Gemeenschappelijke regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar

Geldend van 25-07-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Den Helder, Dijk en Waard, Heiloo, Hollands Kroon, Schagen en Texel;

Overwegende dat:

  • -

    per 1 juli 2022 de Wet gemeenschappelijke regelingen is gewijzigd

gelet op:

  • -

    het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Archiefwet 1995, de Gemeentewet, titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t e n

de gemeenschappelijke regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar met ingang van 1 juli 2024 gewijzigd vast te stellen waardoor deze luidt als volgt:

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING REGIONAAL HISTORISCH CENTRUM ALKMAAR

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    regeling gemeenschappelijke regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar

  • b.

    deelnemers de colleges die de regeling zijn aangegaan

  • c.

    deelnemende gemeente(n) de gemeente(n) Alkmaar, Bergen, Castricum, Den Helder, Dijk en Waard, Heiloo, Hollands Kroon, Schagen en Texel

  • d.

    gedeputeerde staten het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

  • e.

    Wgr Wet gemeenschappelijke regelingen

  • f.

    archiefbescheiden de in artikel 1, onder c, van de Archiefwet 1995 bedoelde archiefbescheiden

  • g.

    archiefbewaarplaats de in artikel 1, onder f, van de Archiefwet 1995 bedoelde archiefbewaarplaats

  • h.

    archivaris de in artikel 32, eerste lid van de Archiefwet 1995 bedoelde archivaris

  • i.

    collectie de verzameling historische voorwerpen, boeken en overige schriftelijke en elektronische bescheiden in de meest ruime zin des woords, niet zijnde archiefbescheiden, in eigendom van of beheer bij de deelnemers

  • j.

    samenwerkingsgebied het grondgebied van de deelnemende gemeenten

  • k.

    directeur de directeur als bedoeld in artikel 21 van de regeling, tevens archivaris

  • l.

    college(s) college(s) van burgemeester en wethouders

Artikel 2 Rechtsvorm en bestuursorganen

  • 1. Er is een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8, lid 1 Wgr, genaamd Regionaal Historisch Centrum Alkmaar ('RHC Alkmaar').

  • 2. Het Regionaal Historisch Centrum Alkmaar is gevestigd te Alkmaar.

  • 3. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit:

    • a.

      het algemeen bestuur

    • b.

      het dagelijks bestuur

    • c.

      de voorzitter.

  • 4. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college en de burgemeester.

Artikel 3 Doel/Belang

  • 1. De regeling is getroffen met het doel de belangen van de deelnemers in het samenwerkingsgebied bij alle aangelegenheden betreffende de archiefbescheiden, collecties, individuele documenten en dergelijke die berusten in de gemeentelijke archiefbewaarplaats van de deelnemers in gezamenlijkheid te behartigen alsmede het vervullen van de functie van regionaal kennis- en informatiecentrum op het gebied van de lokale en regionale geschiedenis door het opbouwen en beheren van een zo breed mogelijke collectie (regionaal) historische bronnen welke door haar op een zo actief mogelijke wijze beschikbaar wordt gesteld voor een breed publiek.

  • 2. Het RHC Alkmaar is mede getroffen met het doel diensten aan derden te leveren ten aanzien van het beheer van archiefbescheiden en collecties. Deze dienstverlening zal in een overeenkomst worden vastgelegd.

  • 3. De colleges kunnen gezamenlijk algemene aanwijzingen geven omtrent de wijze waarop het RHC Alkmaar de belangen, in het eerste lid, behartigt.

Artikel 4 Taken

  • 1. Ter verwezenlijking van het bepaalde in artikel 3 en met inachtneming van hetgeen hierover in deze regeling en de Wgr is bepaald, verricht het RHC Alkmaar de navolgende taken en werkzaamheden:

    • a.

      het beheer van de in de archiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden van de deelnemers (artikel 30 Archiefwet);

    • b.

      het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de deelnemers voor zover deze niet zijn overgebracht (artikel 32 Archiefwet);

    • c.

      het beheer van de in de archiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden van instanties die niet bestuurlijk in de regeling participeren en waaraan op contractbasis diensten worden verleend;

    • d.

      het stimuleren van de lokale en de regionale geschiedbeoefening en het daartoe aanleggen, beheren en bewaren van een zo compleet mogelijke collectie relevant bronnenmateriaal op het gebied van de lokale- en regionale geschiedenis;

    • e.

      het, ten behoeve van één of meer deelnemers, uitvoeren van overige taken die verband houden met de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 3.

