Afspraken over handhaving van integriteit gemeente Oostzaan

Geldend van 01-10-2024 t/m heden

Intitulé

Afspraken over handhaving van integriteit gemeente Oostzaan

Inleiding

In 2024 heeft de gemeenteraad van Oostzaan de Gedragscode voor Raadsleden en Fractieassistenten en de Gedragscode voor Burgemeester en Wethouders vastgesteld. In deze gedragscodes staan de afspraken weergegeven die wij met elkaar hebben gemaakt om de integriteit te borgen. Deze gedragscodes bestaan daarmee naast de wettelijke integriteitsnormen.

Het is belangrijk dat twijfels en vermoedens over een mogelijke integriteitsschending zorgvuldig worden behandeld met behulp van een goed ingericht proces. De afspraken in dit protocol bieden hiervoor houvast.

Bij de handhaving van integriteitsnormen staan drie afspraken voorop.

  • 1.

    Onpartijdige handhaving

    Het beginsel van onpartijdige handhaving betekent dat integriteit niet ingezet wordt als politiek instrument om een andere politieke ambtsdrager mee te beschadigen. De integriteit van onze gemeente is daarvoor te kostbaar. Vermoedens van integriteitsschendingen moeten objectief worden beoordeeld en mogen niet afhangen van de partijpolitieke kleur van de betrokken politieke ambtsdragers. Het beginsel van ‘onpartijdige handhaving’ betekent dat alle politieke ambtsdragers bij de beoordeling van integriteitskwesties het algemeen belang van een integer openbaar bestuur voorop moeten stellen.

  • 2.

    Terughoudendheid met publiciteit

    In Nederland wordt de politiek kritisch gevolgd door de media. Dat is belangrijk. Het nadeel daarvan is dat het risico bestaat dat vermoedens van integriteitsschendingen openbaar worden gemaakt, zonder dat de feiten vaststaan. Dat kan de betrokken politieke ambtsdragers beschadigen, maar is ook schadelijk voor onze gemeente en het vertrouwen van onze inwoners daarin. Om dit te voorkomen is het belangrijk om bij een vermoeden van een integriteitsschending zorgvuldig te handelen en niet meteen publiekelijk naar buiten te treden met beschuldigingen. Dit vraagt van betrokkenen dat zij de kwestie niet te snel in de publiciteit brengen. Ook de kring van personen die bij de behandeling van de kwestie betrokken is, moet daarom niet groter zijn dan nodig.

    Als blijkt dat een integriteitsschending daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en er een oordeel is gevormd over de ernst daarvan, wordt afgewogen of en hoe de kwestie naar buiten gebracht wordt. Als de kwestie al in de publiciteit is gekomen, geldt als afspraak dat de burgemeester de communicatie voor zijn rekening neemt. Dit geldt tot het moment dat de feiten helder zijn en er publiekelijk over kan worden gesproken.

  • 3.

    Zorgvuldigheid tegenover de melder en de betrokken politieke ambtsdrager

    In Oostzaan kijken we om naar elkaar. Politieke ambtsdragers worden aangemoedigd om twijfels over hun eigen handelen of voornemens te bespreken. Twijfels over het handelen van een andere politieke ambtsdrager worden waar mogelijk eerst met diegene zelf besproken.

    Iedereen die op goede gronden en met de juiste intenties een vermoeden van een integriteitsschending meldt of mogelijk een schending heeft begaan heeft er recht op dat de afhandeling van de kwestie in alle fasen zeer zorgvuldig plaatsvindt. Zorgvuldigheid betekent ook dat de positie van degene die wordt beschuldigd wordt beschermd: een aantijging mag niet te lichtzinnig worden gedaan of worden overgenomen in de politieke arena. Bij valse of niet te bewijzen beschuldigingen wordt hier met elkaar afstand genomen, zo nodig publiekelijk.

1. Algemene bepalingen

ARTIKEL 1.1 ROLLEN EN TAKEN

  • 1. De burgemeester:

    • Is verantwoordelijk voor de afhandeling van meldingen op basis van dit protocol.

    • Signaleert en bespreekt gedragingen van raadsleden, fractieassistenten en collegeleden bij twijfel over voorgenomen of al uitgevoerde handelingen.

