Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2025

Intitulé

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Midden-Delfland; gelet de vigerende Algemene Subsidieverordening en het vigerende Beleidskader Voor- en Vroegschoolse Educatie Midden-Delfland; overwegende dat:

  • het noodzakelijk is om regels te stellen aan de tegemoetkoming in de kosten van Peuteropvang en Voorschoolse Educatie per 1 januari 2025;

  • het college van burgemeester en wethouders zoveel mogelijk kinderen met een taal- of ontwikkelingsachterstand met een hoogwaardig voorschools aanbod wil bereiken;

BESLUIT:

vast te stellen de subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2025.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: de ten tijde van de subsidieverstrekking of de naderhand (door het bepaalde overgangsrecht) vigerende Algemene Subsidieverordening

  • b.

    beroepskracht: een beroepskracht voorschoolse educatie, die VE gecertificeerd is;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

  • d.

    doelgroepkind: peuter in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar die in aanmerking komt voor Voorschoolse Educatie vanwege (een risico op) een (onderwijs)achterstand, op indicatie van het consultatiebureau van JGZ; conform de doelgroepdefinitie zoals beschreven in het vigerende Beleidskader Voor- en Vroegschoolse Educatie van de gemeente Midden-Delfland;

  • e.

    kennis en vaardigheden: kennis en vaardigheden zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Dit betreft minimaal:

    • het werken met programma’s voor Voorschoolse educatie;

    • het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling;

    • het volgen van de ontwikkeling van peuters en het hierop afstemmen van het aanbod van voorschoolse educatie;

    • het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen;

    • de aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

  • f.

    kinderopvangtoeslag (KOT): de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor peuteropvang of dagopvang;

  • g.

    kinderopvangorganisatie: voorschoolse voorziening voor peuteropvang of kinderopvang die staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en die gevestigd is in de gemeente Midden-Delfland;

  • h.

    ouderbijdrage: een inkomensafhankelijke bijdrage die ouders moeten betalen voor het afnemen van een Peuteropvangplaats of VE-plaats voor hun kind;

  • i.

    Peuteropvang: opvang van peuters in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;

  • j.

    VE: Voorschoolse Educatie;

  • k.

    VE-plaats: een aanbod aan voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen van 16 uur per week voor 40 weken per jaar of - in geval van een wetswijziging - zoals wettelijk voorgeschreven;

  • l.

    VE-programma: een erkend voorschools programma dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut, waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • m.

    VE-locatie: locatie die VE aanbiedt conform wettelijke kwaliteitseisen;

  • n.

    Wet: Wet Kinderopvang.

Artikel 2. Doelstelling

De doelstelling van deze subsidieregeling is om door middel van subsidieverstrekking te zorgen voor voldoende en kwalitatief goed aanbod van peuteropvang en voorschoolse educatie, voor de stimulering van de ontwikkeling van peuters en als voorbereiding op de basisschool. Voor doelgroepkinderen geldt de aanvullende doelstelling dat deze via een programma voor voorschoolse educatie, met een zo klein mogelijke achterstand aan het basisonderwijs beginnen.

Artikel 3. Reikwijdte

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 4 bedoelde subsidiemogelijkheden.

Artikel 4. Activiteiten

  • 1. Het college verstrekt uitsluitend subsidie voor activiteiten die een bijdrage leveren aan het realiseren van de in artikel 2 genoemde doelstelling. Op grond van deze regeling kunnen kinderopvangorganisaties subsidie aanvragen voor een afgesproken aantal peuter- en VE-plaatsen vanaf 1 januari 2025, zulks met inachtneming van de regels in deze subsidieregeling.

  • 2. Subsidie wordt verleend aan een Peuteropvang- of VE-aanbieder in de gemeente Midden-Delfland:

    • a.

      ten behoeve van Peuteropvang voor maximaal 240 uur per jaar (rekenkundig gebaseerd op 6 uur x 40 weken per jaar), verdeeld over maximaal 2 dagdelen per week.

    • b.

      ten behoeve van VE voor minimaal en maximaal 640 uur per jaar (rekenkundig gebaseerd op 16 uur x 40 weken per jaar), verdeeld over minimaal 3 of maximaal 5 dagdelen per week.

Artikel 5. Doelgroep

  • 1. Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan kinderopvangorganisaties die staan ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en Peuterspeelzalen, voldoen aan de geldende regelgeving voor kinderopvang en die peuteropvang en/of VE aanbieden op locaties in de gemeente, voor peuters die in de gemeente wonen en:

    • a.

      doelgroepkind zijn; of

    • b.

      geen doelgroepkind zijn en waarvan de ouder(s)/verzorger(s) aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag op grond van de Wet Kinderopvang.

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1. Het college kan voor subsidieaanvragen in het kader van deze subsidieregeling een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Het subsidieplafond wordt bepaald door:

    • a.

      de hoogte van de Rijksmiddelen onderwijsachterstandenbeleid die de gemeente ontvangt;

    • b.

      het bedrag dat het college voor de doelstelling als genoemd in artikel 2 van deze regeling beschikbaar stelt in haar gemeentebegroting.

  • 3. Op basis van artikel 6.2 van deze regeling geldt: wanneer er meer uren Peuteropvang en VE zijn afgenomen dan ontvangen bij de aanvraag van de subsidie, betaalt de gemeente dit niet uit.

  • 4. Indien honorering van alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, is het college bepalend voor de toekenning. Het subsidiebedrag wordt dan evenredig verdeeld naar rato van de gerealiseerde opvang.

Artikel 7. Hoogte van subsidiedeel peuteropvang

  • 1. De hoogte van de subsidie per peuter is afhankelijk van:

    • a.

      de draagkracht van de ouders;

    • b.

      of het kind wel of geen doelgroepkind is;

    • c.

      het aantal uren dat het kind gebruik maakt van de peuteropvang;

    • d.

      de uurprijs van de peuteropvang zoals bedoeld in lid 2.

