Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024

Geldend van 27-07-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het advies van de afdeling Beleid d.d. 16 juli 2024 ;

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein d.d. 27 juni 2024;

gelet op artikel 35 van de Participatiewet;

besluit:

vast te stellen de volgende Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      de bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onder c van de wet zonder toepassing van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet;

    • c.

      Wlz: Wet langdurige zorg

    • d.

      Zvw: Zorgverzekeringswet;

    • e.

      huishouden: persoon of groep personen die alleen of met anderen een gemeenschappelijke huishouding voert;

    • f.

      VVE-indicatie: indicatie voor Voorschoolse en Vroegschoolse Educatie voor jonge kinderen met risico op een (taal)achterstand.

Artikel 2. Vorm van de bijstand

  • 1. Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet (gift).

  • 2. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51, eerste lid van de wet.

  • 3. Het maandelijkse aflossingsbedrag is 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Indien het inkomen hoger is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt de maandelijkse aflossing vastgesteld volgens de regels voor de vaststelling van de draagkracht in artikel 11.

Artikel 3. Tijdstip van de aanvraag

  • 1. In beginsel wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Daarbij geldt, dat niet de datum waarop een rekening gepresenteerd wordt, maar de datum waarop de kosten zijn opgekomen, bepalend is voor het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt.

  • 2. Het college kan van het eerste lid afwijken, indien het een aanvraag om bijzondere bijstand voor begrafenis- of crematiekosten betreft. Dan moet de aanvraag worden ingediend binnen twee maanden na de dag van de uitvaart.

  • 3. Het college kan van het eerste lid afwijken, indien het een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand of griffierecht betreft. Dan moet de aanvraag worden ingediend binnen twee maanden na afgifte van de toevoeging of de factuur van de advocaat.

  • 4. Het college kan van het eerste lid afwijken, indien het een onder bewindstelling, onder curatelestelling of onder mentorschapstelling betreft. Dan moet de aanvraag worden ingediend binnen twee maanden na de rechterlijke uitspraak waarbij het bewind, de curatele of het mentorschap is ingesteld.

  • 5. Het college kan van het eerste lid afwijken, indien het een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer betreft. Dan moet de aanvraag worden ingediend voor het einde van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt.

  • 6. Als er bijzondere omstandigheden zijn, waardoor een aanvraag voor kosten als bedoeld in het tweede tot en met vierde lid van dit artikel niet binnen de gestelde termijn kan worden ingediend, kan er worden afgeweken van die termijn.

Artikel 4. Nibud normen

Bij het vaststellen van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt aangesloten bij normbedragen zoals opgenomen in de prijzengids van het Nibud.

Artikel 5. Algemeen gebruikelijke kosten

Op de verstrekking van de bijzondere bijstand worden kosten die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn, in mindering gebracht.

Artikel 6. Studenten

Studerenden die een inkomen (kunnen) ontvangen uit WSF (studiefinanciering) of WTOS (tegemoetkoming scholieren) komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Hoofdstuk 2. Draagkracht, vermogen en inkomen

Artikel 7. Uitgangspunt draagkracht

Bij de vaststelling van de bijzondere bijstand dient rekening te worden gehouden met de aanwezige draagkracht in het inkomen of het vermogen. Bij de vaststelling van aanwezige draagkracht wordt in ieder geval rekening gehouden met de draagkrachtperiode, het vermogen en het inkomen.

Artikel 8. Vaststelling van het vermogen

  • 1. Het vermogen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Aangesloten wordt bij de vermogensgrens genoemd in de wet (artikel 34). Het vermogen boven die grens wordt volledig tot de draagkracht gerekend (100%).

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de draagkracht bij bijzondere bijstand voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen 100% van het vermogen na aftrek van 1,5 keer de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 9. Vaststelling van het inkomen

  • 1. Inkomen: het inkomen zoals genoemd in artikel 32 van de wet inclusief toeslagen (zoals vakantietoeslag, overwerktoeslag en 13e maand) en inkomen uit vermogen.