    • Stelt een integriteitscommissie in ten behoeve van de advisering over de ontvankelijkheid van de melding en het (laten) uitvoeren van een eerste screening.

    • Kan ten behoeve van de eerste screening externe professionele expertise inzetten en toevoegen aan de integriteitscommissie.

    • Besluit, indien de eerste screening hiertoe aanleiding geeft, dat een onafhankelijk feitenonderzoek niet benodigd is, omdat de melding geen grond heeft.

    • Besluit, indien de eerste screening hiertoe aanleiding geeft, dat een onafhankelijk feitenonderzoek niet benodigd is indien alle feiten bekend zijn, dan wel indien de schending integriteit naar oordeel van de burgemeester opgeheven is of wordt.

    • Geeft, indien de eerste screening hiertoe aanleiding geeft, opdracht tot het uitvoeren van een onafhankelijk feitenonderzoek.

    • Consulteert voorafgaand aan de opdrachtverlening voor een onafhankelijk feitenonderzoek de klankbordgroep van fractievoorzitters.

    • Legt de conceptrapportage met een schriftelijke advies van de integriteitscommissie voor aan de klankbordgroep van fractievoorzitters om gelegenheid te bieden tot het stellen van technische vragen.

    • Legt het definitieve feitenonderzoek zo nodig voor aan de raad.

    • Draagt zorg voor de interne en externe communicatie.

    • Doet zo nodig aangifte van het vermoeden van een strafbaar feit.

  • 2. De raadsgriffier en de gemeentesecretaris:

    • Vervullen de rol van adviseur voor de raad en de raadsleden, respectievelijk voor het college en de collegeleden, maar zijn geen vertrouwenspersoon.

    • Zijn vraagbaak en geven advies aan raadsleden respectievelijk collegeleden over de vraag of een (voorgenomen) handeling een vermoeden van een integriteitsschending oplevert.

    • Bieden ambtelijke ondersteuning aan de burgemeester bij het doorlopen van de benodigde stappen uit dit protocol.

    • Maken deel uit van de integriteitscommissie.

  • 3. De voorzitter van de vertrouwenscommissie:

    • Treedt in de plaats van de burgemeester, zoals beschreven in dit protocol, als de melding de burgemeester zelf betreft.

    • Kan, indien de eerste screening hier aanleiding toe geeft, de vertrouwenscommissie informeren over de opdracht tot een onafhankelijk feitenonderzoek.

    • Kan, indien de eerste screening hier aanleiding toe geeft, (het kabinet van) de Commissaris van de Koning informeren over de opdracht tot een onafhankelijk feitenonderzoek en zo nodig betrekken voor hulp en advies.

  • 4. De integriteitscommissie:

    • Bestaat uit de raadsgriffier en de gemeentesecretaris en indien gewenst externe professionele expertise.

    • Adviseert de burgemeester bij de te nemen stappen die in dit protocol zijn beschreven.

    • Adviseert de voorzitter van de vertrouwenscommissie bij de te nemen stappen die in dit protocol zijn beschreven indien de burgemeester zelf onderwerp van een melding is.

    • Is bewaker en begeleider van het proces van (voor)onderzoek bij vermoedens van niet-integer handelen.

    • Adviseert de burgemeester en de klankbordgroep van fractievoorzitters of de onderzoeksrapportage (onafhankelijk feitenonderzoek) voldoet aan de opdrachtverstrekking en of de rapportage voldoende begrijpelijk is.

  • 5. De klankbordgroep van fractievoorzitters:

    • Bestaat uit de fractievoorzitters van alle in de gemeenteraad vertegenwoordigde partijen. Indien een fractievoorzitter zelf het onderwerp van een melding is, wordt deze zo mogelijk vervangen door een ander lid uit de eigen fractie.

    • Wordt samengeroepen indien de burgemeester naar aanleiding van de eerste screening hier aanleiding toe ziet en over wil gaan tot een onafhankelijk feitenonderzoek.

    • Geldt als klankbord voor de burgemeester bij de opdrachtverstrekking voor een onafhankelijk feitenonderzoek.

    • Krijgt gelegenheid tot het stellen van technische vragen over de rapportage bij afronding van het onafhankelijk feitenonderzoek, voorafgaand aan de eventuele behandeling van de rapportage in de raad.