  • 2. Het college stelt jaarlijks de maximaal te subsidiëren uurprijs vast.

  • 3. Het college stelt jaarlijks de ouderbijdragetabel vast op grond waarvan de draagkracht van de ouders wordt berekend. De VNG-adviestabel wordt daarbij als leidraad gebruikt.

  • 4. Het college kan het subsidiebedrag tussentijds aanpassen op basis van de tussentijdse of jaarverantwoording.

Artikel 8. Hoogte van subsidiedeel VE

  • 1. De hoogte van de subsidie per peuter is afhankelijk van:

    • a.

      de draagkracht van de ouders;

    • b.

      of de ouder Kinderopvangtoeslag ontvangt;

    • c.

      het aantal uren per jaar dat het doelgroepkind gebruik maakt van VE;

    • d.

      het uurtarief zoals bedoeld in lid 2 waarin alle kosten zijn meegenomen die een VE-plaats kosten, waaronder scholing en oudercontact;

  • 2. Het college stelt jaarlijks de maximaal te subsidiëren uurprijs vast.

  • 3. Het college stelt jaarlijks de ouderbijdragetabel vast op grond waarvan de draagkracht van de ouders wordt berekend. De VNG-adviestabel wordt daarbij als leidraad gebruikt.

Artikel 9. Bijzondere verplichtingen ten aanzien van de aanvraag en verantwoording

Naast de algemene verplichtingen zoals vastgelegd in de ASV gelden de volgende bijzondere verplichtingen:

  • 1.

    De subsidie wordt jaarlijks (in afwijking van artikel 6 lid 1 van de ASV) vóór 1 november voorafgaand aan het subsidiejaar aangevraagd op basis van de bezetting op 1 oktober.

  • 2.

    Een aanvrager vraagt aan en verantwoordt de subsidie conform deze regeling bij het college door gebruik te maken van een door het college vastgesteld aanvraag- en verantwoordingsformulier subsidie Peuteropvang en Voorschoolse Educatie.

  • 3.

    Gedurende het lopende subsidiejaar legt de subsidieontvanger per kwartaal verantwoording af. Over de volgende 4 peildata levert de subsidieontvanger haar kwartaalrapportage aan: 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober.

  • 4.

    Indien de kwartaalrapportages daartoe aanleiding geven kan het college binnen de vastgestelde subsidieplafonds/begroting aanvullende subsidieaanvragen in behandeling nemen.

  • 5.

    Uiterlijk 12 weken na afloop van het vorige kalenderjaar dient de aanvrager in hetzelfde aanvraagformulier een jaarverantwoording in te dienen op basis van:

    • a.

      jaarinkomen van de huishoudens die gebruik hebben gemaakt van peuteropvang;

    • b.

      bijbehorende ouderbijdrage;

    • c.

      aantal weken dat een kind gebruik heeft gemaakt van peuteropvang of VE.

  • 6.

    De ontvanger van een subsidie van € 50.000, - of meer per locatie is verplicht bij de aanvraag tot vaststelling een Assurance-rapport, dat is opgesteld door een accountant conform standaard 3000A of 3000D, te overleggen aan het college.

  • 7.

    Het college stelt het definitieve subsidiebedrag van de Peuteropvang en VE na afloop van de subsidieperiode, op basis van de gegevens uit de verantwoording van de subsidieaanvrager, vast binnen 13 weken na ontvangst. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplaatsen peuteropvang en VE, het werkelijk gehanteerde tarief en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen en kan een terugvordering tot gevolg hebben als de houder minder bezette peuterplaatsen heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd. Het aantal uur waarvoor subsidie wordt toegekend is gemaximeerd op de aantallen genoemd in artikel 4.

Artikel 10. Bijzondere verplichtingen ten aanzien van de subsidie in het algemeen

  • 1. Naast de algemene verplichtingen zoals vastgelegd in de ASV gelden de volgende bijzondere verplichtingen:

    • a.

      locaties met te subsidiëren VE-plaatsen staan geregistreerd als VE-locatie in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en Peuterspeelzalen;

    • b.

      er geldt een maximale bezetting van 50% doelgroepkinderen per VE-groep;

    • c.

      minimaal eens per kwartaal vindt afstemming plaats met de jeugdgezondheidszorg over de toeleiding en daadwerkelijke plaatsing van doelgroepkinderen, het initiatief hiervoor ligt bij de JGZ;

    • d.

      een subsidieontvanger beschikt over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente. Het gaat hierbij om gegevens die nodig zijn voor het vaststellen van de hoogte van de subsidie. Hierbij valt te denken aan:

      • i.

        contact- en inkomensgegevens ouders/verzorgers;

      • ii.

        de wijze waarop de ouderbijdragetabel is toegepast;

      • iii.

        de plaatsingsovereenkomst met het aantal uren opvang per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum en de (verwachte) einddatum van de opvang;

      • iv.

        als het gaat om een VE-plaats: een bewijs van indicatiestelling voor VVE van het consultatiebureau van de jeugdgezondheidszorg.

Artikel 11. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Het college kan één of meer bepalingen uit deze regeling in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 12. Slotbepalingen en citeertitel

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking per 1 januari 2025 en heeft betrekking op de eerder ingediende subsidieaanvragen voor dat jaar.

  • 2. Per 1 januari 2025 wordt de Subsidieregeling Kwaliteit Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie 2021 ingetrokken.

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als: “Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2025”.

Ondertekening

Aldus besloten in de collegevergadering van 21 mei 2024,

drs. M.A.I. Born

gemeentesecretaris

F.I. Noordermeer – van Slageren

burgemeester