Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 26-07-2024

Intitulé

Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2024

De raad van de gemeente Bloemendaal;

gelezen het voorstel van burgemeesters en wethouders van 2 april 2024;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

besluit:

de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2024 vast te stellen onder intrekking van de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    gemeente: de gemeente Bloemendaal;

  • -

    raad: gemeenteraad van de gemeente Bloemendaal;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • -

    eigen vermogen: het vermogen van een instelling vermeld op de balans van de instelling onder aftrek van bestemmings- en egalisatiereserves;

  • -

    reserves: het geheel aan vermogensbestanddelen dat als eigen vermogen van een instelling is aan te merken en dat bedrijfseconomisch gezien, vrij besteedbaar is.

  • -

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in artikel 4:21, eerste lid, van de wet;

  • -

    subsidieplafond: een bedrag, zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet, dat maximaal beschikbaar is voor subsidieverstrekkingen op een bepaald beleidsterrein;

  • -

    subsidieverlening: het besluit van het college waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag;

  • -

    subsidievaststelling: het besluit van het college waarin het subsidiebedrag definitief wordt vastgesteld en een recht op uitbetaling ontstaat;

  • -

    subsidieverstrekking: de overkoepelende term voor subsidieverlening en subsidievaststelling;

  • -

    de wet: Algemene wet bestuursrecht

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies op alle programmaonderdelen van de gemeentebegroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet is deze verordening eveneens van toepassing.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de begroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond.

  • 2. Het college is bevoegd nadere regelingen (hierna te noemen: subsidieregelingen) vast te stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van het voor subsidieverstrekking beschikbare budget worden omschreven.

  • 3. Voor zover een in lid 2 van dit artikel genoemde subsidieregeling afwijkt van deze algemene verordening gaat de subsidieregeling voor.

Artikel 4 Subsidievormen

De volgende subsidievormen worden onderscheiden:

  • a.

    Structurele subsidie: subsidie die het college als jaarlijkse subsidie per kalenderjaar of als meerjaarlijkse subsidie voor een bepaald aantal kalenderjaren aan een instelling verstrekt, bestemd om (gedeeltelijke) bekostiging van jaarlijks terugkerende activiteiten te laten plaatsvinden;

  • b.

    Incidentele subsidie: een subsidie die het college aan een instelling verstrekt, bestemd voor (gedeeltelijke) bekostiging van een incidentele activiteit, dan wel van een activiteit die als project is aan te duiden.

HOOFDSTUK 2 BEGROTINGSVOORBEHOUD EN SUBSIDIEPLAFOND

Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt door het college verstrekt onder de voorwaarde dat voldoende middelen in de gemeentebegroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen voor zover het structurele subsidies betreft.

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond door de raad wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het college kan binnen de kaders van de gemeentebegroting subsidieplafonds vaststellen voor zover het incidentele subsidies betreft. Het college geeft daarbij aan op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 4. Het college maakt een subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag voor aanvang van de van toepassing zijnde subsidieperiode bekend.

HOOFDSTUK 3 NADERE BEPALINGEN SUBSIDIES

Artikel 7 Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen die zich ten doel stellen zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten in het belang van de inwoners van de gemeente.

  • 2. Het college kan in uitzonderlijke gevallen, dit ter beoordeling van het college, afwijken van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8 Nadere bepaling incidentele subsidies

Incidentele subsidies kunnen maximaal tweemaal voor dezelfde activiteit worden verstrekt.

Artikel 9 Nadere bepalingen structurele meerjaarlijkse subsidie

  • 1. Het college kan een meerjaarlijkse subsidie verstrekken aan instellingen:

    • a.

      die beroepskrachten in dienst hebben; en

    • b.

      die beschikken over een meerjarig werkplan of activiteitenprogramma dat naar het oordeel van het college voldoende aansluit op de meerjarige gemeentelijke beleidsdoelstellingen; en

    • c.

      waarvan het bij verlening te verstrekken subsidiebedrag per jaar minimaal € 200.000 bedraagt.

  • 2. Meerjaarlijkse subsidies worden, met inachtneming van het begrotingsvoorbehoud, voor maximaal vier jaren verstrekt. Hierbij wordt aangesloten bij de looptijd van het vigerende van toepassing zijnde beleid.

  • 3. Indien het college van mening is dat een instelling die een aanvraag voor een meerjaarlijkse subsidie heeft ingediend hiervoor in aanmerking kan komen, treedt zij in overleg met de instelling over de activiteiten, prestaties, resultaten, het bedrag en de subsidieverplichtingen. Op basis van dit overleg besluit het college of overgegaan kan worden tot een meerjaarlijkse subsidie of dat (vooralsnog) wordt geopteerd voor (continuering van) een structurele jaarlijkse subsidie.

Artikel 10 Nadere bepaling subsidies regionale instellingen

Het college kan afwijken van bepalingen in deze verordening dan wel in een subsidieregeling als bedoeld in artikel 3, tweede lid, voor zover dit wenselijk of noodzakelijk is voor een goede afstemming met de gemeenten in de regio.

Artikel 11 Nadere bepaling subsidies hogere overheden

Het college kan bij het verstrekken van een subsidie van een hogere overheid afwijken van bepalingen in deze verordening dan wel in een subsidieregeling als bedoeld in artikel 3, tweede lid, voor zover dit voortvloeit uit de richtlijnen of bekostigingsvoorwaarden van de betreffende hogere overheid.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEAANVRAAG EN BESLISTERMIJN

Artikel 12 Aanvraag structurele subsidie

  • 1. De aanvraag voor een structurele subsidie wordt schriftelijk, bij voorkeur digitaal, ingediend.

