Beleidskader Sterke Sociale Basis Gemeente Maashorst

Geldend van 07-08-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidskader Sterke Sociale Basis Gemeente Maashorst

Voorwoord

Met trots presenteer ik het beleidskader Sterke Sociale Basis. Dit kader geeft invulling aan de ambitie uit het strategisch beleidskader sociaal domein, waarbij wordt ingezet op het volwaardig mee kunnen doen van onze inwoners aan de samenleving. Het is onze wens dat iedereen in de wijk of kern de mogelijkheid heeft om deel te nemen aan ontmoetingen en activiteiten, ondersteund door een hechte sociale gemeenschap waarin mensen elkaar kennen, voor elkaar zorgen en elkaar helpen, bijgestaan door professionele ondersteuning waar dat nodig is.

De afgelopen jaren is onze samenleving steeds individualistischer geworden. Daarom is het belangrijker dan ooit om te investeren in een sterke sociale basis. Dit is het fundament van een gezonde en veerkrachtige samenleving. Het is het netwerk van relaties, waarden en normen dat mensen met elkaar verbindt en zorgt voor een gevoel van saamhorigheid en wederzijdse steun.

De meeste mensen voelen zich vooral thuis in het gebied waar zij wonen. Daarom is het essentieel om gebiedsgericht te werken, zodat we investeren in netwerken waar mensen vertrouwd mee zijn. We willen dat onze inwoners zich veilig en verbonden voelen met elkaar, zodat ze weten dat ze er niet alleen voor staan en dat ze op anderen kunnen rekenen in moeilijke tijden.

Daarom richten we ons vanaf nu op onze basis, onze Sterke Sociale Basis. Door de komende jaren kennis, ervaring en betrokkenheid te bundelen, willen we een samenleving creëren waarin inwoners elkaar ondersteunen en waar 'samenredzaamheid' centraal staat. Dit kunnen we als gemeente niet alleen en ook inwoners kunnen dit niet alleen. Een gelijkwaardige samenwerking tussen bewoners, vrijwilligers en professionals op het gebied van zorg en welzijn is hiervoor van groot belang. Door al deze krachten te bundelen, kunnen we het verschil maken.

Deze samenwerking is één van de bouwstenen en oplossingsrichtingen uit het beleidskader die ons gaat helpen om het fundament voor die sociale basis verder uit te breiden en te verstevigen. De sterke sociale basis is niet opeens af en zal zich de komende jaren blijven ontwikkelen. Kleine stapjes kunnen uiteindelijk groot verschil maken in de kracht van onze samenleving. Laten we deze weg dus samen met elkaar bewandelen, zodat we zorgen voor meer verbondenheid in onze gemeente.

Ramona Sour

Wethouder Zorg en Welzijn gemeente Maashorst

Toekomstbeeld…

Hannah is 52 jaar oud. Ze komt uit Egypte, maar woont al achttien jaar in Nederland. Sinds 2015 heeft ze een flatje in Uden. Haar man is twee jaar geleden overleden. Sinds zijn overlijden stapelen de schulden zich op. Door haar overgewicht heeft Hannah suikerziekte gekregen. Ilias, Hannahs zoon, is 19 jaar oud. Hij heeft zijn opleiding niet afgemaakt en heeft geen werk. Hij zit hele dagen op de bank te gamen. Hannah heeft moeite met de Nederlandse taal. Daardoor heeft ze weinig aanspraak in de buurt en bijna geen vriendinnen, en voelt zich eenzaam. Af en toe heeft ze contact met haar buurvrouw Sherida, die vrijwilliger is in het lokale wijkgebouw. Op een dag spreekt buurvrouw Sherida Hannah aan in het trappenhuis en nodigt haar uit om mee te doen met de net opgezette wandelclub. Sherida wil graag werken aan haar gezondheid en het lijkt haar leuk als Hannah meedoet. Hannah verzamelt al haar moed en waagt de stap. Tijdens het wandelen ontmoet Hannah Truus, die problemen blijkt te hebben met het bijhouden van haar administratie. Truus neemt Hannah mee naar de Formulierenbrigade. Zij wordt geholpen door Eddy, die samen met haar de administratie op orde brengt. En ze gaat aan de slag met haar schulden. Hannah gaat steeds vaker naar het wijkgebouw, waar ze ook een taalmaatje vindt, met wie ze Nederlands oefent. Door de contacten en de hulp die Hannah heeft gekregen, is ze weerbaarder en zelfverzekerder geworden. Uiteindelijk durft ze zelfs samen met haar zoon hulp te zoeken bij maatschappelijk werk, om ook zijn situatie te verbeteren. Het bezoek dat Hannah van plan was te brengen aan haar huisarts om haar bloed te controleren, heeft ze afgezegd: omdat ze meer beweegt, heeft ze haar suikerziekte beter onder controle. In plaats daarvan heeft ze een afspraak gemaakt bij een klantmanager van werk en inkomen, die spreekuur heeft in het lokale wijkgebouw. Samen kijken ze naar de mogelijkheden die Hannah heeft om (parttime) aan het werk te gaan

1. Aanleiding

1.1 Waarom een sterke sociale basis?

We streven naar een samenleving waarin iedereen mee kan doen en waarin inwoners zorg hebben voor elkaar en naar elkaar omkijken. De afgelopen jaren is er echter veel veranderd in onze samenleving. De volgende ontwikkelingen maken dat het investeren in een meer zorgzame en zelfredzame samenleving noodzakelijk is:

…Omdat ons zorgstelsel onder druk staat

Veranderende zorgvraag en stijgende kosten

We zien dat de zorgvraag rondom ouderen en mensen met een stapeling van problemen toeneemt én verandert. Meer mensen worden oud en mensen worden ouder. Noordoost-Brabant telt relatief veel inwoners van 45 jaar en ouder. De grijze druk (het aantal 65-plussers ten opzichte van het aantal inwoners tussen 19 en 65 jaar) stijgt in Noordoost-Brabant harder dan in Nederland. Het ouder worden gaat gepaard met chronische ziektes en aandoeningen, zoals COPD, artrose en (vooral) dementie. Als gevolg hiervan wordt de vraag naar ondersteuning de komende jaren complexer.

Daarnaast hebben meer mensen te maken met een stapeling van problemen. Denk aan psychosociale en psychiatrische problematiek, verslaving, licht verstandelijke beperking, eenzaamheid, armoede, schulden, gebrekkige huisvesting etcetera. Deze groep wordt meer zichtbaar in de huidige woon-, energie- en koopkrachtcrisis. Het gaat om individuen én gezinnen. Vaak is er sprake van concentratie in bepaalde wijken. Soms gaat dit de draagkracht van een wijk te boven. De vraag naar ondersteuning en zorg vanuit deze groep wordt complexer. Meerdere domeinen en sectoren zijn betrokken. Het Sociaal Cultureel Planbureau meldde in oktober 2021 dat maar liefst 27% van de Nederlanders kampt met een stapeling van problemen.

De zorgvraag verandert ook door een verandering in de maatschappelijke opinie over zorg. We willen dat inwoners (mits verantwoord) zo lang mogelijk prettig thuis blijven wonen met passende ondersteuning en zorg. We willen dat mensen met een psychische kwetsbaarheid of een verslaving met passende ondersteuning en zorg weer prettig thuis kunnen wonen.

Met deze veranderende zorgvraag stijgen ook de zorgkosten. Zo is onderzocht, door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), dat vanaf de decentralisaties (2015) tot en met 2020 de uitgaven voor het sociaal domein landelijk stegen met meer dan 5 miljard euro. Dat was een stijging van zo’n 30%. Een einde aan die groei of zelfs een afname is niet in zicht, zeker in het licht van de huidige economische, maatschappelijke en demografische ontwikkelingen. Zo stijgen de Wmo kosten bij gemeenten door de dubbele vergrijzing en de stijgende zorgvraag, dit naar verwachting met 7% per jaar. Ook binnen de jeugdzorg zien we een stijging in de kosten.

Krapte op de arbeidsmarkt

Vergrijzing en de resulterende schaarste qua zorgcapaciteit is een landelijke opgave. In de regio Noordoost-Brabant is de stijging van het aantal ouderen echter groter dan landelijk gemiddeld het geval is. Tevens daalt het potentieel van inzetbare inwoners van 20-64 jaar in onze regio harder dan landelijk gemiddeld (de zogenaamde ‘dubbele vergrijzing’). De verwachting voor de regio is dat de personeelstekorten in zorg- en welzijnsorganisaties de komende jaren verder stijgen en dat dit beeld doorzet in de periode tot 2040. Dat maakt dat we in Noordoost-Brabant een extra urgente opgave hebben hoe om te gaan met de toenemende druk op de zorg.

Cultuurverandering

De Nederlandse zorg staat dus onder druk. Mensen vertrouwen erop dat er zorg voor hen beschikbaar is, wanneer zij die nodig hebben. Juist deze toegankelijkheid is in het geding. Dit is vooral te zien in de ouderenzorg, de huisartsenzorg, de jeugdzorg en de GGZ. Tegelijkertijd zien we een afnemend mantelzorgpotentieel en meer overbelaste mantelzorgers. Dit leidt tot een grotere druk op de formele zorg.

De verwachting is dat dit probleem de komende jaren groter wordt. Het is daarom belangrijk dat er een gedragsverandering en nieuwe manier van werken plaats gaat vinden onder zowel inwoners als professionals in het zorgstelsel en daarbuiten. We moeten tot de realisatie komen dat de mate van zorg die de afgelopen decennia als normaal werd beschouwd niet meer geleverd kan worden. Niet de ziekte moet daarom centraal staan, maar vooral de mens en wat deze wel nog kan (positieve gezondheid). Ook moeten we ons beseffen dat het leven soms gepaard gaat met tegenslagen en dat daar niet per se zware zorg op ingezet hoeft te worden (normaliseren).

Normaliseren

Dat het soms in het leven tegenzit, is heel normaal. Uitdagingen en tegenslagen in het leven zijn onvermijdelijk en komen op ieders pad. Ze zijn zelfs nodig om veerkracht te ontwikkelen. Het is belangrijk om voor deze uitdagingen ook een normale oplossing te zoeken zonder direct professionele begeleiding, trajecten dan wel medische zorg als oplossing te zien. Wij willen tegenslagen zien als iets dat bij het gewone leven hoort en dat we vaker oplossingen zoeken in de eigen omgeving.

De zorg van vroeger is niet meer de zorg van vandaag en zeker niet die van morgen. De beste zorg is de zorg die niet gegeven hoeft te worden. Dat betekent onder andere dat een gezonde leefstijl van inwoners belangrijk is. Dit voorkomt niet alleen ziekten en ongemakken, maar heeft op de langere termijn ook een beter effect dan een medische behandeling. En zodra er dan wel een ondersteuningsvraag is dan geldt daarvoor in veel gevallen, mits zij vroegtijdig in beeld zijn, dat deze opgepakt kunnen worden door de samenleving. Zodat voor diegene die écht professionele zorg nodig heeft, de zorg toegankelijk blijft.

We willen de beweging naar een vitale, behulpzame samenleving versterken. Waarbij mensen in eerste instantie elkaar helpen en naar elkaar omkijken. Daarbij ondersteund door professionals als dat nodig is. Denk daarbij aan laagdrempelige inlooppunten, zelfhulpgroepen, meer informele ondersteuning en zorg, maar ook aan het stimuleren en faciliteren van een gezond en actief leven.

Er is een verandering nodig van ‘zorgen voor mensen’ naar ‘zorgen met mensen’.

…Omdat de maatschappij steeds complexer wordt

De maatschappij is de afgelopen jaren snel veranderd door een grote diversiteit aan ontwikkelingen; de enorme stijging van de energieprijzen en de kosten voor huur en levensonderhoud, een toename van het aantal vluchtelingen dat in onze gemeente een veilig heenkomen zoekt, de vergrijzing en de daarmee verbonden tekorten op de arbeidsmarkt. Maar ook een gebrek aan vrijwilligers die zich voor langere tijd willen verbinden aan de zwaardere opgaven. De druk op de woningmarkt blijft onverminderd hoog: ouderen wonen langer thuis en voor jongeren is het vinden van woonruimte met de huidige schaarste en hoge prijzen heel moeilijk geworden.

Door deze ontwikkelingen zijn de verschillen in de samenleving gegroeid en zien we dat inwoners in een kwetsbare positie hierdoor het hardst worden geraakt. Bij hen is vaak sprake van een stapeling van de effecten van deze ontwikkelingen. Door inflatie wordt het dagelijks leven steeds duurder. Dagelijkse zorgen over geld veroorzaken stress, wat weer directe gevolgen heeft op de gezondheid en op het doen- en denkvermogen. De eenzaamheid is toegenomen en de mentale gezondheid van inwoners is een punt van aandacht. Zonder digitale vaardigheden is het regelen van dagelijkse zaken vrijwel onmogelijk, terwijl digitalisering ervoor zorgt dat fysieke ontmoeting en contact minder vanzelfsprekend zijn. Digitalisering vraagt ook om extra aandacht voor digitale weerbaarheid. Als ouders en opvoeders onder grote druk staan, heeft dat ook gevolgen voor het opgroeien van kinderen. Dit alles heeft ook gevolgen voor de leefbaarheid in onze kernen/wijken waar we zien dat problemen samenkomen en de verschillende tussen groepen inwoners toenemen.

