Gemeenschappelijke Regeling Ferm Werk

Geldend van 01-07-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Ferm Werk

De gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Woerden, Bodegraven-Reeuwijk, Montfoort en Oudewater,

Gelet op hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

Overwegende dat:

de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk op 1 januari 2018 in werking is getreden;

zich in de tussentijd ontwikkelingen hebben voorgedaan die tot gevolg hebben dat de gemeenschappelijke regeling is aangepast;

de gemeenschappelijke regeling tevens is geactualiseerd in verband met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022.

Besluiten:

De Gemeenschappelijke regeling Ferm Werk als volgt te wijzigen:

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Voor de toepassing en uitleg van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • b.

      Deelnemers: de via de gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • c.

      Ferm Werk: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

    • d.

      Gedeputeerde Staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht;

    • e.

      Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Waar in deze regeling gesproken wordt van overeenkomstige toepassing van de Gemeentewet, dient voor respectievelijk raad, college van burgemeester en wethouders en burgemeester gelezen te worden: algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter.

Hoofdstuk 2 Het openbaar lichaam

Artikel 2. Het openbaar lichaam

  • 1. De gemeenten Woerden, Bodegraven-Reeuwijk, Montfoort en Oudewater treffen een gemeenschappelijke regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld.

  • 2. Het openbaar lichaam is genaamd: Ferm Werk.

  • 3. Het openbaar lichaam is gevestigd te Woerden.

Artikel 3. Bestuurssamenstelling

Deze regeling kent de volgende bestuursorganen:

  • a. algemeen bestuur;

  • b. dagelijks bestuur;

  • c. voorzitter.

Hoofdstuk 3 Belang, doelstelling, taken en bevoegdheden

Artikel 4. Belang van de regeling

De regeling is getroffen om door het bundelen van krachten de volgende belangen te behartigen:

  • a. het bieden van goede dienstverlening aan de inwoners van de deelnemers op het terrein van participatie, werk en inkomen, gebaseerd op een integrale gemeenschappelijke aanpak binnen het sociale domein;

  • b. het waarborgen van de rechtmatige, effectieve en efficiënte uitvoering van wetten en regelingen;

  • c. het optimaliseren van de kwaliteit van de dienstverlening en het verlagen van de uitvoeringskosten.

Artikel 5. Taken en bevoegdheden

  • 1. Ter behartiging van de belangen zoals vermeld in het voorgaande artikel verricht Ferm Werk als basisdienstverlening de uitvoering van de aan de deelnemers opgedragen of in de toekomst op te dragen taken in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en de Wet inburgering 2021.

  • 2. De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers dragen hun bevoegdheden met betrekking tot de wetten en regelingen die behoren tot de basisdienstverlening volledig over aan de betreffende bestuursorganen van Ferm Werk. Ferm Werk zorgt daarbij voor afstemming met de deelnemers alvorens beleid vast te stellen. Alvorens gebruik te maken van zijn verordenende bevoegdheden stelt Ferm Werk de raden en colleges van de deelnemers in de gelegenheid om hun zienswijzen ten aanzien van het voorgenomen besluit kenbaar te maken tenzij het dagelijks bestuur oordeelt dat dit uitsluitend een wijziging van technische of redactionele aard betreft.

  • 3. Naast de in het eerste lid genoemde taken kunnen de deelnemers als aanvullende dienstverlening de uitvoering van de volgende wetten en regelingen of nader te bepalen onderdelen daarvan door Ferm Werk laten verrichten:

    • a.

      Lokale regelingen ter bevordering van maatschappelijke participatie en/of bestrijding van armoede;

    • b.

      Uitvoerende taken rond huisvesting van vergunninghouders in het kader van de Huisvestingswet;

    • c.

      Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

  • 4. Voor zover een deelnemer door Ferm Werk aanvullende dienstverlening laat verrichten als bedoeld in het voorgaande lid draagt het college van burgemeester en wethouders van die deelnemer de uitvoering van concreet omschreven taken over alsmede de bevoegdheid om regels te stellen die direct op die uitvoering betrekking hebben. Ferm Werk zorgt daarbij voor afstemming met de deelnemer alvorens dit uitvoeringsbeleid vast te stellen.

  • 5. De deelnemers formuleren ieder voor zich de algemene beleidskaders, beleidsprioriteiten en financiële middelen m.b.t. het brede sociaal domein.