    • Geldt als klankbord voor de burgemeester bij het naar de raad brengen van een definitieve onderzoeksrapportage van het onafhankelijk feitenonderzoek.

    • Geldt als klankbord voor de burgemeester bij een vermoeden van een strafbaar feit.

  • 6. De gemeenteraad:

    • Is ontvanger van de onderzoeksrapportage in geval van een onafhankelijk feitenonderzoek en weegt eigenstandig de uitkomsten.

    • Beoordeelt of en welke (politieke) consequenties aan de orde zijn.

ARTIKEL 1.2 LEIDENDE BEGINSELEN

  • 1. Twijfels delen.

  • Politieke ambtsdragers worden aangemoedigd om integriteitsdilemma's en twijfels over hun eigen (voorgenomen) handelen allereerst te bespreken, zodat samen de beste handelwijze kan worden bepaald en afwegingen transparant en controleerbaar zijn. Collegeleden bespreken dilemma’s en twijfels binnen het college. Raadsleden bespreken dilemma’s en twijfels in de fractie en nadien zo nodig met de burgemeester.

  • 2. Elkaar aanspreken.

  • Politieke ambtsdragers worden aangemoedigd om integriteitsdilemma's en twijfels over het (voorgenomen) handelen van een ander te bespreken met de betreffende persoon zelf. Is dit redelijkerwijs geen optie of bestaat er verschil van inzicht, dan kunnen de betrokken politieke ambtsdragers advies inwinnen bij de burgemeester en/of de secretaris respectievelijk de griffier. Is sprake van een vermoeden van een integriteitsschending dan kunnen de politieke ambtsdragers melding doen bij de burgemeester.

  • 3. Zorgvuldig handelen.

  • Bij de omgang met twijfels of vermoedens van vermeend niet-integer handelen zijn drie beginselen leidend:

    • a.

      Onpartijdige handhaving: handhaving van integriteitsnormen geschiedt op een objectieve, navolgbare wijze, om recht te doen aan personen en om bij te dragen aan het collectieve belang van de gemeente Oostzaan als geheel. Vermeden wordt dat de omgang met twijfels of vermoedens van vermeend niet-integer handelen wordt gekleurd door partijpolitieke belangen of andere vormen van vooringenomenheid.

    • b.

      Terughoudendheid met publiciteit: vermeend niet-integer handelen kan leiden tot media-aandacht. Vermeden wordt dat onnodige beschadiging optreedt van personen die bij de omgang met twijfels of vermoedens betrokken zijn.

    • c.

      Zorgvuldigheid tegenover melder en betrokken politiek ambtsdrager: de melder die te goeder trouw een melding doet en de politiek ambtsdrager tegen wie de melding is gericht, verdienen een zorgvuldige behandeling. Vermeden wordt dat de melder die te goeder trouw meldt benadeling ondervindt en dat de politiek ambtsdrager tegen wie de melding is gericht onnodig beschadigd raakt buiten eigen toedoen.

ARTIKEL 1.3 COMMUNICATIE

  • 1. Indien communicatie intern of extern gewenst is, draagt de burgemeester hier zorg voor. De burgemeester kan zich hierbij desgewenst laten ondersteunen.

  • 2. Voor de interne en externe communicatie door de burgemeester worden de verschillende belangen, voornamelijk het belang van het (zorgvuldig verrichten van) onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de in het onderzoek betrokken personen en het belang van transparant bestuur, nauwkeurig afgewogen.

  • 3. Andere politieke ambtsdragers, inclusief de melder als deze politiek ambtsdrager is, onthouden zich van openbaar commentaar gedurende de uitvoering van het (voor)onderzoek en verwijzen zo nodig naar de burgemeester.

ARTIKEL 1.4 AANGIFTE BIJ VERMOEDENS VAN EEN STRAFBAAR FEIT

Als er in enige fase van de behandeling van de melding een vermoeden is van een strafbaar feit kan de burgemeester hiervan aangifte doen bij de politie of het openbaar ministerie. De burgemeester weegt af of de klankbordgroep van fractievoorzitters voorafgaand wordt geraadpleegd. De klankbordgroep van fractievoorzitters geldt uitsluitend als klankbord voor de burgemeester.