  • 2. De aanvrager dient gebruik te maken van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

  • 3. Een aanvraag voor een structurele subsidie wordt bij het college ingediend vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd of, in het geval subsidie voor meerdere jaren wordt aangevraagd, voorafgaand aan het eerste kalenderjaar van de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 4. De subsidieaanvraag dient te bevatten:

    • a.

      naam en adres van de aanvrager;

    • b.

      naam, adres, mailadres en telefoonnummer van de contactpersoon;

    • c.

      dagtekening; hoogte van de gevraagde subsidie, rekeningnummer en tenaamstelling.

  • 5. Bij een aanvraag voor subsidie dient de aanvrager een beschrijving te geven van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Daarnaast dient de aanvrager de volgende gegevens te overleggen:

    • a.

      de doelstellingen en resultaten die met de te subsidiëren activiteit(en) worden nagestreefd en hoe de activiteit(en) daaraan bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar inwoners en op door de gemeente vastgestelde beleidsdoelstellingen;

    • b.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteit(en), waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteit(en), onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • c.

      de door de aanvrager vastgestelde jaarrekening met balans over het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend;

    • d.

      de stand van de reserves op het moment van de aanvraag.

  • 6. Indien een aanvrager voor de eerste maal een structurele subsidie aanvraagt, voegt hij aanvullendop de gegevens van het vijfde lid van dit artikel een exemplaar bij van:

    • a.

      de oprichtings- of stichtingsakte;

    • b.

      de statuten;

    • c.

      een beschrijving van de organisatiestructuur, een omschrijving van de werkwijze en het programma van werkzaamheden van de instelling;

    • d.

      de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • 7. Het college kan in bijzondere gevallen, dit ter beoordeling van het college, aan een aanvrager schriftelijk uitstel verlenen van de in het derde lid van dit artikel genoemde datum.

  • 8. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het vijfde en zesde lid van dit artikel genoemde gegevens te verlangen, indien deze voor het nemen van de beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 13 Aanvraag incidentele subsidie

  • 1. De aanvraag voor een incidentele subsidie wordt schriftelijk, bij voorkeur digitaal, ingediend.

  • 2. De aanvrager dient gebruik te maken van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

  • 3. Een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt bij het college ingediend uiterlijk zes weken voor aanvang van de activiteit(en).

  • 4. Het college kan een andere dan in het derde lid van dit artikel genoemde termijn stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

  • 5. De subsidieaanvraag dient te bevatten:

    • a.

      naam en adres van de aanvrager;

    • b.

      naam, adres, mailadres en telefoonnummer van de contactpersoon;

    • c.

      dagtekening; hoogte van de gevraagde subsidie, rekeningnummer en tenaamstelling;

  • 6. Bij een aanvraag voor een incidentele subsidie dient de aanvrager een beschrijving te geven van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Daarnaast dient de aanvrager de volgende gegevens te overleggen:

    • a.

      de doelstellingen en resultaten die met de te subsidiëren activiteit(en) worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar inwoners en op door de gemeente vastgestelde beleidsdoelstellingen;

    • b.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteit(en), onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • c.

      de door de aanvrager vastgestelde jaarrekening met balans over het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend.

  • 7. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het zesde lid van dit artikel genoemde gegevens te verlangen, indien deze voor het nemen van de beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 14 Verzuimherstel aanleveren gegevens

Het college kan besluiten een aanvraag voor subsidie niet in behandeling te nemen, indien de aanvrager de voor de beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens en informatie niet aanlevert, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld het verzuim binnen een door het college een gestelde redelijke termijn te herstellen.

Artikel 15 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een structurele subsidie uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het (eerste) jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een incidentele subsidie binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe een subsidieregel heeft vastgesteld, binnen zes weken vanaf de uiterste indieningsdatum voor het aanvragen van de subsidie.

  • 3. Het college kan de in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen. In dit geval stelt het college de aanvrager hiervan tijdig in kennis.

HOOFDSTUK 5 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 16 Weigeringsgronden

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt geweigerd:

    • a.

      voor zover de verstrekking een steunmaatregel zou vormen die in strijd is met artikel 107 of 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • b.

      als er toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Wet Bibob;

    • c.

      als en voor zover door verstrekking van de subsidie het betreffende subsidieplafond wordt overschreden;

    • d.

      de activiteit(en) uitsluitend in het belang is (zijn) van een politieke groepering, vakorganisatie, bedrijf of kerkgenootschap dan wel in hoofdzaak politieke of godsdienstige vorming beoogt (beogen);

    • e.

      indien ten behoeve van de activiteit(en) waarvoor een incidentele subsidie wordt aangevraagd door het college reeds tweemaal een incidentele subsidie is verstrekt.

  • 2. Naast de in artikel 4:35 van de wet genoemde algemene weigeringsgronden kan een aanvraag voor een subsidie worden geweigerd als naar het oordeel van het college:

    • a.

      de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet past (passen) binnen het vastgestelde beleid van de gemeente;

    • b.

      de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd naar het oordeel van het college niet of niet in overwegende mate gericht is (zijn) of niet aanwijsbaar ten goede komt (komen) aan de inwoners van de gemeente;

    • c.

      de subsidieaanvraag niet of in onvoldoende voldoet aan de subsidieregels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd naar het oordeel van het college onvoldoende draagvlak heeft (hebben);

    • e.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteit(en) te dekken;

    • f.

      uit de overgelegde begroting naar voren komt dat de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd financieel niet haalbaar zijn;

    • g.

      door de aanvrager niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor de uitvoering van de activiteit(en) waarvoor deze wordt aangevraagd;

    • h.

      de aanvrager reeds een subsidie of gemeentelijke bijdrage van het college ontvangt voor de uitvoering van de activiteit(en);

    • i.

      de kosten van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet in redelijke verhouding staan tot het te verwachten effect van de activiteit(en);

    • j.

      in de gemeente op een toereikende wijze reeds in de activiteit(en) wordt voorzien dan wel een dubbeling zou ontstaan met (een) activiteit(en) waarvoor de gemeente al subsidie verstrekt;

    • k.

      de aanvrager over een dusdanige reserve beschikt dat subsidiëring redelijkerwijs achterwege kan blijven. Hierbij wordt uitgegaan van een eigen vermogen dat groter is dan de gevraagde subsidie of groter dan 25% van de gehele exploitatiebegroting van de aanvrager.

