden hoeft de ontvangen steun niet te worden terugbetaald. De uitzonderlijke omstandigheden zijn:

      • -

        de begunstigde is overleden;

      • -

        de begunstigde is langdurig arbeidsongeschikt geworden;

      • -

        het bedrijf is zwaar getroffen door een ernstige natuurramp;

      • -

        de veehouderijgebouwen op het bedrijf zijn door een ongeluk verloren gegaan;

      • -

        al het vee of alle landbouwgewassen van de begunstigde of een gedeelte ervan zijn getroffen door respectievelijk een epizoötie of een plantenziekte;

      • -

        het volledige bedrijf of een groot deel daarvan is onteigend, indien deze onteigening op de dag van indiening van de aanvraag niet was te voorzien.

Paragraaf 3. Overige bepalingen.

Artikel 12: Het geven van een voorschot

Het college kan jaarlijks een voorschot verstrekken op de onderhoudssubsidie.

Artikel 13: Overgang duurzaam gebruiksrecht

  • 1. In geval op grond van de onderhavige subsidieverordening subsidie is verleend ten behoeve van een gedeelte van een perceel, waarvan het duurzaam gebruiksrecht van de subsidieontvanger overgaat op een derde gedurende het tijdvak genoemd in de verleningsbeschikking, dan wordt met ingang van de dag waarop het recht is overgegaan, de subsidieverlening ingetrokken tenzij de beschikking wordt overgezet zoals bedoeld in het volgende lid.

  • 2. Indien het duurzaam gebruiksrecht van het landschapselement gedurende het tijdvak van de subsidieontvanger over gaat op een derde, kan de desbetreffende verleningsbeschikking worden gewijzigd in een beschikking aan deze derde, indien deze, uiterlijk 8 weken na de datum waarop het recht is overgegaan, in een gericht schrijven aan het college, verklaart te treden in de aan de subsidieverleningsbeschikking verbonden rechten en plichten, waarvan de wijziging uit hoofde van dit artikel van kracht zal zijn.

  • 3. Indien het recht op subsidie wordt ingetrokken zoals bedoeld in het eerste lid, wordt de subsidie aan de subsidieontvanger ambtshalve vastgesteld over het tijdvak tot aan het moment van overdracht, naar evenredigheid van de verleende subsidie als genoemd in de verleningsbeschikking.

Artikel 14: Overlijden subsidieontvanger

  • 1. Indien een subsidie is verleend met betrekking tot een landschapselement waarvan het duurzaam gebruiksrecht berust bij een natuurlijk persoon die komt te overlijden gedurende het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, gaat de desbetreffende subsidieverleningsbeschikking over op de wettelijke rechtsopvolgers dan wel de gerechtigde bij testament, tenzij deze uiterlijk 1 jaar na het overlijden het college schriftelijk verzoeken om subsidievaststelling en stopzetting.

  • 2. Stopzetting als bedoeld in het vorige lid en vaststelling van de subsidie vinden plaats met ingang van de dag volgend op de dag van overlijden. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld over het tijdvak tot aan het moment van overlijden, en naar evenredigheid van de verleende subsidie als genoemd in de verleningsbeschikking.

Artikel 15: Terugvordering onverschuldigd betaalde voorschotten

Onverschuldigd betaalde voorschotten worden teruggevorderd met inachtneming van het bepaalde in titel 4.4.2 Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 4: Slotbepalingen

Artikel 16: Toezicht op naleving

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze subsidieverordening bepaalde worden door het college aan te wijzen personen of instanties belast.

Artikel 17: Citeertitel, inwerkingtreding, vervallen voorgaande verordeningen en overgangsrecht

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking en kan worden aangehaald als "Subsidieverordening groenblauwe diensten gemeente Berg en Dal 2020".

  • 2. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Subsidieverordening Groenblauwe Diensten gemeente Groesbeek 2015.

  • 3. Rechten en verplichtingen die voortvloeien uit subsidiebeschikkingen die zijn genomen op basis van de Subsidieverordening Groenblauwe Diensten gemeente Ubbergen 2010, de Subsidieverordening Groenblauwe Diensten gemeente Millingen aan de Rijn en de Subsidieverordening Groenblauwe diensten gemeente Groesbeek 2012 en 2015 en die nog gelden op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening, blijven gelden totdat de werking van de subsidiebeschikking is geëxpireerd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Berg en Dal in zijn openbare vergadering van 24 september 2020.

De raadsgriffier,

De voorzitter

Gemeentelijk Uitvoeringsprogramma Groenblauwe diensten Berg en Dal (GUP)

Bijlage 1 Toelichting op inrichting, beheervoorschriften en vergoedingen

De twaalf typen landschapselementen zijn:

  • 1.

    Struweelrand en steilrand

  • 2.

    Poel en klein historisch water

  • 3.