2. Processtappen rondom meldingen

ARTIKEL 2.1 INDIENEN VAN EEN MELDING

  • 1. Iedereen kan bij een vermoeden van een integriteitsschending door een politiek ambtsdrager een schriftelijke melding doen bij de burgemeester.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op medewerkers van de OVER-gemeenten en anderen die op grond van de ambtelijke meldingsregelingen en -kanalen kunnen melden.

  • 3. De melding dient aan de volgende vereisten te voldoen;

    • a.

      de melding bevat een dagtekening;

    • b.

      de melding bevat een onderbouwde omschrijving van de vermoedelijke integriteitsschending;

    • c.

      de melding vermeldt de naam en contactgegevens van de melder en de naam van de politieke ambtsdrager(s) tegen wie de melding zich richt.

  • 4. De melder ontvangt binnen tien werkdagen na zijn melding een schriftelijke ontvangstbevestiging waarin de melder ook wordt aangespoord om niet de publiciteit te zoeken of zich anderszins naar derden uit te laten over de melding en de opvolging daarvan, om de persoonlijke levenssfeer van de betrokken politiek ambtsdrager te beschermen en ruimte te bieden voor een zorgvuldig onderzoeksproces.

  • 5. Vanaf het moment dat de melding is gedaan tot en met het doorlopen van de benodigde stappen uit dit protocol, wordt door de gemeentesecretaris en/of de griffier ambtelijke ondersteuning geboden aan de burgemeester.

  • 6. De identiteit van de melder wordt niet bekend gemaakt bij degene die de melding betreft of anderen anders dan de personen die de eerste screening uitvoeren, zonder daartoe overleg te hebben gevoerd met de melder. Nagegaan wordt of het niet-prijsgeven van de identiteit een materiële beperking oplevert voor het onderzoek. Van een materiële beperking kan onder andere sprake zijn wanneer de melder de eigen identiteit niet bekend wil maken terwijl de melding over vermeende ongewenste omgangsvormen gaat of wanneer het om eigen waarnemingen van de melder gaat, waardoor het kennen van de identiteit van de melder nodig is voor het adequaat kunnen toepassen van hoor en wederhoor.

  • 7. Meldingen over de burgemeester worden via de griffier schriftelijk gedaan bij de voorzitter van de vertrouwenscommissie. De voorzitter van de vertrouwenscommissie treedt in de plaats van de burgemeester, zoals beschreven in dit protocol, als de melding de burgemeester zelf betreft. De voorzitter van de vertrouwenscommissie kan indien de eerste screening hiertoe aanleiding geeft (het kabinet van) de Commissaris van de Koning informeren over de opdracht voor een onafhankelijk feitenonderzoek en zo nodig betrekken voor hulp of advies. De vertrouwenscommissie neemt in dat geval de rol van de klankbordgroep over zoals beschreven in dit protocol en beslist over het opleggen van geheimhouding op de momenten zoals beschreven in dit protocol.

  • 8. De burgemeester kan vanuit zijn wettelijke taak als bevorderaar van bestuurlijke integriteit ook door eigen waarneming of door berichtgeving van buitenaf kennis nemen van een vermeende integriteitsschending. In die gevallen maakt de burgemeester een schriftelijke vastlegging, waarin de burgemeester beschrijft wat de aanleiding is om een eerste screening uit te voeren. De uitvoering van de eerste screening vindt plaats conform de in dit protocol opgenomen stappen.

ARTIKEL 2.2 ONTVANKELIJKHEIDSTOETS

  • 1. De burgemeester beoordeelt of de melding voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 2.1 lid 3 en beoordeelt daarnaast of de melding:

    • a.

      voldoende concreet is,

    • b.

      binnen vier jaar na de vermeende feiten is ingediend en

    • c.

      of de vermeende integriteitsschending een voldoende ernstig karakter heeft.

  • Is dit het geval, dan besluit de burgemeester een vooronderzoek (eerste screening) in te stellen.

  • 2. Wordt niet voldaan aan de eisen a, b, of c in het vorige lid, dan besluit de burgemeester de behandeling van de melding niet voort te zetten of de melder gelegenheid te bieden tot nadere onderbouwing. Van deze beslissing worden de melder en de politiek ambtsdrager over wie de melding is gedaan schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld. Dateren de vermeende feiten van langer dan vier jaar geleden dan kan de burgemeester alleen in zwaarwegende gevallen, gemotiveerd afwijken van de in lid 1 gestelde eis.