  • 6. In samenhang met hun eigen beleid ten aanzien van het sociale domein maken de afzonderlijke deelnemers jaarlijks afspraken met Ferm Werk over de doelstellingen en ambities ten aanzien van de door Ferm Werk uit te voeren wetten en regelingen en de inzet van instrumenten om deze te bereiken; deze afspraken worden jaarlijks vastgelegd.

Artikel 6. Uitvoeringsvennootschap

  • 1. Het algemeen bestuur kan besluiten de uitvoering van bepaalde taken (of onderdelen daarvan), zoals in het voorgaande artikel benoemd, te laten uitvoeren in een privaatrechtelijke organisatie Ferm Werk N.V.

  • 2. Deze uitvoering vindt plaats in een Naamloze Vennootschap die door het algemeen bestuur is opgericht. De aandelen van deze vennootschap worden gehouden door het openbaar lichaam Ferm Werk.

  • 3. Het algemeen bestuur zal om de zienswijzen van de raden en colleges van de deelnemers verzoeken alvorens de statuten van Ferm Werk N.V. vast te stellen.

Artikel 7. Dienstverlening aan derden

  • 1. Ferm Werk kan de dienstverlening op de taakvelden zoals benoemd in artikel 5 ook aanbieden aan niet aan deze regeling deelnemende gemeentebesturen, indien deze daarom verzoeken.

  • 2. De dienstverlening aan derden mag niet ten koste gaan van de dienstverlening aan de deelnemers en de in dat verband gemaakte afspraken.

  • 3. Eventuele dienstverlening aan derden dient per verzoek goedgekeurd te worden door het dagelijks bestuur van Ferm Werk.

  • 4. Dienstverlening aan derden zal geschieden op basis van een overeenkomst van opdracht tussen Ferm Werk en de verzoekende gemeente(n). In deze overeenkomst zullen in ieder geval afspraken over prestaties, prijzen en risicoaansprakelijkheid worden opgenomen.

Hoofdstuk 4 Het Algemeen Bestuur

Artikel 8. Algemeen bestuur: samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur, waaronder begrepen de voorzitter, bestaat uit twee leden per deelnemer.

  • 2. Iedere gemeenteraad wijst één lid aan uit zijn midden, en daarnaast één wethouder die de portefeuille participatie, werk en inkomen en/of financiën dient te hebben. Daarnaast wijst de raad op gelijke wijze twee plaatsvervangende leden aan.

  • 3. De raden beslissen in beginsel binnen een maand na de benoeming van de collegeleden voor elke zittingsperiode van de raden, over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad van de gemeente die hem heeft aangewezen, als zodanig worden ontslagen, indien hij niet meer het vertrouwen van die raad bezit.

  • 5. Indien tussentijds een vacature in het algemeen bestuur ontstaat, wijst de betreffende raad zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid. In geval van een tussentijdse vacature neemt overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid de betreffende plaatsvervanger de functie waar.

  • 6. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt indien een lid tussentijds als zodanig ontslag neemt, als de zittingsperiode van de raad eindigt of indien de zittingsperiode van het college tussentijds beëindigd wordt of indien het lidmaatschap van het college, waaruit het betreffende lid afkomstig is, tussentijds beëindigd wordt.

  • 7. Een lid van het algemeen bestuur dat tussentijds ontslag neemt, stelt hiervan terstond de voorzitter van het algemeen bestuur en de raad die hem heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

Artikel 9. Algemeen bestuur: werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht dan wel tenminste vijf leden hierom vragen onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Op de vergaderingen van het algemeen bestuur zijn de artikelen 22 en 23 van de wet van toepassing.

  • 3. In de vergaderingen van het algemeen bestuur hebben de deelnemers stemrecht naar rato van het aantal inwoners. Het inwoneraantal per deelnemer wordt daarbij vastgesteld aan de hand van de basisregistratie personen op 1 januari van het jaar waarin voor het laatst gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden. Een besluit van het algemeen bestuur wordt genomen met een 2/3 meerderheid van stemmen.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt voor zijn werkzaamheden een reglement van orde vast.

Artikel 10. Algemeen bestuur: bevoegdheden

Aan het algemeen bestuur komen alle bevoegdheden toe die door de deelnemers zijn overgedragen tenzij wettelijke bepalingen of deze regeling anders bepalen.

Hoofdstuk 5 Het Dagelijks Bestuur

Artikel 11. Dagelijks bestuur: samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden, waaronder de voorzitter.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden door en vanuit de leden van het algemeen bestuur aangewezen met dien verstande dat alleen collegeleden met de portefeuille participatie, werk en inkomen en/of financiën, zoals vermeld in artikel 8, lid 2 van de regeling, worden benoemd.

