Regeling vervalt per 31-12-2029

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 9 juli 2024, nr. UTSP-4437239-4452 tot vaststelling van het Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 niet productieve investeringen op landbouwbedrijven provincie Utrecht 2024 (Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 niet productieve investeringen op landbouwbedrijven provincie Utrecht 2024)

Geldend van 09-08-2024 t/m 30-12-2029

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 9 juli 2024, nr. UTSP-4437239-4452 tot vaststelling van het Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 niet productieve investeringen op landbouwbedrijven provincie Utrecht 2024 (Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 niet productieve investeringen op landbouwbedrijven provincie Utrecht 2024)

Gedeputeerde Staten van Utrecht

Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 3 van hoofdstuk 2 uit de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht;

Overwegende:

  • -

    dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Nationaal Strategisch Plan (NSP) te behalen;

  • -

    dat met deze subsidieregeling mede wordt bijgedragen aan de provinciale doelen met betrekking tot biodiversiteit, water en bodem in het agrarisch gebied.

  • -

    dat deze subsidieregeling bijdraagt aan een effectieve uitvoering van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) in de Provincie Utrecht.

  • -

    dat met deze subsidieregeling in het bijzonder wordt bijgedragen aan het behalen van de in het ‘Natuurbeheerplan Provincie Utrecht 2024’ gestelde eisen voor ‘zwaar beheer’ en ‘nat beheer’.

Besluiten:

  • I.

    vast te stellen het Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 niet productieve investeringen op landbouwbedrijven provincie Utrecht 2024 als bedoeld in paragraaf 3 van hoofdstuk 2 van de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht, verder te noemen de Verordening;

  • II.

    het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 2.258.598,52 (geheel gefinancierd uit het Europees Landbouw Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)).

  • III.

    dat aanvragen kunnen worden ingediend van 4 september 2024 9.00 uur tot en met 29 november 2024 17.00 uur;

  • IV.

    de volgende nadere regels vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepaling

  • a. Landbouwgrond: grond waarop een vorm van landbouw wordt uitgevoerd.

  • b. Perceel landbouwgrond: aaneengesloten stuk landbouwareaal, waaronder begrepen aangrenzende landschapselementen die ter beschikking van de landbouwer staan, dat door één landbouwer is aangegeven.

  • c. Niet productieve investeringen (NPI): Investeringen die niet mogen leiden tot een stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming.

  • d. Watersystemen: een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

In afwijking van artikel 2.3.1 derde lid van de Verordening draagt de activiteit bij aan één of meerdere van de volgende doelen:

  • 1.

    bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;

  • 2.

    het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen.

Artikel 3 Aanvrager

In afwijking van artikel 2.3.2 van de Verordening kan subsidie uitsluitend worden verstrekt aan een samenwerkingsverband van landbouwers zoals bedoeld in artikel 1.3 eerste lid van de Verordening.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten zoals opgenomen in artikel 2.3.3 van de Verordening zijn onverminderd van toepassing op dit openstellingsbesluit.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen de kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder a, b en e van de Verordening in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van de subsidiabele kosten maakt de aanvrager een keuze uit de mogelijkheden van artikel 1.9a of 1.9b van de Verordening.

  • 3. Indien gebruik gemaakt wordt van artikel 1.9a, is artikel 1.9a, eerste lid, onder b niet van toepassing.

Artikel 6 Niet subsidiabele kosten

Zoals opgenomen in artikel 2.3.6 van de Verordening komen investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7 Hoogte subsidie

  • 1. Overeenkomstig artikel 2.3.7 van de Verordening bedraagt de hoogte van de subsidie:

    • a.

      voor investeringen in het watersysteem 70% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      voor overige investeringen 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. In aanvulling van artikel 2.3.7 van de Verordening bedraagt de subsidie maximaal € 500.000,-.

Artikel 8 Selectie en rangschikking

  • 1. In aanvulling op artikel 1.12, eerste lid en artikel 2.3.8 van de Verordening wordt het subsidieplafond verdeeld op volgorde van rangschikking van de aanvragen op basis van de selectiecriteria:

    • a.

      Effectiviteit

    • b.

      Haalbaarheid / kans op succes

    • c.

      Urgentie

    • d.

      Efficiëntie

  • 2. De weging van de in lid 1 opgenomen selectiecriteria vindt als volgt plaats:

     

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    Maximum per criterium

    a.

    Effectiviteit

    4

    0-5

    20

    b.

    Haalbaarheid/ kans op succes

    3

    0-5

    15

    c.