    Moerasoever

  • 4.

    Graskruidenstrook

  • 5.

    Faunastrook

  • 6.

    Struweel

  • 7.

    Heg

  • 8.

    Fruitbomen

  • 9.

    Knotbomen

  • 10.

    Houtwal en houtsingel, hakhoutbosje

  • 11.

    Bossingel en bosje, laan, bomenrij en solitaire boom

  • 12.

    Recreatieve route

1. Struweelrand en steilrand

Jaarlijkse beheersvergoeding:

Struweelrand € 938,00 per ha

Steilrand met beplanting € 1.293,00 per ha

Catalogus Groenblauwe diensten Cluster II.4 Ruigte en randen

Struweelrand

Instapeisen

Een struweelrand is een aaneengesloten element met een mozaïek van struweel (bramen en/of andere inheemse bomen of struiken) en een kruidachtige begroeiing van inheemse grassen en kruiden die zich spontaan kan ontwikkelen.

De rand is minimaal 25 meter lang, minimaal 1 meter en maximaal 5 meter breed.

Maximaal 10% van de oppervlakte van de rand wordt ingenomen door inheemse bomen en/of struiken.

De struweelrand kan langs een bosrand of een landschapselement liggen maar ook vrij in het veld, bijvoorbeeld langs een perceelsrand en in een (ruige) greppel.

Beheereisen

Periodiek wordt de begroeiing gemaaid en/of afgezet.

50% van de oppervlakte van de rand bestaande uit een kruidachtige begroeiing van inheemse grassen en kruiden mag periodiek gemaaid worden met een cyclus van maximaal eenmaal per 5 jaar. Het maaisel wordt afgevoerd.

Snoeihout mag op stapels of rillen in het element verwerkt worden voor zover het de ondergroei en/of de stoven niet schaadt.

Er mag geen snoeihout verbrand worden in of in de directe omgeving van het element, en als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element.

Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen, behalve bij bestrijding van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) middels een stobbenbehandeling en de pleksgewijze bestrijding van Akkerdistel, Ridderzuring en Brandnetel, en meststoffen in het element gebruikt worden. Als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt

Slootmaaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element.

Het element mag niet betreden en/of beschadigd worden door vee en moet worden beschermd tegen bewerking op aangrenzende gronden.

Maaiwerkzaamheden worden uitgevoerd tussen 15 juli en 15 maart en het afzetten van struweel wordt alleen verricht in de periode tussen 1 november en 15 maart.

Toelichting beheer

Het streefbeeld is een ruigte met maximaal 10% opgaande begroeiing. De ruigtezone wordt eenmaal per 3 tot 5 jaar gemaaid en het maaisel wordt opgeruimd en afgevoerd. Jaarlijks worden pleksgewijs ongewenste kruiden bestreden (5% van oppervlakte). Indien er bramen groeien dan worden die vrijgehouden van opslag van bomen en struiken. De struwelen mogen periodiek (12 jaar) worden afgezet, maar nooit meer dan de helft van het aanwezige struweel.

Steilrand

Instapeisen

Steilranden zijn lijnvormige elementen met een hoogteverschil binnen het element van minimaal 1 meter en zijn minimaal 25 meter lang. Steilranden hebben doorgaans een begroeiing met houtige gewassen, maar kennen diverse verschijningsvormen: van grasachtige begroeiingen tot struwelen, opgaande bomen en hakhout. De opgaande begroeiing bestaat uit inheemse soorten met als uitzondering dat de soorten Acacia, Amerikaanse eik of Amerikaanse vogelkers maximaal 15% van de begroeiing mogen uitmaken. Een steilrand met beplanting is een landschapselement met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en/of struiken. De begroeiing wordt als hakhout beheerd.

Algemene beheerverplichting

De doelstelling is het behoud van steilranden met het oog op hun cultuurhistorische, visueel landschappelijke, ecologische betekenis en aardkundige waarde.

Beheereisen

In een strook van minimaal 1 meter, aan boven en onderzijde worden geen werkzaamheden uitgevoerd die de morfologie van de steilrand kunnen aantasten (zoals ploegen of diepwoelen);

Periodiek wordt de begroeiing gemaaid en afgezet.

Er mag geen snoeihout verbrand worden in of in de directe omgeving van het element en als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element.

Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen, behalve bij bestrijding van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) middels een stobbenbehandeling, en meststoffen in het element gebruikt worden en als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt.

Het element mag niet betreden en/of beschadigd worden door vee.

Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 november en 15 maart; bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode tussen 15 juli en 15 maart plaats vinden.

2. Poel en klein historisch water

Jaarlijkse beheersvergoeding:

opp. < 175m2: € 65,39 per stuk

opp. > 175m2: € 105,89 per stuk

Catalogus Groenblauwe diensten Cluster II.3 Natte begroeiing

Instapeisen

Zowel een poel als een klein historisch water is doorgaans een geïsoleerd stilstaand water dat gevoed wordt door grond- en/of regenwater. De waterdiepte van de in de diepste delen van de poel is minimaal 0,5 meter in de periode tussen 1 oktober en 1 april.