HOOFDSTUK 6 VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 17 Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening bevat:

    • a.

      het tijdvak en de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt. Indien alle activiteiten die in de aanvraag zijn opgenomen onverkort voor subsidieverlening in aanmerking komen, kan in het besluit tot verlenen van de subsidie kortheidshalve naar deze activiteiten worden verwezen.

    • b.

      het bedrag van de subsidieverlening

    • c.

      het bedrag van het voorschot en de wijze van betaling

    • d.

      de voorwaarden en verplichtingen waaronder de subsidie wordt verleend;

    • e.

      de wijze waarop de verantwoording over de verleende subsidie door de instelling dient plaats te vinden.

  • 2. In de beschikking tot verlening van een meerjarige subsidieverlening wordt aangegeven welk bedrag de instelling voor het eerste jaar wordt verleend en op welke wijze de verleende subsidie jaarlijks wordt geïndexeerd.

  • 3. Het college kan voorwaarden en verplichtingen aan het besluit tot subsidieverstrekking verbinden.

  • 4. Het college kan bij een structurele jaarlijkse subsidie en bij een incidentele subsidie de subsidieverlening overslaan en direct een beschikking tot subsidievaststelling geven.

Artikel 18 Bevoorschotting

  • 1. Subsidies worden door het college binnen twee maanden na de subsidieverlening bevoorschot.

  • 2. De bevoorschotting betreft, naar het oordeel van het college, 80% tot 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3. Subsidies hoger dan € 50.000,- worden in kwartaaltermijnen bevoorschot, tenzij met de subsidieontvanger een andere wijze van bevoorschotting is afgesproken.

  • 4. Het college is bevoegd om van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel af te wijken.

  • 5. Zijn aan een subsidie voorwaarden verbonden dan zal niet tot bevoorschotting worden overgegaan dan nadat de instelling schriftelijk heeft verklaard in te stemmen met de gestelde voorwaarden.

HOOFDSTUK 7 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 19 Tussentijdse rapportage

Het college kan aan de subsidieontvanger de verplichting opleggen tot het tussentijds overleggen van (een) rapportage(s) omtrent de voortgang van de activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 20 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteit(en), waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zal (zullen) worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan het besluit tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 21 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 2. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet, voor zover het college dit bij het besluit tot subsidieverlening heeft benoemd.

Artikel 22 Intrekken of wijzigen subsidieverlening met terugwerkende kracht

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de instellingen wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteit(en) waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel heeft (hebben) plaatsgevonden of zal (zullen) plaatsvinden;

    • b.

      de instelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de instelling onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de subsidieaanvraag zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten;

    • e.

      met toepassing van artikel 5 van deze verordening een beroep wordt gedaan op het begrotingsvoorbehoud.

  • 2. De intrekking werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging door het college anders wordt bepaald.

  • 3. Vooruitlopend op de intrekking of wijziging kan de bevoorschotting door het college worden opgeschort.

  • 4. Als een beschikking tot subsidieverlening is ingetrokken of gewijzigd kan het college bepalen dat de instelling indien bevoorschotting heeft plaatsgevonden een door het college te bepalen vergoeding aan de gemeente verschuldigd is.

Artikel 23 Intrekken of wijzigen subsidieverlening voor de toekomst

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn voor de toekomst intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderende omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting verzetten;

    • c.

      de instelling niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze verordening of de desbetreffende subsidieregeling gestelde voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      d. het financieel beheer of de administratie van de instelling niet aan redelijk te stellen eisen voldoet en de instelling nalaat de door het college ter zake gegeven aanwijzingen na te komen;

    • e.

      de instelling wordt opgeheven of haar doelstelling wordt gewijzigd dan wel de uit de doelstelling voortvloeiende activiteiten worden gewijzigd;

    • f.

      zodra ten aanzien van de instelling de staat van faillissement wordt uitgesproken.

  • 2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid sub a en b vergoedt het college de schade die de instelling leidt doordat zij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan zij zonder subsidie zou hebben gedaan.

HOOFDSTUK 8 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 24 Verantwoording en vaststelling verleende subsidies

  • 1. Instellingen waaraan een structurele subsidie is verleend dienen vóór 1 juni na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend schriftelijk een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen bij het college. Dit geldt ook voor meerjaarlijkse subsidieverleningen.

  • 2. Instellingen waaraan een incidentele subsidie is verleend dienen uiterlijk dertien weken na het verricht zijn van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend schriftelijk een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen bij het college.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie dient te omvatten:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteit(en) zijn uitgevoerd en aan de bij de verlening gestelde verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteit(en) en de hieraan verbonden inkomsten en uitgaven (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een accountantsverklaring bij subsidieverlening van € 50.000 of meer.

  • 3. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de genoemde gegevens te verlangen, indien deze voor het nemen van de beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor de in het eerste lid genoemde datum en binnen de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is ingediend, stuurt het college een eenmalig rappel met een hersteltermijn.

  • 5. Indien na afloop van de in het vierde lid van dit artikel genoemde hersteltermijn geen aanvraag is ingediend, gaat het college over tot ambtshalve vaststelling. In dat geval kan de subsidie lager dan wel op nihil worden vastgesteld.