  • 3. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt, indien een lid als zodanig ontslag neemt of ontslagen wordt door het algemeen bestuur en zodra hij ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, zoals vermeld in artikel 8, lid 5 van de regeling.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag dat de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt overeenkomstig het bepaalde in artikel C4, lid 2 Kieswet. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment waarop het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling de nieuwe leden van het dagelijks bestuur heeft aangewezen. In geval van een vacature in het dagelijks bestuur vindt aanwijzing van een nieuw lid plaats binnen twee maanden na het ontstaan van die vacature.

  • 5. In geval van afwezigheid of een vacature kan een lid van het dagelijks bestuur worden vervangen door de wethouder die door de raad als zijn vervanger voor het algemeen bestuur is aangewezen. Het algemeen bestuur wordt, gelet op het bepaalde in het vorige lid, door de voorzitter geïnformeerd over deze vervanging.

Artikel 12. Dagelijks bestuur: werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert in beginsel acht keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of één der leden daarom verzoekt onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur heeft elk lid een gewogen stem naar rato van het aantal inwoners van de deelnemer die hij vertegenwoordigt. Het inwoneraantal per deelnemer wordt daarbij vastgesteld aan de hand van de Basisregistratie Personen op 1 januari van het jaar waarin voor het laatst gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden. Een besluit van het dagelijks bestuur wordt genomen met een 2/3 meerderheid van stemmen.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan zijn taken en daarmee verband houdende werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het algemeen bestuur wordt door de voorzitter geïnformeerd over een eventuele taakverdeling.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn werkzaamheden een reglement van orde vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

Artikel 13. Dagelijks bestuur: taken en bevoegdheden

  • 1. Het dagelijks bestuur werkt ieder jaar ter voorbereiding van en in samenhang met de begroting de operationele doelstellingen van Ferm Werk uit ten aanzien van de overgedragen en opgedragen taken zoals bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3. Het dagelijks bestuur kan ten aanzien van de operationele doelstellingen jaarlijkse prestatie indicatoren benoemen.

  • 2. Het dagelijks bestuur ziet toe op de realisatie van de vastgestelde doelstellingen en prestatie-indicatoren. Het dagelijks bestuur laat zich hierbij adviseren door een commissie van advies.

  • 3. De voortgang van de realisatie wordt per kwartaal in een rapportage vastgelegd.

  • 4. Het dagelijks bestuur heeft verder in ieder geval de volgende taken en bevoegdheden in het kader van de beheersing van de uitvoering van de aan Ferm Werk overgedragen taken:

    • het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming wordt voorgelegd;

    • het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur;

    • het nemen van besluiten op grond van de overgedragen bestuursbevoegdheden van de deelnemende colleges, zoals bepaald in artikel 5 van deze regeling;

    • de informatievoorziening aan de deelnemende gemeentebesturen als bedoeld in artikel 16, lid 1 en 2;

    • de benoeming, schorsing en ontslag van medewerkers van Ferm Werk;

    • het aanbieden en aangaan van arbeidsovereenkomsten.

Hoofdstuk 6 De voorzitter

Artikel 14. De voorzitter: wijze van benoeming en taken

  • 1. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden aangewezen door het algemeen bestuur uit de collegeleden in het algemeen bestuur.

  • 2. De voorzitter is voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 4. De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan. Hij kan deze tekeningsbevoegdheid door middel van een besluit aan een ander overdragen.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt Ferm Werk in en buiten rechte. Hij kan deze bevoegdheid door middel van een besluit aan een ander overdragen.

  • 6. Het algemeen en dagelijks bestuur worden geïnformeerd over eventuele mandaat- en volmachtsbesluiten zoals vermeld in de twee voorgaande leden.

Hoofdstuk 7 Commissies

Artikel 15. Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de wet commissies van advies en bestuurscommissies instellen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan tijdelijke commissies van advies instellen.

Hoofdstuk 8 Informatie en verantwoordingsplicht

Artikel 16. Informatie en verantwoording aan de deelnemende gemeentebesturen

  • 1. Het bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken, schriftelijk aan de deelnemende colleges of via de colleges aan de deelnemende raden de door ieder van deze bestuursorganen of door één of meer van hun leden gevraagde inlichtingen.

  • 2. Het bestuur verstrekt schriftelijk aan de deelnemende colleges of via de colleges aan de deelnemende raden ongevraagd de informatie die nodig is om een juist beeld te verkrijgen van de uitvoering van de overgedragen en opgedragen taken als bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3. Het versterkt daartoe in ieder geval vier keer per jaar schriftelijk gegevens over de realisatie van de doelstellingen en prestatie-indicatoren als bedoeld in artikel 13, lid 1 en 2.