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1. Aan het bestuur van het RHC Alkmaar worden, ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen en ter verwezenlijking van de in artikel 4 omschreven taken alle bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend die ingevolge de Archiefwet 1995 aan de deelnemers toebehoren evenals alle bevoegdheden van regeling en bestuur voortvloeiende uit de Wgr en de Gemeentewet, een en ander met inachtneming van de beperkingen daarin gesteld en voorts met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald.

  • 2. Onder de in het eerste lid overgedragen bevoegdheden worden in ieder geval verstaan:

    • a.

      de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 15, derde lid, 16, tweede lid, 17, 18, 19, 20, 31 en 32, eerste en derde lid, van de Archiefwet 1995;

    • b.

      de bevoegdheid van het college om op grond van artikel 32 lid 3, van de Archiefwet 1995 de gemeentearchivaris aan te wijzen. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van gemeentearchivaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar;

    • c.

      het adviseren en het doen van voorstellen aan de colleges van de deelnemende gemeenten over de taken en bevoegdheden, die door de colleges worden uitgevoerd ingevolge de artikelen 5, 7, 8, 12, 13, 15, eerste en tweede lid, 30 en 32, tweede lid, van de Archiefwet 1995.

  • 3. Het algemeen bestuur van het RHC Alkmaar is bevoegd tot het oprichten van of deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen alsmede deel te nemen aan gemeenschappelijke regelingen voor zover dit past binnen het in artikel 3 gestelde belang en doel.

  • 4. Het algemeen bestuur van het RHC Alkmaar is bevoegd, in het kader van het bepaalde in artikel 3, tot het op verzoek van één of meerdere deelnemers en/of derden verrichten van diensten.

  • 5. Een besluit tot dienstverlening als bedoeld in het vierde lid van dit artikel, vermeldt ten minste de wijze van kostenverdeling en overige voorwaarden.

HOOFDSTUK 2 SAMENSTELLING EN WERKWIJZE BESTUUR

2.1 Het algemeen bestuur

Artikel 6 Samenstelling algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit negen leden.

  • 2. Het bestuur wordt gevormd door één lid per deelnemende gemeente die door het college uit zijn midden wordt aangewezen.

  • 3. De colleges kunnen voor ieder lid tevens één plaatsvervangend lid, door de colleges uit hun midden, aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.

Artikel 7 Zittingsduur leden algemeen bestuur

  • 1. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege op het tijdstip waarop de zittingsperiode van het college van de betreffende gemeente afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 2. De colleges van de deelnemende gemeenten beslissen aan het begin van elke zittingsperiode van het college, uiterlijk in de vergadering volgend op die waarin de benoeming van wethouders plaatsvindt, over de aanwijzing, bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid.

  • 3. Het lidmaatschap van de leden die door de colleges van de deelnemende gemeenten zijn aangewezen, eindigt tevens bij tussentijdse beëindiging van het wethouderschap of het burgemeesterschap.

  • 4. Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen.

  • 5. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede het college dat hen heeft benoemd, schriftelijk op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 6. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt tevens op het moment van uittreding uit de regeling van de gemeente die het lid vertegenwoordigt.

Artikel 8 Werkwijze algemeen bestuur

  • 1. Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 22, lid 1 van de Wgr van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert minimaal tweemaal per jaar.

  • 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 4. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig acht.

  • 5. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 6. Ten aanzien van het verhandelde in een besloten vergadering is artikel 23 van de Wgr van overeenkomstige toepassing.

  • 7. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening;

    • b.

      het oprichten van of deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen en andere gemeenschappelijke regelingen.

  • 8. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

Artikel 9 Stemverhouding en besluitvorming

  • 1. Het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2. Ieder lid van het algemeen bestuur heeft een aantal stemmen afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente, welke het vertegenwoordigt.

    Hierbij geldt de volgende sleutel: één stem voor gemeenten tot 10.000, twee stemmen voor gemeenten tot 20.000, drie stemmen voor gemeenten tot 30.000 inwoners enzovoort.

  • 3. Als inwonertal gelden de meest recente, door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakte aantallen inwoners per 1 januari van een jaar.

Artikel 10 Informatie en verantwoordingsplicht algemeen bestuur

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen en aan de raad van de gemeente welke hij vertegenwoordigt de door één of meer leden van dat college onderscheidenlijk de raad gevraagde inlichtingen.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat hem als lid heeft aangewezen, dan wel door de raad van de gemeente welke hij vertegenwoordigt, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3. Het college en de raad van elke deelnemende gemeente regelen de wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in lid 1 en het afleggen van verantwoording als bedoeld in lid 2 plaatsvindt.

  • 4. Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met artikel 23 van de Wgr, die door één of meer leden van die raden worden gevraagd.

  • 5. De wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in lid 4 plaatsvindt, wordt nader geregeld in het op grond van artikel 8, lid 8 vast te stellen reglement van orde.