  • 2. Bij de vaststelling van het draagkrachtinkomen wordt uitgegaan van het inkomen van de belanghebbende gedurende het jaar, beginnend in de maand waarin de kosten zijn gemaakt waarop de aanvraag om bijstand betrekking heeft.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt bij wisselende inkomsten uitgegaan van het gemiddelde inkomen van de 3 voorafgaande maanden.

  • 4. Indien een aanvraag nog te maken kosten betreft, wordt uitgegaan van het inkomen van de belanghebbende in de maand van aanvraag.

Artikel 10. Niet in aanmerking te nemen middelen bij vaststelling draagkracht

Als draagkracht wordt in aanmerking genomen: het netto inkomen over een periode van 12 maanden verlaagd met de volgende aftrekposten:

  • a.

    het deel van een particuliere oudedagsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 33, vijfde lid van de wet;

  • b.

    de premiebetaling van de aanvullende ziektekostenpremie;

  • c.

    buitengewone kosten in verband met wonen en zorg als gevolg van het niet of niet volledig ontvangen van huurtoeslag en zorgtoeslag wegens een te hoog inkomen;

  • d.

    de voor eigen rekening blijvende kosten van kinderopvang wanneer een tegemoetkoming wordt ontvangen voor de kosten van kinderopvang bij een sociaal-medische indicatie voor ouder of kind;

  • e.

    de jonggehandicaptenkorting bij personen van 27 jaar en ouder.

Artikel 11. Vaststelling van de draagkracht

  • 1. De draagkracht is een percentage van het inkomen vanaf 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm:

    • a.

      35% van het inkomen tussen 110% en 140% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • b.

      50% van het inkomen boven 140% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid nemen we voor woonkosten en kosten voor bewindvoering, mentorschap en curatele het volgende in aanmerking als draagkracht:

    • a.

      100% van de toepasselijke bijstandsnorm, na de aftrek van de posten zoals genoemd in artikel 10, met toepassing van de kostendelersnorm.

Artikel 12. Vaststelling van de draagkrachtperiode

  • 1. De draagkracht wordt telkens voor de periode van 12 maanden vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt.

  • 2. De draagkracht kan voor een kortere of langere periode vastgesteld worden, indien de periode waarop de kosten waarvoor bijstand is aangevraagd betrekking hebben, daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Indien het inkomen gedurende de vastgestelde draagkrachtperiode wijzigt, kan de draagkracht opnieuw worden vastgesteld.

Artikel 13. Draagkrachtverrekening

  • 1. De draagkrachtruimte wordt in één keer met de bijzondere bijstand verrekend.

  • 2. In afwijking van het bovenstaande kan ingeval van periodieke bijzondere bijstand, de draagkracht verrekend worden naar rato van het aantal maanden van de periode waarop deze bijstand betrekking heeft.

Hoofdstuk 3. Bijzondere bijstand en specifieke kosten

Artikel 14. Voorliggende voorzieningen bij medische kosten

De vergoedingen vanuit de Zvw en de Wlz zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht.

Artikel 15. Begrafenis- of crematiekosten

  • 1. De belanghebbende op wie volgens de bepalingen in het huwelijksgoederenrecht en het erfrecht de plicht rust de kosten van lijkbezorging van bloedverwanten te voldoen, heeft voor zover het zijn aandeel in de kosten betreft recht op bijzondere bijstand.

  • 2. De kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage betreffen de kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene in Nederland, gerekend naar de kosten van de goedkoopst adequate mogelijkheid voor de verzorging van de teraardebestelling tot maximaal € 5.500.

  • 3. Op de bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid worden uitkeringen uit verzekeringen, slottermijnen en dergelijke volledig in mindering gebracht.