    Urgentie

    3

    0-5

    15

    d.

    Efficiëntie

    2

    0-5

    10

    Maximumaantal te behalen punten

    60

  • 3. In overeenstemming met artikel 2.3.8 lid 3 krijgen landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt toegekend. Indien de aanvraag wordt gedaan door een samenwerkingsverband met landbouwers wordt er per samenwerkingsverband één extra punt toegekend wanneer een of meer landbouwers biologische bedrijfsvoering hebben of omschakelen naar biologische landbouw.

  • 4. Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid van de Verordening wordt een aanvraag geweigerd indien de aanvraag minder dan 36 punten heeft behaald.

  • 5. Naar artikel 1.13 van de Verordening worden aanvragen voor subsidie voorgelegd aan een adviescommissie.

Artikel 9 Verplichting

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.15 van de regeling is de subsidieontvanger verplicht om de activiteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, binnen 2 jaar na dagtekening van de subsidieverleningsbeschikking af te ronden.

  • 2. Indien de activiteit wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten kunnen de termijn verlengen tot en met uiterlijk 30 juni 2028.

Artikel 10 Subsidie-arrangement

  • 1. In geval de subsidie lager is dan €125.000 zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 2 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder b, in artikel 1.18, tweede lid en in artikel 1.20 van de Verordening van toepassing.

  • 2. In geval de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, zijn de regels inzake subsidie op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de Verordening van toepassing.

Artikel 11 Voorschot

Ambtshalve wordt een voorschot van maximaal 50% van de verleende subsidie verstrekt op basis van artikel 1.17 van de Verordening.

Artikel 12 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2029.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 niet productieve investeringen op landbouwbedrijven provincie Utrecht 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 9 juli 2024.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

Mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol- van Leeuwen

Toelichting bij het Openstellingsbesluit GLB 2023-2027 niet productieve investeringen op landbouwbedrijven provincie Utrecht 2024

LEESWIJZER

Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 van de provincie Utrecht, zie: Besluit van provinciale staten van Utrecht van 20 september 2023, nr. UTSP-4437239-3551, tot vaststelling van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 (Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Utrecht) | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl): https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR702578/2.

Met dit openstellingsbesluit wordt paragraaf 3 uit hoofdstuk 2 van de Verordening – Niet productieve investeringen op landbouwbedrijven – opengesteld. De artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.8 van paragraaf 3 uit hoofdstuk 2 van de Verordening moeten tezamen gelezen worden met de artikelen in dit openstellingsbesluit. Daarnaast zijn de algemene en slotbepalingen uit de Verordening ook van toepassing op een aanvraag.

I.Algemeen

Om het agrarisch gebied optimaal in te richten in het kader van biodiversiteit, klimaat, bodem en water zijn verschillende zaken nodig. De interventie ‘Niet-productieve investeringen voor landbouwbedrijven’ biedt de mogelijkheid hieraan gevolg te geven. Het Nationaal Strategisch Plan (NSP) schrijft er het volgende over:

“Met de maatregel niet productieve investeringen op landbouwbedrijven wordt ingezet op het ontwikkelen benutten en beschermen van de natuur en biodiversiteit. Hierbij worden de natuurdoelen zoveel mogelijk gekoppeld aan de uitvoering van andere doelen, zoals water en landbouw, maar ook klimaat. Tevens wordt ingezet op het mitigeren van de effecten van de emissies van nitraat, fosfaat, gewasbeschermingsmiddelen en stikstof door een efficiënter gebruik van (natuurlijke) grondstoffen, herstel van verschillende habitats en cultuurlandschap.

Met niet productieve investeringen op een landbouwbedrijf kan na realisatie van de investering mogelijk een hoger niveau van ecoregeling worden bereikt of kan deelgenomen worden aan maatregelen in het kader van agrarisch natuur- en landschapsbeheer.”

Provincie Utrecht is enthousiast over het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). De samenwerking met de collectieven is uitstekend en er worden in Utrecht mooie resultaten behaald. Het ANLb is een ideaal instrument om de verschillende doelen die in het NSP benoemd staan, te behalen. De verschillende beheerpakketten zien toe op het verbeteren van biodiversiteit, water- en bodemkwaliteit en sinds 2023 ook op klimaatmitigatie en -adaptatie. Als EU-lidstaat heeft Nederland een grote verantwoordelijkheid als het gaat om een positieve staat van instandhouding van de weidevogels, en in het bijzonder de grutto. Utrecht is één van de Nederlandse weidevogelprovincies. De openstelling Niet productieve investeringen op landbouwbedrijven biedt een uitgelezen mogelijkheid om een aantal beleidsdoelen bij elkaar te brengen. In Utrecht wordt daarom ingezet op het versterken van weidevogelhabitat middels de subsidiëring van niet-productieve investeringen als plas-draspompen, grondbuizen, apparatuur voor de monitoring van weidevogels, maar ook predatie werende maatregelen.