Een poel mag in verbinding staan met sloten of greppels wanneer sprake is van een natuurlijke eenheid die vrij afwatert.

Het element heeft een oppervlakte van minimaal 0,5 en maximaal 50 are.

Vijvers die een onderdeel zijn van een park of tuin, of daarin aangelegd worden, vallen niet onder dit beheertype

Vennen horen niet tot dit beheertype.

Sloten behoren niet tot dit beheertype.

Beheereisen

Minimaal 50% van het natte oppervlakte van de poel bestaat in de lente uit open water.

Incidenteel mag het element in de zomerperiode droogvallen. Voor behoud van voldoende open water wordt het element periodiek opgeschoond.

Minimaal 75% van de oppervlakte van de oever is begroeid met een gras- of ruigtekruidenvegetatie.

Bescherming tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden vindt plaats door extensieve beweiding van het perceel waarin de poel is gelegen en/of door het geheel of gedeeltelijk uitrasteren van de poel.

Maximaal 25% van de oppervlakte van de oever is begroeid met inheemse bomen en/of struiken.

Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in het element gebruikt worden en als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt.

Mechanische en chemische onkruidbestrijding zijn niet toegestaan, met uitzondering van

pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde of kleefkruid op maximaal 10% van de beheereenheid.

Er mogen geen vissen of andere dieren (zoals eenden en ganzen) worden uitgezet of gekweekt.

Slootmaaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element.

Maai- en schoningswerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 september en 15 oktober.

Niet branden in of in de directe omgeving van het element.

Er vindt geen wateronttrekking plaats, behalve ten behoeve van het drenken van vee op aangrenzende percelen.

Toelichting beheer

De helft van de oever van de poel worden eenmaal per jaar gemaaid met een maaikorf. Het maaisel (4,5 ton per hectare) wordt afgevoerd tot buiten het element. De poel wordt eenmaal per 10 jaar opgeschoond. De bagger wordt afgevoerd tot buiten het landschapselement.

3. Moerasoever

Jaarlijkse beheersvergoeding: € 57,17 per 100m

Catalogus Groenblauwe diensten Cluster II.2 Overgang nat-droog

Instapeisen

Een natuurvriendelijke oever (Moerasoever) is een aaneengesloten oever langs een bestaande waterloop, in de vorm van een plas- of drasberm of flauw talud.

De oever heeft een breedte van tenminste 3 meter.

Beheereisen

Het element is begroeid met inheemse plantensoorten van natte graslanden of ruigten en wordt minimaal eenmaal per 2 jaar en maximaal eenmaal per jaar gemaaid. Het maaisel wordt afgevoerd.

Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen in het element is niet toegestaan.

Het element mag niet betreden en/of beschadigd worden door vee. Het element wordt van het weiland afgescheiden door een veekerende sloot of een raster.

Er wordt geen slootmaaisel en/of – bagger opgebracht. Er worden geen wijzigingen aangebracht in het profiel van het element.

Maaiwerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 15 juli en 1 maart.

Toelichting beheer

De natuurvriendelijke oever heeft een minimale breedte van 3 meter en wordt eenmaal per 2 jaar gemaaid. Het maaisel (4,5 ton/ hectare) wordt afgevoerd tot buiten het landschapselement. De natuurvriendelijke oever heeft in het GUP de benaming ‘moerasoever’. Het landschapstype beperkt zich tot de plas-draszone van de natuurvriendelijke oever die direct beïnvloed wordt door het water van de aangrenzende watergang. Het droge deel van de natuurvriendelijke oever wordt opgenomen binnen het landschapstype ‘graskruidenstrook’.

4. Graskruidenstrook

Jaarlijkse beheersvergoeding: € 473 per ha

Catalogus Groenblauwe diensten Cluster I.5 Graslandranden

Instapeisen

De beheereenheid bestaat uit grasland.

De beheereenheid heeft een minimale (rand)breedte van 1 meter en is minimaal 25 meter lang.

Graskruidenstrook kan worden gecombineerd met een recreatieve route.

Beheereisen

Gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is slechts toegestaan op maximaal 10% van het element voor pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en brandnetel.

De beheereenheid wordt niet bemest en er wordt geen bagger opgebracht.

Het grasland mag niet worden geklepeld, gescheurd, gefreesd of her-ingezaaid en dient te worden beschermd tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking van het naastgelegen perceel. Het maaisel wordt afgevoerd.