  • 3. De burgemeester kan bij de toepassing van de leden 1 en 2 externe expertise inschakelen. De externe adviseur dient onafhankelijk en onpartijdig te zijn, en op geen enkele wijze direct of indirect betrokken te zijn bij hetgeen waar de melding betrekking op heeft.

3. Uitvoering van een eerste screening

ARTIKEL 3.1 INTEGRITEITSCOMMISSIE

  • 1. Indien een melding ontvankelijk is als bedoeld in artikel 2.2 stelt de burgemeester ten behoeve van de advisering over het (laten) uitvoeren van een eerste screening een integriteitscommissie samen.

  • 2. De integriteitscommissie wordt samengesteld door de burgemeester en bestaat uit de gemeentesecretaris en de griffier en – desgewenst – (een) externe adviseur(s). Bij het inschakelen van (een) externe adviseur(s) houdt de burgemeester rekening met deskundigheid en ervaring, gelet op de aard van de melding.

  • 3. De gemeentesecretaris dan wel griffier en de adviseur(s) is/zijn op geen enkele manier direct of indirect betrokken bij hetgeen waar de melding betrekking op heeft. Het oordeel daarover ligt bij de burgemeester. Zij worden zo nodig vervangen door medewerkers uit de ambtelijke organisatie of van de griffie met relevante expertise.

ARTIKEL 3.2 DOEL EN UITVOERING

  • 1. Indien een melding ontvankelijk is als bedoeld in artikel 2.2 laat de burgemeester, gehoord hebbende het advies van de integriteitscommissie, zo spoedig mogelijk een eerste screening uitvoeren. Deze eerste screening is bedoeld als vooronderzoek waarbij een eerste beoordeling van de vraag of het geuite vermoeden van een integriteitsschending feitelijke grondslag lijkt te hebben, centraal staat. Het gaat daarbij om het beantwoorden van de vraag of een integriteitsschending aan de orde lijkt te zijn, op basis van een eerste verkenning van de achtergronden van de vermeende integriteitsschending en met gelegenheid voor de melder en de betrokken politieke ambtsdrager(s) om hun duiding te geven.

  • 2. Alvorens de bij de melding betrokken personen te informeren, adviseert de integriteitscommissie de burgemeester of (digitale) gegevens dienen te worden veiliggesteld. Indien dit het geval is wordt hiertoe opdracht gegeven of laten geven.

  • 3. In het kader van de eerste screening worden de melder en de politiek ambtsdrager tegen wie de melding gericht is, gehoord. Bij de uitnodiging aan de politiek ambtsdrager wordt in ieder geval een adequate en concrete omschrijving van de aard van de melding verstrekt.

  • 4. Van de gesprekken in de eerste screening wordt vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid en navolgbaarheid een verslag gemaakt. Dit verslag wordt ter verificatie voorgelegd aan de gesproken personen. De gespreksverslagen worden opgenomen in het onderzoeksdossier.

ARTIKEL 3.3 UITKOMST VAN EEN EERSTE SCREENING

  • 1. De burgemeester concludeert op basis van de eerste screening en gehoord hebbend het advies van de integriteitscommissie of een feitenonderzoek nodig is. Feitenonderzoek blijft achterwege als uit de eerste screening blijkt dat het geuite vermoeden van een integriteitsschending onvoldoende feitelijke grondslag lijkt te hebben of als met de eerste screening alle relevante feiten al in beeld zijn gebracht, dan wel dat de integriteitsschending naar oordeel van de burgemeester is of wordt opgeheven.

  • 2. De melder en de betrokken politiek ambtsdrager worden – indien de burgemeester van oordeel is dat een feitenonderzoek niet aan de orde is – daarover zo spoedig mogelijk geïnformeerd. In dat geval wordt ook het screeningsverslag overgelegd aan de melder en aan de betrokken politiek ambtsdrager. Indien de burgemeester het nodig acht, wordt het screeningsverslag ook ter kennisname aan de klankbordgroep van fractievoorzitters aangeboden. Daarbij wordt afgewogen of geheimhouding wordt opgelegd.