Artikel 16. Kosten van deelname aan het maatschappelijke verkeer

  • 1. Personen met een inkomen tot maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm komen in aanmerking voor een bijdrage in onder andere de volgende bijzondere kosten:

    • a.

      kosten van deelname aan sportieve, culturele of educatieve voorzieningen en eventuele directe aanverwante kosten;

    • b.

      de kosten van lidmaatschap bibliotheek;

    • c.

      de kosten van een abonnement van een dagblad, tijdschrift of internetaansluiting.

  • 2. De aanvraag moet individueel worden beoordeeld en de kosten moeten zich daadwerkelijk voordoen en dus aantoonbaar worden gemaakt. De bijdrage is € 150 per persoon. Per huishouden bedraagt de bijdrage maximaal € 300 per volledig kalenderjaar.

  • 3. Bij verhuizing naar de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden de in het tweede lid genoemde bedragen berekend naar rato, naar boven afgerond naar hele maanden.

Artikel 17. Zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking Voor vergoeding komen in aanmerking:

  • a. de kosten van warme maaltijden, na indicering van de noodzaak, voor zover de werkelijke kosten van de warme maaltijd uitstijgen boven de kosten van een warme maaltijd volgens de prijzengids van het Nibud;

  • b. de kosten van thuisadministratie, na indicering van de noodzaak;

  • c. de meerkosten van verwarming, bewassing en slijtage van kleding en beddengoed als gevolg van een handicap of langdurige ziekte.

Artikel 18. Kosten van kinderopvang bij sociaal medische indicatie en peuteropvang

Personen met een inkomen tot maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de voor eigen rekening blijvende kosten van kinderopvang en peuteropvang indien:

  • a.

    een tegemoetkoming wordt ontvangen op grond van de Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2021;

  • b.

    peuteropvang noodzakelijk is op grond van een VVE-indicatie.

Artikel 19. Kosten voor vrijwillig budgetbeheer

  • 1. Personen met een inkomen tot maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de kosten van vrijwillig budgetbeheer indien:

    • a.

      er geen sprake is van een problematische schuldensituatie en;

    • b.

      belanghebbende de noodzaak van budgetbeheer aantoont en;

    • c.

      belanghebbende zich inspant om zo snel mogelijk weer zelfstandig zijn/haar financiën te beheren en;

    • d.

      het een budgetbeheerder betreft waar de gemeente mee samenwerkt.

  • 2. De bijzondere bijstand als bedoeld in dit artikel wordt gedurende maximaal 12 maanden verstrekt. Na deze periode kan een nieuwe aanvraag worden gedaan.

Hoofdstuk 4. Bijzondere bijstand voor woonkosten

Artikel 20. Definitie woonkosten

  • 1. Bij bewoning van een huurwoning of gehuurde woonwagen, zijn de woonkosten de op de aanvangsdatum geldende huurprijs per maand als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

  • 2. Bij bewoning van een eigen woning of woonwagen, wordt het volgende gerekend tot de woonkosten:

    • de in verband met de aankoop verschuldigde netto (hypotheek)rente en;

    • de in verband met het in eigendom hebben van de woning of woonwagen verschuldigde zakelijke lasten en;

    • een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor groot onderhoud. De som van deze bedragen wordt omgerekend tot een bedrag per maand.

Artikel 21. Voorliggende voorzieningen woonkosten

  • 1. De tegemoetkoming van de belastingdienst in de vorm van huurtoeslag geldt als een voorliggende voorziening in relatie tot bijstandsverlening voor woonkosten die passend en toereikend wordt geacht.

  • 2. Bijzondere bijstand voor woonkosten kan niet worden verleend aan de Nederlander of de daarmee gelijkgestelde die geen recht op huurtoeslag heeft, omdat hij medebewoning heeft van een nietrechthebbende vreemdeling. Het gemis aan huurtoeslag ten gevolge van de keuze voor een illegale huisgenoot kan niet op de bijstand worden afgewenteld.