Dit soort niet-productieve investeringen zijn essentieel om kwalitatief goed agrarisch natuurbeheer te voeren. Provincie Utrecht ziet deze investeringen als een maatregel waarvan het effect ook direct te bewijzen valt. De complementariteit met die andere GLB-maatregelen, het ANLb, is ook duidelijk. Via het ANLb kan slechts beheer worden gesubsidieerd. De hierboven genoemde voorbeelden van niet-productieve investeringen zijn echter nodig om dit beheer te kunnen uitbreiden en optimaliseren. In het kader van de Vogel-Habitat Richtlijn (VHR)-opgaven wil Provincie Utrecht deze kans aangrijpen om zo een stap in de goede richting te doen.

Hierbij moet worden opgemerkt dat niet-productieve investeringen niet per definitie onder de beheerkosten via het ANLb gaan vallen. Daarnaast kunnen de investeringen leiden tot een verandering op percelen. Deze veranderingen dienen in het perceelsregister verwerkt te worden, vanwege mogelijke gevolgen voor de steun die op grond van de Uitvoeringsregeling GLB 2023 ontvangen wordt.

II.Artikelsgewijs

Hierna volgt een nadere toelichting bij de artikelen uit paragraaf 3 van hoofdstuk 2 van de Verordening die van toepassing zijn op voorliggend openstellingsbesluit.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

De subsidie kan worden verstrekt voor niet productieve investeringen op landbouwbedrijven aan activiteiten die bijdragen aan een betere biodiversiteit in het agrarisch gebied en aan activiteiten die een versterking voor het agrarisch natuurbeheer betekenen. Niet productieve investeringen (NPI) zijn investeringen die niet mogen leiden tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming.

Voorbeelden van investeringen die voor subsidie in aanmerking komen zijn (niet-limitatief):

  • -

    Plas-draspompen;

  • -

    Wildcamera’s;

  • -

    Drones met apparatuur voor monitoring;

  • -

    Predatie werende maatregelen als vossenrasters die niet zijn bedoeld ter bescherming van vee.

Artikel 3 Aanvrager

De subsidie wordt enkel verstrekt aan samenwerkingsverbanden van landbouwers zoals omschreven in artikel 1.3 van de Verordening.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten schrijven in aanvulling op artikel 1.6 van de Verordening voor dat:

  • 1.

    Een aanvrager met een biologische bedrijfsvoering, of wanneer de bedrijfsvoering in omschakeling is naar biologische landbouw, ter onderbouwing hiervan bij de aanvraag een erkend certificaat of kwaliteitskeurmerk voegt;

  • 2.

    Een aanvrager die in omschakeling is naar biologische landbouw, ter onderbouwing hiervan bij de aanvraag het inschrijfnummer en documentatie van een certificerende instantie voegt.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Kosten die voor subsidie in aanmerking komen, de subsidiabele kosten, hebben betrekken op niet productieve investeringen op een landbouwbedrijf.

Vereenvoudigde kostenopties

Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit loonkosten (kosten voor de inzet van eigen personeel), kosten eigen arbeid (kosten voor de inzet van niet verloonde arbeid) en overige kosten (kosten bij derde partijen, ook wel kosten derden genoemd) ten behoeve van niet productieve investeringen op een landbouwbedrijf.

De subsidiabele kosten kunnen worden berekend overeenkomstig artikel 1.9a of 1.9b van de Verordening. De begroting van een project kan op verschillende manieren tot stand komen. Hiervoor zijn voorwaarden opgenomen in artikel 1.9a en1.9b van de Verordening. Hierna wordt hier verder op ingegaan:

  • Wanneer gekozen wordt voor artikel 1.9a kan de begroting worden opgesteld op basis van werkelijke kosten. In dit geval moeten alle kosten worden verantwoord.

  • Wanneer gekozen wordt voor artikel 1.9b kan de begroting vereenvoudigd opgesteld worden en geldt er een verlicht verantwoordingsregime, waarbij alleen de overige kosten te worden verantwoord op basis van facturen en betaalbewijzen. Dit houdt in dat de loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, worden berekend door de overige subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met 0,23. De overige subsidiabele kosten worden vastgesteld op basis van een factuur of een document met gelijkwaardige bewijskracht.

