Beleidsregel goed verhuurderschap Den Haag 2023

Geldend van 01-09-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel goed verhuurderschap Den Haag 2023

Toelichting

De Wet goed verhuurderschap biedt de gemeente de mogelijkheid om ongewenste verhuurpraktijken tegen te gaan of te voorkomen. Uitsluitend met een verhuurverordening kan een gebiedsgerichte verhuurvergunning ingesteld worden, met strengere eisen aan verhuurders. De Beleidsregel goed verhuurderschap Den Haag 2023 bevat de weigeringsgronden, voorwaarden en intrekkingsgronden voor de verhuurvergunning die in aangewezen gebieden verplicht is op basis van de Verhuurverordening Den Haag 2023.

Het is wenselijk dat de aanvraag voor een verhuurvergunning op eenduidige wijze geweigerd wordt en op een eenduidige wijze voorschriften aan de vergunninghouder opgelegd worden, zodat verhuurders in aangewezen gebieden voorafgaand aan de aanvraag zijn geïnformeerd en goed verhuurderschap in die gebieden op dezelfde wijze is vormgegeven.

De regels inzake de wijze waarop een verhuurder om een verhuurvergunning kan verzoeken is, conform artikel 5 van de Wet goed verhuurderschap, vastgesteld in de Verhuurverordening Den Haag 2023.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

gelet op:

  • -

    de Wet goed verhuurderschap,

  • -

    artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht,

besluit vast te stellen de navolgende Beleidsregel goed verhuurderschap Den Haag 2023:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

verhuurvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 1:1 van de Verhuurverordening Den Haag 2023;

verordening:

Verhuurverordening Den Haag 2023;

wet:

De Wet goed verhuurderschap.

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregel

Deze beleidsregel is van toepassing op alle woonruimten gelegen in de gemeente Den Haag.

Artikel 3. Weigeringsgronden voor de verhuurvergunning bedoeld in artikel 2:1 van de verhuurverordening

  • 1.

    In aanvulling op de wettelijk voorgeschreven weigeringsgrond uit artikel 7, eerste lid, van de wet kan een aanvraag voor verhuurvergunning worden geweigerd indien aan de verhuurder binnen een tijdvlak van acht jaar voorafgaand aan de aanvraag een bestuurlijke boete, een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang is opgelegd voor het handelen door de verhuurder in strijd met:

    a. de regels van goed verhuurderschap, bedoeld in artikel 2 van de wet;

    b. een verbod op grond van:

    1⁰ artikel 5, eerste lid, onder a. van de wet;

    2⁰ artikel 8, tweede lid, en artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014;

    3⁰ artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    4⁰ artikel 1b, eerste tot en met vierde lid, van de Woningwet.

    c. de zorgplicht, bedoeld in artikel 1a, eerste en tweede lid, van de Woningwet;

    d. de aan de verhuurvergunning verbonden voorwaarden zoals bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregel;

    e. de aan een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 verbonden voorwaarden en voorschriften, bedoeld in artikel 24 van de Huisvestingswet 2014;

    f. indien ten aanzien van de verhuurder een besluit als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet is genomen en het beheer overeenkomstig artikel 16 van de wet nog niet is beëindigd;

    g. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 2.

    Het tijdvlak van acht jaar als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot de weigeringsgrond bedoeld in het eerste lid, onder a, treedt in werking per 1 juli 2023.

  • 3.

    Het tijdvlak van acht jaar als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot de weigeringsgrond bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met g, treedt in werking per 1 september 2023.

Artikel 4. Voorwaarden verbonden aan de verhuurvergunning bedoeld in artikel 2:1 van de verhuurverordening

  • 1.

    Aan de verhuurvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat de verhuurder aantoont hoe deze invulling geeft aan de regels van goed verhuurderschap, bedoeld in artikel 2 van de wet, met:

    a. een uitgeschreven protocol gericht op artikel 2, tweede lid, onderdeel a en b, dat op aanvraag kan worden ingezien;

    b. een dossier dat de huurovereenkomst met de huurder en alle schriftelijk verstrekte informatie aan de huurder bevat dat op aanvraag kan worden ingezien, waaruit in ieder geval blijkt dat:

    1⁰ is voldaan aan artikel 3, eerste lid, onder b, van deze beleidsregel; de huurprijs staat vermeld op de huurovereenkomst; en

    2⁰ is voldaan aan artikel 2, tweede lid, onder c, e en f van de wet;

  • 2.

    Aan de verhuurvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat de maximale huurprijs en het maximale verhuurverhogingspercentage indien het een zelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 234 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek betreft, waarvan de maximale huurprijs volgens de bij of krachtens artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, bepaalde waardering niet hoger is dan het krachtens artikel 3, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte vastgesteld bedrag. De maximale huurprijs wordt vastgesteld op de maximale huurprijs van de woonruimte op basis van de bij of krachtens artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, bepaalde waardering en het maximale verhogingspercentage bedraagt het bij of krachtens artikel 10, tweede lid, van die wet vastgestelde maximale verhogingspercentage.

  • 3.

    Aan de verhuurvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat de verhuurder een onderhoudsplan opstelt en uitvoert, waarvan een afschrift binnen een half jaar aan een door het college aangewezen adres wordt toegezonden, dat tenminste bevat:

    a. de in de periode van de komende vijf jaar uit te voeren onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan en vernieuwingen van het gebouw; en

    b. een schatting van de aan de werkzaamheden en de vernieuwingen, bedoeld in onderdeel 1˚, verbonden kosten en een gelijkmatige toerekening van die kosten aan de onderscheiden jaren; en

    c. een schatting van de benodigde jaarlijkse reservering voor andere dan de gewone jaarlijkse kosten na de periode waarop het onderhoudsplan betrekking heeft.

Artikel 5. Intrekken vergunning

  • 1.

    De verhuurvergunning kan gedeeltelijk of geheel worden ingetrokken, indien:

    a. er voor het niet naleven van de regels voor goed verhuurderschap, zoals bedoeld in artikel 2 van de wet, een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete is opgelegd en de verhuurder deze regels opnieuw niet naleeft binnen een tijdvlak van vier jaar nadat de last onder dwangsom, de last onder bestuursdwang of de bestuurlijke boete is opgelegd;

    b. er voor het niet naleven van de aan de vergunning verbonden voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 3, een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang of bestuurlijke boete is opgelegd en de verhuurder deze regels opnieuw niet naleeft binnen een tijdvlak van vier jaar nadat de last onder dwangsom, last onder bestuursdwang of de bestuurlijke boete is opgelegd;

    c. de verhuurvergunning is verleend op grond van door de houder van die vergunning verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    d. een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor de realisatie van die woonruimte, of een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, geheel of gedeeltelijk is ingetrokken;

    e. de verboden zoals bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, of artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, met betrekking tot de woonruimte worden overtreden; of

    f. een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van artikel 35, tweede lid, onder d, van de Huisvestingswet 2014.

  • 2.

    De verhuurvergunning kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 3.

    Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen, door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 september 2023.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel goed verhuurderschap Den Haag 2023.

Den Haag, 15 mei 2023

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Ilma Merx

de burgemeester,

Jan van Zanen