Artikel 25 Verantwoording direct vastgestelde subsidies

  • 1. Instellingen waarbij op grond van artikel 17 lid 4 de verlening voor een structurele subsidie is overgeslagen en direct is overgegaan tot een subsidievaststelling dienen vóór 1 juni na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verstrekt verslag te doen van de uitgevoerde activiteit(en) met vermelding van kosten en opbrengsten.

  • 2. Instellingen waarbij op grond van artikel 17 lid 4 de verlening voor een incidentele subsidie is overgeslagen en direct is overgegaan tot een subsidievaststelling dienen uiterlijk dertien weken na afloop van de activiteit(en) verslag te doen van de uitgevoerde activiteit(en), met vermelding van kosten en opbrengsten

Artikel 26 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. Structurele subsidies worden door het college vastgesteld uiterlijk 1 oktober van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie was verleend.

  • 2. Incidentele subsidies worden door het college vastgesteld binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing tot vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag. De verlenging van de termijn bedraagt ten hoogste twee maanden.

  • 4. Indien uit de overgelegde gegevens blijkt dat de verleende subsidie overeenkomstig haar bestemming is gebruikt, vindt definitieve vaststelling dienovereenkomstig plaats.

  • 5. In aanvulling op het vierde lid van dit artikel kan het vastgestelde subsidiebedrag niet hoger zijn dan de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteit(en).

  • 6. Het college kan besluiten tot definitieve vaststelling op een lager dan het aanvankelijk verleende bedrag in de gevallen zoals genoemd in artikel 4:46 van de wet.

  • 7. Het college betaalt het subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten overeenkomstig de subsidievaststelling. De betaling vindt plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling. Is sprake van terugvordering dan dient de instelling binnen zes weken tot betaling over te gaan.

Artikel 27 Intrekking en wijziging van de subsidievaststelling

  • 1. Het college kan met terugwerkende kracht de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • c.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • d.

      de aanvrager doelstellingen heeft beoogd of activiteiten heeft ontplooid die in strijd zijn met de wet of de openbare orde.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

HOOFDSTUK 9 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 28 Vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of meerdere artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 30 Intrekking

De Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 31 Overgangsbepaling

De Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 6 juni 2024.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2024.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING BLOEMENDAAL 2024

Deze toelichting hoort bij de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2024.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn definities opgenomen. Waaronder die van subsidie. Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaarden, dan is sprake van een subsidie, hoe ook genaamd. En gelden alle regels van de subsidietitel van de Awb.

Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

  • a.

    een aanspraak op financiële middelen;

  • b.

    door bestuursorgaan verstrekt;

  • c.

    met het oog op bepaalde activiteiten van aanvrager;

  • d.

    anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

In de praktijk kan het voorkomen dat er afwijkende termen worden gebruikt, zoals bijdrage, uitkering of vergoeding, terwijl het in feite een subsidie betreft. De gekozen benaming is voor de toepasselijkheid van de subsidietitel niet van belang: de subsidietitel is van toepassing als aan de kernmerken van artikel 4:21, eerste lid, van de Awb is voldaan.

Artikel 2Reikwijdte verordening

De Awb schrijft in artikel 4:23 voor dat subsidieverstrekking altijd moet plaatsvinden op grond van een wettelijk voorschrift (zoals een verordening of een subsidieregeling) dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. In sommige gevallen is dat op grond van de Awb echter niet vereist, onder andere als zowel de subsidieontvanger als de maximale hoogte van de subsidie expliciet in de gemeentebegroting staan vermeld. Of als het aantal subsidieontvangers én het tijdvak van subsidiëring zeer beperkt is. Om er echter voor te zorgen dat dergelijke subsidies ook op gereguleerde en eenduidige wijze worden aangevraagd, verleend, verantwoord en vastgesteld, is in het tweede lid bepaald dat deze verordening eveneens op dergelijke subsidies van toepassing is. Hiermee is sprake van een uniform en transparant proces en voor alle subsidies geldende regels.

Het tweede lid betreft een wijziging ten opzichte van de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017.

Artikel 3Bevoegdheid college

Dit artikel regelt de bevoegdheden van het college. Subsidieverlening is een belangrijk instrument om gemeentelijk beleid door het college tot uitvoering te brengen en de daarbij beoogde maatschappelijke effecten te realiseren. Er moet daarom een nauwe relatie worden gelegd tussen de verschillende beleidsdoelen en maatschappelijke effecten enerzijds en de met subsidie te ondersteunen activiteiten anderzijds. In dit artikel is onder andere bepaald dat het college dit nader regelt door middel subsidieregelingen, waarin nader is uitgewerkt welke activiteiten voor subsidie in aanmerking kunnen komen, eventueel welke doelgroepen daarmee ondersteund worden en hoe de subsidie wordt berekend.

Artikel 4Subsidievormen

Dit artikel beschrijft de twee vormen van subsidie die kunnen worden verstrekt: de structurele en de incidentele subsidie. Een structurele (jaarlijkse of meerjaarlijkse) subsidie heeft betrekking op structurele, voortdurende activiteiten die behoren tot de kernactiviteiten van de subsidieontvanger. De subsidieverstrekking is gericht op een kalenderjaar of - bij een meerjaarlijkse subsidie - op meerdere kalenderjaren.

Incidentele subsidies zijn gericht op een incidentele activiteit. Incidentele subsidies hebben een looptijd, afhankelijk van de duur van de activiteit: dat kan een dag zijn of een project met een langere looptijd. Deze subsidievorm kenmerkt zich door een periodeduur die in de regel geen geheel kalenderjaar hoeft te omvatten.

