Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Koggenland 2024

Geldend van 06-08-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Koggenland 2024

De raad van de gemeente Koggenland;

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 juni 2024 gelezen en neemt de onderbouwing daarvan over, en

BESLUIT Vast te stellen de

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Koggenland 2024

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • -

    BBV: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

  • -

    taakvelden: Een taakveld is een groep van activiteiten binnen een programma De programma opbouw is uniek voor de externe verslaggeving bij decentrale overheden. De taakvelden zijn een verplicht onderdeel voor alle gemeenten, provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen en staat los van de Iv-3 verplichting.

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • -

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

De raad stelt een programma-indeling vast.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven, en

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 2. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden de raad voor het zomerproces een perspectiefnota aan met daarin een voorstel voor het beleid en de financiële kaders voor de komende begroting en het meerjarenperspectief.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 45.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 4. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 5. Indien een krediet niet binnen drie jaar na het beschikbaar stellen al dan niet volledig wordt benut, vervalt het (restant van het) krediet. Als de noodzaak tot handhaving wordt aangetoond kan het college de raad een voorstel doen tot handhaving.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1. Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier maanden via de perspectiefnota en de eerste tien maanden via de najaarsnota van het lopende boekjaar.

  • 2. De perspectiefnota (onderdeel voorjaarsnota) bevat tenminste:

    • a.

      de beleidsmatige afwijkingen;

    • b.

      een overzicht met de bijgestelde budgetten met een toelichting;

    • c.

      de bijstelling van investeringskredieten;

    • d.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen b en c.

  • 3. De najaarsnota bevat tenminste:

    • a.

      een overzicht met de bijgestelde budgetten met een toelichting;

    • b.

      de bijstelling van investeringskredieten;

    • c.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen a en b.

  • 4. In de tussentijdse rapportages worden bijstellingen in de begroting groter dan € 50.000 toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

Artikel 8. Overhevelingsbesluit

Burgemeester en wethouders kunnen de raad voorstellen om restantbudgetten over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het gaat om incidenteel toegekend budget wel of niet gedekt door geld van derden of reserves;

  • b.

    de gevraagde ruimte is op het betreffende beschikbaar gestelde budget in het boekjaar nog aanwezig;

  • c.

    aangetoond is dat de afwikkeling door omstandigheden niet heeft kunnen plaatsvinden.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan 5% van de verantwoordingsgrens nader toegelicht.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.

Artikel 11 Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd indien deze niet tijdig aan de raad zijn gemeld. Onder ‘tijdig melden’ wordt verstaan bij de tussentijdse rapportages. Met dien verstande dat;

  • 4. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal geautoriseerd kredietbedrag. Een overschrijding op het investeringsbudget is onrechtmatig. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt als rechtmatig beschouwd.

  • 5. Overschrijdingen van de lasten in de begroting die één van de volgende oorzaken hebben, worden als acceptabel aangemerkt:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding van lasten welke past binnen het bestaande beleid maar wordt veroorzaakt daar een feit/gebeurtenis dat zich voordoet op een moment dat er geen begrotingswijziging meer door de raad kan worden vastgesteld.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • c.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

  • 6. Onderschrijdingen op de lasten worden als acceptabel aangemerkt.

  • 7. Overschrijdingen en onderschrijdingen van de baten in de begroting worden als acceptabel aangemerkt.

  • 8. Begrotingsonrechtmatigheden die als acceptabel zijn aangemerkt (zie lid 5,6 en 7) worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording, maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering maar bij de toelichting van de afwijkingen bij de betreffende programma’s.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Op materiele en immateriële vast activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

    • a.

      Het saldo van de agio en disagio worden niet geactiveerd en komen ten laste c.q. ten bate van de exploitatie.

    • b.

      De kosten van het afsluiten van geldleningen en de kosten in verband met het vervroegd aflossen van geldleningen worden niet geactiveerd en komen ten laste van de exploitatie.

    • c.

      Materiële en immateriële vaste activa wordt lineair afgeschreven in maximaal de termijnen zoals deze zijn opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze verordening.

    • d.

      Activa met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs kleiner dan € 25.000 worden niet geactiveerd, behoudens als het gronden of terreinen betreft. Deze worden altijd geactiveerd, ongeacht de waarde.

    • e.

      Er wordt afgeschreven vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin de activa gereed komt of verworven wordt.

    • f.

      Op activa van gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

    • g.

      Op een te activeren activum wordt geen rekening gehouden met een restwaarde.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      het bestedingsplan van de reserve

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve, en

    • e.

      de maximale looptijd.