Toelichting beheer

De graskruidenstroken worden aangelegd langs perceelsranden. Ze maken vaak deel uit van samengestelde landschapselementen, bijvoorbeeld in combinatie met een ruige greppel, moerasoever, struweel, heg, fruitbomen of knotbomen. In andere gevallen liggen de stroken vaak langs watergangen of bermen van wegen. De recreatieve routes worden bij voorkeur over graskruidenstroken geleid. Bij het beheer van de stroken wordt gestreefd naar een diversiteit in de begroeiing. Dit wordt bereikt met een gevarieerd maaibeheer. Op circa de helft van het oppervlak van de stroken wordt jaarlijks tweemaal gemaaid. De andere helft wordt slechts eenmaal gemaaid, waarbij overhoekjes en smalle randen worden overgeslagen, zodat ook enige vegetatie ruig de winter in gaat en van betekenis kan zijn voor de fauna. Bij stroken van vijf tot zes meter breed wordt het deel dat grenst aan een ander landschapselement, sloot of berm maximaal eenmaal per jaar gemaaid en het andere deel tweemaal.

5. Faunastrook

Jaarlijkse beheersvergoeding: € 906,44 per ha

Catalogus Groenblauwe diensten Cluster I.2 Akkerranden

Instapeisen

De beheereenheid bestaat uit bouwland.

De beheereenheid is minimaal 9 meter breed en 25 meter lang en heeft een minimale oppervlakte van 0.3 ha.

Cumulatie met andere beheerpakketten is uitgesloten.

Beheereisen

De volgende begroeiing is door inzaai aanwezig: grassen, granen (niet zijnde maïs of graanstoppel), kruiden of een mengsel van deze. In het beheerplan wordt bepaald welke zaaimengsels en welke zaaidichtheden mogen worden gebruikt.

Het beheer wordt in stroken uitgevoerd met een strookbreedte van drie meter.

Een derde deel van de beheereenheid wordt tussen 1 maart en 15 april geploegd en opnieuw ingezaaid met een in het beheerplan voorgeschreven zaaimengsel. Deze strook wordt in het jaar van inzaai niet meer gemaaid.

Een derde deel van de beheereenheid wordt gemaaid tussen 1 maart en 15 april. Dit is het deel dat in het voorgaande jaar opnieuw is ingezaaid.

Een derde deel van de beheereenheid wordt gemaaid tussen 15 juli en 15 september. Dit is het deel dat twee jaar eerder opnieuw is ingezaaid.

Het maaisel wordt direct verzameld en buiten het element afgevoerd.

Mechanische en chemische onkruidbestrijding zijn niet toegestaan, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde of kleefkruid op maximaal 10% van de beheereenheid.

De beheereenheid mag niet worden beweid, bemest, als wendakker worden gebruikt of bagger opgebracht.

Toelichting beheer

In het jaar waarin de beheerseenheid wordt aangelegd wordt de hele eenheid ingezaaid met het voorgeschreven mengsel. De beheerseenheid wordt vervolgens beheerd in stroken van drie meter breed. Er liggen ten minste drie stroken naast elkaar die elk een ander beheer krijgen volgens de hierboven beschreven beheereisen. In het eerste jaar wordt een derde deel tussen 15 juli en 15 september gemaaid. In het tweede jaar wordt een van de twee niet gemaaide stroken opnieuw geploegd en ingezaaid. Vanaf dat moment wordt elke strook jaarlijks verschillend beheerd volgens de hierboven beschreven beheereisen. Elke strook doorloopt de cyclus: Eerste jaar ploegen en inzaaien; Tweede jaar vroeg maaien; derde jaar laat maaien.

6. Struweel

Jaarlijkse beheersvergoeding: € 44,70 per 100m

Catalogus Groenblauwe diensten Cluster II.1 Opgaande begroeiing

Instapeisen

Een struweelhaag (Struweel) is een vrij liggend lijnvormig landschapselement met een aaneengesloten opgaande begroeiing van inheemse, overwegend doornige, struiken.

Een struweelhaag is minimaal 25 meter lang.

Beheereisen

Een struweel wordt niet afgezet binnen de beheerperiode van 30 jaar. Een struweel wordt alleen gesnoeid als takken buiten het element komen.

Er mag geen snoeihout verbrand worden in of in de directe omgeving van het element, en als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element.

Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen, behalve bij bestrijding van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) middels een stobbenbehandeling tot maximaal 10% van de oppervlakte van de beheerseenheid en meststoffen in het element gebruikt worden en als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt.

Het element mag niet betreden en/of beschadigd worden door vee of door bewerking op aangrenzende gronden.

Slootmaaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element.

Overhangende takken kunnen gedurende het gehele jaar worden teruggesnoeid.

Indien snoeiwerkzaamheden machinaal worden uitgevoerd, wordt geen klepelmaaier gebruikt. Niet branden in of in de directe omgeving van het element en het element dient te worden beschermd tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden.