In voorkomende gevallen dient te worden nagegaan of de betreffende activiteit niet al tot de (via een structurele subsidie) ondersteunde kernactiviteiten van de aanvrager behoort.

Artikel 5Begrotingsvoorbehoud

Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie door het college slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

Artikel 6 Subsidieplafond

Het honoreren van een subsidieaanvraag waardoor (of voor zover) het subsidieplafond wordt overschreden is op grond artikel 4:25, tweede lid, van de Awb niet toegestaan. Een dergelijke aanvraag moet door het college (imperatief) worden geweigerd. Een (inhoudelijke) nadere motivering van de weigering is niet nodig.

Subsidieplafonds zijn daarom een effectief middel om de subsidieverstrekking financieel beheersbaar te houden. Dit geldt met name voor subsidiebudgetten waarop meerdere aanvragers een beroep kunnen doen en waarbij de inhoudelijke weigering lastig is.

Aangezien de gemeentebegroting in de regel wordt vastgesteld in november en de aanvragen voor structurele subsidies al vóór 1 juni moeten worden ingediend, is ruim voor aanvang van het subsidiejaar helder waar mogelijk een overschrijding van subsidiebudgetten verwacht kan worden. In dat geval is het verstandig om een subsidieplafond gelijktijdig met de begroting door de raad te laten vaststellen.

In het geval van incidentele subsidies voor een bepaald soort activiteiten is veelal meer snelheid vereist en vindt - binnen de kaders van de gemeentebegroting - subsidiëring in de regel plaats op grond van een door het college vastgestelde subsidieregeling. In het geval van incidentele subsidies ligt vaststelling van het betreffende subsidieplafond door het college dan ook in de rede: niet alleen in verband met de veelal gewenste snelheid van verstrekking, maar ook in verband met de gewenste snelheid van besluitvorming.

Deze verdeling tussen raad en college betreft een wijziging ten opzichte van de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017, waarin uitsluitend de raad subsidieplafonds kon vaststellen. Op basis van het gewijzigde artikel is echter sprake van een transparante en efficiënte rolverdeling en kunnen subsidieplafonds snel, effectief én tijdig worden ingezet.

Tegelijk met een subsidieplafond moeten ook de verdeelregels worden vastgesteld. Deze verdeelregels worden soms al vastgelegd in de diverse subsidieregelingen; in dat geval wordt volstaan met het verwijzen naar die verdeelregels.

Uit oogpunt van rechtszekerheid verlangt de Awb dat het subsidieplafond tijdig bekend wordt gemaakt, namelijk vóór de periode ingaat waarop het betrekking heeft. Zo weten potentiële aanbieders tijdig hoeveel geld beschikbaar is.

Artikel 7 Rechtspersoonlijkheid

In dit artikel is opgenomen dat subsidie alleen kan worden verstrekt aan een instelling, gedefinieerd als een organisatie met rechtspersoonlijkheid die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten in het belang van de inwoners van de gemeente. Het rechtspersoonlijkheidsvereiste moet voorkomen dat er subsidie wordt verstrekt aan een groep of initiatief waar de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheden niet adequaat zijn geregeld en waarbij subsidie wordt overgemaakt op de rekening van privépersonen.

In het tweede lid is geregeld dat door het college hiervan in uitzonderlijke gevallen (ter beoordeling van het college) kan worden afgeweken. Bijvoorbeeld wanneer de rechtspersoon nog in oprichting is of wanneer een bepaalde subsidieregeling expliciet is bedoeld voor natuurlijke personen (individuele inwoners).

Artikel 8Nadere bepaling incidentele subsidies

Dit artikel is bedoeld om de tijdelijkheid, c.q. eindigheid van een incidentele subsidie te waarborgen. Hiermee wordt voorkomen dat een incidentele, tijdelijke subsidie onbedoeld een structureel ofwel jaarlijks karakter krijgt. Dit artikel betreft een toevoeging ten opzichte van de Algemene subsidieverordening gemeente Bloemendaal 2017 waarin een dergelijke waarborg ontbrak.

Indien het college voortzetting van de subsidie wenselijk acht, kan het college eventueel besluiten, na aanvraag, voor de betreffende activiteit een structurele subsidie te verstrekken.

Artikel 9Nadere bepaling meerjaarlijkse structurele subsidie

Dit artikel betreft een toevoeging ten opzichte van de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017, waarin geen criteria en kaders waren opgenomen voor de verstrekking van een meerjaarlijkse subsidie.

Dit artikel beperkt de mogelijkheid van een dergelijke subsidie tot instellingen die met beroepskrachten werken en waarvan de verstrekte subsidie op jaarbasis minimaal € 200.000 bedraagt. Voor deze organisaties kan de zekerheid van een meerjaarlijkse subsidie van toegevoegde waarde zijn. Tevens dient sprake te zijn van een werkplan of activiteitenprogramma dat aansluit op de meerjarige gemeentelijke doelstellingen.

De maximering van de subsidieduur tot vier jaar, de verplichting tot aanvraag van een jaarlijkse vaststelling en de gegevens die daarbij overgelegd dienen te worden (artikel 24 van deze verordening) en het begrotingsvoorbehoud (zie artikel 5 van deze verordening) leveren in meerjarig opzicht voor college en raad flexibiliteit en bijsturingmogelijkheden op. De keuze voor een gemaximeerde subsidieduur van vier jaar maakt het voor het college mogelijk om bij de subsidieverlening aan te sluiten bij de duur van vigerende beleidsnota’s en - eventueel - van raadsperiodes.

Het derde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid om - na overleg met de instelling - (nog) niet over te gaan tot een meerjaarlijkse subsidie, maar te opteren voor (de continuering van) een structurele jaarlijkse subsidie.

