Beleidsregels re-integratie Uithoorn 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-08-2024

Intitulé

Beleidsregels re-integratie Uithoorn 2024

‘De burgers van Uithoorn zijn zelf verantwoordelijk om al datgene te doen wat nodig en mogelijk is om in hun eigen bestaan te voorzien. Zij worden geacht zelfstandig in het bestaan te kunnen voorzien door middel van arbeid. Als dit niet mogelijk is en geen andere voorzieningen beschikbaar zijn, kunnen zij een beroep doen op de gemeentelijke organisatie om hen te helpen bij het zoeken naar werk. En zolang nog geen zelfstandig bestaan mogelijk is, met (tijdelijke) ondersteuning op het gebied van inkomen en maatschappelijke participatie.’ Daarom heeft het college deze beleidsregels Re-integratie Uithoorn 2024 vastgesteld.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Waarom deze regels?

  • 1. In Uithoorn vinden we het belangrijk om beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de re-integratie zoals geformuleerd in de Re-integratieverordening Participatiewet Uithoorn 2024.

  • 1. In Uithoorn vinden we het belangrijk dat:

    • mensen actief mee kunnen doen in de samenleving of aan het werk kunnen gaan;

    • mensen een inkomen hebben waarmee ze rond kunnen komen;

    • mensen hun geldzaken op orde hebben.

  • 2. De beleidsregels:

    • zijn opgesteld om de doelen die hierboven staan beschreven, te bereiken en de moeilijkheden die inwoners kunnen hebben, op te lossen;

    • zijn goed leesbaar;

    • regelen niet meer dan nodig is;

    • houden de administratie van gemeente en inwoners zo eenvoudig mogelijk;

    • kunnen goed uitgevoerd worden en zijn duidelijk voor de inwoners;

    • zijn goed afgestemd op elkaar;

    • respecteren de wetten, maar kunnen soms net even anders zijn als dat nodig is om de doelen van de wetgever te realiseren of belangrijke internationale regels na te komen.

  • 3. Bij het toepassen van de regels uit deze beleidsregels, houdt de gemeente rekening met de doelen van de wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het besluit dat ze neemt, past bij die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:

    • Mensgericht: inwoners voelen zich serieus genomen en merken dat er echt naar hen wordt geluisterd.

    • Integraal: dit betekent volledig. De hulp is gericht op het zo snel, eenvoudig en duurzaam mogelijk oplossen van vragen en behoeften.

    • Samen: inwoners en gemeente dragen samen de verantwoordelijkheid.

Artikel 2. Definities

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en de verordening als bedoeld in Artikel 2.

  • 2. Deze regeling verstaat onder:

    • a.

      belanghebbende of kandidaat: de persoon uit de doelgroep die aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • b.

      bijstandsnorm: de op grond van paragraaf 3.2 van de wet, op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, verminderd met de op grond van paragraaf 3.3 van de wet, door het college vastgestelde verlaging;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn;

    • d.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

    • e.

      gesubsidieerd werkende: degene die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling geen uitkeringsgerechtigde, niet-uitkeringsgerechtigde of Anw-gerechtigde is;

    • f.

      sociale activering: het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of vrijwilligerswerk ter voorbereiding op de start van een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement;

    • g.

      UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;

    • h.

      verordening: de Re-integratieverordening Participatiewet Uithoorn 2023;

    • i.

      Vrijwilligerswerk: werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving;

    • j.

      wet: de Participatiewet;

Artikel 3. Uitgangspunten

  • 1. Het college draagt zorg voor goede en begrijpelijke informatie richting de belanghebbende over alle regels, rechten en plichten ten aanzien van re-integratiebedrijven en voorzieningen die onderdeel kunnen zijn van een re-integratietraject.

  • 2. Het college zal bij het bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling zoveel mogelijk aansluiten bij de individuele omstandigheden van de belanghebbende. In samenspraak met de belanghebbende wordt de inhoud van het re-integratietraject bepaald met als doel de kortste weg naar betaald werk te realiseren en uitstroom uit de uitkering te bewerkstellingen.