  • 3. Jongeren van 18 tot en met 22 jaar die geen aanspraak kunnen maken op huurtoeslag als gevolg van een te hoge rekenhuur hebben geen recht op woonkostentoeslag. Een afwijkend toewijzingsbeleid van woningen en/of verlating van de (oudere) partner kan niet op de bijstand worden afgewenteld.

Artikel 22. Woonkosten lager dan de maximale huurgrens

  • 1. Bijzondere bijstand voor woonkosten kan worden verstrekt indien een woning of een woonwagen wordt bewoond in eigendom, waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximumhuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag en er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de woning te bewonen.

  • 2. De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Wet op de huurtoeslag-systematiek.

  • 3. Aan de verstrekking van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende binnen 12 maanden na aanvang van deze bijstand verhuist naar passende woonruimte, waarvoor aanspraak op huurtoeslag bestaat of woonkosten die uit het inkomen kunnen worden betaald. Belanghebbende dient zich daartoe maximaal in te spannen.

  • 4. De bijzondere bijstand als bedoeld in dit artikel wordt gedurende maximaal 12 maanden verstrekt. Als belanghebbende na afloop van deze termijn nog niet is verhuisd naar een andere woonruimte, maar wel de voorwaarden zoals bedoeld in het derde lid heeft nageleefd, kan de bijstand eenmalig voor de duur van maximaal 3 maanden worden verlengd.

Artikel 23. Woonkosten hoger dan de maximale huurgrens

  • 1. Wanneer belanghebbende een huurwoning of koopwoning bewoont waarvan de woonkosten hoger zijn dan het grensbedrag van de individuele huurtoeslag als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, kan er bijzondere bijstand in de woonkosten worden verstrekt indien er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de dure woning te bewonen.

  • 2. De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Wet op de huurtoeslag-systematiek. Het meerdere boven het grensbedrag zoals genoemd in het eerste lid wordt volledig in aanmerking genomen bij de bepaling van de hoogte van de bijstandsverlening.

  • 3. Aan de verstrekking van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende binnen 12 maanden na aanvang van deze bijstand verhuist naar passende woonruimte, waarvoor aanspraak op huurtoeslag bestaat en/of woonkosten die uit het inkomen kunnen worden betaald. Belanghebbende dient zich daartoe maximaal in te spannen.

  • 4. De bijzondere bijstand als bedoeld in dit artikel wordt gedurende maximaal 12 maanden verstrekt. Als belanghebbende na afloop van de termijn, waarvoor hem met toepassing van het derde lid bijstand is verleend, nog niet is verhuisd naar een andere woonruimte, maar wel de aan bijstandsverlening verbonden voorwaarden heeft nageleefd, kan de bijstand eenmalig voor de duur van maximaal 3 maanden worden verlengd.

Artikel 24. Kosten voor het aanhouden van de woning

  • 1. Kosten voor het aanhouden van de woning horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 2. Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan, de belanghebbende die:

    • a.

      maximaal 6 maanden in detentie verblijft;

    • b.

      in een inrichting verblijft en een uitkering naar de norm voor een inrichting verblijvende ontvangt en waarbij de belanghebbende de intentie heeft om terug te keren naar de woning.

  • 3. Onder de noodzakelijke kosten wordt verstaan de vaste leveringskosten voor gas, water en licht en huur.

  • 4. De duur van de bijzondere bijstand voor het aanhouden van de woning is:

    • a.

      bij detentie: maximaal 6 maanden;

    • b.

      bij een inrichting: maximaal 12 maanden, te rekenen vanaf het moment van opname in een inrichting, met de mogelijkheid tot verlenging. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand over de maanden waarin de algemene bijstand ongewijzigd doorloopt.

Hoofdstuk 5. Bijzondere bijstand voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting

Artikel 25. Kosten voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen

  • 1. De kosten voor aanschaf, reparatie en vervanging van duurzame gebruiksgoederen behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten. De bijstandsuitkering of een ander inkomen van dezelfde hoogte wordt toereikend geacht om voor deze kosten te reserveren (sparen) of deze achteraf gespreid te betalen.