Artikel 10Nadere bepaling subsidies regionale instellingen

Bij subsidies die worden verleend aan regionaal opererende organisaties wordt in de regel nauw samengewerkt en afgestemd met andere gemeenten. Deze bepaling biedt de mogelijkheid om de subsidievoorwaarden en -verplichtingen onderling goed af te stemmen. Dit komt de efficiëntie en eenduidigheid van de subsidieverstrekking ten goede en beperkt de administratieve lastendruk voor zowel de subsidieaanvrager als de gemeente.

Dit artikel is nieuw ten opzichte van de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017.

Artikel 11Nadere bepalingen subsidies hogere overheden

Dit betreft de zogenoemde “doorgeefluik” subsidies, zoals bijvoorbeeld een door gemeenten uit te voeren rijks- of provinciale regeling, waarbij zowel de bekostiging als de subsidierichtlijnen volledig of in belangrijke mate zijn geregeld door die hogere overheden.

Dit artikel is nieuw ten opzichte van de Algemene subsidieverordening gemeente Bloemendaal 2017.

Artikel 12Aanvraag structurele subsidie

Het subsidieproces begint met een aanvraag. In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk bij het college moet worden ingediend en bij voorkeur digitaal. Waarbij het (digitale) aanvraagformulier leidt tot een standaardprocedure en uniformiteit. Het aanvraagformulier bevat slechts die vragen, die noodzakelijk zijn voor de behandeling van een aanvraag.

In het derde lid is het uiterste indieningsmoment opgenomen voor een aanvraag voor een structurele subsidie.

In het vierde en vijfde lid is bepaald welke gegevens de aanvrager dient te overleggen bij zijn subsidieaan-vraag. In vergelijking met de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017 wordt bij aanvraag nu expliciet gevraagd naar de doelstellingen en resultaten die met de activiteit(en) worden nagestreefd. Ook wordt nu gevraagd naar de mate waarin de activiteit(en) gericht is (zijn) op de gemeente of haar inwoners en op door de gemeente vastgestelde beleidsdoelstellingen. Tot slot wordt in het dekkingsplan van de kosten van de activiteit(en) ook gevraagd naar overige aangevraagde financiering.

In het zesde lid worden meer formele eisen gesteld aan instellingen die voor de eerste keer een structurele subsidie aanvragen. Zoals in lid 8 is opgenomen is het college bevoegd om ook andere dan, of slechts enkele van, de in het vijfde en zesde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 13Aanvraag incidentele subsidie

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk bij het college moet worden ingediend en bij voorkeur digitaal. Ook in dit geval geldt dat het aanvraagformulier slechts die vragen bevat, die noodzakelijk zijn voor de behandeling van een aanvraag.

In het derde lid is opgenomen dat de aanvraag uiterlijk zes weken voor aanvang van de activiteit(en) dient te worden ingediend. Deze termijn betreft een wijziging ten opzichte van de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017, waar sprake was van een uiterlijke indieningsdatum van twee weken voor aanvang van de activiteit(en). Bij deze wijziging is het volgende overwogen. Het ligt in de rede om voor de aanvraagtermijn aan te sluiten bij de periode die het college heeft om een besluit te nemen (zijnde zes weken, zie artikel 15, tweede lid). Zo lopen de start van de activiteit en het besluit gelijk op.

De gegevens die ingediend moeten worden komen voor een deel overeen met hetgeen gevraagd wordt bij de aanvraag van een structurele subsidie. Maar gelet op het karakter van de aangevraagde subsidie (incidenteel) dienen minder gegevens aangeleverd te worden. Zo ontbreken de formele eisen die bij een eerste aanvraag voor een structurele subsidie ingediend moeten worden (artikel 12 lid 6). En wordt geen inzicht gevraagd in de stand van de reserves.

Artikel 14 Verzuimherstel aanleveren gegevens

Is een subsidieaanvraag onvolledig, dan dient de aanvrager een redelijke termijn te worden geboden om de aanvraag alsnog aan te vullen. Afhankelijk van de gevraagde informatie varieert de termijn van één tot enkele weken.

Artikel 15 Beslistermijn

In dit artikel worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een subsidieaanvraag. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. De termijnen zijn gelijk gebleven aan die van de Algemene subsidieverordening gemeente Bloemendaal 2017 en daarmee bekend bij de gesubsidieerde instellingen.

Artikel 16Weigeringsgronden

Dit artikel regelt uitgebreid, ten behoeve van de transparantie richting aanvrager, de weigeringsgronden. Daarbij staan in het eerste lid de gronden genoemd waarop een aanvraag voor een subsidie door het college wordt geweigerd. Bijvoorbeeld in verband met strijdigheid met Europese verdragen en richtlijnen. Of omdat de wet daartoe verplicht (overschrijding subsidieplafond). In het tweede lid zijn - aanvullend op de algemene weigeringsgronden van artikel 4:35 van de Awb - weigeringsgronden opgenomen die meer zijn toegesneden op de gemeentelijke praktijk en het gemeentelijk beleid. Dit betreft gronden genoemd op basis waarvan een college een subsidieaanvraag kan weigeren.

Artikel 4:35 van de Awb bevat een aantal algemeen gelden gronden om een subsidieaanvraag te weigeren. Weigering kan plaatsvinden indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Weigering kan voorts plaatsvinden indien de aanvrager:

  • in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

  • failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Bij het weigeren van subsidie op basis van artikel 4:35 dient de subsidieontvanger op grond van de Awb veelal eerst gehoord te worden. Bij de aanvullende weigeringsgronden genoemd in deze verordening is horen van de subsidieontvanger niet verplicht, maar het verdient aanbeveling om de subsidieontvanger vanuit zorgvuldigheidsoverwegingen toch te horen alvorens te weigeren. Dit kan ook telefonisch.