…Omdat beleidsontwikkelingen en akkoorden vragen om een sterke sociale basis

Bovenstaande ontwikkelingen spelen landelijk. Niet voor niets heeft de Rijksoverheid de afgelopen periode nieuw beleid en bijbehorende maatregelen ontwikkeld waarmee ze ook op langere termijn de zorg toegankelijk willen houden voor degene die het echt nodig hebben. Dit door juist de focus te leggen op preventie en het vroegtijdig ondersteunen bij zorg en hulp voordat problemen groter worden.

Een aantal belangrijke beleidsontwikkelingen en akkoorden die zich hierop focussen zijn:

Gezond en Actief Leef Akkoord

Het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) is een akkoord dat is opgesteld tussen de rijksoverheden, gemeenten (VNG) en zorgverzekeraars. Het doel van het akkoord is het bereiken van een gezonde generatie in 2040. Om dit te bereiken zijn zeven subdoelen geformuleerd; gericht op het terugdringen van gezondheidsachterstanden, een gezonde fysieke leefomgeving, een gezonde leefstijl, mentale weerbaarheid en mentale gezondheid, vitaal ouder worden en het versterken van de sociale basis.

Met de sterke sociale basis gaat het om het goed aansluiten bij de leefwereld van mensen en ondersteuning daarop aan te passen, om zo preventief te kunnen werken. Los van deze instrumentele insteek gaat het versterken van de sociale basis ook over de gemeenschap en sociale samenhang in steden, dorpen en wijken.

Integraal Zorg Akkoord

Om de zorg de komende jaren voor iedereen toegankelijk, van goede kwaliteit en betaalbaar te kunnen houden, is in september 2022 het Integraal Zorgakkoord (IZA) ondertekend. Dit is een gezamenlijke aanpak tussen gemeenten VWS en zorgverzekeraars voor de komende vier jaar vanuit de partners in het medisch domein en sociaal domein (VWS, 2022).

In het regioplan IZA Noordoost Brabant staan 6 prioritaire opgaven van onze regio beschreven:

  • Cultuurverandering;

  • Veranderende zorgvraag;

  • Verminderen van krapte op de arbeidsmarkt;

  • Verbeteren van doorstroom in de zorgketen;

  • Gezondheidsverschillen;

  • Meten en monitoren van impact.

Om de zorg betaalbaar te houden zijn onder meer afspraken gemaakt over het investeren in gezondheid en in preventie breed inclusief een sterke sociale basis.

Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen

Met het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) is een beweging gestart om de ondersteuning en zorg voor ouderen toekomstbestendig te organiseren. De beweging draagt bij aan de transitie in wonen, ondersteuning en zorg voor ouderen. De eerste actielijn uit het WOZO, vitaal ouder worden, vergt ook acties in het gemeentelijk domein gericht op preventie. Hiervoor zijn afspraken in het GALA opgenomen en in de gemeentelijke beleidsprogramma’s ‘Wonen en Zorg’ en ‘Gezond en gelukkig oud worden in Maashorst’.

Hervormingsagenda Jeugd

In de periode 2023-2028 wordt met de Hervormingsagenda Jeugd gewerkt aan een breed maatschappelijke agenda gericht op het structureel verbeteren van de kwaliteit en beschikbaarheid van passende jeugdhulpverlening voor kinderen en gezinnen en de lange-termijnhoudbaarheid van het jeugdstelsel. Preventie is daarbij een belangrijke sleutel.

Jeugdigen en hun ouders moeten voor jeugdhulp laagdrempelig en dicht bij huis terecht kunnen bij stevige lokale teams die waar nodig ook zelf passende en samenhangende basishulp bieden: zowel licht als zwaarder en zowel kort als langdurig (bijvoorbeeld ook langdurige lichtere hulp). Waar nodig wordt opgeschaald naar specialistische hulp. Voor het op- en afschalen van hulp is het nodig dat lokale teams worden versterkt met voldoende kennis van, en verbinding met, specialistische hulp. Hiervoor maken we een beweging naar de voorkant. Hiermee is lokaal al een start gemaakt met de invoering van het Team Preventie Jeugd. De sterke sociale basis borduurt hierop voort.

Doordecentralisatie beschermd wonen

De komende jaren vindt er een transformatie plaats van Wmo Beschermd Wonen naar beschermd thuis.

Beschermd thuis staat voor een beweging die zorgt voor inclusief wonen en passende ondersteuning voor inwoners met een psychische kwetsbaarheid die beschermd wonen nodig hebben maar dan in hun eigen thuisomgeving.

De focus ligt op het versterken van de participatie en zelfregie van inwoners en het bevorderen van hun herstel. Dit betekent dat naast wonen, er aandacht moet zijn voor de gezondheid, het inkomen, de dagbesteding (activiteiten en (vrijwilligers-)werk) en de relaties. Dit vraagt een stevige sociale basis.

Omgevingsvisie

Rijksoverheid heeft aangegeven dat gezondheid een belangrijk thema is in de omgevingsvisie die iedere gemeente moet ontwikkelen. In de omgevingsvisie van de gemeente Maashorst is als ambitie opgenomen dat we een aantrekkelijke plek willen zijn om te wonen, te werken en te bezoeken. Een plek waar iedereen zich veilig voelt en waar het voorzieningenniveau op peil is. Daarbij streven we tevens naar het behouden en goed ontsluiten van voorzieningen, het versterken van een goed woon- en leefklimaat en het behoud van onze karakteristieken.

Naast belangrijke dagelijkse voorzieningen, zoals scholen, winkels of openbaar vervoer, gaat het ook om belangrijke openbare diensten, zoals bibliotheken, zorgclusters, het gemeentelijk loket, buurtgebouwen, ontmoetingspleinen en voorzieningen voor sport. Een goed woon- en leefklimaat reikt zelfs nog verder dan sec ruimtelijke aspecten (zoals hoeveel en waar bepaalde diensten te vinden zijn). Juist de meer ‘zachte’ aspecten dragen bij aan een prettig leefklimaat met een goede sociale cohesie en een gezonde leefstijl; denk bijvoorbeeld aan de toegankelijkheid/inclusiviteit van onze voorzieningen, het gevoel van ‘erbij horen’, de kans op vanzelfsprekende/spontane ontmoetingen en het positieve effect van een groene leefomgeving. Versterken van de sociale basis in wijken en kernen sluit hier op aan.

..Omdat we voortbouwen op positieve ervaringen met preventief werken in de wijk/kernen

Met de sterke sociale basis bouwen we voort op de ervaringen van verschillende pilots van wijkgericht werken en preventief werken in voormalig Landerd en Uden. Zo is in Landerd het programma ‘Samen Landerd Samen Beter’ uitgevoerd waarbij organisaties, burgers, professionals en vrijwilligers nauw samen hebben gewerkt aan een gezamenlijke preventieagenda voor een gezonder en vitaler Landerd op vier thema’s: mantelzorg, drugsgebruik, opvoeden en eenzaamheid.

In drie wijken in Uden is met het ‘Netwerk van voorzieningen in het sociaal domein’ ervaring opgedaan met wijkgericht werken. Samen met de klankbordgroep, het wijkteam en de wijkondersteuner zijn laagdrempelig lichte zorg- en ondersteuningsvragen van inwoners opgehaald en opgelost in de wijk.

Met het project Intensieve Leefbaarheids Aanpak (ILA) is in de Udense achterstandswijk de Bogerd gekeken naar een totaalaanpak vanuit het perspectief veiligheid. Van gewoon meedoen en normaliseren tot handhaving en repressie.

Binnen de gemeente Maashorst willen we de positieve ervaringen, structuren en netwerken die in de afgelopen jaren zijn ontwikkeld behouden en daarop voortborduren.

…Omdat we hiermee het strategisch Kader Sociaal Domein uitvoeren

In april 2023 is het Strategisch Kader Sociaal Domein vastgesteld voor de gemeente Maashorst met daarin de volgende ambitie:

Ambitie

In de gemeente Maashorst zijn inwoners zelfredzaam, organiseren hun leven zelfstandig en kunnen volwaardig meedoen in de maatschappij. Waar nodig met professionele ondersteuning, waar kan vanuit eigen kracht. Een sterke sociale basis is hiervoor het vertrekpunt.

De openbare ruimte en het voorzieningenaanbod in de eigen leefomgeving maakt het mogelijk dat voor alle inwoners in de wijk/kern ontmoeting en activiteiten kunnen plaatsvinden. Inwoners zijn verbonden en betrokken bij hun wijk/kern door sterke onderlinge sociale verbanden. Inwoners kennen elkaar, hebben zorg voor elkaar en helpen elkaar. Inwoners worden hierin ondersteund door een vangnet van professionele organisaties.

In het strategisch kader sociaal domein zijn ook bijbehorende doelstellingen geformuleerd:

  • 1.

    We gaan uit van de eigen kracht en verantwoordelijkheid

  • 2.

    We werken in de directe omgeving van de inwoner

  • 3.

    We zetten efficiënte hulp en ondersteuning in

  • 4.

    We werken vanuit het principe Positieve Gezondheid

  • 5.

    We werken integraal

  • 6.

    We zetten in op het verkleinen van de sociale ongelijkheid

  • 7.

    We werken samen met partners

  • 8.

    We maken gebruik van data

Het Strategisch Kader Sociaal Domein vraagt om een verdere uitwerking. Deze beleidsnotitie over de ‘Sterke sociale basis’ is één van de beleidsnota’s die daaraan invulling geeft. De afgelopen jaren hebben we ons als gemeente sterk gericht op de transities op de onderdelen Jeugd, Wmo en Participatie. Het is nodig om een stap verder te zetten richting transformatie. In het sociaal domein willen we meer integraal werken, meer zorg op maat leveren, meer participerende inwoners stimuleren, meer inzetten op preventie en de verschuiving van formele naar informele zorg én meer lerend experimenteren met innovaties. Dit willen we onder andere bereiken door in te zetten op een sterke sociale basis.

1.2 Een gedeelde maatschappelijk opgave

De hierboven beschreven ontwikkelingen vragen allemaal om dezelfde beweging namelijk een beweging naar de voorkant, dichtbij de inwoner en gericht op meedoen. Landelijk kennisinstituut Movisie omschrijft de beweging naar de voorkant als volgt:

Beweging naar de voorkant

Als er sprake is van problemen, is niet altijd (alleen) een medisch antwoord gewenst. Bestaande hulp en ondersteuning is nu niet altijd passend. Er is sprake van versnippering. Hulp is niet altijd gericht op de eigen situatie en de leefomgeving van de zorg- of hulpvrager.

Om die reden werken we aan een beweging richting beter passende zorg en ondersteuning. We willen terug naar de nabijheid en de menselijke maat vanuit de lokale sociale basis of de sociale infrastructuur, in samenspraak met de inwoners. Het gaat om omzien naar elkaar.

Een zogenaamde sociale basis die bestaat uit familie, naasten uit het sociaal netwerk, mantelzorgers, vrijwilligers, het welzijnswerk, burgerinitiatieven en andere relevante organisaties die een rol hebben en een individu of een gezin helpt als het nodig is.

Deze omschrijving kun je vertalen naar een maatschappelijke opgave. Wat moeten samen met alle partners in het sociaal domein ons inzetten om de beweging naar de voorkant te realiseren. In het kader van het IZA is in het lokale plan ‘Samen in gezondheid’ deze maatschappelijke opgave mooi omschreven:

afbeelding binnen de regeling

Wij zijn van mening dat door in te zetten op een sterke sociale basis in iedere wijk/kern in Maashorst wij deze beweging en de maatschappelijke opgave in gang kunnen zetten en kunnen ondersteunen. In het volgende hoofdstuk beschrijven we hoe deze sterke sociale basis eruit ziet.

1.3 Hoe kwam dit beleidskader tot stand

Dit kader is de opbrengst van gesprekken in de gemeente met een brede vertegenwoordiging van betrokken partijen uit het veld. Het gaat om uitvoeringspartners, welzijnsinstellingen, zorgpartners, maatschappelijke initiatieven, (in)formele vrijwilligersorganisaties en adviesraden, bewoners, belangenbehartigers en verschillende professionals werkzaam in de wijk/kern.

Begin 2023 is er gestart met de ontwikkeling van het beleid op de sterke sociale basis. Om dit nieuwe beleid vorm te geven hebben we een beroep gedaan op meerdere informatiebronnen en inzichten van lokale organisaties. Er is ingezet op:

  • Deskresearch

  • Evaluaties van eerdere pilots, activiteiten en programma’s

  • Inspiratiesessie met interne stakeholders

  • Inspiratiesessies met externe stakeholders

  • Gezamenlijke aanpak met ontwikkeling accommodatiebeleid

2. Wat is een sterke sociale basis in Maashorst

2.1 Definitie sociale basis

De sociale basis is een vrij nieuw begrip dat nog volop in ontwikkeling is. Verschillende landelijke en lokale partijen denken nog hard na over de precieze omschrijving. Hieronder verschillende definities.

Definitie Movisie (landelijk kennisinstituut)

Het geheel van informele sociale verbanden (buurten, groepen, verenigingen, netwerken, gezinnen) aangevuld en ondersteund vanuit de lokale overheid, organisaties, diensten en voorzieningen, die het mogelijk maakt dat inwoners de mogelijkheden hebben om te participeren in sociale relaties op een manier die hun welzijn, capaciteiten en individueel potentieel verbetert

Definitie GALA

De sociale basis betekent: vrij toegankelijke formele en informele activiteiten en voorzieningen gericht op het elkaar ontmoeten en ondersteunen, ontplooien en ontspannen die zorgen dat mensen kunnen samenleven en meedoen.

Het versterken van de sociale basis gaat over het omzien naar elkaar in de wijken, buurten en dorpen. Maar ook over het autonoom kunnen leiden van het leven met eigen regie en een netwerk vanuit die basis.

Er is meer en betere samenwerking tussen sociaal domein, wijkverpleegkundige zorg, huisartsenzorg, jeugdgezondheidszorg en GGZ nodig vanuit de sociale basis.

Het begrip sociale basis kent geen eenduidige definitie. Om in Maashorst aan de slag te kunnen met het versterken van de sociale basis, hanteren we de volgende werkdefinitie die aansluit bij bovenstaande definities:

Werkdefinitie sterke sociale basis Maashorst

De sociale basis is het fundament van ons stelsel voor zorg, ondersteuning en meedoen. Het is de plek waar inwoners van Maashorst elkaar vinden, ontmoeten en waar sociale cohesie ontstaat. In de sociale basis werken bewoners, vrijwilligers en professionals samen aan een breed, laagdrempelig en vrij toegankelijk aanbod van activiteiten en voorzieningen in de buurt. Dit aanbod is gericht op preventie, het versterken van zelfredzaamheid en samenredzaamheid en het ontplooien van talent. De gemeente faciliteert de sociale basis rondom de sociale opgave in gebieden.

Die basis is er voor alle Maashorstenaren: jong en oud, kansarm en kansrijk. Zij vergroot de burgerkracht, zorgt dat inwoners mee kunnen doen en voorkomt dat inwoners met een kleine zorg- of ondersteuningsvraag in een zwaar traject terechtkomen.

In een plaatje ziet dat er als volgt uit:

afbeelding binnen de regeling

Ondersteuning vanuit de sterke sociale basis is er voor alle inwoners van Maashorst, maar niet iedereen heeft dat altijd in dezelfde mate nodig of draagt er evenveel aan bij. Laagdrempelige ondersteuning, vroegsignalering en preventie in de sociale basis zijn bijvoorbeeld onmisbaar voor:

  • Inwoners die iets willen betekenen voor hun buurt of voor anderen.

  • Vrijwilligers, in het bijzonder vrijwilligers in informele hulp.

  • Mantelzorgers.

  • Jeugdigen die in hun directe omgeving weinig beschermende en stimulerende factoren hebben voor talentontwikkeling, gezond opgroeien en zelfontplooiing.

  • Inwoners die te maken hebben met een of meer beperkende situaties, zoals eenzaamheid, werkloosheid of achterstand in kansen, geld en taal.

  • Inwoners met een fysieke, psychische of verstandelijke beperking die zo zelfstandig mogelijk willen leven.

  • Nieuwkomers (bijvoorbeeld statushouders) die hun weg moeten leren vinden in de gemeente

  • Ouderen die zelfstandig wonen, maar te maken krijgen met afnemende zelfredzaamheid bijvoorbeeld door beginnende dementie en lichamelijke beperkingen.

Deze specifieke doelgroepen vinden laagdrempelige ondersteuning in de sociale basis. Daarbij is het wel zaak de balans van verschillende doelgroepen in de gaten te houden, zodat alle inwoners zich prettig blijven voelen bij deelname aan de activiteiten.

Hoofddoel

In 2030 wordt 80% van vragen die gerelateerd aan zorg-, welzijn- en participatie door de inwoner zelf of met behulp van het eigen netwerk opgelost en anders beantwoord door een vangnet aan preventieve en algemene voorzieningen dat samen een sterke sociale basis vormt. Dit betekent dat slechts voor 20% van de vragen de lokale aanpak onvoldoende oplossing biedt. Hiervoor is gespecialiseerde hulp beschikbaar.

Subdoelstellingen

  • Voorkomen of uitstellen van vermijdbare dure individuele geïndiceerde zorg, door inzet algemene voorzieningen en/of leveren van ondersteuning door professionals dan wel vrijwilligers.

  • De leefbaarheid in de wijk/kern behouden of dit krijgen op niveau van ruim voldoende/goed.

  • Toewerken naar een verhouding tussen zelfredzame en kwetsbare inwoners van 80-20%.

  • Verbinden en versterken vanuit partnerschap tussen inwoners, vrijwilligers en professionals.

  • Het benutten van de kracht van onze inwoners, waarmee we een bijdrage leveren aan grotere kwaliteit van leven, waar een preventieve werking van uit gaat.

  • Het is duidelijk voor alle inwoners van de gemeente Maashors waar men terecht kan met zorgvragen.

  • Verschuiving van formele naar informele zorg realiseren.

  • Om het aanbod breed en laagdrempelig te maken verleggen we de focus van individuele voorzieningen naar collectieve voorzieningen

2.2. Hoe gaan we aan de slag?

De afgelopen maanden hebben we veel informatie opgehaald die inzicht geeft in wat er nodig is om binnen de gemeente Maashorst een sterke sociale basis neer te zetten. Zo hebben we goed gekeken naar wat evaluaties van eerdere gemeentelijke pilots ons leren, geluisterd naar ervaringen en bevindingen van lokale stakeholders en talloze studies gelezen van landelijke onderzoeksbureaus en -platforms gericht op de sociale basis, samenredzaamheid en wijkgericht werken.

Die combinatie van informatie heeft geleid tot de bevinding dat het neerzetten van een sterke sociale basis vraagt om de inzet op 5 bouwstenen:

  • 1.

    Actieve vrijwilligers en inwoners

  • 2.

    Uitgebreid aanbod preventieve en voorliggende voorzieningen

  • 3.

    Gastvrije ontmoetingsplekken

  • 4.

    Samenwerken en netwerken in de wijk; formeel en informeel

  • 5.

    Verbinder in de wijk/kern

Alle bouwstenen kennen hun eigen waarde en zijn ten opzichte van elkaar even belangrijk. Je hebt ze alle vijf nodig om tot een sterke sociale basis te komen. De gemeente Maashorst wil dat dit aanbod stevig staat en overal in de gemeente beschikbaar is. Daarom werken we de komende vier jaar samen met inwoners en partners aan het verstevigen van de sociale basis in de 11 wijken/kernen van de gemeente Maashorst.

Gelijktijdig zijn we ons ervan bewust dat iedere wijk/kern uniek is: qua voorzieningen, qua demografie, qua zelfredzaamheid en qua vrijwillige inzet. Daar ligt juist ook de kracht. De uitdaging is om de bouwstenen telkens aan te laten sluiten op de lokale situatie. We zijn namelijk niet van plan om datgene wat al bestaat en van toegevoegde waarde is te veranderen of verloren te laten gaan. We willen juist datgene wat er al is dichter bij elkaar brengen, onderbrengen in een stevige structuur en daarmee een netwerk realiseren dat toekomstbestendig is en waarin de diverse initiatieven optimaal samenwerken. Op die manier ontstaat er synergie en kunnen behoeften en vragen vanuit de samenleving gemakkelijker en efficiënter opgepakt worden.

De 5 bouwstenen vormen de basis, een soort algemene gereedschapskist, die in elke wijk/kern minstens aanwezig is. Afhankelijk van de kenmerken van de wijk/kern of de soort hulpvragen van de wijkbewoners, kan de gereedschapskist aangevuld worden met ander gereedschap om maatwerk te kunnen leveren. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld maatregelen specifiek gericht op het vergroten van het gevoel van veiligheid of juist lokaal stappen zetten gericht op duurzaamheid.

We kiezen hiermee voor een brede benadering van de sociale basis. Enerzijds gaat het over de gemeenschap en de lokale sociale samenhang in wijken en kernen. Anderzijds gaat het om een instrumentele benadering: een sterke sociale basis om vanuit preventie, omkijken naar elkaar en lichte ondersteuning het beroep op gespecialiseerde zorg voor een deel overbodig te maken, terug te dringen of te vervangen.

Gebiedsgerichte aanpak

Zoals hierboven beschreven kiezen we voor een gebiedsgerichte aanpak. Om de gewenste beweging naar de voorkant te kunnen maken is een juiste schaal noodzakelijk. Wij kiezen ervoor om, in aansluiting op de omgevingsvisie en het gemeentelijke beleidsprogramma Wonen en Zorg, aan de slag te gaan met 11 werkgebieden: de grote kern Uden wordt onderverdeeld in 6 wijken en iedere kern vormt ook een eigen werkgebied (bijlage). We doen dit omdat deze schaalgrootte behapbaar is. Enerzijds om inwoners te kennen en de juiste zorg en ondersteuning te kunnen bieden. Anderzijds omdat inwoners vaak binding hebben met een wijk of een kern waarin ze wonen. Zij willen vaak wel een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van hun eigen wijk/kern. Als de schaal te groot is dan is de inwoner betrokkenheid en participatie veel lastiger.

Onze gebiedsgerichte aanpak sluit ook aan op de gebiedsgerichte focus die ook binnen andere domeinen van de gemeente een plek krijgt. Zo werkt het ruimtelijk domein met gebiedsplannen, zoals in het beleidsprogramma wonen en zorg. En binnen domein dienstverlening wordt bewonersparticipatie vormgegeven per kern en wijk, hetgeen al heeft geleid tot de zogenaamde ‘kernen CV’s’.

Gebieds- en opgavegericht werken vanuit de drie gemeentelijke domeinen (sociaal, ruimte en dienstverlening) biedt een kans om de samenwerking tussen de drie domeinen te versterken. En te bouwen aan een krachtige structuur in de gebieden waarmee verschillende thema’s samen met inwoners en

2.2.1. Bouwsteen 1: actieve vrijwilligers en inwoners

Veel activiteiten, gemeenschappen, ontmoetingsplekken en initiatieven in wijken/kernen bestaan dankzij vrijwillige inzet van mensen. Denk aan de vrijwilligers in de kantine van de sportclub, de activiteiten in de bibliotheek of de voedselbank evenals praktische hulp die inwoners aan elkaar bieden, zoals de boodschappen die gedaan worden voor een (zieke) buurvrouw.

Door al dit soort activiteiten worden inwoners ondersteund in het deelnemen aan de samenleving en voelen ze zich opgenomen in hun wijk/kern. De hulp van familie of dorpsgenoten wordt vaak als laagdrempeliger ervaren dan professionele hulp en kan er zelfs voor zorgen dat professionele hulp minder snel nodig is.

Maar vrijwillige inzet is niet alleen goed voor het collectief. Het draagt ook bij aan het geluk van het individu. Het belangrijkste motief van mensen om vrijwillig iets voor een ander of de samenleving te doen is vaak simpelweg dat ze dat zelf graag willen. Het versterkt daarmee niet alleen de sociale veerkracht in een wijk/kern, maar ook de eigen kracht van de persoon zelf.

In de praktijk worden de begrippen vrijwilligerswerk en vrijwillige inzet door elkaar gebruikt. Bij ‘vrijwilligerswerk’ ligt de nadruk op werk, terwijl voor vrijwilligers juist veelal de vrijwilligheid voorop staat. Er zijn daarom verschillende vormen van vrijwillige inzet:

  • Vrijwillige inzet gaat om inwoners die zich, zonder betaald te worden, actief inzetten voor anderen of de samenleving. Dat kan via een formele organisatie, zoals een vereniging, maar ook via een bewonersinitiatief. Vrijwillige inzet is altijd in meer of mindere mate georganiseerd. Daarmee is het anders dan bijvoorbeeld het af en toe ondersteunen van de buren.

  • Bewonersinitiatieven zijn een vorm van actief burgerschap en vrijwillige inzet. Het gaat over activiteiten van inwoners die een maatschappelijk vraagstuk aanpakken. Het zijn bewoners van een wijk, buurt of dorp die zich verenigen om samen iets positiefs te realiseren. Denk bijvoorbeeld aan een veilige speelplek voor kinderen of een ontmoetingsplek, maar ook het regelen van een collectieve energievoorziening.

  • Ongeorganiseerde vrijwillige hulp is de ondersteuning vanuit vrienden, kennissen, buren en buurtbewoners die niet vanuit organisaties of georganiseerd wordt geboden. Dit kan incidenteel zijn, maar ook meer structureel. Denk aan het brengen van een kom soep, het aan de weg zetten van de container of iemand halen en brengen naar de sportvereniging.

In onze gemeente is er veel vrijwillige inzet en hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de sterke sociale basis. Wij willen dan ook graag de vrijwillige inzet en de helpende hand van onze inwoners koesteren, stimuleren en ondersteunen. Inwoners zijn de voelsprieten in de wijk, versterken de kracht van inwoners en kennen de leefomgeving als geen ander. Wij als gemeente kunnen vanuit onze rol juist weer sturen op versterking en faciliteren en zorgen voor de nodige randvoorwaarden zodat inwoners die zich vrijwillig willen inzetten daartoe de mogelijkheid voelen en gestimuleerd worden.

Wat betekent dit concreet?

1.Aandacht voor de mens achter de vrijwilliger: coördinatie en waardering

We vinden het belangrijk dat iedereen die zich vrijwillig wil inzetten hiertoe de mogelijkheid heeft. Voor inwoners die lid zijn van een vereniging of betrokken zijn bij een stichting lijkt het voor de hand te liggen om bij deze organisatie vrijwilligerswerk te doen. Maar er zijn legio opties, zoals bij een dorpshuis of wijkgebouw activiteiten organiseren of het zijn van een maatje voor een dorpsgenoot. Maar hoe weet je als inwoner waar jouw inzet gewenst is en word je op een fijne manier ondersteund bij je vrijwillige inzet?

Coördinatie van vrijwillige inzet

  • 1.

    In de wijk/kern

    We gaan erop inzetten dat in iedere wijk/kern binnen de gemeente er lokale professionals actief zijn die op een laagdrempelige manier hulp en ondersteuning bieden aan inwoners. Dit zijn de zogenaamde ‘preventiewerkers’ (zie bouwsteen 4). Onderdeel van hun takenpakket is dat zij zich richten op het verbinden van inwoners aan elkaar en het stimuleren van vrijwillige inzet en bijbehorende activiteiten.

    Kortom, zij helpen inwoners die zich vrijwillig willen inzetten maar nog zoekende zijn in waar ze moeten beginnen. Hun aandacht richt zich op de gehele wijk/kern en de diverse locaties, collectieven en initiatieven die daarin aanwezig zijn.

    Ook is er een speciaal regionaal platform voor inwoners die zich vrijwillig willen inzetten: Help als vrijwilliger - ONS welzijn (ons-welzijn.nl). Inwoners kunnen via dit platform zien wat voor mogelijkheden er zijn binnen en buiten de gemeente en zich aanmelden. We zetten de opdracht aan ONS welzijn om dit te continueren voort.

  • 2.

    Bij wijk- en dorpshuizen

    Binnen de gemeente zijn er diverse wijk- en dorpshuizen. Zij zijn er allemaal op gericht om een gastvrije ontmoetingsplek te zijn waar inwoners elkaar lokaal kunnen treffen en kunnen deelnemen aan activiteiten (zie bouwsteen 3). Binnen deze locaties is vrijwillige inzet ontzettend belangrijk. Inwoners zorgen er met elkaar voor dat er activiteiten plaatsvinden in de gebouwen, ondersteunen in de horeca of zijn zelfs verantwoordelijk voor het dagelijks beheer als bestuurslid van de lokale beheerstichting.

    Doorgaans is er een diversiteit aan inwoners actief binnen deze locaties. Veel van hen kunnen volledig zelfstandig de nodige taken en activiteiten uitvoeren en hebben het organiserend vermogen om elkaar en zelfs anderen daarin aan te sturen. Anderen daarentegen hebben iets meer begeleiding nodig. Dat geldt bijvoorbeeld voor inwoners met een achterstand tot de arbeidsmarkt of met een migratieachtergrond die via vrijwillige inzet op deze locatie invulling geven aan hun dag, zoeken naar sociaal contact of zelfs op die wijze stappen zetten in de (re)-integratie. Voor hen is het belangrijk dat er iemand met hen meekijkt.

    We zien nu dat deze coördinerende en begeleidende rol vaak bij de beheerder dan wel beheerstichting van het gebouw komt te liggen. In sommige wijk- en dorpshuizen werkt dit prima, bijvoorbeeld omdat de hoeveelheid activiteiten overzichtelijk is en de betrokken inwoners zelfstandig zaken oppakken. Op andere locaties zie je echter dat het zorgt voor een grote belasting, onder andere omdat de locatie gevestigd is in een gebied met aanzienlijke sociale problematiek (armoede, diverse culturen, verslavingen). Waar nodig gaan we in overleg met de lokale professionele en vrijwillige organisaties onderzoeken of een oplossing gevonden kan worden via een algemene voorziening (zie bouwsteen 2).

Waardering uitspreken

We vinden het belangrijk dat alle inwoners die zich vrijwillig inzetten voelen dat wat zij doen gewaardeerd wordt en dat er oog is voor de ondersteuning die zij nodig kunnen hebben. Zeker inwoners die niet vanuit een collectief actief zijn, maar als individu iets voor een ander doen, moeten daarbij niet vergeten worden.

Het is hierbij belangrijk om te investeren in persoonlijk contact, het stilstaan bij elkaar, de persoon achter de vrijwilliger te zien én door de waardering uit te spreken. We zien hierbij in de dagelijkse gang van zaken een voorname taak weggelegd voor de preventiewerkers die actief zijn in de wijk, evenals de beheerders van ontmoetingsplekken zoals wijkgebouwen. Daarnaast is het van belang dat het gemeentebestuur aandacht heeft voor deze inwoners. Op bezoek gaan, een kijkje nemen bij activiteiten en een praatje maken maakt al het verschil.

2.Inwoners collectieven en -initiatieven geven we een rol in het lokale netwerk en de lokale aanpak

We hebben op diverse plekken in onze gemeente al gezien dat inwoners gezamenlijk succesvol activiteiten en voorzieningen hebben opgezet. Voorbeelden hiervan zijn de Zorgcoöperaties in de kernen Schaijk, Zeeland en Reek, Stichting Zorg en Welzijn Odiliapeel en de beheerstichtingen die in enkele wijken/kernen actief zijn. De kracht van deze initiatieven is dat inwoners zelf de verantwoordelijkheid op zich nemen om in georganiseerd verband een rol te spelen in het zelfredzamer en zorgzamer worden van individuen binnen de gemeenschap en de gemeenschap als geheel. Zij vinden dat ze als inwoners zelf ook eigenaar zijn van de uitdagingen in de samenleving en gaan hiermee in samenwerking met anderen aan de slag.

De ervaring leert dat dergelijke organisaties een bijdrage leveren aan het realiseren van de nodige cultuurverandering om tot een meer zelfredzame en zorgzame gemeenschap te komen. Ze versnellen, versterken en borgen deze beweging door zelf activiteiten op te zetten en te onderhouden. Om die reden willen we de komende jaren deze organisaties blijven ondersteunen en tevens stimuleren dat ook in andere wijken/kernen inwonerscollectieven ontstaan die deze motorfunctie willen vervullen.

Bouwsteen 4 beschrijft hoe we in de diverse wijken/kernen van onze gemeente lokale teams gaan introduceren. We gaan actief stimuleren dat binnen iedere wijk/kern er een lokale sociale agenda wordt opgesteld (zie verderop). Op deze sociale agenda staan ieder jaar activiteiten die georganiseerd worden op basis van waar lokaal energie, animo en noodzaak voor is, specifiek gericht op zorg, welzijn en deelname aan de samenleving. De inhoud van de sociale agenda wordt bepaald op basis van onderlinge afstemming en afspraken tussen de diverse partijen die lokaal actief zijn, waaronder de lokale beheerstichting, dorpsvereniging, inwonerscollectief en preventiewerker. Hierin wordt ook de verbinding gelegd met andere lokaal opgestelde plannen zoals de Kernen CV’s.

3.Een financieel zetje in de rug

Als een inwoner of een vrijwilligersorganisatie een idee of een initiatief heeft vinden we het belangrijk om dit mede mogelijk te maken. We geven ze op diverse manieren een financieel zetje in de rug.

Jaarlijkse waarderingssubsidie

We willen dat lokale vrijwilligersorganisaties krachtig zijn en blijven. Vrijwilligersorganisaties kunnen daarom subsidie krijgen voor hun reguliere activiteiten en evenementen. De gemeente waardeert hiermee hun belangrijke bijdrage aan onze vitale wijken/kernen.

We vinden het belangrijk dat soortgelijke organisaties/collectieven kunnen rekenen op een gelijke vorm van waarderingssubsidie. We zetten in op het creëren van overzicht en eenduidigheid met een passende subsidieregeling zodat de organisaties de ruimte krijgen en gestimuleerd worden om dichtbij de inwoner met én voor elkaar activiteiten te blijven organiseren.

Maashorstfonds

Bovenstaande waarderingssubsidie is bedoeld voor formele vrijwilligersorganisaties, zoals stichtingen en verenigingen, met doorlopende of jaarlijks terugkerende activiteiten. Daarnaast zijn er ook inwoners die op zichzelf of met een non-formeel, gezelschap een activiteit willen organiseren voor elkaar én anderen in hun eigen wijk/kern of elders in de gemeente. Denk daarbij aan de plaatsing van een bankje in het park of een zomercamping voor kinderen.

Voor dit soort initiatieven hebben we binnen de gemeente Maashorst het Maashorstfonds. Dit is een fonds dat bestuurd wordt door inwoners van de gemeente Maashorst en als doel heeft om met eenmalig geld, goederen of kennis de initiatieven die in Uden, Schaijk, Odiliapeel, Volkel, Reek en Zeeland ontstaan te ondersteunen en een handje te helpen. Inwoners kunnen zelf rechtstreeks met dit fonds contact opnemen: Stichting Maashorstfonds | Bestem voor inwoners van de Gemeente Maashorst

Een wijk/kernbudget

We zien op dit moment dat er in iedere wijk/kern al diverse vrijwilligersorganisaties, inwonercollectieven en professionals actief zijn. We vinden het belangrijk dat deze organisaties elkaar blijvend opzoeken in een netwerk om zo vanuit een gezamenlijke kracht de leefbaarheid van hun wijk/kern te vergroten. Daarbij willen we verder gaan dan enkel op de hoogte zijn van elkaars activiteiten en zo nu en dan de verbinding maken. Wat we juist willen stimuleren is dat de lokale betrokkenen samen aan de slag gaan om de leefbaarheid in de wijk/kern te versterken en in te spelen op (grote) maatschappelijke ontwikkelingen, zoals eenzaamheid of vergrijzing. Gemeenschapszin komt echt tot bloei als inwoners zelf de verantwoordelijkheid nemen én krijgen voor de toekomst van hun eigen dorp of wijk, en zelf nadenken over de vraag waar het dorp of de wijk voor gaat. We willen samen met inwoners(initiatieven), professionals een sociale agenda opstellen voor ieder dorp of kern. In de sociale agenda staan de belangrijkste sociale vraagstukken van de wijk/kern, en de verschillende perspectieven van betrokkenen (inwoners en wijkprofessionals). We sluiten hierbij aan bij de reeds opgestelde kernen cv’s. Door eerst te bepalen waar ze mee aan de slag willen gaan kunnen ze daarna bepalen welke activiteiten en ontwikkelingen lokaal nodig zijn om de leefbaarheid te vergroten (zie bouwsteen 2).

Om zowel lokale samenwerking als lokale preventieve activiteiten te stimuleren zetten we jaarlijks een budget per wijk/kern in. Dit budget is bedoeld om initiatieven die vanuit een gezamenlijke (meerjarige) aanpak in de kern tot stand komen financieel te ondersteunen. Het budget is jaarlijks beschikbaar en het is aan het lokale netwerk van betrokken organisaties om te kiezen waarvoor het wordt ingezet. Dat kan voor iets nieuws zijn, maar ook om een bestaand initiatief te continueren. Van belang is dat de keuze lokaal in het netwerk wordt gemaakt. Het bijbehorende budget wordt beheerd door de lokale ‘verbinder in de wijk’ (zie bouwsteen 5) die actief is binnen de lokale teams in iedere wijk/kern.

2.2.2. Bouwsteen 2: een breed, laagdrempelig, vrij toegankelijk aanbod van activiteiten en voorzieningen

De definitie van de sterke sociale basis zegt dat bewoners, vrijwilligers en professionals samen aan een breed, laagdrempelig en vrij toegankelijk aanbod van activiteiten en voorzieningen in de buurt werken.

Om dit te realiseren ligt onze focus op collectief werken, op algemene voorzieningen en op de herkenbaarheid van het aanbod in de sociale basis.

Van individuele activiteiten naar collectieve activiteiten

Om het aanbod breed en laagdrempelig te maken verleggen we de focus van het individu naar het collectief. We stimuleren collectief werken.

Wat is collectief werken?

Collectief werken houdt in dat daar waar een probleem of vraag van een inwoners eerst individueel werd opgepakt we nu inwoners met dezelfde problemen of vragen samenbrengen en inzetten op een gezamenlijke aanpak. Daarbij sluiten we zoveel mogelijk aan op initiatieven (activiteiten) die er al zijn in een wijk/kern en faciliteren we wat er ontbreekt.

Volgens onderzoek van Movisie zetten inwoners gemakkelijker stappen in hun eigen ontwikkeling als ze dat via een collectieve activiteit kunnen doen in plaats van individueel. We gaan inzetten op collectief werken omdat onder andere:

  • -

    Daarmee meer inwoners kunnen worden geholpen met minder inzet van personeel, dit is ook helpend in deze tijd van arbeidskrapte.

  • -

    Het sociale netwerk wordt vergroot

  • -

    De onderlinge zorgzaamheid en omzien naar elkaar wordt versterkt

  • -

    Het persoonlijke ontwikkeling en competenties stimuleert

Van geïndiceerde voorzieningen naar Algemene voorzieningen

Om het aanbod vrij toegankelijk te maken verleggen we de focus van geïndiceerde voorzieningen naar algemeen voorzieningen, dan wel basisaanbod.

De algemeen voorziening van de sterke sociale basis richt zich op de minder zelfredzame en kwetsbare inwoners die lichte ondersteuning nodig hebben. Deze voorziening wordt georganiseerd met vrijwillige inzet van inwoners samen met de professionals binnen de sociale basis.

Het aanbod is vrij toegankelijk waardoor een indicatie niet nodig is. Hiermee draagt het aanbod ertoe bij dat kwetsbare inwoners weer mee kunnen doen en dat zwaardere geïndiceerde zorg en individuele maatwerkvoorzieningen voorkomen of uitgesteld kunnen worden.

Daarmee is de algemene voorziening voorliggend aan de geïndiceerde zorg.

Een herkenbaar en vindbaar aanbod

Een belangrijke reden voor het verstevigen van de sociale basis is de behoefte aan grotere herkenbaarheid van de beschikbare activiteiten en ondersteuning in de wijk/kern. We willen dat meer inwoners terecht kunnen bij de activiteiten en ondersteuning in de sociale basis en daarom moeten ze goed te vinden en goed toegankelijk zijn. Dit is vooral van belang voor inwoners die nog niet vanzelfsprekend meedoen, een beperkt netwerk hebben of ook zwaardere ondersteuning krijgen van eerstelijns professionals. Grotere herkenbaarheid zorgt er ook voor dat formele en informele partijen elkaar (beter) weten te vinden.

Wat betekent dit concreet? Wat gaan we doen

1.Vergroten herkenbaarheid van het aanbod in de sociale basis

We onderzoeken als gemeente op welke wijze we de veelheid aan vrij toegankelijk aanbod van activiteiten en ondersteuning overzichtelijk in kaart kunnen brengen op 1 centrale plek. Het gaat dan om al het aanbod gericht op zorg, welzijn en deelname aan de samenleving van inwoners dus ook daar waar het om sport en cultuur gaat. Op deze manier kunnen inwoners op overzichtelijke wijze zien wat er allemaal te doen is in de wijk/kern om deel te kunnen nemen of vrijwilligerswerk te doen. Maar ook voor professionals in de wijk/kern is dit een middel om inwoners te kunnen helpen in het oplossen van hun vraag of behoefte. Bij het neerzetten van het complete beeld en het bekendmaken hiervan betrekken we onze partners in de wijk/kern.

2.Stimuleren collectief werken en algemene voorzieningen vanuit de wijk/kern

We definiëren algemene voorzieningen zodat voor iedereen duidelijk is wat we onder een algemene voorziening verstaan. Hierbij hoort ook het opstellen van duidelijke kaders en een passende financiering. Heldere kaders en financiering dragen ertoe bij dat we de initiatieven van inwoners en professionals die passen bij de doelstellingen van de sterke sociale basis snel kunnen beoordelen en eenvoudig kunnen stimuleren. Hierbij haken we ook aan op het wijk/kernbudget (zie bouwsteen 1).

We gaan samen met de partners in het netwerk van de wijk/kern zicht krijgen op veelvoorkomende problematiek en kijken wat daarop de juiste vervolgstappen zijn in het realiseren of versterken van de algemene voorzieningen. We maken hierbij gebruik van het drie stappenmodel van Movisie als tool en het lokale team (zie bouwsteen 4) is hiervoor de kartrekker.

afbeelding binnen de regeling

2.2.3. Bouwsteen 3: Gastvrije ontmoetingsplek

Naast de bovenstaande twee bouwstenen is een ander belangrijk onderdeel van een sterke sociale basis dat inwoners in een wijk/kern elkaar en de lokaal actieve professionals kunnen ontmoeten en dat er een plek is waar preventieve en voorliggende activiteiten kunnen plaatsvinden. Inzetten op gastvrije ontmoetingsplekken is dan ook een belangrijk middel dat bijdraagt aan de fysieke en mentale gezondheid van onze inwoners.

Wat betekent dit concreet?

Bij een gastvrije ontmoetingsplek denken we aan diverse soorten van ‘plekken’ om te ontmoeten, te bewegen en te participeren: van de lokale sportkantine, tot het schoolplein, van het parkje om de hoek, de bibliotheek, snackbar, kerk en het wijkgebouw tot het dorpshuis. Het gaat om formele en informele ontmoetingsplekken en accommodaties. Binnen de gemeente Maashorst zijn er al veel van deze ontmoetingsplekken aanwezig. Zo zijn er onder andere dorpshuizen, wijkaccommodaties en multifunctionele accommodaties verspreid door de gemeente.

Er hoeft niet in iedere wijk/kern een ‘traditioneel’ ontmoetingsgebouw aanwezig te zijn. Er kan ook gedacht worden aan de aula van een school die in de avonduren beschikbaar is voor de lokale wijkactiviteiten. Daarnaast gaat het om plekken in de fysieke ruimtelijke sfeer, zoals een voetbalveldje, park en speeltuin. Het gaat er vooral om dat de locatie laagdrempelig is: vrij te benutten door inwoners die zich er welkom voelen. Het is een plek die mensen als ‘thuis’ ervaren, waar een goede sfeer is en waarin gastvrijheid en betrokkenheid naar elkaar toe centraal staan.

Hoe creëren we die laagdrempelige plekken?

Die laagdrempelige ontmoetingsplekken willen we enerzijds realiseren door in te blijven zetten op het beschikbaar stellen van de gemeentelijke multifunctionele accommodaties, sporthallen, cultuurpanden en wijk- en dorpshuizen zodat inwoners en organisaties hier gebruik van kunnen maken. Daarbij is het van belang dat de ruimtes geschikt zijn voor diverse activiteiten en tegen een passend (maatschappelijk) huurtarief worden aangeboden. Ook is het voornaam dat deze locaties vaste openingsmomenten per week kennen zodat gebruikers weten wanneer ze er terecht kunnen voor georganiseerde activiteiten en vrije inloop. In het gemeentelijke accommodatiebeleid wordt dit nader uitgewerkt.

Aansluitend is het belangrijk dat de verschillende lokaal betrokken inwoners en organisaties (professionals en vrijwilligers) op een fijne manier met elkaar (blijven) samenwerken binnen deze locaties. Een gedegen rol en taakverdeling tussen de diverse partijen die actief zijn in een wijk- of dorpshuis is ontzettend belangrijk. Het zorgt ervoor dat er duidelijkheid is, schept orde en geeft daarmee de nodige ruimte om elkaars krachten te bundelen. Zo kan het meeste effect bereikt worden voor de lokale inwoner.

In en rondom het wijk- en dorpshuis kennen we diverse professionele rollen. Enkele daarvan lichten we in het bijzonder toe, omdat zij in directe samenhang zich inzetten voor de inwoner:

1) Beheerder

De beheerder, in samenhang met de beheerstichting, draagt zorg voor de dagelijkse operationele zaken in het gebouw. Kerntaak van de beheerder is het organiseren en aansturen van de dagelijkse gang van zaken in de accommodatie. Hiernaast speelt de beheerder een rol bij het signaleren van problemen en zorgvragen van inwoners. Het is echter geen taak van de beheerder om zelf die zorg te gaan verlenen. Het begeleiden van en zorgverlening aan ‘kwetsbare’ medewerkers of bezoekers ligt bij professionele partners (toeleiding naar arbeidsmarkt, maatschappelijk werk etc.). De beheerder moet met betrekking tot de zorgtaken goed kunnen doorverwijzen naar partners.

2) Preventiewerker

De preventiewerker is lokaal het aanspreekpunt voor inwoners die hulp of ondersteuning nodig hebben.

Dit is ook de professional naar wie de beheerder kan doorverwijzen of met wie signalen over wat er lokaal speelt gedeeld kunnen worden. Een uitgebreide beschrijving van deze functie is opgenomen in bouwsteen 4.

Naast deze professionals zijn er ook andere personen en organisaties actief in en rondom een ontmoetingsplek. Het gaat dan bijvoorbeeld om een sociaal raadslid dat een spreekuur voor juridisch advies houdt in een dorpshuis, een maatschappelijk werker, de lokale wijkagent, de huisarts, leden van de Zorgcoöperatie of een ander vrijwilligerscollectief, een buutsportcoach en een contactpersoon van AREA of MooiLand. Ook voor hen is het belangrijk om goed in contact te staan met elkaar en de bovengenoemde professionals. Zo kunnen zij signalen en ervaringen met elkaar delen, naar elkaar verwijzen of zorgen voor een warme overdracht en tevens zich gezamenlijk inzetten voor een lokale aanpak van (preventieve) activiteiten in de wijk/kern. Om dit te stimuleren gaan we actief inzetten op de vorming van een lokaal netwerk (zie bouwstenen 4 en 5).

Anderzijds is het belangrijk om bij ruimtelijke opgaven en gebiedsontwikkelingen oog te hebben voor een openbare ruimte en groeninrichting die inwoners uitnodigt om naar buiten te gaan en elkaar in de open lucht te ontmoeten en activiteiten daar te organiseren, zoals een buurtbarbecue, een voetbaltoernooi en het gezamenlijk maken van een wandeling. Om dit te stimuleren gaan we de samenwerking tussen het ruimtelijke en het sociale domein de komende jaren intensiveren. We zien gelukkig al dat beide beleidsdomeinen elkaar steeds vaker weten te vinden bij nieuwe projecten en ontwikkelingen. De komst van de omgevingsvisie ondersteunt daarin en vraagt ons als gemeente om bij ruimtelijke opgaven en afwegingen ook gezondheid een plek te geven. De volgende stap die we hierin willen zetten is door niet alleen binnen de gemeente de samenwerking op te zoeken, maar vooral ook de personen en organisaties in het lokale netwerk, zoals de preventiewerker, te vragen input te geven bij ruimtelijke vraagstukken. Op die manier zorgen we ervoor dat de dagelijkse ervaringen van lokaal betrokkenen een nog betere plek krijgen in de planvorming.

2.2.4. Bouwsteen 4: Samenwerken en netwerken in de wijk/kern

Overal in de gemeente Maashorst wordt zowel met vrijwillige als professionele inzet aan inwoners ondersteuning geboden op tal van onderwerpen, zoals wonen, veiligheid, zorg, werk en inkomen, sport en creativiteit. Om inwoners preventief te ondersteunen is het belangrijk dat de beschikbare hulp en ondersteuning bekend is bij inwoners en dat deze gemakkelijk toegankelijk is. Dat begint al door het zichtbaar te maken in de directe woon- en leefomgeving van de inwoner: de eigen straat, het schoolplein van de kinderen, de huiskamer bij een zorgcomplex, bestaande lokale gemeenschappen en bijbehorende locaties zoals de moskee en het dorpshuis/wijkgebouw etc. Kortom: advies en lichte hulp en ondersteuning zijn in de eigen buurt beschikbaar, zichtbaar en kan snel worden geleverd.

We zien nu al dat er in veel wijken/kernen van onze gemeente diverse personen en organisaties actief bezig zijn om inwoners de nodige voorliggende ondersteuning te bieden. Denk daarbij aan professionals zoals een opbouwwerker, een boa of wijkagent en een preventiewerker, evenals vrijwillige inzet vanuit bijvoorbeeld de Zorgcoöperaties, KBO’s en beheerstichtingen. Ieder van hen werkt hierbij vanuit een eigen expertise, doelstelling en motivatie. Voor een goede ondersteuning aan inwoners is het van belang dat deze lokale partijen elkaar goed weten te vinden, afstemming hebben en vanuit één gezamenlijk netwerk aan de slag gaan om de leefbaarheid in de wijk/kern te vergroten.

Wat betekent dit concreet?

Gelukkig zien we dat in veel wijken/kernen lokale partijen elkaar al in steeds grotere mate weten te vinden. Binnen deze bouwsteen beogen we geen big bang of grootschalige verandering, maar vooral een meer gestructureerde wijze van de gebiedsgerichte aanpak en een intensivering van de onderlinge samenwerking. Daarmee geven we de beweging naar de voorkant en preventie meer kracht en creëren we een gedegen basis om dit mogelijk te maken. Dit doen we door:

1 Inzet van preventiewerkers in iedere wijk/kern

We investeren in de inzet van preventiewerkers (werktitel) in iedere wijk/kern die aldaar gezamenlijk als een lokaal team optreden. Deze teams zijn voor de inwoners een eerste aanspreekpunt in hun wijk/kern voor zorg- en hulpvragen gericht op tal van onderwerpen uit hun leefwereld. Denk daarbij aan: geldzorgen, welzijnsvragen, zorgen rondom opvoeding, signalen van onveiligheid. Aan de preventiewerkers kunnen inwoners vragen stellen (fysiek, telefonisch en digitaal) en zij zijn voor hen ook een luisterend oor. Een preventiewerker pakt samen met de inwoner zijn/haar vraag op en beantwoordt deze vanuit eigen expertise of gaat hierin de samenwerking aan met andere gespecialiseerde professionals die actief zijn in de wijk of lokale vrijwilligers(organisaties). Om wat voorbeelden te geven:

Een inwoner is in contact met een preventiewerker omdat deze mentaal niet lekker in zijn vel zit. De preventiewerker spreekt drie keer met deze persoon af om te praten over de situatie en te zoeken naar een oplossing. Als er blijkt toch meer nodig is om deze man te helpen schakelt de preventiewerker met een maatschappelijk werker of huisarts om de persoon verder te helpen.

Een oudere dame voelt zich eenzaam en wil graag meer in contact staan met dorpsgenoten maar vindt het moeilijk om zelf de stap te zetten. Via haar directe buurvrouw is ze in contact gekomen met de preventiewerker die samen met haar kijkt wat de mogelijkheden zijn en wat ook past bij haar eigen interesses en persoonlijke situatie. Op basis daarvan zet mevrouw de stap om samen met anderen te gaan dineren bij een eetpunt in de wijk.

In april 2023 is al een team preventie jeugd gestart. Dit bestaat uit medewerkers van GGD, Compass (jongerenwerk) en ONS welzijn, aangevuld met de praktijkondersteuner jeugd. Er is bewust voor gekozen om vanuit diverse ‘moederorganisaties’ professionals aan te wijzen als preventiewerker om op die manier diverse expertises en ervaringen te bundelen. Dit biedt een bredere blik om naar (lokale) situaties te kijken. Iedere teamlid heeft een kern/wijk als focusgebied en is in dat werkgebied het vaste gezicht voor vragen van inwoners en zoekt actief de samenwerking op met andere lokale partijen.

In navolging op deze eerdere ervaringen gaan we de inzet van het preventieteam uitbreiden naar alle leeftijdscategorieën (van 0 tot 100+). Daarbij blijven we samenwerken in een breed verband met diverse expertises en moederorganisaties. Het gaat dan onder meer om bovenstaande organisaties, maar ook andere lokale partijen gericht op zorg en welzijn, zoals Pantein en BrabantZorg. De preventiewerkers die in dit team actief zijn hebben een expertise op jeugd of volwassenen om zo alle inwoners te kunnen ondersteunen. Ondanks dat verschil benaderen ze hun werk vanuit dezelfde gemeenschappelijke opdracht. Daarbij maakt het ook niet uit bij welke moederorganisatie ze formeel zijn aangesteld.

Hun opdracht is:

  • 1.

    Lichte ondersteuningsvragen van inwoners in beeld brengen

    Het ondersteunen van individuele inwoners bij ondersteuningsvragen, waarbij voor oplossingen in eerste instantie gezocht wordt binnen het eigen en/of informele netwerk. Indien de ondersteuningsvragen qua intensiteit (max. een gerichte oplossing kunnen bieden in 5 gesprekken met één persoon) niet passen bij de taken van de preventiewerker, vindt er een warme overdracht plaats naar een andere voorliggende voorziening of de gemeentelijke toegang. Daarbij denken de preventiewerkers actief mee over welke oplossingen passend kunnen zijn voor de inwoner.

  • 2.

    Bewoners stimuleren om mee te doen

    De preventiewerker coacht de inwoner om vanuit eigen kracht mee te doen aan activiteiten in de lokale samenleving en mogelijk ook eigen oplossingen te gaan ontwikkelen op het gebied van welzijn en zorg.

  • 3.

    Leefbaarheid in de wijk vergroten

    De preventiewerker is present en aanwezig in de wijk/kern en daar actief om een fijn leefklimaat te vergroten. Dit onder andere door inwonersinitiatieven/-groepen te stimuleren en te verbinden met andere inwoners, overheid en partners (community building)

  • 4.

    Oplossingen in de wijk en in het eigen informele circuit stimuleren

    Het initiëren van individuele of groepsgerichte voorlichting (collectiveren) en advies aan burgers en organisaties. Dit is met name gericht op samenleving, herkennen van signalen, verstevigen van het netwerk (preventief). Initiatieven stimuleren en zo nodig kanaliseren. De preventiewerkers kunnen aansluiten vanuit hun expertise, maar zijn geen structurele trekkers bij het organiseren van collectieve ondersteuning.

  • 5.

    Samenwerken met partners in de wijk/kern

    De preventiewerker werkt vanuit een multidisciplinair netwerk in een wijk/kern. De preventiewerker vervult een brugfunctie tussen de 0e en 1e lijn, waarbij zij samen komen tot vernieuwende oplossingen. Ook kan deze in samenwerking met het lokale netwerk individuele of groepsgerichte voorlichting en andere collectieve activiteiten organiseren.

    Uit het gemeente brede preventieteam worden professionals als afvaardiging in de wijk/kern geplaatst, daar vormen zij samen het lokale wijk-/kernteam. Hoeveel professionals zijn dat er per wijk/kern?

Minimaal is er in iedere wijk/kern 1 preventiewerker met expertise op jeugd en 1 preventiewerker met expertise op volwassenen. Ieder van hen is er 16 uur actief. Op basis van evaluaties over de behoeften in de wijk/kern kan het aantal preventiewerkers aangepast worden. De precieze verhouding daarin willen we samen met de organisaties die maatschappelijk actief zijn per wijk/kern bepalen. Maatwerk dus. Dat doen we door enerzijds te kijken naar cijfers (bevolkingsopbouw, sociaal economische positie, aantal indicaties zorg, meldingen over overlast etc..) per gebied, maar vooral ook door te luisteren naar de verhalen van de lokaal betrokken professionals en inwoners.

Daarbij is het belangrijk dat de diverse personen (vrijwillig of professioneel) die actief zijn in een wijk/kern in hun contact met inwoners werken vanuit eenzelfde benadermethode wanneer zij in gesprek gaan met een inwoner. Zo wordt er op eenzelfde manier een (brede)vraagverkenning uitgevoerd en het goede gesprek gevoerd met de inwoner. Zodat informatie op een gelijke manier wordt opgehaald waardoor het uitwisselen van ervaringen, het doen van suggesties en het bepalen van een aanpak beter gaat.

De lokale situaties worden ook op regelmatige basis geëvalueerd om te zien of de gekozen inzet nog wel passend is: wellicht moet het uitgebreid worden, of kan er juist een verschuiving plaatsvinden van de ene naar de andere wijk/kern. Door te werken vanuit een basisbenadering met voldoende beschikbare professionals creëren we hierin flexibiliteit.

2.Investeren in een lokaal netwerk per wijk/kern

Het lokale team biedt een laagdrempelige basis voor ondersteuning in de wijk/kern, maar zij doen dit zeker niet alleen. In iedere wijk/kern zijn er ook andere personen en organisaties, zowel professioneel als vrijwillig, actief betrokken bij het verbeteren van de lokale leefbaarheid en het beantwoorden van zorg- en hulpvragen. Denk daarbij aan lokale woningcorporaties (AREA/Mooiland), vrijwilligers van een Zorgcoöperatie, de wijkverpleging, een wijkagent, huisarts en fysiotherapeut, de directeur van de lokale basisschool, de beheerder en beheerstichting van het lokale wijkgebouw en betrokken professionals vanuit de gemeente. Voor het lokale team is het belangrijk dat zij korte lijnen hebben met deze samenwerkingspartners en dat ze gezamenlijk gaan opereren in een netwerk. Op die manier kunnen de preventiewerkers niet alleen inwoners ‘warm’ begeleiden naar de juiste (preventieve) activiteit of gespecialiseerde professional, maar kunnen ze ook van elkaars ervaringen en bevindingen leren en gezamenlijk activiteiten te ontplooien.

We stimuleren daarom de vorming van een lokaal netwerk in iedere wijk/kern. Een eerste weergave van deze werkwijze en de betrokken partijen is te zien in onderstaand figuur. De precieze samenstelling van het lokale team en netwerk kan per wijk/kern in de praktijk variëren als gevolg van de lokale omstandigheden. Daarnaast kan dit in de loop van de jaren op basis van de ervaringen en ontwikkelingen veranderen als de omstandigheden daarom vragen.

In het lokale netwerk hebben de lokaal betrokken personen en organisaties – zowel professioneel als vrijwilliger - regelmatig contact met elkaar. Het opgebouwde netwerk in de wijk/kern is breed en richt zich op cultuur, sport, gezondheid, en vrije tijd. De bedoeling is dat de partijen het netwerk voor een aantal zaken benutten:

  • Gebruik maken van elkaars aanbod en expertise. Samen hebben ze zo een breed aanbod aan interventies waarmee de professionals lichte zorg- en ondersteuningsvragen van bewoners snel, op maat en in de wijk/kern op kunnen lossen.

  • Gezamenlijk activiteiten initiëren als gemerkt wordt dat er lokaal een behoefte onder inwoners aanwezig is waar nu geen passende (maatschappelijke) voorzieningen of activiteiten voor zijn.

  • Het netwerk is een vraagbaak en eerste ingang om ook buiten specifieke activiteiten gericht op zorg- en welzijn breed mee te denken over het vergroten van de leefbaarheid in hun wijk/kern. Het gaat dan bijvoorbeeld om ruimtelijke- of duurzaamheidsvraagstukken.

De in bouwsteen 1 genoemde inzet op een lokale sociale agenda en een wijk-/kernbudget per gebied sluiten hierop aan en ondersteunen de vorming van een lokaal netwerk. Preventiewerkers stellen samen met lokale inwoners en (professionele) organisaties uit het netwerk (1ste en 2de ring) een sociale agenda op. De input komt van wensen, behoeften en signalen van de lokaal betrokkenen en van de wijkfoto met informatie met algemene- en gezondheidsdata, knelpunten en krachten van de specifieke wijk/kern.

De lokale sociale agenda van de wijk/kern zorgt voor een visie op de gewenste ontwikkeling van een gebied die door alle belanghebbende partijen wordt herkend en erkend. Zo’n gezamenlijke visie is essentieel om met een lange adem aan leefbaarheidsvraagstukken in een wijk/kern te kunnen werken. Het zorgt bovendien voor samenhang tussen projecten en maatregelen. Daarnaast draagt het eraan bij dat het proces van het werken aan een toekomstbestendige wijk/kern in gezamenlijkheid en samenhang tussen de betrokken partijen gebeurt. De lokale plannen bestaan uit activiteiten en ontwikkelingen op het gebied van zorg, welzijn, participatie en andere zaken die raken aan de lokale leefbaarheid. De lokaal betrokkenen voelen een gedeelde energie om hiermee aan de slag te gaan. De betrokkenen opereren hierin in gelijkwaardigheid, ongeacht of zij professionals of vrijwilligers zijn, en zij bepalen samen waar per jaar de focus op komt te liggen.

De intensiteit waarmee organisaties in het lokaal netwerk elkaar treffen, onder andere om de lokale sociale agenda vorm te geven, zal per gebied verschillen en afhankelijk zijn van de lokale uitdagingen en kansen. We zijn wel van mening dat er minimaal twee keer per jaar overleg plaats moet vinden om de aansluiting te vinden bij elkaar. De zogenaamde ‘verbinder in de wijk’ (bouwsteen 5) neemt initiatief om deze overleggen te organiseren.

afbeelding binnen de regeling

3.Goed schakelen tussen lichte en zware vormen van ondersteuning

De komende jaren willen we een situatie creëren waarbij inwoners met een hulp- of ondersteuningsvraag allereerst terecht komen bij het lokale team en andere partijen uit het lokale netwerk in hun wijk/kern. Dat betekent ook dat als een inwoner contact heeft met een professional van de gemeente er allereerst gekeken wordt of er al contact is geweest met het lokaal team om ondersteuning te bieden. Dat geldt ook voor andere zorgprofessionals zoals huisartsen, die gestimuleerd worden om niet alleen door te verwijzen naar gespecialiseerde voorzieningen, maar vooral de relatie te leggen met het lokale team.

De lokaal aanwezige maatschappelijke voorzieningen en preventieve activiteiten bieden echter niet altijd de (volledige) oplossing voor een hulpvraag. Soms is er meer nodig. Mocht dat blijken dan is het aan de lokale preventiewerker in samenwerking met het netwerk om de inwoner warm te begeleiden naar de juiste gespecialiseerde inzet. Dat kan bijvoorbeeld een consulent van de gemeente zijn die zorgt dat de inwoner toegang heeft tot een gespecialiseerde maatwerkvoorziening maar het kan ook een medische behandeling zijn via een specialist.

Het proces stopt daar echter niet. We vinden het belangrijk dat wanneer een inwoner gespecialiseerde hulp heeft erop ingezet wordt om wanneer het kan de zorg weer af te schalen en terug te leiden naar het aanbod van algemene voorzieningen. De eigen kracht van de inwoner moet blijvend worden gestimuleerd. Daarin zijn alle betrokken organisaties aan zet en dit is iets waar we zowel binnen onze eigen gemeentelijke werkprocessen als in afspraken met uitvoeringsorganisaties op gaan sturen.

2.2.5. Bouwsteen 5: Verbinder in de wijk

Binnen het lokale team in een wijk/kern is het belangrijk dat één van deze professionals zich naast de reguliere taken positioneert als een ‘verbinder in de wijk’. Vanuit deze rol is deze professional een verbindende schakel om te coördineren dat de samenwerking lokaal op een goede manier vorm krijgt, netwerken onderhouden blijven en initiatieven worden verbonden. Dit is ook iemand die overzicht houdt op de overall ontwikkeling in een wijk/kern en vanuit daar een aanjagende rol heeft in het inspelen op wat er gebeurt en het mogelijk initiëren van bijbehorende activiteiten of aanpakken. Hierin is hij/zij ook voor de gemeente het eerste aanspreekpunt.

Wat betekent dit concreet?

Binnen het lokale team krijgt één van de professionals de neventaak om als verbinder in de wijk op te treden. Dit kan ook een preventiewerker volwassenen zijn die wordt aangestuurd door een Zorgcoöperatie.

In beginsel gaan we ervan uit dat deze persoon circa 8 uur in de week hiervoor beschikbaar heeft. De verbinder in de wijk stelt samen met de andere professionals, samenwerkingspartners en inwoners een lokale sociale agenda op en beheert deze ook. Dit plan focust zich op activiteiten gericht op zorg en welzijn en wordt gevoed door lokale signalen, trends/ontwikkelingen en is gebaseerd op datgene waar lokaal energie en draagvlak voor is.

Het is nadrukkelijk niet de taak van de verbinder om de trekker te zijn van dorpsontwikkelingsplannen die een breder karakter hebben en zich ook richten op ruimtelijke opgaven. Wel kan de verbinder vanuit het perspectief zorg en welzijn aansluiten bij dergelijke gesprekken en input leveren.

We geloven erin dat met deze vijf bouwstenen het mogelijk is om in iedere wijk/kern een sterke sociale basis neer te zetten. De bouwstenen vormen samen een krachtig informeel en formeel netwerk waarmee diverse thema’s en vragen snel binnen de wijk kunnen worden opgepakt. En hoewel de bouwstenen essentieel zijn om wijkgericht te kunnen werken, bieden ze ook ruimte voor lokaal maatwerk. Iedere wijk/kern is immers anders. Ook bieden de bouwstenen ruimte om aan te sluiten bij bestaande goed werkende initiatieven in de wijk/kern waar bewoners zich aan hebben verbonden.

2.3 wat valt niet onder de sterke sociale basis

De algemene maatschappelijke voorziening richt zich nadrukkelijk niet op zwaardere problematiek waarvoor de gemeente professionals noodzakelijk acht om individueel geïndiceerde zorg te leveren. Zware problematiek, bijvoorbeeld op het gebied van handhaving, repressie en veiligheid, die niet in collectief verband opgepakt kan worden hoort niet bij de sterke sociale basis. Wel kunnen de lokale preventiewerkers en andere partijen uit het netwerk signalen delen en suggesties doen voor maatwerk voorzieningen.

3 De implementatie van de sterke sociale basis

3.1. Uitvoeringsplan

Eén sterke sociale basis in iedere wijk en kern staat er niet van de één op de andere dag. Het is een nieuwe manier van werken die ook vraagt om gedragsverandering bij zowel professionals als inwoners.

In onderstaand overzicht geven we op hoofdlijnen aan welke stappen we per bouwsteen gaan zetten en bij welke persoon/partij het initiatief ligt om met een actie te starten. Hiervoor ligt er een voorname taak bij de zogenaamde ‘kwartiermaker’. Deze professional gaat allereerst aan de slag met het opstellen van een gedetailleerd plan van aanpak waar onderstaande onderdelen nader in zijn uitgewerkt om vervolgens de uitvoering hiervan te coördineren.

Wat gaan we doen

hoe

Kartrekker

Bouwsteen 1

Actieve vrijwilligers en inwoners

Coördinatie vrijwilligers en waardering

Coördinatie van vrijwillige inzet

Jaarplanning opstellen uitdragen waard ering door gemeentebestuur

Kwartiermaker/beleidsadviseur

Inwonerscollectieven en initiatieven krijgen een rol

In gesprek met de inwonerscollectieven over hun rol in het realiseren van een sterke sociale basis

Kwartiermaker/beleidsadviseur

Een financieel zetje in de rug

Jaarlijkse waarderingssubsidie

Wijk-/ kernbudget

Maashorstfonds

Beleidsadviseur

Participatieadviseur

Bouwsteen 2

Breed toegankelijk aanbod van activiteiten en voorzieningen

Vergroten herkenbaarheid aanbod

In beeld brengen van al het bestaande aanbod op één centrale plek (sociale kaart)

Nieuw aanbod creëren op basis van signalen.

Kwartiermaker/beleidsadviseur op basis van input uit de lokale teams

Stimuleren collectief werken

Invoeren methodiek Samenwerkwijze

Training professionals intern en extern in methodiek en op collectieve aanpak (goed doorverwijzen etc.)

Kwartiermaker/beleidsadviseurs

Stimuleren algemene voorzieningen

Kaders opstellen algemene voorzieningen en bijbehorende financieringsregeling opzetten

Stimuleren dat algemene voorzieningen in de wijk/kern worden opgezet

Beleidsadviseur

Lokaal team

Bouwsteen 3

Gastvrije ontmoetingsplek

Inzetten gemeentelijk maatschappelijk vastgoed voor ontmoeting

Uitvoering geven aan het gemeentelijke accommodatiebeleid en de daarin opgenomen condities op het vlak van huur, beschikbare ruimtes, vrije inloop.

Duidelijke afspraken vastleggen met stakeholders over taak- en rolverdeling tussen beheerder, beheerstichting en preventiewerker

Lokale samenwerking bevorderen tussen beheerder, preventiewerker en andere lokale betrokkenen

Adviseurs Vastgoed

Adviseurs Vastgoed en beleidsadviseurs

Kwartiermaker

Realiseren ontmoetingsplekken in de openbare ruimte

Intensiveren samenwerking domein ruimte en lokaal team over plaatselijke initiatieven en mogelijkheden

Adviseurs ruimte en lokaal team

Bouwsteen 4

Samenwerken en netwerken in de wijk

Inzet preventiewerkers

Opdracht formaliseren en bijbehorende formatieafspraken maken betrokken organisaties

Preventiewerkers aanstellen

Begeleiding preventiewerkers in handelen conform opdracht en vorming van de lokale teams

Afspraken maken over sturing op lokaal team en -netwerk

Kwartiermaker en beleidsadviseurs

Investeren in een lokaal netwerk

Stappenplan opstellen voor het opzetten van een wijk-/kernnetwerk

Inventariseren partners en sleutelfiguren in de wijk/kern

Verbinder in de wijk in overleg met kwartiermaker en preventiewerkers

Op- en afschalen tussen lichte en zware vormen van ondersteuning

Bevorderen en versterken samenwerking lokaal team en consulenten gemeenten

Inzicht hebben in beschikbaar aanbod (sociale kaart)

Gelijke werkwijze bij contact met inwoners (Samenwerkwijze)

Kwartiermaker, beleidsadviseurs en teammanagers sociaal domein

Bouwsteen 5

Verbinder in de wijk

Coördineren samenwerking in de wijk/kern

Handelen volgens de werkwijze:

  • 1.

    analyse van de wijk/kern (foto)

  • 2.

    bepalen waar de uitdagingen en kansen liggen

  • 3.

    opstellen sociale agenda van de wijk/kern

  • 4.

    uitvoeren sociale agenda van de wijk/kern

  • 5.

    evaluatie van de genomen stappen

Kwartiermaker en verbinder in de wijk

3.2. Stapsgewijze uitrol

Het neerzetten van een sterke sociale basis is een grote beleidsontwikkeling die vraagt om een stapsgewijze aanpak:

afbeelding binnen de regeling

* Om de ontwikkeling en positionering van de lokale teams en -netwerken kracht bij te zetten trekken we als gemeente tijdelijk een kwartiermaker aan. Deze professional heeft als primaire taak om:

  • Uitvoering te geven aan het beleidskader ‘sterke sociale basis’ door de vertaling te maken naar een gedegen plan van aanpak voor de uitvoering én de borging hiervan op de lange termijn.

  • De lokaal betrokken professionals te coördineren en te coachen zodat er in ieder gebied een stevig team gevormd wordt. Daarbij is er onder andere oog voor: goede werkafspraken, tools voor een stakeholdersanalyse, het bouwen van een netwerk en onderhouden van relaties, inclusie en zichtbaarheid en vindbaarheid (lokale profilering).

  • Ontwikkelt een monitor om binnen de werkgebieden ervaringen op te halen over de samenwerking tussen de betrokken partijen, de vindbaarheid van het lokale team en de ervaren effecten van lokale activiteiten voor inwoners.

** Dit zijn de gebieden: Reek, Schaijk, Zeeland, Gebied West, Gebied Oost, Odiliapeel. Het betreft de 6 gebieden waar in de voormalige gemeenten Uden en Landerd al geïnvesteerd is in een gebiedsgerichte aanpak, al dan niet in pilotvorm. Dit doen we om de ontstane energie en netwerken in deze gebieden te behouden en om de tijdelijkheid van gemaakte afspraken te doorbreken.

3.3. Sturing

Om de beweging naar het voorliggende veld kracht bij te zetten is het ontzettend belangrijk dat diverse organisaties dit ondersteunen, kracht bij zetten en mee uitvoering aan geven. Niet voor niets is de lokale aanpak zoals in deze beleidsnota beschreven opgesteld na veelvuldig overleg met het lokale veld.

Het realiseren van de sterke sociale basis vraagt zowel om sturing per werkgebied, als om een overall sturing gemeente breed. Het is van belang dat de diverse partners op zowel strategisch, tactisch als operationeel niveau met elkaar in contact staan. Om dit te ondersteunen geven we vorm aan de volgende overlegstructuur:

afbeelding binnen de regeling

Om te sturen op het handelen van de preventiewerkers in samenhang met het lokale netwerk (kern en 1e ring) werken we in de kern met de volgende overlegstructuur.

afbeelding binnen de regeling

Aansluitend op deze structuur is het belangrijk om ook in breder perspectief maatschappelijke betrokken organisaties (2e ring) betrokken zijn bij het ontwikkelen van een sterke sociale basis. Ook zij spelen namelijk een rol bij het realiseren van een prettig leefklimaat en dragen bij aan het welzijn en de participatie van inwoners. Om hen aan te haken investeren in:

afbeelding binnen de regeling

  • Alle organisaties (professioneel en vrijwillig) die betrokken zijn bij het realiseren van een sterke sociale basis.

  • Bedoeld om ervaringen uit te wisselen, samenwerking te bevorderen en initiatieven en activiteiten op elkaar aan te laten sluiten.

  • Ieder half jaar

Om dit nieuwe beleid nog meer kracht bij te zetten vinden we het belangrijk om met een brede groep van betrokkenen een intentieovereenkomst te ondertekenen. In de intentieverklaring spreekt iedere partij die ondertekent uit bij te dragen aan het realiseren van de gewenste beweging en mee op te trekken in het netwerk. Geen zwaar juridisch document vol verplichtingen, maar een vanuit positiviteit geformuleerde belofte aan elkaar om ieder vanuit de eigen organisatie en met haar eigen activiteiten eraan bij te dragen. Met de intentieovereenkomst geven we een mooie start aan een jarenlange constructieve samenwerking.

3.4. Monitoring en evaluatie

We vinden het belangrijk om inzichtelijk te krijgen in hoeverre de diverse activiteiten uit dit beleid bijdragen aan het realiseren van de gewenste beweging van gespecialiseerde inzet naar preventie. Om daar een goed beeld van te vormen verzamelen we zowel kwantitatieve als kwalitatieve data.

Kwantitatieve data

Via diverse wegen verzamelen we kwantitatieve data (cijfers) over de ontwikkelingen in een werkgebied en de sociaaleconomische en gezondheidssituatie van onze inwoners. We maken gebruik van:

  • 1.

    Landelijke, regionale en lokale databases zoals ‘waar staat je gemeente’ en de Brabantscan van de GGD

  • 2.

    Gemeentelijke en regionale databases/dashboards: inzicht in het aantal inwoners dat contact zoekt met de gemeentelijke toegang, wat er met deze vragen gebeurt en hoeveel beschikkingen we afgeven, inclusief de bijbehorende trends (neemt het af of loopt het op), dit in relatie tot demografische ontwikkelingen.

  • 3.

    De preventieteams werken met een eigen registratiesysteem waarbij zij aangeven: waar zij in contact komen met een inwoner (locatie), soort vraag/behoefte, leeftijd, op welke manier in contact gekomen en hoe wordt de vraag opgepakt (zelf of doorverwezen en zo ja naar wie). Om de laagdrempeligheid te borgen gebeurt dit zonder het bijhouden van persoonsgegevens of het aanmaken van dossiers.

Kwalitatieve data

We vinden het belangrijk dat naast de cijfers er ook aandacht is voor de ervaringen van de betrokken organisaties en inwoners én dat we hierop kunnen sturen.

De kwartiermaker gaat aan de slag met de ontwikkeling van een monitor om naast bovengenoemde informatiebronnen ook uit de werkgebieden concrete data te verzamelen. Daarbij gaat het enerzijds om de ervaringen van de partners in het netwerk. Anderzijds gaat het over de ervaringen van inwoners die wonen in de betreffende wijk/kern.