  • 3. De wederzijdse afspraken worden schriftelijk vastgelegd en aan belanghebbende kenbaar gemaakt.

  • 4. Het college houdt bij het aanbieden van de in de verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • 5. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd bij het aanbieden van voorzieningen:

    • a.

      Werk staat voorop.

    • b.

      re-integratie zoveel mogelijk regulier werk bij een werkgever

    • c.

      evenwichtige verdeling van inzet van re-integratiemiddelen.

  • 6. Bij de inzet van re-integratiemiddelen wordt prioriteit gegeven aan tijdelijke voorzieningen die naar het oordeel van het college het meest efficiënt zijn om regulier werk te verkrijgen.

HOOFDSTUK 2. ARBEIDSVERPLICHTINGEN

Artikel 4. Algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. Zowel (al dan niet tijdelijk) regulier betaald werk als werken met loonkostensubsidie, zover deze gericht zijn op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie vallen onder het begrip algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Indien een traject naar werk niet volledig de voor werk beschikbare tijd vergt, geldt voor de resterende tijd de arbeidsverplichting als bedoeld in artikel 9 respectievelijk artikel 10a (Participatieplaatsen), artikel 10b (Participatievoorziening beschut werk) van de wet.

Artikel 5. Tegenprestatie

  • 1. Bij het vaststellen van de tegenprestatieplicht houdt het college rekening met de persoonlijke feiten en omstandigheden van belanghebbende voor zover het betreft het vermogen van belanghebbende om een tegenprestatie te verrichten.

  • 2. De belanghebbende aan wie het college een tegenprestatieplicht op wil gaan leggen, wordt door het college uitgenodigd om zelf op zoek te gaan naar onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die hij kan gaan verrichten. Wanneer de belanghebbende niet binnen twintig werkdagen zelf een tegenprestatieplaats heeft weten te verkrijgen, dan zal, in samenspraak met de belanghebbende, door het college een tegenprestatie worden opgelegd.

  • 3. Als er een Verklaring omtrent het gedrag noodzakelijk is, zal de gemeente de kosten hiervan vergoeden.

  • 4. Het college kan aan belanghebbende een vergoeding toekennen voor de gemaakte kosten voor vervoer, voor zover het college dit vervoer noodzakelijk acht voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen in het kader van de tegenprestatie. Het gaat om het vervoer vanaf een reisafstand vanaf 10 km vanaf het woonadres.

  • 5. Het college kan besluiten van het gestelde in artikel 4 af te wijken, als belanghebbende om medische redenen aantoonbaar niet in staat kan worden geacht om binnen een reisafstand vanaf 10 kilometer zelf in het vervoer te voorzien.

  • 6. Openbaar vervoerskosten worden vergoed na overleggen van de vervoersbewijzen.

  • 7. Indien belanghebbende door een medische noodzaak niet kan fietsen en/of geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer en daardoor noodzakelijk gebruik moet maken van een auto of ander gemotoriseerd voertuig (anders dan het openbaar vervoer), dan kan het college hiervoor een vergoeding verstrekken. De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de ANWB routeplanner (kortste route), op basis van de fiscaal vrijgelaten kilometervergoeding voor het gebruik van een auto.

Hoofdstuk 3. VOORZIENINGEN

Artikel 6. Onkostenvergoeding

  • 1. Kosten van de belanghebbende die een re-integratietraject volgt of een dienstverband heeft, komen in individuele gevallen voor vergoeding in aanmerking, wanneer compensatie noodzakelijk is voor het verkrijgen of behouden van werk. Er zijn twee soorten kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Dit zijn:

    • a.

      Reiskosten, voor zover er geen regeling is vanuit de werkgever en voor de maximale duur van een jaar;

    • b.

      overige kosten.

Artikel 7. Uitstroompremie

  • 6. Het college kan, conform artikel 20 lid 2 van de verordening, eenmalig een uitstroompremie van € 750,- toekennen aan een langdurig werkloze die duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid en daardoor niet langer recht heeft op algemene bijstandsuitkering.

  • 7. Bij beëindiging van de uitkering wordt een bedrag van € 375,- ambtshalve toegekend. Het resterende bedrag van € 375,- kan worden aangevraagd vanaf 6 maanden na de indiensttreding.