Dit artikel is ten opzichte van de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017 uitgebreider. Dit in verband met de transparantie richting aanvragers.

Artikel 17Beschikking tot subsidieverlening

In de subsidiebeschikking dient altijd expliciet te worden aangegeven voor welke activiteit of activiteiten de subsidie wordt verstrekt. In het eerste lid is de mogelijkheid opgenomen om daarbij te verwijzen naar de in de aanvraag opgenomen activiteiten, doch alleen als deze volledig en precies zoals omschreven in de aanvraag voor subsidie in aanmerking komen.

De subsidieverlening bevat het te verstrekken (maximale) subsidiebedrag en/of de berekeningswijze van het subsidiebedrag. Ingevolge het eerste lid geeft het college ook al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidie dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat voor degene, aan wie de subsidie is verstrekt, van meet af aan duidelijk is aan welke verplichtingen en administratieve eisen hij dient te voldoen.

In het derde lid is geregeld dat het college de subsidieontvanger verplichtingen kan opleggen. Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen niet of in beperkte mate noodzakelijk zijn. Als het college van oordeel is dat redelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zullen dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn. Deze verplichtingen moeten dan in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen.

In het vierde lid wordt de keuze om een subsidieverlening over te slaan en de subsidie direct vast te stellen ter beoordeling van het college gelaten. Dit kan vanuit financiële en/of inhoudelijke overwegingen én afhankelijk van de specifieke verstrekking plaatsvinden. Dit is een wijziging ten opzichte van de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017 waarin deze directe vaststelling standaard was voor subsidies tot € 10.000,-. Om te kunnen sturen op inhoudelijke doelen én financieel grip te houden op subsidieverstrekkingen ligt het echter in de rede om bij de keuze voor het wel of niet overslaan van de subsidieverlening niet te werken met een vastgestelde financiële grens.

Artikel 18 Bevoorschotting

In tegenstelling tot de Algemene subsidieverordening gemeente Bloemendaal 2017 wordt in voorliggende verordening niet standaard en in alle gevallen uitgegaan van 100% bevoorschotting van het verleende subsidiebedrag. In het tweede lid is opgenomen dat de bevoorschotting plaatsvindt binnen een bandbreedte van 80-100%, dit naar het oordeel van het college. Hierbij is overwogen dat deze bandbreedte het college meer mogelijkheden voor maatwerk en grip biedt. Tevens kan het in voorkomende gevallen dienen als financiële stimulans voor instellingen om de gevraagde gegevens ten behoeve van de subsidievaststelling tijdig in te dienen.

De bevoorschotting vindt plaats binnen twee maanden na de subsidieverlening. Dit is iets sneller dan in de Algemene subsidieverordening gemeente Bloemendaal 2017 (uiterlijk tien weken na de subsidieverlening).

Conform de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017 worden ook in voorliggende verordening subsidies hoger dan € 50.000,- in kwartaaltermijnen bevoorschot.

De wijze van bevoorschotting wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 19Tussentijdse rapportage

In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden voor het college om een tussentijdse verantwoording te vragen in de vorm van één of meerdere voortgangsrapportages. Dit biedt het college grip op de verleende subsidies. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording. Het ligt voor de hand dat dit regime in ieder geval lichter is dan het regime dat is opgesteld voor de eindverantwoording, maar wel voldoende inzicht geeft in de voortgang van de activiteit(en).

Op deze wijze kan het college een inhoudelijke én financiële afweging maken of een tussentijdse rapportage gewenst is. Het ligt voor de hand een of meerdere tussentijdse rapportage(s) in ieder geval te vragen bij subsidieverleningen die een groot bedrag omvatten en/of die politiek van belang worden geacht.

Artikel20Meldingsplicht

De subsidieontvanger is verplicht onverwijld - dat wil zeggen zonder nodeloos tijdsverloop - te melden bij het college als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit(en) niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal (zullen) worden verricht. In dat geval kan het college de subsidie op grond van artikel 22 van deze verordening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Ook kan het college opteren voor het op een later moment lager of op nihil vaststellen.

Artikel 21 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In dit artikel zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college. In het tweede lid is - in aanvulling op het gestelde in de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017 - de toevoeging opgenomen “voor zover het college dit bij het besluit tot subsidieverlening heeft benoemd”. Dit omdat de verschillende in artikel 4:71 genoemde handelingen waarvoor toestemming van het college is vereist bij veel subsidieverstrekkingen niet van toepassing worden geacht. Door de bijzin kan het college maatwerk per subsidieverstrekking leveren.

Artikel 22Intrekken of wijzigen van een subsidieverlening

Voor de duidelijkheid richting subsidieontvangers is hier het gestelde van artikel 4:48 van de Awb opgenomen. Het artikel regelt een opsomming van intrekkings- en wijzigingsgronden, die alle verband houden met omstandigheden bij de subsidieontvanger. Het kan hier enerzijds gaan om sancties, anderzijds om herstel van onjuistheden die niet uitsluitend voor rekening van de gemeente dienen te komen. Het artikel biedt een aanvulling op de mogelijkheid een subsidie lager vast te stellen.

De Awb geeft niet expliciet aan welke gevolgen de intrekking of wijziging heeft voor de verstrekte voorschotten. Aangenomen mag echter worden dat in dat geval ook de grondslag van de bevoorschotting komt te vervallen. Hier richten het derde en vierde lid zich op.