  • 3. Een lid van het bestuur verschaft aan de raad en het college van de gemeente waarin hij zitting heeft, schriftelijk alle inlichtingen die door die raad of dat college of een of meer leden daarvan worden gevraagd.

  • 4. Een lid van het bestuur is aan de raad en het college van de gemeente waarin hij zitting heeft en aan een of meer leden daarvan verantwoording schuldig over het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

Artikel 17. Informatie en verantwoording aan het algemeen bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur of aan een of meer leden daarvan alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur noodzakelijk is.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. Artikel 49 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.

Artikel 17a. Burgerparticipatie

Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden kunnen via de cliëntenraad betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

Hoofdstuk 9 Organisatie: directie, inrichting en medewerkers

Artikel 18. Algemeen directeur: benoeming en taakstelling

  • 1. Aan het hoofd van Ferm Werk staat een algemeen directeur.

  • 2. De algemeen directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 3. De algemeen directeur staat het algemeen en dagelijks bestuur bij in hun functioneren. Hij woont als adviseur de vergaderingen van beide bestuursorganen bij.

  • 4. De algemeen directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De algemeen directeur is belast met de dagelijkse leiding van Ferm Werk.

  • 6. De algemeen directeur is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

Artikel 19. Organisatie-indeling en directiestatuut

  • 1. Op basis van de overgedragen en opgedragen taken zoals verwoord in artikel 5, lid 1 en 3 en de operationele doelstellingen zoals bedoeld in artikel 13, lid 1 van de regeling, stelt de algemeen directeur een organisatie-indeling op. Deze organisatie-indeling wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld en vervolgens aan het algemeen bestuur medegedeeld.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt, gehoord de algemeen directeur, een directiestatuut vast waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de directeur worden beschreven.

  • 3. In het directiestatuut kan het dagelijks bestuur de organisatie-indeling nader regelen.

  • 4. De mandaten en volmachten van de algemeen directeur worden door het dagelijks bestuur en de voorzitter vastgesteld. Het dagelijks bestuur kan de algemeen directeur de bevoegdheid tot ondermandaat dan wel ondervolmacht verlenen. Dit mandaat- en volmachtsbesluit worden als bijlage bij het directiestatuut gevoegd.

  • 5. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur over het directiestatuut en het mandaat- en volmacht-besluit.

Artikel 20. Overige medewerkers: personeelsplan benoeming en arbeidsvoorwaarden

  • 1. De algemeen directeur stelt op basis van de organisatie-doelstelling en de operationele beleidsdoelstellingen een personeelsplan op. Dit plan wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur en medegedeeld aan het algemeen bestuur.

  • 2. Binnen de voorwaarden van het personeelsplan sluit het dagelijks bestuur arbeidsovereenkomsten met (gesubsidieerde) medewerkers.

  • 3. De overige medewerkers van Ferm Werk worden conform dit personeelsplan door het dagelijks bestuur in dienst genomen op basis van een arbeidsovereenkomst.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt één of meer arbeidsvoorwaardenregelingen vast voor de medewerkers van Ferm Werk voor zover hierin niet is voorzien vanwege Cao-bepalingen die algemeen verbindend zijn verklaard.

  • 5. In aanvulling op het bepaalde in het tweede lid kan het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid overdragen aanvullende arbeidsvoorwaarden en/of uitvoeringsregelingen vast te stellen.

Hoofdstuk 10 Financiën

Artikel 21. Algemeen

  • 1. Met betrekking tot het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie van Ferm Werk alsmede de controle met betrekking tot de laatste twee onderwerpen zijn de artikelen 212 en 213 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur opdragen een onderzoek in te stellen naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur.

Artikel 22. Financiële kaders

Dit artikel is vervallen.

Artikel 23. Begroting

  • 1. Jaarlijks stelt het dagelijks bestuur een planning op die erin voorziet dat de begroting en de jaarrekening tijdig aan Gedeputeerde Staten kunnen worden aangeboden. Deze planning bevat alle benodigde processtappen in overeenstemming met de bepalingen hieromtrent in de wet.