Artikel 6 Niet subsidiabele kosten

In dit artikel wordt omschreven welke kosten niet voor subsidie in aanmerking komen.

Investeringen in het watersysteem komen alleen voor subsidie in aanmerking wanneer het effect van de investering groter is dan alleen voor landbouwbedrijven. Een investering zoals een stuw of dam waardoor water alleen wordt vastgehouden voor een bedrijf of een investering in drainagepoelen, komt dus niet voor subsidie in aanmerking. Dit zijn investeringen als bedoeld in paragraaf 2 van de Verordening. Investeringen in het watersysteem die wel onder deze paragraaf voor subsidie in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld investeringen voor het vasthouden van water in natte periodes, zodat in droge periodes het watersysteem in het gehele gebied (dus ook dat wat buiten het landbouwbedrijf zelf valt) over voldoende water beschikt om daarmee jaarrond van goede waterkwaliteit blijft.

Artikel 7 Hoogte subsidie

In dit artikel is beschreven op welke wijze de hoogte van de subsidie wordt berekend. Hierbij is van belang voor welk doel de kosten worden gemaakt. Is subsidie aangevraagd voor investeringen in watersystemen dan geldt hiervoor 70% subsidie van de subsidiabele kosten, in alle andere gevallen is dit 100% subsidie.

Artikel 8 Selectie en rangschikking

Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd in artikel 2.3.8 van de Verordening. Het bepalen van de scores van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld:

a.Mate van effectiviteit (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20),

Bij dit selectiecriterium gaat het om de bijdrage die het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd, levert aan de GLB-doelen van de interventie en de beleidsdoelstellingen van dit openstellingsbesluit zoals bij algemeen zijn weergegeven. Een project dat gelijktijdig aan meerdere doelen bijdraagt, zal in het algemeen een hogere score toegekend worden. Hierbij heeft het behalen van de doelstellingen op het gebied van biodiversiteit binnen de provincie Utrecht de hoogste waarde. De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken, in dit openstellingsbesluit gespecificeerde, doelstelling(en) in een gebied en de mate waarin de activiteit beoogt aan het bereiken van die doelstelling(en) bij te dragen. De hoogte van het gevraagde subsidiebedrag wordt hierbij in ogenschouw genomen. De mate van effectiviteit wordt bepaald op basis van het aantal doelen waaraan met het project wordt bijgedragen. Bij de beoordeling van de “effectiviteit” wordt daarnaast niet enkele gekeken naar de omvang en het bereik van het project. Dit om te voorkomen dat aan grotere projecten automatisch een hogere score toegekend moet worden dan aan kleinere projecten. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend:

  • i.

    0 punten: Zeer geringe bijdrage. Van een zeer geringe bijdrage is sprake als het project niet bijdraagt aan de doelen van dit openstellingsbesluit.

  • ii.

    1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is sprake als het project een geringe bijdrage levert aan een van de doelen uit het openstellingsbesluit.

  • iii.

    2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is sprake als enigszins een bijdrage wordt geleverd aan een van de doelen uit het openstellingsbesluit.

  • iv.

    3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is sprake als overtuigend aan een van de doelen van dit openstellingsbesluit wordt bijgedragen. .

  • v.

    4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als enigszins aan beide doelen van het openstellingsbesluit wordt bijgedragen. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, redelijk.

  • vi.

    5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als overtuigend aan beide doelen van het openstellingsbesluit wordt bijgedragen. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, zeer redelijk.

b.Mate van haalbaarheid/ kans op succes (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15),

De kans dat het project succesvol uitgevoerd kan worden en/of succesvol zal zijn in het ‘verder gaan’. Of een project succesvol uitgevoerd kan worden hangt onder andere af of aan de randvoorwaarden is voldaan en of er een risicoanalyse is uitgevoerd en er passende beheermaatregelen getroffen kunnen worden.

Of een project haalbaar is, kan worden bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en is mede afhankelijk van de concrete situatie/omstandigheden waar het project plaats zal vinden. Er wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • De in het plan opgenomen vereiste kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider;

  • hoe realistisch is het plan (mate waarin het project al is voorbereid – bijvoorbeeld grond reeds is verworven en natschade is geregeld / snel in uitvoering kan worden genomen);

  • zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken / is voldoende aannemelijk dat rechthebbenden mee zullen werken;

  • kent het project een realistische planning, opzet en begroting.