  • 6. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen ontslag worden verleend, indien deze niet langer het vertrouwen van het college bezit.

2.2 Het dagelijks bestuur

Artikel 11 Samenstelling van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee overige leden, niet afkomstig uit dezelfde gemeente.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur mogen nimmer de meerderheid van het algemeen bestuur uitmaken.

Artikel 12 Zittingsduur leden dagelijks bestuur

  • 1. De in artikel 11, lid 1 bedoelde leden worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

    Zij treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 2. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 3. Totdat in opvolging is voorzien, blijven leden in hun functie.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 5. Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na dat openvallen.

Artikel 13 Werkwijze dagelijks bestuur en besluitvorming

  • 1. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten.

  • 2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt regels voor zijn vergaderingen vast.

  • 4. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

Artikel 14 Interne inlichtingen en verantwoordingsplicht

  • 1. Het dagelijks bestuur verstrekt aan het algemeen bestuur alle benodigde inlichtingen.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur houdt bepalingen in over de wijze waarop het dagelijks bestuur dan wel elk van zijn leden de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 4. Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien deze niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezitten.

2.3 Actieve informatieplicht

Artikel 15 actieve informatieplicht van bestuur aan raden

Het bestuur van het openbaar lichaam verstrekt de raden van de deelnemers de inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Bij de informatieverstrekking geldt dat:

  • -

    Relevante informatie in een zo vroeg mogelijk stadium wordt verschaft;

  • -

    Informatie op hoofdlijnen wordt verstrekt, behalve als een detail (politiek) relevant is of als er specifiek om is gevraagd;

  • -

    Schriftelijke inlichtten zendt het bestuur (dagelijks bestuur, algemeen bestuur en/of voorzitter) rechtstreeks naar en gelijktijdig aan de raden en in cc aan de colleges van de deelnemers. Indien de informatie wordt verstrekt door dagelijks bestuur of voorzitter dan wordt het algemeen bestuur vooraf geïnformeerd.

2.4 De voorzitter

Artikel 16 Voorzitter

  • 1. Door het algemeen bestuur wordt uit de leden een voorzitter aangewezen, die voorzitter is van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst uit de overige leden van het dagelijks bestuur tevens een vice-voorzitter (plaatsvervangend voorzitter) aan.

Artikel 17 Taken voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2. Alle stukken uitgaande van het algemeen en het dagelijks bestuur worden door de voorzitter ondertekend.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt het RHC Alkmaar in en buiten rechte.

    Zo door het RHC Alkmaar een geding wordt gevoerd tegen of een rechtshandeling gepleegd met een rechtspersoon, die door dezelfde persoon wordt vertegenwoordigd als de voorzitter van het RHC Alkmaar, wordt het RHC Alkmaar vertegenwoordigd door de (plaatsvervangend) vice-voorzitter, ook indien door de wederpartij alsnog een andere vertegenwoordiger mocht zijn aangewezen.

HOOFDSTUK 3 BEVOEGDHEDEN BESTUURSORGANEN

Artikel 18 Bevoegdheden algemeen bestuur

Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van de Wgr of het elders in de regeling bepaalde is het algemeen bestuur in elk geval belast met en bevoegd tot:

  • a.

    het vaststellen van de meerjaren- en jaarlijkse beleidsplannen;

  • b.

    het opstellen van voorwaarden voor toe- en uittreding;

  • c.

    het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling en opheffing;

  • d.

    het besluiten tot oprichting van en de deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen en het deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen;

  • e.

    het voeren van rechtsgedingen, het instellen van beroep en het maken van bezwaar;

  • f.

    het aangaan van geldleningen voor zover de financiële lasten door de begroting worden gedekt.

Artikel 18A Zienswijze procedure meerjarenbeleidsplannen

  • 1. Indien gebruik wordt gemaakt van een strategisch- of meerjarenplan biedt het dagelijks bestuur dit in concept aan de gemeenteraden aan.

  • 2. De gemeenteraden geven binnen 10 weken na ontvangst van het concept strategisch- of meerjarenplan hun zienswijze hierover aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van het strategisch- of meerjarenplan schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 19 Instellen van commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan bestuurscommissies en commissies van advies instellen.

  • 2. De regeling van hun bevoegdheden en samenstelling alsmede de vaststelling van andere nadere regels met betrekking tot het functioneren, geschieden overeenkomstig het gestelde in artikel 24 en 25 van de Wgr.