  • 2. Met het oog op een beschrijving van de algemene beleidsmatige en financiële kaders voor de komende begroting informeren de deelnemers de directeur over de relevante ontwikkelingen binnen hun gemeente op het terrein van participatie, werk en inkomen, in relatie tot hun doelstellingen en ambities ten aanzien van de door Ferm Werk uit te voeren wetten en regelingen en in te zetten instrumenten om deze te bereiken.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt, rekening houdend met de input van de deelnemers als bedoeld in het tweede lid, een ontwerpbegroting op voor het volgende kalenderjaar inclusief een beschrijving en duiding van de beleidsmatige kaders en een raming van de te verwachten uitvoeringskosten voor de komende vier jaar.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt de colleges en via de colleges de raden van de deelnemers in de gelegenheid om hun zienswijze over de ontwerpbegroting in te dienen.

  • 5. Het dagelijks bestuur stelt rekening houdend met de zienswijzen als bedoeld in het vierde lid de definitieve ontwerpbegroting op en biedt deze voorzien van de zienswijzen en een reactie daarop ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

  • 6. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 7. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de gemeenten die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september aan Gedeputeerde Staten en zendt terstond afschriften aan de deelnemers voorzien van een reactie op de ingediende zienswijzen.

Artikel 24. Financiering

  • 1. In de (ontwerp)begroting wordt de uitvoering van de over- en opgedragen taken als bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3, nader onderverdeeld in producten.

  • 2. In de (ontwerp)begroting wordt aangegeven welke bijdrage iedere deelnemer verschuldigd is per product, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen cliëntgebonden kosten en uitvoeringskosten.

  • 3. De uitgangspunten voor de verdeling van de cliëntgebonden kosten over de deelnemers zijn:

    • a.

      Cliëntgebonden kosten van de WSW en van beschut werken worden verdeeld naar rato van het aantal dienstverbanden uitgedrukt in SE of in fte’s dat krachtens wet aan iedere deelnemer moet worden toegerekend. Besluiten over het aangaan van dienstbetrekkingen voor onbepaalde tijd worden afgestemd met de deelnemer die de kosten hiervan voor zijn rekening moet nemen.

    • b.

      Overige cliëntgebonden kosten komen voor rekening van de deelnemer waar de betrokkenen ingezetenen zijn.

  • 4. De verdeling van de uitvoeringskosten over de deelnemers is gebaseerd op:

    • a.

      Voor het programma Inkomensregelingen en Arbeidsparticipatie: het aantal cliënten op 31 december voor de uitkeringsverstrekkingen Participatiewet, IOAW, IOAZ en de aantallen van de garantiebanen loonkostensubsidie per gemeente ten opzicht van het totaal. Hierbij geldt als peildatum: jaarrekening t-2.

    • b.

      Voor het programma SW bedrijf & Nieuw beschut: standaardeenheden (SE) voor de WSW en fulltime-equivalent (FTE) voor nieuw beschut per gemeente ten opzichte van het totaal. Hierbij geldt als peildatum: jaarrekening t-2.

    • c.

      Voor het programma Aanvullende dienstverlening: de directe personele inzet plus toerekening van overhead conform sub d.

    • d.

      Voor het onderdeel overhead wordt eerst een verdeling op FTE’s naar onderdelen gemaakt (verhouding leidinggevende en overhead functies t.o.v. de totale formatie), daarna volgt de sleutel voor het programma. Hierbij geldt als peildatum: de formatievaststelling van het desbetreffende begrotingsjaar.

  • Bij eventuele nieuwe regelingen zal een verdeling in het jaar van ingang via de P&C cyclus worden besloten.

  • 5. In de (ontwerp) begroting worden ook de bedragen vermeld die verschuldigd zijn voor dienstverlening aan derden, zoals bedoeld in artikel 7.

  • 6. Voorschotten voor de uitvoering van de door de deelnemers overgedragen en opgedragen taken als bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3 worden op basis van de vastgestelde begroting in rekening gebracht.

  • 7. De deelnemers zullen ervoor zorgdragen dat Ferm Werk te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn betalingsverplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 8. Indien het algemeen bestuur constateert dat een deelnemer weigert te voldoen aan zijn betalingsverplichting als bedoeld in het zesde en zevende lid, verzoekt het aan Gedeputeerde Staten om onder toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet betaling door de deelnemer af te dwingen.

Artikel 25. Rekening en jaarverslag

  • 1. Het dagelijks bestuur legt over elk kalenderjaar verantwoording af over de inkomsten en de uitgaven van Ferm Werk onder overlegging van de daarop betrekking hebbende bescheiden.