Op basis van bovenstaande aspecten wordt de haalbaarheid als volgt gekwalificeerd:

  • i.

    0 punten als de haalbaarheid zeer gering is. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;

  • ii.

    1 punt als de haalbaarheid gering is. Er is enig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;

  • iii.

    2 punten als de haalbaarheid matig is. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden;

  • iv.

    3 punten als de haalbaarheid voldoende is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt;

  • v.

    4 punten als de haalbaarheid goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt;

  • vi.

    5 punten als de haalbaarheid zeer goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voor doen.

c.De mate van urgentie (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15)

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar het project aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten en beleidsopgaven die bestaan in de provincie Utrecht en die benoemd zullen worden in dit openstellingsbesluit. Is langer wachten met het uitvoeren van de activiteit echt niet langer verantwoord, er is gelijk actie noodzakelijk (zeer dringende urgentie), dan worden er 5 punten toegekend;

  • i.

    5 punten worden toegekend als de activiteit gelijk noodzakelijk is (zeer dringende urgentie)

  • ii.

    4 punten worden toegekend als de activiteit op zeer korte termijn noodzakelijk is;

  • iii.

    3 punten worden toegekend als de activiteit op korte termijn noodzakelijk is;

  • iv.

    2 punten worden toegekend als de activiteit op de middellange termijn noodzakelijk is;

  • v.

    1 punt wordt toegekend als de activiteit niet op de middellange maar wel op de lange termijn noodzakelijk is;

  • vi.

    0 punten worden toegekend als de activiteit ook niet op de lange termijn noodzakelijk is.

d.De mate van efficiëntie (maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10).

Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde

Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:

  • i.

    0 punten als de efficiëntie zeer gering is. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde project kosten zijn te hoog in relatie tot de output. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde;

  • ii.

    1 punt als de efficiëntie gering is. Kosten en middelen worden onvoldoende doelmatig ingezet. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs of kosten voor haalbaarheidsstudies, in plaats van bestaande kennis en kunde gebruik te maken;

  • iii.

    2 punten als de efficiëntie matig is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en de ingezette middelen is matig. Er wordt wel gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde, maar de opgevoerde project kosten zijn hoog in relatie tot de output;

  • iv.

    3 punten als de efficiëntie voldoende is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten zijn redelijk en de benodigde kennis en kunde is in kaart gebracht en wordt gebruikt in het project. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in overeenstemming met wat normaliter de kosten zijn van een dergelijke activiteit;

  • v.

    4 punten als de efficiëntie goed is. De opgevoerde projectkosten staan in goede verhouding met de output van het project. Het project wordt efficiënt uitgevoerd;

  • vi.

    punten als de efficiëntie zeer goed is. Het project wordt efficiënter uitgevoerd dan redelijkerwijs verwacht mag worden. De aanvrager realiseert de grootst mogelijke output met de zo klein mogelijke inzet van geld, kennis, kunde en overige middelen.

Wegingsfactoren

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027. Op basis van de in artikel 2.3.8 van de Verordening bedoelde selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek. Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:

  • i.

    0 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer gering is;

  • ii.

    1 punt wordt toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, gering is;

  • iii.

    2 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, matig is;

  • iv.

    3 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, voldoende is;

  • v.

    4 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, goed is;

  • vi.

    5 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer goed is.

De behaalde punten per selectiecriterium worden vervolgens gewogen:

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

a.

Effectiviteit

4

0-5

20

b.

Haalbaarheid/ kans op succes

3

0-5

15

c.

Urgentie

3

0-5

15

d.

Efficiëntie

2

0-5

10

Maximumaantal te behalen punten

60

Het maximumaantal punten dat behaald kan worden is 60. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk adviescommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend.

In totaal zijn maximaal 60 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 60 punten = minimaal 36 punten). Indien een aanvraag minder dan 36 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.

Naast de punten die op basis van de selectiecriterium worden toegekend worden aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt toegekend. Indien de aanvraag wordt gedaan door een samenwerkingsverband met landbouwers wordt er per samenwerkingsverband één extra punt toegekend wanneer een of meer landbouwers biologische bedrijfsvoering hebben of omschakelen naar biologische landbouw. Dit extra punt wordt opgeteld bij het puntenaantal na toetsing van de adviescommissie.

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. effectiviteit, 2. haalbaarheid/ kans op succes, 3. urgentie en 4. efficiëntie. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening.