Reglement voor de Adviescommissies Waterschap Rijn en IJssel

1. De leden van commissies en hun plaatsvervangers worden benoemd door de dijkgraaf op voordracht van de fracties. De leden en de plaatsvervangende leden die door de fracties worden voorgedragen hebben zitting in het algemeen bestuur of zijn aangesteld als fractievolger. Iedere fractie is in iedere commissie met één lid en één of twee plaatsvervangers vertegenwoordigd.

2. In afwijking van lid 1 mag elke fractie met meer dan vijf leden voor iedere commissie twee leden voordragen. Per agendapunt is één van de leden de woordvoerder in de commissievergadering en in de vergadering van het algemeen bestuur.

3. Leden van het algemeen bestuur zijn lid van één commissie. Leden en fractievolgers van één- en tweemansfracties hebben het recht om elk lid te zijn van twee of drie commissies, met dien verstande dat deze fracties met maximaal één lid in elke commissie kunnen zijn vertegenwoordigd. In afwijking van bovenstaande kunnen leden en fractievolgers als plaatsvervanger voor hun fractie voor een 2e of 3e commissie optreden.

4. De commissies zijn zodanig samengesteld, dat de leden en fractievolgers van een fractie gelijkelijk dan wel zo veel als mogelijk gelijkelijk over de drie commissies zijn verdeeld.

5. De voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter van de drie commissies worden benoemd door de dijkgraaf op voordracht van de fracties. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter zijn lid van het algemeen bestuur, niet zijnde lid van het college.

6. De leden van de commissies, de voorzitters en hun plaatsvervangers treden af met ingang van de datum waarop het algemeen bestuur aftreedt.

7. Het lidmaatschap van een commissie en het voorzitterschap eindigt bij tussentijdse beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur.

8. De voorzitters en de leden kunnen zich tussentijds terugtrekken. Zij dienen hiervoor een schriftelijk verzoek in te dienen bij het algemeen bestuur van het waterschap.

9. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Benoeming vindt plaats door de dijkgraaf op voordracht van de fractie waarvan geen lid meer in de commissie is vertegenwoordigd.

1. Degene die in de vergadering van de commissie optreedt als voorzitter is geen lid van de betreffende commissie en neemt niet deel aan de beraadslagingen.

2. Indien de plaatsvervangende voorzitter ook als lid in de betreffende commissie deel zou nemen, kan het plaatsvervangend lid deelnemen aan de beraadslagingen.

3. De voorzitter is belast met het leiden van de vergadering, het handhaven van de orde en met het (doen) naleven van dit reglement.

1. De secretaris-directeur stelt een secretaris voor de commissies beschikbaar. De secretaris is geen lid van de betreffende commissie.

2. De secretaris formuleert in afstemming met de voorzitter het advies van de commissie aan het college aan de hand van de beraadslaging. De secretaris leidt dit advies schriftelijk door naar het college.

3. De secretaris draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst.

1. Elke fractie heeft het recht om één fractievolger voor te dragen als (plaatsvervangend) lid van een commissie.

2. Als fractievolger kunnen fungeren:

• a.

  personen die bij de meest recente waterschapsverkiezingen voor het Waterschap Rijn en IJssel op de kandidatenlijst waren vermeld;

• b.

  personen die zijn voorgedragen door de Vereniging van Bos- en Natuureigenaren of LTO-Noord.

3. De fractievolgers dienen de “Gedragscode integriteit leden van het algemeen bestuur van het waterschap Rijn en IJssel” te ondertekenen en dienen hun nevenfuncties vooraf te melden. Functies als genoemd in artikel 31, eerste lid, van de Waterschapswet zijn onverenigbaar met het fractievolgerschap. Fractievolgers dienen zich te onthouden van werkzaamheden als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Waterschapswet.

4. Alvorens de fractievolgers hun werkzaamheden in de adviescommissie aanvangen, leggen zij in handen van de dijkgraaf de volgende eed (of verklaring en belofte) af:

“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van deze adviescommissie te worden benoemd rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, aan iemand enige gift of gunst heb gedaan of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in deze functie te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk van iemand enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de adviescommissie naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat verklaar en beloof ik).”

5. Een fractievolger ontvangt een vergoeding per bijgewoonde commissievergadering conform het bepaalde in artikel 4.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

6. Het lidmaatschap van de fractievolgers eindigt bij het niet meer voldoen aan de eisen zoals bedoeld in de wet en/of dit reglement.

1. De commissie heeft tot taak:

• a.

  Het desgevraagd uitbrengen van advies aan het college over besluiten die het college voornemens is aan het algemeen bestuur voor te stellen;

• b.

  Het desgevraagd adviseren aan het college met betrekking tot overige aangelegenheden.

2. Een advies wordt schriftelijk verstrekt.

3. Voor zover het advies betrekking heeft op een voorstel als bedoeld in het eerste lid onder a., wordt het advies tegelijk met het voorstel ter kennisneming aan het algemeen bestuur aangeboden.

4. De commissie kan het college verzoeken nadere informatie te verstrekken over zaken die tot de taakvelden van de betreffende commissie behoren en daarover met het college van gedachten wisselen. Het college kan besluiten het verzoek niet te honoreren indien:

• a.

  De voortgang van een zorgvuldig besluitvormingsproces omtrent het onderwerp van het verzoek daaraan in de weg staat; of

• b.

  Het onderwerp van het verzoek behoort tot de uitsluitend aan het college toekomende bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

1. De vergaderingen van de commissie vinden plaats 3-4 weken voorafgaand aan de vergaderingen van het algemeen bestuur conform het door het algemeen bestuur vastgestelde vergaderschema.

2. Het college bepaalt de agenda van de commissies.

3. De agenda en stukken voor de openbare commissievergaderingen worden op de gebruikelijke wijze gepubliceerd.

4. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de commissie de presentielijst. Aan het einde van de vergadering wordt de presentielijst door de secretaris door ondertekening vastgesteld. Van de vergaderingen wordt geen schriftelijk verslag gemaakt. De vergaderingen kunnen live en achteraf beluisterd worden via de website van het waterschap.

1. De vergaderingen van de commissies zijn in beginsel openbaar.

2. Indien de agenda daartoe aanleiding geeft kan de commissie of het college besluiten vergaderingen geheel of gedeeltelijk besloten te maken.

3. De commissie of het college kan omtrent het in besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van betreffende stukken een verplichting tot geheimhouding opleggen.

4. De verplichting tot geheimhouding wordt door de aanwezige leden en door degenen, die op andere wijze van het behandelde en de stukken kennisnemen, in acht genomen tot de commissie of het college de verplichting tot geheimhouding opheft.

1. De voorzitter stelt ingezetenen en belanghebbenden bij een openbare vergadering op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren tijdens de vergadering voorafgaand aan het desbetreffende geagendeerde onderwerp.

2. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor het begin van de vergadering bij de secretaris, onder vermelding van zijn naam en adres en het agendapunt waarover hij het woord wil voeren.

3. Het woord kan niet worden gevoerd:

• a.

  over een besluit van het waterschap waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

• b.

  over het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

• c.

  indien er een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

4. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de leden van de commissie toestaan aan de spreker verhelderende vragen te stellen.

5. Voor de toehoorder die in de gelegenheid wordt gesteld het woord te voeren geldt een spreektijd van ten hoogste vijf minuten per agendapunt, waarbij de totale spreektijd per agendapunt voor de toehoorders ten hoogste vijftien minuten bedraagt. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.