  • 2. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van de baten en lasten ingesteld door een daartoe overeenkomstig het bepaalde in artikel 213, lid 2 Gemeentewet aangewezen accountant.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerprekening en het concept jaarverslag vóór 15 april aan de deelnemers.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vóór 1 juli vast. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden. Het dagelijks bestuur doet van de vaststelling mededeling aan de deelnemers.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 juli de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 26. Batig en nadelig saldo: egalisatiereserve en verrekening.

  • 1. Batige en nadelige saldi ten opzichte van de begroting zoals blijkt uit de jaarrekening worden met de deelnemers verrekend op de wijze waarop deze kosten in rekening zijn gebracht conform artikel 24.

  • 2. Het algemeen bestuur kan op voorstel van het dagelijks bestuur afwijken van het bepaalde in het eerste lid en besluiten om een batig saldo op de uitvoeringskosten tot een maximum van 10% van de daarvoor begrote kosten toe te voegen aan de egalisatiereserve van Ferm Werk dan wel een nadelig saldo hieraan te onttrekken.

Hoofdstuk 11 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 27. Toetreding

  • 1. Een verzoek tot toetreding van raden en colleges van andere gemeenten wordt gericht aan het algemeen bestuur waarbij wordt getoetst of:

    • a.

      de toetreder de missie van de samenwerking en van Ferm Werk onderschrijft;

    • b.

      de toetreding leidt tot synergievoordelen voor de deelnemers.

  • 2. Als het algemeen bestuur met de toetreding instemt, dan wordt het verzoek ter besluitvorming voorgelegd aan de raden en colleges van de deelnemers met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 van de wet. Het algemeen bestuur kan daarbij nadere voorwaarden voorstellen, waaronder financiële.

  • 3. Toetreding gaat in op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

Artikel 28. Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan uit de regeling treden, indien zowel de raad als het college van de desbetreffende deelnemer daartoe besluiten.

  • 2. De deelnemer die wenst uit te treden zendt het besluit tot uittreding aangetekend aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van ten minste 1 jaar, eindigende op de laatste dag van een kalenderjaar, in acht genomen. De deelnemers kunnen bij een unaniem genomen besluit de datum van uittreding uitstellen of vervroegen.

  • 3. Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan. Peildatum voor inventarisatie van de gevolgen van uittreden is de datum van ontvangst van het besluit tot uitreden van de uittredende deelnemer en de begroting die op dat jaar betrekking heeft.

  • 4. Uiterlijk op 1 september van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreden is kenbaar gemaakt wordt het uittredingsplan vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur. De daarin voor de uittredende deelnemer, de achterblijvende deelnemers en de gemeenschappelijke regeling omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 5. Het dagelijks bestuur en de uittredende deelnemer spannen zich in om te komen tot overeenstemming over het voorstel voor een reëel en aanvaardbaar uittredingsplan. Wanneer er geen overeenstemming over het voorstel blijkt te kunnen worden bereikt, dan kunnen de deelnemers en de uitredende deelnemer arbitrage door een onafhankelijke derde partij afspreken om tot een bindend voorstel te komen.

Artikel 29. Uittredingsplan en uittreedsom

  • 1. Het in artikel 28, derde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische gevolgen van de uittreding en vaststelling van een uittreedsom.

  • 2. Een voorstel voor een uittredingsplan wordt opgesteld door de uittredende deelnemer in opdracht van het algemeen bestuur en in uitvoering eventueel door een aangetrokken deskundige derde. De kosten voor opstellen van het uittredingsplan komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 3. Onder de gevolgen van de uittreding worden in elk geval verstaan de directe kosten en de reële toekomstige schade voor de regeling en de overige deelnemers als gevolg van de uittreding van de deelnemer.

  • 4. Voor wat betreft de juridische, personele en organisatorische consequenties geldt dat het algemeen bestuur met de uittredende deelnemer de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten onderzoekt.

  • 5. De uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur stellen een plan op met afspraken om frictiekosten te verminderen. Op basis van dit plan wordt een bedrag bepaald waarmee de uitvoeringskosten van de gemeenschappelijke regeling worden gereduceerd, alsook het tempo waarin dit moet gebeuren. Het plan ter vermindering van de frictiekosten is onderdeel van het uittredingsplan.

  • 6. Ten aanzien van cliënten aan wie financiële verstrekkingen (uitkeringen) worden gedaan, dan wel werknemers die in verband met de uitvoering van de wettelijke regelingen door Ferm Werk voor de uittredende gemeente werkzaam zijn bij of via de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk wordt door de uittredende deelnemer een voorstel gedaan deze bij Ferm Werk te laten, dan wel dat zij meegaan naar een nieuwe uitvoeringsorganisatie waarmee de uittredende deelnemer zich zal verbinden.