  • 3. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 4. Er wordt geen rente toegerekend over de reserves en voorzieningen.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid, de kosten voor straatreiniging betrokken en eventuele andere toerekenbare kosten.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt uitgegaan van het aandeel in de totale geraamde overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten die met de betreffende heffing maximaal in rekening kunnen worden gebracht gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de taakvelden.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de gemeentelijke belastingen en rechten, de onroerende-zaakbelasting, de afvalstoffenheffing, de rioolheffing, de forensenbelasting, de toeristenbelasting en de lijkbezorgingsrechten.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1. Burgemeester en wethouders leggen de regels ter uitvoering van de financieringsfunctie vast in het Treasurystatuut. Daarin worden onder andere de volgende kaders in acht genomen:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Dit statuut wordt vastgesteld door de raad.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 20. Paragrafen

Bij de begroting en jaarstukken nemen burgemeester en wethouders conform het Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies minimaal de verplichte onderdelen van de paragrafen op.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 21. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording door burgemeester en wethouders aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 22. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

  • g.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 23. Interne controle

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente. Met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekking oude regeling

DE ‘FINANCIËLE VERORDENING VAN DE GEMEENTE KOGGENLAND 2018’ WORDT INGETROKKEN.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf begrotingsjaar 2024.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Koggenland 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 15 juli 2024.

de griffier,

mevrouw drs. E.M.L. Marijnissen

de voorzitter,

mevrouw mr. M.M. Bonsen-Lemmers

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

De immateriële en vaste activa worden lineair afgeschreven.

Omschrijving investering

Afschrijvingstermijn

 
 

Immateriële activa

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

Onderzoekskosten die gemaakt worden in de fase voorafgaand aan het doen van de daadwerkelijke investering worden geactiveerd onder immateriële vaste activa. Indien investeringsuitgaven resulteren in het ontstaan van een materieel vast actief, worden onderzoekskosten overgeboekt van de immateriële vaste activa naar het betreffende materieel vast actief. Als de investering niet doorgaat, wordt het immaterieel actief afgeboekt ten laste van de exploitatie.

Kosten van het afsluiten van geldleningen

geen

Saldo van agio/disagio

geen

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

Afhankelijk van actief

 
 

Materiële activa

 

Automatisering

 

Apparatuur (laptops, telefoons)

4

Software en overige hardware

4

 
 

Bedrijfswagens

 

Personen-, bestel- en vrachtwagen

10

Machines buitendienst

10

Vrachtwagen

10

Tractoren

10

Aanhangers

15

 
 

Begraafplaatsen

 

aanleg

40

Herinrichting

25

Renovatie opstallen

25

Aanleg/uitbreiding urnen(heuvel)

25

 
 

Civiele kunstwerken

 

Beschoeiingen

60

Bruggen

60

Kademuren

60

 
 

Duurzaamheidsmaatregelen

 

Zonnepanelen installatie

15

Zonnepanelen

25

 
 

Gebouwen

 

Grondkosten

geen

Bouwkosten

40

Inrichtingskosten en meubilair

10

Semipermanente gebouwen

20

Verbouwingen, renovatie

25

Technische installaties

15

Restauratie monumenten

25

 
 

Woningbedrijf

 

Bouw- en grondkosten nieuwe woningen

50

Renovatie

25

Technische installaties

15

 
 

Groen

 

Bermen, ruw gras en gazon

40

Sportvelden natuurgras

20

Heester, bodembedekkers, hagen en rozen

20

Moeras

40

Vaste planten

20

Bomen in gazon

60

Bomen in beplanting

50

Bomen in verharding

40

Plantenbakken

20

 
 

Speelterreinen

 

Aanleg en renovatie

20

Speeltoestellen

20

 
 

Sportterreinen en -complexen

 

Aanleg

20

Renovatie

20

Afrastering en hekwerken

40

Kleedaccommodaties

40

Kunstgrasvelden - toplaag

10

Kunstgrasvelden - onderlaag

30

Overige opstallen

25

 
 

Openbare verlichting

 

Lichtmasten

40

Armaturen

20

 
 

Riolering

 

Electro- en mechanische installaties

15

Bouwkundige constructies en opstallen

45

Vrijverval riolering

60

Persleidingen

45

DT riolering

45

Gemalen buitenopstellingskast

30

IBA’s

20

Infiltratievoorzieningen

45

Drainage

25

 
 

Wegen

 

Aanleg, reconstructie of vervanging asfaltwegen

20

Aanleg, reconstructie of vervanging elementenverhardingen

30

Herinrichting

20

Parkeerterreinen

25

Inrichting 30 km-zones

20

 
 

Overige activa

 

Aanleg of vervanging straatmeubilair

15

Verbetering/herinrichting woonomgeving

20

 
 

Indien een activum niet kan worden gerubriceerd onder de hiervoor genoemde activa en de desbetreffende afschrijvingstermijnen, wordt de afschrijvingstermijn gebaseerd op de kortste gebruiksperiode van de technische of economische levensduur. Dit moet worden onderbouwd in het advies.

Ook als wordt afgeweken van de hierboven genoemde afschrijvingstermijn moet dit worden onderbouwd in het advies.