  • 2. Voor de voorziening in de behoefte van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt zoveel mogelijk verwezen naar kredietverlenende instellingen.

  • 3. Indien bijstandsverlening toch noodzakelijk is als gevolg van bijzondere omstandigheden, kan het college besluiten een renteloze lening te verstrekken voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen.

  • 4. Indien de geldlening is verstrekt voor een volledige woninginrichting en de aanvrager heeft gedurende 36 maanden de vastgestelde aflossingsbedragen betaald, dan wordt de resterende geldlening omgezet in een gift (bijstand om niet).

  • 5. Het bedrag dat maximaal als renteloze lening wordt verstrekt voor volledige woninginrichting is afhankelijk van de samenstelling en omvang van het gezin en de vorm van huisvesting en is ten hoogste 40% van het bedrag voor een inboedelpakket in de meest actuele prijzengids van het Nibud.

  • 6. In uitzondering op het vijfde lid kan het bedrag zoals bedoeld in het vijfde lid worden verhoogd tot maximaal 50% van het bedrag voor een inboedelpakket in de meest actuele prijzengids van het Nibud indien de aanvrager kan aantonen dat het oorspronkelijke bedrag niet toereikend is.

Hoofdstuk 6. Bijzondere bijstand aan jongeren van 18, 19 of 20 jaar

Artikel 26. Aanvulling levensonderhoud jongeren

  • 1. De kosten voor levensonderhoud horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand voor de kosten voor het levensonderhoud aan jongeren van 18, 19 of 20 jaar als de jongere beschikt over zelfstandige huisvesting én zelfstandige huisvesting noodzakelijk is door bijzondere omstandigheden.

  • 2. Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan:

    • a.

      de belanghebbende is wees;

    • b.

      de belanghebbende is buiten het gezinsverband van de ouder(s) geplaatst;

    • c.

      er is sprake van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s);

    • d.

      de ouders hebben onvoldoende financiële draagkracht.

  • 3. De noodzakelijke kosten bestaan uit het verschil tussen de bijstandsnorm voor een belanghebbende van 18 tot en met 20 jaar en de bijstandsnorm voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder. In geval van gehuwden die beiden jonger zijn dan 21 jaar wordt de hoogte van de bijzondere bijstand gerelateerd aan de norm voor gehuwden waarvan 1 persoon jonger is dan 21 jaar.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 27. Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen van deze richtlijnen, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.

Artikel 28. Misbruik

Indien de bijstand niet besteed wordt aan het doel waarvoor deze is verstrekt kan de gemeente besluiten de bijstand terug te vorderen.

Artikel 29. Inwerkingtreding en intrekking vorige beleidsregels

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

  • 2. De Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Pijnacker-Nootdorp 2017 worden ingetrokken.

Artikel 30. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente PijnackerNootdorp 2024.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 16 juli 2024 het college van Pijnacker-Nootdorp,

Annelies Kroeskamp

Secretaris

Björn Lugthart

burgemeester

Algemene toelichting

In deze beleidsregels bijzondere bijstand zijn de regels vastgelegd voor individuele bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet. Deze regels zijn vastgelegd met twee doelen. Ten eerste vindt de gemeente het bij de uitvoering van de bijzondere bijstand belangrijk om gelijke situaties gelijk te behandelen. Ten tweede wil de gemeente dat inwoners weten waar ze juridisch gezien aan toe zijn.

Individuele bijzondere bijstand is bedoeld voor mensen met een laag inkomen, die weinig of geen eigen vermogen hebben en die door bijzondere omstandigheden bepaalde kosten hebben gemaakt die ze niet kunnen betalen.

De aanvrager (belanghebbende) moet bij individuele bijzondere bijstand altijd kunnen aantonen dat de kosten noodzakelijk zijn en daadwerkelijk zijn gemaakt. Het recht en de hoogte van de individuele bijzondere bijstand stemt de gemeente af op de persoonlijke situatie van de cliënt.