  • 7. Voor de cliënten en werknemers die ondergebracht blijven bij Ferm Werk, zoals bedoeld in het zesde lid, wordt in het uittredingsplan een uitvoeringsovereenkomst opgenomen. Onderdeel van deze overeenkomst is toerekening van de uitvoeringskosten die aan de uitvoering van diensten voor deze cliënten en werknemers zijn verbonden aan de uittredende deelnemer. De uitgangspunten voor de verdeling van cliëntgebonden kosten over de deelnemers, bedoeld in artikel 24 derde en vierde lid blijven voor de uittredende deelnemer van toepassing in deze overeenkomst, alsmede het zesde en achtste lid van dit artikel.

  • 8. In het uittreedplan wordt een uittreedsom bepaald die de uittredende deelnemer aan de gemeenschappelijke regeling heeft te voldoen betreffende de directe kosten en de reële toekomstige schade voor de regeling en de overige deelnemers als gevolg van de uittreding van de deelnemer.

  • 9. Berekeningsbasis voor de uittreedsom zijn de uitvoeringskosten in de jaarlijkse bijdrage als bedoeld in het tweede lid van artikel 24 over het jaar waarin de aanvraag tot uittreden wordt gedaan. Inkomensoverdrachten zoals uitkeringen, verstrekkingen, loonkostensubsidies en overige inkomensoverdrachten (zoals bijzondere bijstand) in verband met de wettelijke regelingen waarvan de uitvoering is opgedragen aan Ferm Werk maken geen onderdeel uit van de berekeningsbasis voor de uittreedsom.

  • 10. Het bedrag bedoeld als berekeningsbasis in het negende lid wordt verminderd met het bedrag aan uitvoeringskosten gemoeid met de cliënten en de werknemers die ondergebracht blijven bij Ferm Werk bedoeld in het zesde lid van dit artikel.

  • 11. Het bedrag bedoeld als berekeningsbasis in het negende lid wordt verminderd met het bedrag aan vermindering van de frictiekosten voortvloeiend uit het plan beperking frictiekosten bedoeld in het vijfde lid van dit artikel.

  • 12. Over het bedrag bepaald als berekeningsbasis in het negende lid verminderd met de bedragen genoemd in lid tien en elf (begrote uitvoeringskosten in het jaar van de aanvraag van uittreden verminderd met de doorlopende bijdrage voor blijvende cliënten en werknemers en verminderd met het bedrag aan vermindering frictiekosten) wordt een uittreedsom bepaald, te betalen over een periode van vijf jaren. Van het bedrag bepaald als berekeningsbasis wordt in het eerste kalenderjaar na uittreding 100%, het tweede jaar 80% het derde jaar 60%, het vierde jaar 40% en het vijfde jaar 20% door de uittredende deelnemer aan de Gemeenschappelijke regeling Ferm Werk overgemaakt.

  • 13. Het dagelijks bestuur gaat na of er naast directe kosten sprake is van schade door vermindering van de levensvatbaarheid van de gemeenschappelijke regeling door uittreden van de deelnemer. Vaststelling daarvan geschiedt met een advies van een onafhankelijk deskundige over de mogelijkheden voor voortzetting van de uitvoering van de aan de gemeenschappelijke regeling opgedragen taken van de achterblijvende deelnemers. Vraagt dit eventueel verdere organisatorische stappen, dan wordt aan de hand van een daarvoor te schetsen proces in redelijkheid door de onafhankelijk deskundige een bijdrage vastgesteld te voldoen door de uittredende deelnemer. Dit bedrag bedraagt ten hoogste een kwart van de jaarlijkse bijdrage in de uitvoeringskosten bedoeld als berekeningsbasis in het negende lid van dit artikel.

  • 14. Bij uittreden van een deelnemer betrachten de Gemeenschappelijke Regeling Ferm Werk en de uittredende deelnemer de uiterste zorg voor cliënten en werknemers van de uittredende deelnemer om hen zo min mogelijk hinder van de uittreding te laten ondervinden. In het uittredingsplan wordt een paragraaf opgenomen waarin wordt beschreven wat partijen hiervoor doen.

  • 15. De uittredende deelnemer en het algemeen bestuur kunnen in afstemming met elkaar afspraken maken die afwijken van het in dit artikel bepaalde.

Artikel 30. Vermindering taken

  • 1. Een deelnemer kan besluiten om de uitvoering van bepaalde taken als bedoeld in artikel 5 van deze regeling niet langer over of op te dragen aan de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk of bepaalde producten als bedoeld in artikel 24, lid 1 niet langer door Ferm Werk te laten uitvoeren. Van dit besluit worden het algemeen en het dagelijks bestuur terstond op de hoogte gesteld.