Artikel 8. Scholing

  • 1. Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling en om ervoor te zorgen dat inwoners in de toekomst meer kans maken op de arbeidsmarkt.

  • 2. Scholing wordt ingezet ten behoeve van duurzame uitstroom naar arbeid.

  • 3. Het college stelt de volgende voorwaarden ten aanzien van scholing:

    • a.

      Er is voldoende werkgelegenheid in de richting van de scholing, zoals blijkt uit de periodieke arbeidsmarktrapportage van het UWV.

    • b.

      De inwoner is in staat om de scholing te volgen (intellectueel, psychisch, fysiek)

  • 4. De kosten van de scholing of opleiding bedragen maximaal € 2.500,00 per belanghebbende.

  • 5. Indien het voor de kansen op werkaanvaarding noodzakelijk wordt geacht, kan in bijzondere individuele omstandigheden worden afgeweken van het bedrag in het vierde lid.

Artikel 10. Tijdelijke loonkostensubsidie

  • 1. De arbeidsovereenkomst wordt gesloten met een arbeidstijd van minimaal 16 uur per week. Wel zal er altijd worden gestreefd naar een hoger aantal uren.

  • 2. In de arbeidsovereenkomst mag geen beperking worden gesteld aan het aanvaarden van een dienstverband bij een nieuwe werkgever.

  • 3. De maximale hoogte van de subsidie is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer en is gelijk aan de bedragen in het Subsidiefilter WSP Groot Amsterdam.

Artikel 11. Vaststelling en betaling van de tijdelijke loonkostensubsidie

  • 1. Nadat de werkgever de benodigde bewijsstukken heeft verstrekt, stelt het college het recht op loonkostensubsidie binnen een maand vast.

  • 2. Het college betaalt de subsidie binnen een maand na de vaststelling van de subsidie, onder aftrek van een eventueel betaald voorschot (zie lid 3).

  • 3. Het college kan een maand na aanvang van het dienstverband een voorschot betalen op de subsidie mits voldoende aannemelijk is dat de werkgever aan de subsidievoorwaarden voldoet en zal blijven voldoen.

  • 4. Een subsidieverzoek van de werkgever wordt niet gehonoreerd indien de werkgever korter dan 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag een andere medewerker die met een tijdelijke loonkostensubsidie bij hem in dienst was en naar behoren functioneerde, geen contractverlenging heeft aangeboden.

  • 5. Na overeenstemming met de gemeente kan de aanvraag voor een loonkostensubsidie door de werkgever binnen 30 dagen na aanvang van de arbeidsovereenkomst ingediend worden. Bij niet verwijtbare redenen kan hierop een uitzondering worden gemaakt.

  • 6. Een aanvraag om loonkostensubsidie dient te zijn ingediend voor het verstrijken van de rechtsgeldige arbeidsovereenkomst.

Artikel 12. Jobcoach

  • 1. Het college kan op aanvraag of ambtshalve jobcoaching toekennen.

  • 2. Het college hanteert een basisregime van 12 uur jobcoaching voor een periode van zes maanden. Bij het doorlopen van het dienstverband en indien na afloop van deze periode de noodzaak tot jobcoaching bij het dienstverband voortduurt, kan het college de jobcoaching verlengen voor een volgende periode van in beginsel zes maanden.

  • 3. Bij een nieuw dienstverband wordt het aantal uren jobcoaching van het in het vorige lid beschreven basisregime verhoogd met 12 uur.

  • 4. Wanneer naar het oordeel van het college voor een werknemer een minder omvangrijke jobcoachbehoefte heeft, hanteert het college in afwijking van het eerste en twee lid, een regime van 8 uur voor een periode van zes maanden. Bij een nieuw dienstverband wordt dit aantal verhoogd met 8 uur.

  • 5. Wanneer een werknemer een jobcoachbehoefte heeft, waarvoor het basisregime, bedoeld in het tweede lid, naar het oordeel van het college aanzienlijk tekortschiet, verleent het college een aanvullend regime van 12 uur jobcoaching een periode van in beginsel zes maanden.

  • 6. Wanneer het gaat om jobcoaching op een proefplaats, verleent het college in het basisregime voor een periode tot twee maanden een subsidie voor 8 uur jobcoaching.

  • 7. De belanghebbende aan wie jobcoaching is verleend als bedoeld in artikel 21 van de verordening is verplicht:

    • a.

      uiterlijk in de derde maand na aanvang van de jobcoaching een coachingsplan te overleggen dat is opgesteld in samenspraak met de werknemer en werkgever;

    • b.

      uiterlijk in de zesde maand na aanvang van de jobcoaching een verslag te overleggen van de uitvoering van het coachingsplan en, indien van toepassing, het bijgestelde coachingsplan;

    • c.

      het college zo tijdig mogelijk te informeren over wijzigingen in het dienstverband of de werkplek van de werknemer.

Artikel 13. Jobcoaching in natura

  • 1. Jobcoaching in natura kan worden gerealiseerd door een jobcoach die werkzaam is in een dienstverband bij de gemeente of in opdracht van de gemeente. Jobcoaching in natura kan door het college op aanvraag of ambtshalve worden verleend.

  • 2. Bij de aanvragen om jobcoaching in natura en de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag is het bepaalde in artikel 6. jobcoach van overeenkomstige toepassing en geldt het basisregime.

Artikel 14. Subsidie voor het organiseren van jobcoaching

  • 1. Het college kan op aanvraag subsidie voor het organiseren van jobcoaching verlenen aan de werkgever.

  • 2. Bij de aanvragen voor subsidie voor jobcoaching en de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag is het bepaalde in artikel 6 jobcoach van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het college betaalt de subsidie voor het organiseren van jobcoaching zo veel mogelijk uit in maandelijkse termijnen. De betaling is te beschouwen als vaststelling van de subsidie tot en met de periode waarop de betaling betrekking heeft.

  • 4. De subsidie wordt berekend door de in de artikel 6 genoemde aantallen uren te vermenigvuldigen met het jobcoachtarief dat wordt gehanteerd door het UWV.

  • 5. Het college draagt er zorg voor dat de subsidies naar aanleiding van de jaarlijkse aanpassing van het UWV-tarief worden bijgesteld. De bedragen worden op de gebruikelijke manier afgerond. Het college draagt zorg voor de kenbaarheid van de actuele bedragen. Na aanpassing van de bedragen worden al verleende subsidies voor de resterende subsidieperiode naar rato verhoogd.

  • 6. De werkgever aan wie een subsidie is verleend voor het organiseren van jobcoaching, als bedoeld in artikel 21 van de verordening is verplicht:

    • a.

      de naam en contactgegevens mee te delen van de erkend deskundige die de jobcoaching uitvoert en van diens vervanger;

    • b.

      op aanvraag stukken te overleggen waaruit de deskundigheid van de jobcoach en diens vervanger blijkt.

Artikel 15 Interne werkbegeleiding

  • 1. Werkgevers kunnen na de reguliere inwerkperiode en de inzet van de regionaal beschikbare trainingsmogelijkheden voor het bieden van werkbegeleiding, op basis van artikel 23 lid 1 van de Verordening een aanvraag indienen voor subsidie.

  • 2. De in lid 1. genoemde subsidie kan ingezet worden voor een gedeeltelijke dekking van de aangetoonde meerkosten met een maximum van € 500 per maand met een looptijd van twee maanden.

Hoofdstuk 16. Slotbepalingen

Artikel 1. Hardheidsclausule en onvoorziene gevallen

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze regeling als toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 2. Inwerkingtreding en intrekken oude beleidsregels

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de eerste van de maand na publicatie.

  • 2. De Beleidsregels re-integratie 2015 worden per deze datum ingetrokken.

  • 3. De Beleidsregels tegenprestatie 2015 worden per deze datum ingetrokken.

  • 4. In afwijking van het tweede lid blijven de Beleidsregels re-integratie Uithoorn 2015 van toepassing, zolang de aangeboden voorziening loopt.

Artikel 17. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels re-integratie Uithoorn 2024’.

Ondertekening