In deze beleidsregels zijn verschillende bijzondere kosten opgenomen die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Dit is geen complete opsomming. Ook voor bijzondere kosten die niet in de beleidsregels worden genoemd, is in sommige gevallen bijzondere bijstand mogelijk.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen waarop geen toelichting nodig is, zijn niet opgenomen in dit deel van de tekst.

Artikel 2. Vorm van de bijstand

Leenbijstand kan worden teruggevorderd. Bijvoorbeeld omdat de aanvrager de leenbijstand niet heeft besteed aan de kosten waarvoor de lening is verstrekt of omdat de aanvrager de lening niet aflost. Als de leenbijstand wordt teruggevorderd, vervalt de maximale aflossingsduur van 36 maanden. De aanvrager moet de leenbijstand dan in zijn geheel terugbetalen.

Artikel 3. Tijdstip van de aanvraag

Volgens vaste jurisprudentie wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die al zijn gemaakt voordat de aanvraag voor de bijzondere bijstand is ingediend. In bijzondere situaties kan hier een uitzondering op worden gemaakt. Daarbij geldt als tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt het moment dat de kosten zijn opgekomen, niet het moment waarop de rekening gepresenteerd wordt (zie bijv. de uitspraken van de CRvB van 15-05-2007, nr. 06/1913 WWB, LJN: BA6875 en van 20-11-2012, nrs. 11/1669 WWB e.a., LJN: BY3781). De achterliggende gedachte is daarbij, dat het de eigen verantwoordelijkheid van een aanvrager is om op tijd een aanvraag om bijzondere bijstand te doen of hierover informatie op te vragen bij de gemeente. Dit uitgangspunt is opgenomen in het eerste lid van artikel 3.

De Online Kennisbank van Schulink/Wolters Kluwer maakt daarbij de volgende kanttekening: ‘Met het verbod om met terugwerkende kracht toe te kennen moet niet te streng worden omgegaan bij de bijzondere bijstand. Het kan namelijk gebeuren dat het indienen van een aanvraag voordat de kosten zich voordoen niet mogelijk is. Vasthouden aan het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht zou in die gevallen betekenen dat de functie van de bijzondere bijstand wordt uitgehold.’ Daarom zijn in de leden 2 t/m 6 enige uitzonderingen vastgelegd en kan met terugwerkende kracht vanaf de datum dat de kosten zijn opgekomen bijzondere bijstand worden verstrekt

Voor de kosten voor bewindvoering, curatele en mentorschap geldt dat men alleen bij de eerste aanvraag na de rechterlijke uitspraak twee maanden de tijd heeft om bijzondere bijstand aan te vragen. Bij een verlenging van een aanvraag voor kosten voor bewindvoering, curatele en mentorschap wordt de bijzondere bijstand toegekend vanaf de 1e in de maand waarin de aanvraag is ingediend.

Artikel 7 t/m 13. Draagkracht, vermogen en inkomen

Draagkracht is dat deel van het vermogen en inkomen dat de aanvrager zelf dient te gebruiken voor het betalen van de bijzondere kosten. Uitgangspunt is dat de gemeente het vermogen en inkomen boven een vastgestelde grens aanmerkt als draagkracht; met andere woorden middelen die beschikbaar zijn voor het betalen van de bijzondere kosten.

De wetgever heeft het college op grond van artikel 35 van de wet de vrijheid gegeven om te beoordelen in hoeverre een aanvrager zelf voldoende inkomen of vermogen heeft om de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd te betalen. Het college kan hierbij rekening houden met buitengewone lasten of persoonlijke omstandigheden van de aanvrager. Op een indirecte manier kan het college de bijzondere bijstand toegankelijker maken door rekening te houden met een lagere draagkracht

Wat betreft het vermogen heeft het college ervoor gekozen aan te sluiten bij de vermogensgrens in de wet (artikel 34 van de wet). Een uitzondering hierop geldt voor bijzondere bijstand voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen (artikel 8, tweede lid). Het college verwacht van inwoners dat zij sparen voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Ook een bijstandsuitkering of inkomen van vergelijkbare hoogte wordt hiervoor toereikend geacht (zie artikel 2, eerste lid). Als inwoners inderdaad hebben gespaard, verwachten we dat ze dit spaargeld ook daadwerkelijk gebruiken voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Daarom geldt in deze gevallen een lagere vermogensgrens: de draagkracht is 100% van het vermogen na aftrek van 1,5 keer de toepasselijke bijstandsnorm.