  • 2. Artikel 28 en artikel 29 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31. Wijziging

  • 1. Een voorstel tot wijziging van deze regeling wordt aangeboden aan het algemeen bestuur.

  • 2. Als het algemeen bestuur met het wijzigingsvoorstel instemt, dan wordt dit ter besluitvorming voorgelegd aan de raden en colleges van de deelnemers.

  • 3. De raden en colleges van de deelnemers nemen binnen drie maanden na ontvangst van het voorstel een besluit over het wijzigingsvoorstel en delen dit terstond mee aan het algemeen bestuur.

  • 4. Indien de raden en colleges van alle deelnemers het voorstel hebben aanvaard, wordt de wijziging vastgesteld.

  • 5. Het dagelijks bestuur stelt de raden en colleges van de deelnemers in kennis van de wijziging als bedoeld in het vierde lid en de besluiten van de colleges en raden van de deelnemers als bedoeld in het derde lid.

Artikel 32. Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling kan worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de deelnemende raden en colleges. Het besluit tot opheffing wordt niet genomen voordat de raden van de gemeenten gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op de voorgestelde opheffing hun zienswijze ter kennis van het college te brengen.

  • 2. In geval van opheffing zal het algemeen bestuur het dagelijks bestuur als vereveningscommissie aanwijzen. Deze commissie zal een liquidatieplan opstellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers om alle rechten en verplichtingen van Ferm Werk over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur vastgesteld gehoord de raden en de colleges van de deelnemers.

Hoofdstuk 12 Archief, geschillenregeling

Artikel 33. Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 en overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen regeling (Archiefverordening) die aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld, belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van Ferm Werk alsmede van de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan Ferm Werk overgedragen taken.

  • 2. De algemeen directeur is, onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur, belast met de bewaring van de archiefbescheiden als bedoeld in het vorige lid, overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vast te stellen nadere regels.

  • 3. Bij opheffing van de regeling wordt voor de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4, eerste lid, van de Archiefwet 1995.

Artikel 34. Geschillenregeling

  • 1. Voordat een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet ter beslissing wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid door de raad en het college van de betrokken deelnemers. Deze leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens zal optreden als voorzitter van de commissie.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken bestuursorganen en zo nodig derden die van belang kunnen zijn voor de vaststelling van de aard van het geschil en/of het feitencomplex.

  • 4. De geschillencommissie brengt in beginsel binnen drie maanden na het begin van haar werkzaamheden aan de betrokken bestuursorganen advies uit over de mogelijkhe(i)d(en) tot overeenstemming in het gerezen geschil te komen.

  • 5. Indien het advies van de commissie niet leidt tot een oplossing van het geschil, wordt dit voorgelegd aan Gedeputeerde Staten overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 van de wet. Aan Gedeputeerde Staten wordt eveneens het dossier van de geschillencommissie overgelegd.

Hoofdstuk 13 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 35. Rechtsopvolging

Ferm Werk treedt in de rechten en plichten van de gemeenschappelijke regeling werkvoorzieningsschap “de Sluis”, de Intergemeentelijke afdeling (IASZ) Woerden en de afdeling Werk & Inkomen Bodegraven-Reeuwijk.

Artikel 36. Duur en evaluatie

  • 1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. De doel- en taakstelling van de regeling, de wijze van uitvoering en de financiering daarvan zullen periodiek geëvalueerd worden.

  • 3. Daartoe zal het dagelijks bestuur, in overleg met de algemeen directeur, gehoord de colleges en de raden van de betrokken deelnemers, om de vier jaar een onderzoeksvoorstel opstellen, dat aan het algemeen bestuur ter vaststelling zal worden voorgelegd.

  • 4. Op grond van de uitkomsten van deze evaluatie kan het dagelijks bestuur voorstellen tot wijziging van de regeling doen, dan wel tot aanpassing van de financieringsmethodiek, de bedrijfsvoering en/of de organisatiestructuur van Ferm Werk.

Artikel 37. Bekendmaking

  • 1. Het college van de gemeente Woerden, als vestigingsgemeente van de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk, maakt een volledig ondertekend exemplaar van deze regeling alsmede van besluiten tot wijziging, tot uittreding van, van toetreding tot en tot opheffing van deze regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend in het door Woerden uitgegeven Gemeenteblad.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet.

Artikel 38. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Ferm Werk.

Ondertekening