Deze monitor wordt uitgezet door de preventiewerkers in iedere wijk/kern en bevat vragen in de trend van:

  • Hoe vind je de samenwerking onderling in het netwerk gaan? Wat zijn tips en wat zijn tricks?

  • Kom je gemakkelijk in contact met de preventiewerkers van het lokaal team? Hoe ervaar je de zichtbaarheid?

  • Ben je van mening dat je signalen over ontwikkelingen in de wijk/kern en vragen van inwoners gemakkelijk met elkaar kunt delen? Gaat het doorverwijzen naar elkaar goed?

  • Heb je het gevoel goed geholpen te worden door de lokale inzet in de wijk/kern?

Evaluatie

Het realiseren van de gewenste beweging is een proces wat niet over één nacht ijs gaat. Dit vraagt om een lange adem en effecten zullen pas na enige tijd zichtbaar worden. We kiezen er daarom voor om niet jaarlijks te evalueren. De eerste tussentijdse evaluatie willen we pas doen in 2028 als de nieuwe werkwijze al een aantal jaren de kans heeft gehad zich in de praktijk te vormen.

Op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve data die we verzamelen maken we wel jaarlijks een analyse over hoe de benoemde bouwstenen in de praktijk tot uitvoering komen. Op basis van de verzamelde kwantitatieve- en kwalitatieve data kunnen we op de volgende onderdelen informatie verzamelen:

  • 1.

    investeringen (input).

    Hoeveel euro’s besteden we aan de sociale basis? Hoeveel uur bedraagt de professionele inzet, van organisatie ‘x’ of professional type ‘y’? Of hoeveel subsidie er wordt gegeven aan initiatieven in de gemeenschappelijke basis.

  • 2.

    Activiteiten en de output daarvan

    Daarbij horen vragen zoals: hoeveel inwoners zijn als vrijwilliger actief? Hoeveel activiteiten hebben er in een gebied plaatsgevonden en welke?

  • 3.

    Effect

    In welke mate voelen bewonersinitiatieven zich gesteund? In hoeverre vinden mensen zich zelfredzaam en lukt het hen zelf informele steun te organiseren?

  • 4.

    (Cliënt)ervaring van activiteiten en van benoemde effecten

    Hoe ervaart een inwoner een activiteit, zoals het bezoek aan het wijkgebouw? Hoe tevreden is de vereniging met het contact met de preventiewerker? Wat vindt een inwoner van de beschikbaarheid van de voorzieningen? Hoe ervaart men het effect van een voorziening?

    De ervaring is iets wat de inwoner kan inbrengen en gaat over de activiteiten, het resultaat of het (ervaren) effect. Maar de ervaring is dus niet per se hetzelfde als de daadwerkelijke activiteiten, resultaten of effecten. Toch is het meten van de ervaring, of de tevredenheid, om twee redenen waardevol. Het geeft aanwijzingen wat er te leren valt vanuit inwonersperspectief. Bovendien is een positieve ervaring te zien als een voorwaarde voor het realiseren van effecten.

    Daarnaast kan ook de ervaring van de professionals interessant zijn; zeker binnen de sociale basis. Zo moeten de preventiewerkers het gevoel hebben dat ze de ruimte hebben om te doen wat nodig is om inwoners te stimuleren en faciliteren. Ervaren zij dat zo?

  • 5.

    Gespecialiseerde inzet

    We willen een beweging in gang brengen waarbij inwoners minder een beroep hoeven te doen op gespecialiseerde inzet doordat er een gedegen vangnet is van preventieve ondersteuning in hun eigen wijk/kern. In hoeverre dit ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt houden we de komende jaren in de gaten. We analyseren het gebruik van de gemeentelijke gespecialiseerde inzet (o.a. afgegeven beschikkingen) en in hoeverre daar een demping in te zien is als gevolg van de wijkgerichte aanpak uit de sterke sociale basis.

    Datagericht werken

    Uit de combinatie van bovenstaande informatie krijgen we inzicht of de bouwstenen inderdaad op de gewenste wijze vorm krijgen in de wijk/kern en zo bijdragen aan een sterke sociale basis of dat er juist bijgestuurd moet worden. Ook kunnen we conform de opgenomen overlegstructuur heel pragmatisch de lokale activiteiten meermaals per jaar bespreken, analyseren hoe het loopt en samen met partners werken aan een optimalisatie hiervan.

4. Financiën

Het belangrijkste doel van het versterken van de sociale basis is ervoor te zorgen dat zorg en ondersteuning voor inwoners beschikbaar blijft en van goede kwaliteit is. Om dat te kunnen realiseren moeten we iets anders doen dan we nu doen. Er moet een verschuiving komen van individuele voorzieningen naar collectief aanbod waar mogelijk. Naar meer preventie en normaliseren van lichte zorg- en ondersteuningsvragen dichtbij de inwoner en zoveel mogelijk in het eigen netwerk.

We gaan er niet van uit dat dit beleid zich direct financieel gaat terugbetalen. Om de te verwachten stijging in de zorgkosten op de langere termijn te dempen moeten we eerst investeren. De effecten van preventief handelen is pas na jaren zichtbaar.

4.1. Structurele investering

Om de gewenste beweging en de sterke sociale basis te realiseren is het noodzakelijk structureel te investeren in het wijkgericht werken.

 

2024 (opstartjaar)

2025

2026

2027 e.v.

Totaal benodigd

€1,8 miljoen

€2,35 miljoen

€2,35 miljoen

€2,35 miljoen

Aanwezige dekking

€1,8 miljoen

€2,05 miljoen

€2,05 miljoen

€2,05 miljoen

Aanvullend nodig

-

€300.000,-

€300.000.-

€300.000,-

Hieronder volgt een nadere toelichting van de specifieke onderdelen waarop een investering nodig is.

Preventiewerkers

In de gemeentelijke begroting zijn vanaf 2024 al structurele middelen (€ 450.000,- per jaar) opgenomen voor de transformatie naar een sterke sociale basis. Hierdoor is het al mogelijk geweest om een eerste investering te doen in de versterking van de sociale basis en daarmee de preventiewerkers gespecialiseerd in jeugd naar het gewenste aantal uren te brengen zodat zij de gewenste ureninzet in de wijk/kern kunnen leveren (overal 16 uur).

Vervolgens is er gekeken wat er nog nodig is om ook de preventiewerkers gespecialiseerd in volwassenen op de gewenste manier in te zetten in de wijk. Daarbij is rekening gehouden met de huidige formatie die al beschikbaar is, zowel structureel als incidenteel. Ook is er gekeken waar er mogelijkheden liggen om binnen bestaande subsidie- en inkoopafspraken te schuiven in de formatie ten behoeve van de preventieteams.

Het resultaat van de analyse is dat er op dit moment te weinig FTE beschikbaar zijn binnen de reguliere middelen om in iedere wijk/kern de gewenste inzet van een preventiewerker volwassenen te realiseren. Gemeente breed komen we hiervoor 3 FTE te kort. Daarmee gaat een bedrag gepaard van €450.000,- (1 FTE is circa €150.000,-).

Wijk- en kernbudget

Tevens wordt in dit beleid het belang toegelicht van de aanwezigheid van een lokaal wijk- en kernbudget om collectieve initiatieven te ondersteunen. Een bedrag van €10.000,- per wijk/kern is daarbij gepast.

Dit vraagt een structurele investering van €110.000,-.

Wat is er nodig?

Met de implementatie van het beleid gaat een totale begroting gepaard van €2,35 miljoen. Een deel van de benodigde dekking wordt gevonden in het feit dat er nu al geïnvesteerd wordt in diverse professionals en activiteiten in de wijk, waaronder de preventiewerkers jeugd. De komende jaren gaan we in de subsidieverlening aan diverse welzijnsorganisaties en andere betrokken partijen erop sturen dat hun inzet aansluit op deze beleidsnota. In totaal is er daarmee voor €1,8 miljoen dekking aan structurele middelen.

Er resteert een noodzakelijke structurele investering van €550.000,- vanaf 2025. Ook voor dit bedrag geldt echter dat er gedeeltelijk al dekking is gevonden uit eerder beschikbaar gestelde middelen:

  • Het benodigde wijk- kernbudget kan gefinancierd worden uit de structurele middelen voor de sterke sociale basis die op voorhand al vanaf 2024 beschikbaar zijn voor de beleidsontwikkeling

  • Voor de inzet van 1 FTE is er dekking gevonden door het maken van andere keuzes in de subsidieverlening aan welzijnsorganisaties. Door de inzet van de preventiewerkers is namelijk vanaf 2025 een iets beperktere inzet van het sociaal werk nodig.

Het resultaat is dat er enkel nog structurele dekking nodig is voor 2 FTE aan aanvullende inzet. Onder aan de streep betekent dit een structurele investering van €300.000,-.

4.2. Incidentele investering

Kwartiermaker

Om het beleid te implementeren is het noodzakelijk om voor de duur van 2,5 jaar een kwartiermaker aan te stellen. Bij een fulltime aanstelling vraagt dit een jaarlijkse investering van maximaal €206.000,-.

We beogen de kwartiermaker in te zetten vanaf Q4 van 2024.

 

2024 (opstartjaar)

2025

2026

Benodigd bedrag

€68.800

€206.000

€206.000

Voorhanden dekking uit GALA middelen

€68.800

€122.806

€92.064

Voorhanden dekking uit Transformatiebudget Sterke sociale basis

-

€83.194

€88.502

Aanvullende dekking uit implementatiebudget (resterende middelen voorgaande jaren)

 
 

€25.434

Resterend budget nodig

€0

€0

€0

Het Transformatiebudget Sterke Sociale basis is in eerste instantie enkel nog beschikbaar in 2024. We sluiten dat jaar echter af met restantmiddelen. Het voorstel is om deze over te hevelen in een implementatiebudget voor het nieuwe beleid in de jaren 2025 en 2026. Op die manier kan het overgrote deel van de kosten van de kwartiermaker gedekt worden.

Indien de Raad ermee instemt deze middelen over te hevelen naar een implementatiebudget voor de jaren 2025 en 2026 dan resulteert dit in een incidenteel tekort van circa €25.000,-*.

*Mogelijk dat we dit bedrag ook terug kunnen brengen naar €0,-. Samenwerkingspartner ONS welzijn heeft namelijk uit subsidiejaar 2021 nog resterende subsidiemiddelen die zij niet heeft kunnen inzetten als gevolg van de COVID-19 maatregelen. Deze middelen gaan we dit jaar terugvorderen. Het voorstel is om deze eveneens toe te voegen aan de beschikbare incidentele middelen voor de sterke sociale basis. Hiermee kan dan ook de resterende incidentele investering bekostigd worden.

Ondertekening

Bijlage 1. Gebiedsindeling Maashorst

Binnen dit beleid hanteren we de gebiedsindeling zoals vastgesteld in het Beleidsprogramma wonen en zorg. Alle kleine kernen zijn één gebied; de kern Uden is opgedeeld in 6 gebieden.

In onderstaande tabel staat welke buurtcodes met elkaar een gebied vormen.

Gebied Centrum (01)

  • -

    Centrum: 19910101

  • -

    Hoevenseveld 19910106

  • -

    Schutveld 19910107

Gebied West (02)

  • -

    Bogerd-Vijfhuis 19910102

  • -

    Moleneind-Groenewoud: 19910103

  • -

    Buitengebied Uden west 19910198

Gebied Midden (03)

  • -

    Flatwijk 19910104

  • -

    Sportpark Volkelseweg (de Gaarden) 19910112

  • -

    Zoggel 19910113

  • -

    Vluchtoord 19910114

  • -

    Loopkant-Liessent 19910115

Gebied Noord (04)

  • -

    Bitswijk 19910105

  • -

    Buitengebied Maashorst 19910199

Gebied Oost (05)

  • -

    Buurtschap Hoeven 19910108

  • -

    Hoeven 19910109

  • -

    Melle 10010110

  • -

    Raam 19910111

  • -

    Buitengeb. Oost 19910196

Gebied Zuid (06)

  • -

    Hoenderbos-Velmolen 19910116

  • -

    Eikenheuvel 19910117

  • -

    Buitengebied Uden zuid 19910197

Gebied Volkel (07)

  • -

    Kom Volkel 19910201

  • -

    Vliegbasis Volkel 19910298

  • -

    Buitengebied Volkel 19910299

Gebied Odiliapeel (08)

  • -

    Kom Odiliapeel 19910301

  • -

    Buitengebied Odiliapeel 19910399

Gebied Schaijk (09)

  • -

    Kom Schaijk 19910401

  • -

    Schaijkse Heide 19910402

  • -

    Mun 19910403

  • -

    Overig verspreide huizen Schaijk 19910404

Gebied Reek (10)

  • -

    Kom Reek 19910501

  • -

    Reekse Heide en Bovenland 19910502

Gebied Zeeland (11)

  • -

    Kom Zeeland 19910601

  • -

    Nabbegat-Voederheil 19910602

  • -

    Oventje 19910603

  • -

    Trent-Graspeel 19910604

  • -

    Zevenhuis 19910605

  • -

    Duifhuis-Kreitsberg 19910606

  • -

    Verspreide huizen Peel 19910607