Voorbeeld: stel, de bijstandsnorm voor een alleenstaande is € 1.300. 1,5 x € 1.300 = € 1.950. Een alleenstaande met een inkomen op bijstandsniveau heeft € 2.500 spaargeld. Hij vraagt bijzondere bijstand aan voor de aanschaf van een koelkast van € 240. De aanvraag kan dan worden afgewezen omdat de aanvrager voldoende draagkracht heeft. Heeft de aanvrager € 1.000 spaargeld? Dan ligt zijn vermogen onder de vermogensgrens en kan de aanvraag niet worden afgewezen op basis van voldoende draagkracht.

Wat betreft het inkomen heeft het college gekozen voor een draagkrachtpercentage van 35% of 50% binnen het netto inkomen als dat hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, met uitzondering voor bijzondere bijstand voor woonkosten en bewindvoering (artikel 11, tweede lid). Daarnaast is de premiebetaling van de zorgverzekering vrijgelaten in de draagkrachtberekening om indirect te stimuleren dat inwoners zich verzekeren tegen medische kosten.

Verder heeft het college ervoor gekozen om bij de beoordeling van de draagkracht de kostendelersnorm niet toe te passen (zie de definitie van bijstandsnorm in artikel 1). De kostendelersnorm is bedoeld om rekening te houden met de voordelen die kostendelers binnen een huishouden hebben, bijvoorbeeld door het delen van rekeningen en het stapelen van uitkeringen. Hierbij vindt de wetgever het van groot belang dat het lonend blijft om op zoek te gaan naar werk. Met de toepassing van de kostendelersnorm bij de algemene bijstand wordt al voldoende rekening gehouden met de voordelen van kostendelers.

Daarom acht het college het onnodig om de kostendelersnorm toe te passen bij de bijzondere bijstand.

Er zijn echter redenen om twee uitzonderingen te maken, namelijk bij bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering, mentorschap, curatele en woonkosten. In geval van bijzondere bijstand voor bewindvoering voorkomen we daardoor dat de gemeente indirect bijstand voor schulden verstrekt.

In geval van bijzondere bijstand voor woonkosten geldt dat deze kosten een algemeen karakter hebben: indien sprake is van kostendelers mag van hen een bijdrage in de woonkosten worden verwacht.

Artikel 16. Kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer

Inwoners met een inkomen tot 130% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen ook gebruik maken van het Jeugd- en/of Volwassenenfonds Sport & Cultuur. Meer informatie hierover is te vinden op de gemeentewebsite.

Artikel 17. Zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking

Indicering van de noodzaak kan plaatsvinden door bijvoorbeeld SWOP of kernteam.

Artikel 18. Kosten van kinderopvang bij sociaal medische indicatie en peuteropvang

De Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2021 voorzien in een gedeeltelijke tegemoetkoming voor kinderopvang in bijzondere situaties. Er blijft nog steeds een eigen bijdrage over, waarvoor een beroep op bijzondere bijstand zou kunnen worden gedaan, omdat er sprake is van kosten die voortkomen uit een bijzondere situatie.

Artikel 19. Kosten voor vrijwillig budgetbeheer

Deze kostensoort kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in situaties waarin bewind te zwaar is en ondersteuning bij de thuisadministratie door vrijwilligers (bijvoorbeeld van Schuldhulpmaatje of Humanitas) te licht. Dit kan escalatie van de financiële situatie van de klant en daarmee zwaardere hulp, bijvoorbeeld bewind, voorkomen.