Artikel 23 Intrekken of wijzigen van een subsidieverlening voor de toekomst

Voor de duidelijkheid richting subsidieontvangers is hier het gestelde van artikel 4:50 van de Awb opgenomen. Het artikel geeft een regeling voor het geval het college voor de toekomst (ex nunc) de subsidieverlening wil opzeggen, het subsidiebedrag wil verlagen of een wijziging wil aanbrengen in de subsidieverplichtingen. Anders dan in artikel 22 gaat het hier om intrekking of wijziging wegens omstandigheden bij het bestuursorgaan. Aangezien een dergelijke tussentijdse intrekking of wijziging een inbreuk is op het vertrouwensbeginsel, worden hier zware eisen aan gesteld. Het artikel is vooral van belang bij meerjaarlijkse subsidieverleningen. Bij jaarlijkse subsidieverstrekkingen ligt weigering van een nieuwe subsidie meer voor de hand.

Artikel 24Verantwoording en vaststelling verleende subsidies

De wijze van verantwoorden wordt op grond van artikel 17, derde lid van deze verordening in de beschikking tot subsidieverlening aan de instelling bekendgemaakt. In het artikel 24, derde lid wordt het college de ruimte geboden om per verlening te bezien welke gegevens vereist zijn voor de verantwoording. Op deze wijze kan worden geopteerd voor een lichtere verantwoording bij incidentele subsidies. Met als doel om, waar wenselijk en verantwoord, de administratieve lasten van zowel de subsidieontvanger als de gemeente te beperken.

In het eerste lid is opgenomen dat ook meerjaarlijkse subsidies na afloop van elk afzonderlijk subsidiejaar verantwoord en vastgesteld dienen te worden. Daarmee houdt de gemeente grip op de voortgang van de meerjarig gemaakte subsidieafspraken en -resultaten en kan er indien nodig bijsturing plaatsvinden.

De in lid 3 sub d genoemde accountantsverklaring dient een weergave te zijn van het onderzoek door de accountant naar de getrouwheid en rechtmatigheid van het financieel verslag of de jaarrekening en een uitleg van de uitslag van zijn onderzoek. In het besluit tot subsidieverlening wordt door het college bepaald welke verklaring wordt gevraagd: een samenstellingsverklaring, een controleverklaring of een beoordelingsverklaring.

De in het vierde lid genoemde hersteltermijn bedraagt, afhankelijk van het specifieke geval, één tot drie weken. Hierna kan worden overgegaan tot ambtshalve vaststelling (vijfde lid). Hierbij is het college bevoegd om een schatting van de kosten van de gesubsidieerde activiteit(en) te maken die lager kan uitvallen dan vaststelling op basis van de werkelijke kosten. Ook kan onder omstandigheden sprake zijn van een vaststelling op nihil.

Artikel 25Verantwoording direct vastgestelde subsidies

Op grond van dit artikel dienen ook de instellingen waarbij de subsidieverlening is overgeslagen en de subsidie direct is vastgesteld verslag te doen van de uitgevoerde activiteit(en), inclusief de vermelding van de kosten en opbrengsten. Deze gegevens zijn niet van belang voor de vaststelling (die immers al heeft plaatsgevonden), maar wel voor het zicht op de activiteiten en de grip op de subsidiëring van het college.

Artikel 26Beschikking tot subsidievaststelling

Dit artikel geeft de termijnen waarbinnen de subsidievaststelling dient plaats te vinden. Indien de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit plaatsvindt zoals voorzien en de subsidieontvanger aan zijn verplichtingen heeft voldaan moet de subsidie overeenkomstig de verlening worden vastgesteld. De sanctie op het niet naleven van de subsidieverplichtingen of het niet (volledig) verrichten van de activiteit(en) waarvoor de subsidie is verleend, is een vaststelling op een lager bedrag. Dat kan ook betekenen dat de subsidie op nihil wordt vastgesteld. Bij het bepalen van de omvang van de verlaging moet het college rekening houden worden met het evenredigheidsbeginsel.

Artikel 27Intrekking en wijziging van de subsidievaststelling

Voor de duidelijkheid richting subsidieontvangers is hier het gestelde van artikel 4:49 van de Awb opgenomen. Het kan hier enerzijds gaan om een sanctie, anderzijds om herstel van onjuistheden die niet uitsluitend voor rekening van de gemeente behoren te komen. Omdat de subsidievaststelling een definitieve aanspraak op financiële middelen vestigt, is zij in beperktere mate in te trekken dan de subsidieverlening. Er is bovendien sprake van een verjaringstermijn: intrekking is niet meer mogelijk als 5 jaar zijn verstreken sinds de vaststellingsbeschikking.

Artikel 28 Vermogensvorming

In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat een subsidieontvanger in een aantal genoemde gevallen een vergoeding verschuldigd is aan de gemeente, indien de subsidie bij de ontvanger heeft geleid tot vermogensvorming.

De vergoedingsplicht ontstaat vanzelfsprekend slechts indien er een causaal verband bestaat tussen de subsidieverlening en de vermogensvorming. Er moet een vermogenstoename hebben plaatsgevonden, waarvan vaststaat dat deze niet zou hebben plaatsgevonden indien de subsidie niet zou zijn verleend. De voorzienbaarheid van de vermogenstoename is daarbij niet van belang; het gaat om een vermogenstoename die met de subsidieverlening niet werd beoogd.

Artikel 29 Hardheidsclausule

De hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan een regel van deze verordening wegens bijzondere omstandigheden van het individuele geval onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen een bestendig karakter krijgt, dient dit beleid in de Algemene subsidieverordening te worden vastgelegd.

Artikel 30

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 31Overgangsbepaling

Dit artikel is vanuit zorgvuldigheidsoogpunt opgenomen. Dat laat overigens onverlet dat de Algemene subsidieverordening Bloemendaal 2017 de ruimte biedt om al in de lijn van de voorliggende verordening te werken.

Artikel 32

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 33

Dit artikel spreekt voor zich.