  • 3. Als de burgemeester na de eerste screening concludeert dat een feitenonderzoek nodig is, adviseert de integriteitscommissie over een concept-onderzoeksopdracht. De concept-onderzoeksopdracht bevat de aanleiding, de doelstelling en de beoogde onderzoeksvragen. De klankbordgroep van fractievoorzitters wordt door de burgemeester in beslotenheid en onder oplegging van geheimhouding geïnformeerd over de uitkomsten van de eerste screening en het beoogde onderzoek. De klankbordgroep van fractievoorzitters geldt als klankbord voor de burgemeester ten aanzien van de opdrachtverstrekking voor een onafhankelijk feitenonderzoek.

4. Uitvoering van het feitenonderzoek

ARTIKEL 4.1 KENNISGEVING AAN POLITIEKE AMBTSDRAGER EN MELDER

  • 1. Als de burgemeester tot het oordeel komt dat een feitenonderzoek nodig is, dan wordt de betrokken politiek ambtsdrager hierover door de burgemeester geïnformeerd en wordt het screeningsverslag overgelegd, tenzij dit het onderzoeksbelang zou schaden.

  • 2. Onderdeel van de in de in het vorige lid bedoelde kennisgeving is in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van het vermeende handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

    • b.

      de melding dat de betrokken politiek ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord;

    • c.

      de melding dat de betrokken politiek ambtsdrager zich kan laten bijstaan voor emotionele of juridische ondersteuning, niet zijnde een persoon die eigenstandig betrokken is in het onderzoek;

    • d.

      de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden;

    • e.

      een verwijzing naar dit handhavingsprotocol.

    • f.

      een verwijzing naar de vigerende gedragscode.

  • 3. De melder wordt door de burgemeester geïnformeerd op een door de integriteitscommissie te bepalen, passende wijze, tenzij dit het onderzoeksbelang zou schaden.

  • 4. Wanneer de betrokken politiek ambtsdrager wethouder is, informeert de burgemeester ook de overige collegeleden over het voorgenomen onderzoek.

ARTIKEL 4.2 ONDERZOEKSOPDRACHT

  • 1. De integriteitscommissie adviseert de burgemeester over ter zake deskundige, gekwalificeerde, onafhankelijke, externe onderzoekers voor de uitvoering van het feitenonderzoek.

  • 2. De burgemeester stelt, gehoord hebbend de klankbordgroep van fractievoorzitters, een schriftelijke onderzoeksopdracht voor de onderzoekers vast. In de opdracht staan in ieder geval de aanleiding, de onderzoeksopdracht (doelstelling en onderzoeksvragen) en de verwachte duur en kosten van het onderzoek. De onderzoekers geven vervolgens inzicht in de te kiezen onderzoeksmethodiek, met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, en de wijze waarop hoor en wederhoor worden vormgegeven.

  • 3. De burgemeester geeft op basis van lid 1 en 2 opdracht tot een feitenonderzoek.

ARTIKEL 4.3 HOREN VAN BETROKKENEN

  • 1. De betrokken politiek ambtsdrager, de melder en andere voor het onderzoek relevante personen kunnen worden gehoord door de onderzoekers.

  • 2. Van het gesprek wordt door de onderzoekers een conceptgespreksverslag opgemaakt en ter verificatie op juistheid en volledigheid voorgelegd aan degene die is gehoord. Degene die is gehoord krijgt de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn te reageren op het desbetreffende conceptgespreksverslag. Degene die is gehoord ontvangt een afschrift van het definitieve verslag.

ARTIKEL 4.4 ONDERZOEKSRAPPORTAGE

  • 1. Van het feitenonderzoek wordt een conceptrapportage opgesteld. De rapportage bevat in elk geval:

    • a.

      een weergave van de melding,

    • b.

      de beschrijving van de onderzoeksopdracht,

    • c.

      een beschrijving van de uitgevoerde onderzoekshandelingen,

    • d.

      het toepasselijke normatieve kader,

    • e.

      de bevindingen, en – indien onderdeel van de opdracht – een toetsing van de bevindingen aan het normatieve kader.