Toelichting beheer

Het struweel en struweelhagen worden niet meer periodiek afgezet. Zij ontwikkelen zich tot robuuste natuurlijke landschapselementen. Bij de inrichting van de landschapselementen dient voor struweel en struweelhaag voldoende breedte te worden opgenomen, zodat de struiken ruimte hebben om binnen het element hun natuurlijke omvang te bereiken. In het GUP is een minimale breedte van 4,5 meter opgenomen. Een breedte van 6 meter of meer heeft echter de voorkeur omdat dan geen of weinig takken buiten het element groeien, zodat niet of maar zeer beperkt bijgesnoeid hoeft te worden en mooie mantel- en zoomvegetaties tot ontwikkeling kunnen komen.

7. Heg

Jaarlijkse beheersvergoeding: € 200,51 per 100m

Catalogus Groenblauwe diensten Cluster II.1 Opgaande begroeiing

Instapeisen

Een knip- of scheerheg (Heg) is een vrij liggend lijnvormig landschapselement, met een aaneengesloten begroeiing van inheemse bomen en/of struiken, dat wordt geknipt of geschoren.

Een knip- of scheerheg is minimaal 25 meter lang en heeft een gemiddelde hoogte van 1,2 meter en een breedte van 1 meter.

Windsingels om boomgaarden en kwekerijen horen niet tot dit beheertype.

Beheereisen

Een knip- of scheerheg wordt jaarlijks geknipt of geschoren.

Een knip- of scheerheg kan periodiek gevlochten worden.

Snoeimateriaal mag blijven liggen voor zover dat het element of de ondergroei niet schaadt.

Er mag geen snoeihout verbrand worden in of in de directe omgeving van het element, en als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element.

Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen, behalve bij bestrijding van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) middels een stobbenbehandeling tot maximaal 10% van de beheerseenheid en meststoffen in het element gebruikt worden en als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt.

Het element mag niet betreden en/of beschadigd worden door vee of door bewerking van aangrenzende gronden.

Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 15 juni en 15 maart.

Toelichting beheer

De heg heeft een gemiddelde hoogte van 1,2 meter en een breedte van 1,0 meter. De heg wordt jaarlijks geschoren. De voet van de heg wordt vrijgehouden van hoge vegetatie die de groei van de heg kan belemmeren.

8. Fruitbomen

Jaarlijkse beheersvergoeding: € 16,18 per boom

Catalogus Groenblauwe diensten Cluster II.1 Opgaande begroeiing

Instapeisen

De fruitbomen zijn hoogstambomen in boomgaardverband (hoogstamboomgaard).

Een hoogstamboomgaard is een verzameling van fruitbomen, met een stam van minimaal 1,50 meter hoog en waarvan de onderbegroeiing bestaat uit een grazige vegetatie.

Een hoogstamboomgaard bestaat uit minimaal 10 fruitbomen en heeft een dichtheid van gemiddeld 100 bomen met een minimum van 50 en een maximum van 150 bomen per hectare.

Maximaal 10% van de fruitbomen bestaat uit walnoten.

Een hoogstamboomgaard is vaak in een cluster geplant en duidelijk afgescheiden van de omgeving. Het kan ook uit een enkele rij bestaan.

Hoogstamfruitbomen worden periodiek gesnoeid en beschadiging van de bomen door veebeweiding of door bewerking van aangrenzende wordt voorkomen.

Beheereisen

Indien het appel of peer betreft wordt de boom tenminste éénmaal per 2 jaar gesnoeid.

Andere soorten enkel vormsnoei indien nodig. De eerste 6 jaar worden alle bomen jaarlijks gesnoeid.

De grasvegetatie wordt jaarlijks gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd of de grasvegetatie wordt beweid.

Er mag geen snoeihout verbrand worden in de directe omgeving van de bomen of versnipperd hout verwerkt worden in de boomgaard.

Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen, behalve bij bestrijding van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) middels een stobbenbehandeling, en de pleksgewijze bestrijding van Akkerdistel, Ridderzuring en

Brandnetel in het element gebruikt worden tot maximaal 10% van de beheerseenheid.

De hoogstamfruitboom mag niet beschadigd worden door vee. Bij beweiding zijn jonge bomen zijn voorzien van een boomkorf.

Bemesten en bekalken van de boomgaard is toegestaan. Bij bemesten van de boomgaard worden de fruitbomen en wortels niet beschadigd.

Snoeiwerkzaamheden kunnen gedurende het gehele jaar worden verricht.

Toelichting beheer

De beheervergoeding wordt berekend per boom. De vergoeding is bestemd voor onderhoud van zowel de fruitbomen als de grazige onderbegroeiing. Het graslandbeheer kan uitgevoerd worden door begrazing of door een (verschralend) maaibeheer. Bij beweiding dienen de fruitbomen afdoende beschermd te worden tegen vraat door de dieren.