Als er sprake is van problematische schulden kan geen bijzondere bijstand voor vrijwillig budgetbeheer

worden verstrekt. Wel kan de aanvrager aanspraak maken op ondersteuning van team Schuldhulpverlening. Volgens de NVVK is er sprake van een problematische schuldensituatie als ‘te voorzien is dat een natuurlijke persoon schulden niet zal kunnen blijven afbetalen of is gestopt met afbetalen. In ieder geval een situatie waarin niet binnen 36 maanden alle openstaande vorderingen betaald kunnen worden (met een betalingsregeling).’ 1 Een regisseur schuldhulpverlening kan op casusniveau beoordelen of er sprake is van problematische schulden en zo niet, of vrijwillig budgetbeheer noodzakelijk is om deze te voorkomen.

Artikel 20 t/m 23. Bijzondere bijstand voor woonkosten

In de situaties bedoeld in artikel 21, eerste lid en artikel 22, eerste lid kan op grond van bijzondere individuele omstandigheden overwogen worden om bijzondere bijstand voor woonkosten te verlenen. Dat kan alleen als de bijzondere omstandigheden niet te voorzien en dus niet te voorkomen waren. Een terugval in inkomsten of een echtscheiding worden op zichzelf niet gezien als bijzondere omstandigheden, maar kunnen wel aanleiding zijn voor verder onderzoek naar de situatie van de aanvrager.

De woonkostentoeslag wordt in dit geval toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar. Daarbij wordt de aanvrager verplicht om te zoeken naar goedkopere huisvesting. Als de aanvrager een te hoge huur heeft, moet hij actief reageren op het aanbod op Woonnet Haaglanden en eventueel een urgentieverklaring aanvragen. Na zes maanden vindt een herbeoordeling plaats om te kijken of de aanvrager nog steeds voldoet aan de voorwaarden voor de woonkostentoeslag.

In de huidige woningmarkt is het niet altijd realistisch om binnen een jaar een nieuwe woning te vinden. Als de aanvrager alle voorwaarden heeft nageleefd, er sprake is van bijzondere omstandigheden en het aannemelijk is dat het de aanvrager alsnog zal lukken om op korte termijn een nieuwe woning te vinden, dan kan de woonkostentoeslag eenmalig voor maximaal drie maanden worden verlengd.

Voor wat betreft de draagkracht is in artikel 11, tweede lid, bepaald dat als het inkomen na de aftrekposten genoemd in artikel 10, hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm, 100% van het inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm telt als draagkracht.

Artikel 25. Kosten voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen

Het college verwacht dat inwoners sparen voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, ook als zij een bijstandsuitkering ontvangen. Als iemand gedurende de bijstand voldoende had kunnen sparen, kan dat grond zijn om een aanvraag voor kosten voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen af te wijzen.

Voor de inrichting van kamers met gedeelde voorzieningen gelden aangepaste bedragen. Zie hiervoor de normenlijst van het college.

Bij een geldlening voor een volledige woninginrichting hoeft de aanvrager niet van tevoren aan te tonen welke bedragen hij nodig heeft voor welke duurzame gebruiksgoederen. Het bedrag van 40% van de Nibud-norm voor een inboedelpakket wordt in principe standaard in zijn geheel verstrekt. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld als de woning of de aanvrager al beschikt over een deel van de inboedel. De hoogte van het bedrag voor het inboedelpakket hangt af van de samenstelling van het huishouden.

De maximale lening voor een volledige woninginrichting kan in bepaalde gevallen worden verhoogd van 40% tot maximaal 50% van de Nibud-norm voor een inboedelpakket. Dat kan als de aanvrager kan aantonen dat het oorspronkelijke bedrag niet voldoende is om de woning in te richten. In dit geval moet de aanvrager wel een bewijs van de prijs van de benodigde duurzame gebruiksgoederen laten zien.