Beleidsregel voor woningsplitsing in het buitengebied- gemeente Westerveld

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 26-07-2024

Intitulé

Beleidsregel voor woningsplitsing in het buitengebied- gemeente Westerveld

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld,

gelezen het ambtelijk voorstel;

overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omtrent

woningsplitsing in het buitengebied;

omdat het splitsen van woningen bijdraagt in het voorzien in de kwantitatieve en kwalitatieve woonbehoefte;

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet

bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. Bestaand stedelijk gebied: gebied dat in de geldende provinciale verordening is aangeduid als bestaand stedelijk gebied;

b. Bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

c. Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

d. Boerderijpand(en)(voormalige): het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was

ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

e. Gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580;

f. GVVP: het vastgestelde gemeentelijk verkeer- en vervoersplan;

g. Hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.

h. Huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

i. Recreatiewoning: een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

j. Woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

k. Woonhuis: een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

l. Woningsplitsing: het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen.

m. Zelfstandige woonruimte: een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door één huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

Artikel 2 Werkingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het

mogelijk maken van woningsplitsingen van voormalige boerderijpanden en woningen met de bestemming ‘Wonen’ buiten bestaand stedelijk gebied.

Artikel 3 Toetsingsvoorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor woningsplitsing

verlenen als wordt voorzien in een goede ruimtelijke ordening, hetgeen wordt beoordeeld

aan de hand van navolgende voorwaarden:

1. de te splitsen woning in het bestemmingsplan Buitengebied (2012) - en partiele herzieningen en wijzigingsplannen op het bestemmingsplan Buitengebied - bestemd is als

- ‘Wonen’ of

- ‘Wonen- voormalige boerderijpanden’ en aangeduid is met een bouwvlak,

niet zijnde een bedrijfswoning of recreatiewoning;

2. de te splitsen woning als bedoeld in het eerste lid dient het bestaande hoofdgebouw te zijn, dan wel het hoofdgebouw dat op grond van de bouwregels nog kan worden uitgebreid;

3. na splitsing bestaat iedere woning uit een zelfstandige woonruimte;

4. na splitsing heeft iedere woning afzonderlijk een gebruiksoppervlakte van ten minste 60m2;

5. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, waarbij de parkeernormen uit het GVVP van toepassing zijn;

6. de woningsplitsing draagt bij aan het behoud of het verbeteren van de ruimtelijke

kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit en de cultuurhistorische waarden;

7. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de splitsing past binnen een goede ruimtelijke ordening, waarbij de inrit, bijgebouwen, erfverhardingen en parkeerplaatsen duidelijk zijn aangegeven en deze nieuwe erfinrichting na aanleg blijvend in stand wordt gehouden;

8. er geen milieubelemmeringen van omliggende gronden zijn;

9. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

10. de toevoeging van extra woningen past binnen de gemeentelijke woonvisie;

11. voor de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt getoetst aan de regels uit het geldende omgevingsplan;

12. in afwijking van 11 is na splitsing in drie of meer woningen op een perceel met de bestemming ‘Wonen- voormalige boerderijpanden’ binnen het bestaande bestemmingsvlak maximaal 300 m2 aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan.

Artikel 4 Slotbepalingen

1. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

2. Deze beleidsregel wordt aangehaald als:

Beleidsregel woningsplitsing buitengebied gemeente Westerveld.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 23 juli 2024

D. Bruijn J. Spoelstra

secretaris burgemeester