De bomen worden gesnoeid met handgereedschap en het snoeihout wordt buiten het element afgevoerd of wordt verwerkt in een landschappelijke houtril aan de rand van het element.

9. Knotbomen

Jaarlijkse beheervergoeding:

Stamdiameter < 30 cm: € 2,46 per boom

Stamdiameter 30-60 cm: € 7,61 per boom

Stamdiameter > 60 cm: € 9,64 per boom

Catalogus Groenblauwe diensten Cluster II.1 Opgaande begroeiing

Instapeisen

Een knotboom is een inheemse loofboom, waarvan de stam periodiek op een hoogte van minimaal 1,5 meter boven maaiveld wordt afgezet (geknot).

Knotbomen kunnen solitaire bomen zijn, rijen of kleine groepen. Een kleine groep bestaat uit maximaal 20 bomen.

Beheereisen

Een knotboom wordt periodiek geknot. Bij knotessen vindt het knotten plaats in een cyclus van éénmaal per 5-6 jaar en knotwilgen en knotpopulieren worden gemiddeld éénmaal in de vier jaar geknot.

Er mag geen snoeihout verbrand worden in de directe omgeving van de knotboom.

Als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt en op maximaal 10% van de beheereenheid.

De boom mag niet beschadigd worden door veebeweiding of door bewerking van aangrenzende gronden.

Knotwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 oktober en 15 maart.

10. Houtwal en houtsingel, hakhoutbosje

Jaarlijkse beheervergoeding:

Houtsingel € 2.098,00 per ha

Houtwal € 2.475,00 per ha

Hakhoutbosje Met zomereik, berk, haagbeuk € 549,00 per ha

Hakhoutbosje Met zwarte els, gewone es € 1.057,00 per ha

Catalogus groenblauwe diensten Cluster II.1 Opgaande begroeiing

Houtwal en houtsingel

Instapeisen

Een houtwal of houtsingel is een vrij liggend lijnvormig en aaneengesloten landschapselement, al dan niet groeiend op een aarden wal, met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en/of struiken. De begroeiing wordt als hakhout beheerd. De houtwal of houtsingel is minimaal 25 meter lang en maximaal 20 meter breed. Elzensingels bestaande uit een enkele rij horen niet tot dit beheertype, maar tot het beheertype Elzensingel. Windsingels om boomgaarden en kwekerijen horen niet tot dit beheertype.

Algemene beheerverplichting

Houtwallen en houtsingels worden periodiek afgezet in een cyclus van éénmaal per 6-25 jaar, met uitzondering van eventueel aanwezige overstaanders. Bij houtwallen wordt tevens het wallichaam in stand gehouden en indien nodig hersteld.

Beheereisen

Tenminste 75% van de oppervlakte van het element wordt als hakhout beheerd en periodiek afgezet;

Snoeihout mag op stapels of rillen in het element verwerkt worden voor zover het de ondergroei en/of de stoven niet schaadt;

Er mag geen snoeihout verbrand worden in of in de directe omgeving van het element en als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element;

Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen, behalve bij bestrijding van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) middels een stobbenbehandeling, en meststoffen in het element gebruikt worden en als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt en tot maximaal 10% van de beheereenheid;

Het wallichaam wordt in stand gehouden als het element daarvan is voorzien;

Het element mag niet betreden en/of beschadigd worden door vee of door bewerking van aangrenzende gronden;

Slootmaaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element;

Het afzetten van het element wordt alleen verricht in de periode tussen 1 oktober en 15 maart. Overhangende takken kunnen gedurende het gehele jaar worden teruggesnoeid.

Bescherming tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden.

Hakhoutbosje

Instapeisen

Een hakhoutbosje is een vrij liggend vlakvormig landschapselement, met inheemse bomen en/of struiken dat als hakhout wordt beheerd. Een hakhoutbosje is minimaal 1,0 are en maximaal 1,0 hectare groot. Kleine vrij liggende bosjes zonder hakhoutbeheer of met enkel hakhoutbeheer aan de randen horen tot het beheertype Bossingel en Bosje.

Beheereisen

Minimaal 80% van de oppervlakte van het bosje wordt als hakhout beheerd;

Het element wordt periodiek afgezet in een cyclus van éénmaal per 6 - 25 jaar;

De diameter van het hakhout, behoudens de eventuele overstaanders, is maximaal 20 cm op 1,0 meter boven de hakhoutstoof;

Snoeihout mag op stapels of rillen in het element verwerkt worden voor zover het de ondergroei en/of de stoven niet schaadt;

Er mag geen snoeihout verbrand worden in of in de directe omgeving van het element, en als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element;

Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen, behalve bij bestrijding van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) middels een stobbenbehandeling, en meststoffen in het element gebruikt worden en als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt en tot maximaal 10% van de beheerseenheid;

Het element mag niet betreden en/of beschadigd worden door vee of beschadigd door bewerking op aangrenzende gronden.

Slootmaaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element.

Het afzetten van het element wordt alleen verricht in de periode tussen 1 oktober en 15 maart. Overhangende takken kunnen gedurende het gehele jaar worden teruggesnoeid.

11. Bossingel en bosje, laan, bomenrij en solitaire boom

Jaarlijkse beheervergoeding:

Bossingel en bosje € 987,00 per ha

Laan Stamdiameter <20cm € 59,99 per 100m

Laan 20-60cm 100m € 113,02

Laan >60cm 100m € 254,75

Bomenrij <20cm € 27,37 per100m

Bomenrij 20-60cm € 37,26 per 100m

Bomenrij >60cm € 56,38 per 100m

Solitaire boom <20cm € 4,37 per stuk

Solitaire boom 20-60cm € 5,96 per stuk

Solitaire boom >60cm € 9,02 per stuk

Catalogus groenblauwe diensten Cluster II.1 Opgaande begroeiing

Bossingel en bosje

Instapeisen

Een bossingel is een vrij liggend lijnvormig en aaneengesloten landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken. Een bossingel is minimaal 25 meter lang en maximaal 50 meter breed. Een bosje is een vrij liggend vlakvormig en aaneengesloten landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken. Een bosje is minimaal 2,0 are en maximaal 1 hectare groot.

Algemene beheerverplichting

Bossingels en bosjes worden in de tijd onregelmatig periodiek gedund of gesnoeid.

Beheereisen

Het element wordt als bos met hoog opgaande bomen beheerd;

Het element wordt periodiek gedund en overhangende takken kunnen het gehele jaar worden gesnoeid;

Randen van het element kunnen als hakhout beheerd worden;

Snoeihout mag op stapels of rillen in het element verwerkt worden voor zover het de ondergroei en/of de stoven niet schaadt;

Er mag geen snoeihout verbrand worden in of in de directe omgeving van het element, en als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element;

Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen, behalve bij bestrijding van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) middels een stobbenbehandeling, en meststoffen in het element gebruikt worden en als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt en tot maximaal 10% van de beheerseenheid;

Het element mag niet betreden en/of beschadigd worden door vee of door bewerking van aangrenzende gronden;

Slootmaaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element;

Het dunnen van het element wordt alleen verricht in de periode tussen 1 oktober en 15 maart.

Laan

Instapeisen

Een laan is een weg of pad, die aan beide zijden met een of meerdere rijen bomen is beplant en is bedoeld en aangelegd als laan. Bij een laan gaat het meestal om bomen van dezelfde soort en leeftijd en er is sprake van een herkenbaar en regelmatig plantverband. Onder dit beheertype vallen ook dijken met een weg, bovenop de kruin van de dijk, die aan beide zijden met bomen is beplant. Een laan is minimaal 50 meter lang. Losse bomenrijen horen niet tot dit beheertype, maar tot het beheertype Bomenrij/solitaire boom.

Algemene beheerverplichting

Laanbeheer is een intensieve beheervorm. Systematische boomcontrole is nodig om de veiligheid van de laan te garanderen. Opsnoeien van de bomen behoort tot het reguliere onderhoud. Beginnen bomen in de laan uit te vallen, kan op een gegeven moment gekozen worden voor verjonging van een laan. Dit betekent het opnieuw inplanten van het laantracé met bomen van dezelfde soort en leeftijd, op regelmatige afstand van elkaar. Het kan in bosgebieden nodig zijn de jonge aanplant te beschermen tegen vraat en vrij te stellen om voldoende licht toe te laten.

Beheereisen

De bomen worden periodiek gesnoeid;

Er mag geen snoeihout verbrand worden in of in de directe omgeving van het element. Evenmin mag versnipperd hout verwerkt worden in het element;

Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen, behalve bij bestrijding van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) middels een stobbenbehandeling, en meststoffen in het element gebruikt worden en als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt;

De bomen mogen niet beschadigd worden door vee of door bewerking van aangrenzende gronden;

Slootmaaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element;

Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 15 juli en 15 maart.

Bomenrij en solitaire boom

Instapeisen

Een bomenrij/solitaire boom is een vrij liggend landschapselement van inheemse loofbomen dat niet kan worden gerangschikt onder andere beheertypes. Bedoeld worden solitaire bomen of bomen in een groep of rij die op of langs landbouwgrond staan. Bomen die een onderdeel vormen van een ander beheertype of deel uitmaken van een bomenrij als bedoeld in dit beheertype kunnen niet als solitaire boom of verzameling van solitaire bomen aangevraagd worden. Een bomenrij is minimaal 50 meter lang en bestaat uit minimaal 8 bomen per 100 meter. Het maximaal aantal bomen in een rij wordt bepaald door het aantal bomen dat binnen de lengte van de rij op natuurlijke wijze kan uitgroeien tot volwaardige bomen. Een solitaire boom staat qua omvang gelijk aan 16 vierkante meter bomenrij. Vlakvormige boomweides behoren niet tot dit beheertype. Solitaire knotbomen of een rij knotbomen behoren tot het beheertype Knotboom. Windsingels om boomgaarden en kwekerijen horen niet tot dit beheertype.