  • 2. De onderzoekers starten hun werkzaamheden met een inventariserend gesprek waarin aan de politieke ambtsdrager de procedure wordt toegelicht en waarbij de politieke ambtsdrager de gelegenheid krijgt te reageren op het voorgenomen onderzoeksproces.

  • 3. De onderzoekers passen op de relevante bevindingen en ten aanzien van de perso(o)n(en) tegen wie een aantijging is gericht, wederhoor toe. De politieke ambtsdrager krijgt voldoende tijd en gelegenheid om zich voor te bereiden op dit wederhoor. De onderzoekers verantwoorden in de rapportage op welke wijze wederhoor is toegepast.

  • 4. De politieke ambtsdrager krijgt als de rapportage in concept gereed is ten finale de gelegenheid om op de conclusies in het onderzoeksrapport schriftelijk te reageren. Deze reactie wordt als bijlage bij de rapportage gevoegd.

  • 5. De conceptrapportage wordt vervolgens aan de burgemeester aangeboden. De integriteitscommissie adviseert de burgemeester en de klankbordgroep van fractievoorzitters of de rapportage voldoende begrijpelijk is en of voldaan is aan de opdracht. Hiervan wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Hierna wordt de rapportage definitief gemaakt.

  • 6. De burgemeester legt de definitieve rapportage voor aan de klankbordgroep van fractievoorzitters. Dit voorleggen is bedoeld om de klankbordgroep van fractievoorzitters in staat te stellen technische vragen te stellen over de rapportage.

  • 7. De burgemeester voegt aan de definitieve rapportage een brief toe waarin het proces dat heeft plaatsgevonden na ontvangst van de melding wordt toegelicht.

  • 8. De burgemeester biedt, na het voorleggen van de rapportage aan de klankbordgroep van fractievoorzitters als bedoeld in lid 6, de definitieve rapportage en de in lid 7 genoemde brief aan de gemeenteraad aan.

  • 9. De burgemeester beslist, gehoord de klankbordgroep van fractievoorzitters, of geheimhouding wordt opgelegd ten aanzien van de onderzoeksrapportage en de in lid 7 genoemde brief, waarbij afgewogen wordt of het belang van openbaarheid zwaarder weegt dan het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de in het onderzoek betrokken personen.

  • 10. De gemeenteraad bespreekt de onderzoeksrapportage, met inachtneming van hetgeen in lid 9 is bepaald, in de eerstvolgende raadscyclus. De gemeenteraad weegt de uitkomsten van het onderzoek en beslist vervolgens of de rapportage aanleiding geeft tot consequenties als bedoeld in artikel 5.1.

  • 11. De burgemeester informeert de melder op een door de burgemeester te bepalen, passende wijze over de uitkomsten van het onderzoek, rekening houdend met het bepaalde in lid 7 en 8.

  • 12. Wanneer de betrokken politiek ambtsdrager wethouder is, informeert de burgemeester ook de andere collegeleden over de onderzoeksrapportage.

5. Afronding

ARTIKEL 5.1 CONSEQUENTIES

  • 1. Onverminderd artikel 1.3 (aangifte) kunnen de betrokken politiek ambtsdrager en de gemeenteraad besluiten om gevolgen te verbinden aan de uitkomsten van het feitenonderzoek, die in verhouding staan tot de ernst van de feiten en relevante omstandigheden.

  • 2. Voor zover niet bij wet is voorzien in gevolgen, kan de gemeenteraad overgaan tot:

    • a.

      aanspreken;

    • b.

      afkeuring door partijen;

    • c.

      motie van treurnis;

    • d.

      motie van afkeuring;

    • e.

      motie van wantrouwen;

    • f.

      schorsing en (aanbeveling tot) ontslag, voor zover de betrokken politiek ambtsdrager lid is van het college van B&W.

  • 3. Voor zover niet bij wet is voorzien in gevolgen en onverminderd de leden 1 en 2, kan de betrokken politiek ambtsdrager overgaan tot het aanbieden van publiek excuus.

ARTIKEL 5.2 REFLECTIE

Na afronding van het onderzoek en de politieke behandeling van de uitkomsten, agendeert de gemeenteraad een besloten bijeenkomst waarin wordt gereflecteerd en geëvalueerd op deze regeling, de daarin opgenomen afspraken en de toepassing daarvan in de praktijk.