Beheereisen

De bomen worden periodiek gesnoeid. Jonge bomen gemiddeld eenmaal per 5 jaar en oudere bomen gemiddeld eenmaal per 10 jaar. Bij oudere bomen kan het snoeien zich beperken tot het verwijderen van dood hout;

Na het snoeien beslaat de blijvende kroon altijd minimaal twee-derde deel beslaat van de totale lengte van de boom;

Er mag geen snoeihout verbrand worden in de directe omgeving van het element;

Ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) in het element mogen middels een stobbenbehandeling bestreden worden en als op het perceel waarop het element is gelegen gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen worden gebruikt, vindt dat gebruik op een zodanige wijze plaats dat het element daardoor geen schade oploopt;

De bomen mogen niet beschadigd worden door vee of door bewerking van aangrenzende gronden. Jonge bomen in een weiland (boomdijk) zijn voorzien van een boomkorf of zijn uitgerasterd;

Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 15 juli en 15 maart.

12. Recreatieve route (in combinatie met 4)

Jaarlijkse beheersvergoeding: € 68,14 per 100m

Catalogus groenblauwe diensten Cluster I.6 Recreatief medegebruik

Een wandelpad (recreatieve route) bestaat in beginsel uit een onverharde route over de grazige vegetatie van landschapselementen (graskruidenstroken). Kleine gedeelten verhard pad over particuliere gronden kunnen meegenomen worden als dit noodzakelijk is voor de wandelpadenstructuur.

De paden zijn duidelijk gemarkeerd en zijn geschikt voor wandelaars met een normale conditie.

Het wandelpad vormt een onderdeel van een doorgaande en/of openbare wandelstructuur.

Beheereisen

Het wandelpad wordt zodanig beheerd dat een goede begaanbaarheid gewaarborgd is.

De voorzieningen die een onderdeel vormen van het wandelpad zoals bruggetjes, bebording, klaphekjes e.d. worden in goede staat van onderhoud gehouden.

Het wandelpad is opengesteld van zonsopgang tot zonsondergang en jaarrond toegankelijk. Verstoring van weidevogels in het broedseizoen dient te worden voorkomen.

Toelichting beheer

Het wandelpad wordt eenmaal per maand gecontroleerd op onvolkomenheden. De voorzieningen zoals houten overstap, informatieborden en klaphek worden eenmaal per jaar gecontroleerd en opgeknapt.

TOELICHTING

De subsidieverordening is een uitvloeisel van het project Voorbeeldgebied landschapsontwikkeling Ooijpolder-Groesbeek. In dit project is essentieel dat grondeigenaren die groenblauwe diensten aanbieden voor 30 jaar verzekerd zijn van een jaarlijkse vergoeding voor het onderhoud.

Het systeem van de subsidieverordening is dat een deelnemer een onderhoudssubsidie voor 6 jaar krijgt. Na verloop van 6 jaar krijgt hij voor de volgende 6 jaar onderhoudssubsidie. In totaal wordt 5 keer een onderhoudssubsidie voor 6 jaar verleend. Als vangnet wordt bij aanvang tussen de gemeente en de deelnemer een overeenkomst voor 30 jaar gesloten. Indien op grond van de dan geldende subsidieverordening geen onderhoudssubsidie meer kan worden verleend, treedt het vangnet in werking: de deelnemer krijgt van de gemeente voor het gelijke bedrag een vervangende vergoeding.

De gemeente reserveert bij het verlenen van de aanlegsubsidie en/of de eerste onderhoudssubsidie geld om gedurende 30 jaar de onderhoudssubsidie te kunnen betalen.

Het project Voorbeeldgebied landschapsontwikkeling Ooijpolder-Groesbeek liep op 1 januari 2015 af. Er worden geen nieuwe aanleg- en onderhoudssubsidies meer verleend, omdat het budget voor onderhoudssubsidies uitgeput is. Wat wel doorloopt is het verstrekken van onderhoudssubsidies voor 6 jaar aan degenen die al een onderhoudssubsidie voor de eerste 6 jaar hebben gekregen tot een maximum van 30 jaar.

De verordening kent daarom alleen de mogelijkheid om onderhoudssubsidies toe te kennen, en dan nog alleen aan degenen die op grond van de oude verordeningen van Ubbergen of Groesbeek al een onderhoudssubsidie hebben gehad.

De aanpassing van de verordening in 2020 is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de verordening voldoet aan de Europese eisen en voorkomen wordt dat onrechtmatige steun wordt verleend.