Artikel 20 Bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:

    • a.

      tot het voeren van het dagelijks bestuur van het RHC Alkmaar;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het RHC Alkmaar;

    • d.

      tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten;

    • e.

      te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het RHC Alkmaar, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 17, onder d in de regeling;

    • f.

      tot het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring van recht of bezit;

    • g.

      te besluiten namens het RHC Alkmaar, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2. Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 4 en 5 genoemde taken en bevoegdheden berusten bij het dagelijks bestuur alle bevoegdheden die niet krachtens de regeling of de Wgr aan het algemeen bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.

HOOFDSTUK 4 PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 21 Directeur

  • 1. Aan het hoofd van de werkorganisatie staat de directeur.

  • 2. Het dagelijks bestuur beslist over het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de directeur en kan voor de directeur een instructie opstellen.

  • 3. De directeur is bevoegd om binnen de kaders van de (meerjaren)begroting de organisatie zo in te richten en de bedrijfsvoering zo vorm te geven dat de in het (meerjaren)beleidsplan vastgestelde kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen worden gerealiseerd.

  • 4. Het dagelijks bestuur wijst de directeur aan als archivaris als bedoeld in artikel 32 van de Archiefwet 1995 en is in die hoedanigheid belast met de taken en bevoegdheden krachtens de Archiefwet 1995.

Artikel 22 Secretaris

  • 1. De directeur van het RHC Alkmaar wordt door het dagelijks bestuur tevens aangewezen als secretaris van het algemeen en van het dagelijks bestuur en staat in die hoedanigheid het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter, de bestuurscommissies en de adviescommissies bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij woont als zodanig de vergaderingen van die bestuursorganen bij en is verantwoordelijk voor de verslaglegging daarvan.

  • 2. Alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede ondertekend.

  • 3. De plaatsvervangend directeur, als zodanig aan te wijzen door het dagelijks bestuur, fungeert als plaatsvervangend secretaris.

Artikel 23 Rechtspositie

Het dagelijks bestuur regelt de rechtspositie en de bezoldiging van de medewerkers van het RHC Alkmaar.

HOOFDSTUK 5 FINANCIELE BEPALINGEN

Artikel 24 Financieel beheer

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot:

    • a.

      de organisatie van de administratie en het kasbeheer;

    • b.

      de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding.

  • 2. De bepalingen van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 Boekjaar

Het boekjaar van het RHC Alkmaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 26 Voorbereiding en vaststelling kadernota en begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 december in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de begroting wordt vastgesteld de kadernota aan de raden voor zienswijze. De gemeenteraden geven uiterlijk 1 maart hun zienswijze over de kadernota aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling. Het dagelijks bestuur stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de kadernota schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 2. Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting op, inclusief meerjarenraming en toelichting, voor het volgende boekjaar. Het dagelijks bestuur zendt deze uiterlijk 15 april toe aan de raden van de deelnemers.

  • 3. Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting opgenomen ramingen alsmede de rekeningsresultaten van het voorlaatste jaar.

  • 4. De raden van de gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur uiterlijk 25 juni hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, en biedt deze vervolgens aan het algemeen bestuur aan.

  • 5. Het dagelijks bestuur stelt de raden voorafgaand aan het vaststellen van de begroting voor 15 juli schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6. Nadat deze is vastgesteld zendt het dagelijks bestuur binnen twee weken, maar in ieder geval voor 15 september, de begroting aan gedeputeerde staten van Noord-Holland en aan de raden van de deelnemende gemeenten die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 7. De meerjarenbegroting omvat een overzicht van uitgaven en inkomsten, alsmede een toelichting.

Artikel 27 Voorbereiding en vaststelling jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan het algemeen bestuur:

    • a.

      de voorlopige jaarrekening met toelichting daarop onder overlegging van een afschrift van het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening ingesteld door een door de hiertoe door het algemeen bestuur aangewezen certificerend accountant;

    • b.

      een verantwoording van het financieel beleid.

  • 2. De raden van de deelnemende gemeenten geven uiterlijk 25 juni hun zienswijze over de concept bestemming van het rekeningresultaat aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 3. Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaand aan het vaststellen van de jaarrekening gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze bedoeld in het tweede lid alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4. Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft.

  • 5. Het dagelijks bestuur stuurt de jaarrekening en alle daarbij behorende stukken binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval voor 15 juli, aan gedeputeerde staten van Noord-Holland en aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 6. Voor 15 juli na afloop van het dienstjaar stelt het algemeen bestuur een jaarverslag vast. Dit jaarverslag wordt ter kennisneming toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 28 Batig saldo

Indien de rekening sluit met een batig saldo, besluit, met inachtneming van artikel 27, het algemeen bestuur of dit saldo:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan de reserve, doch alleen en voor zover het door de deelnemende gemeenten voor het RHC Alkmaar vastgestelde maximumplafond van de reserve nog niet is bereikt;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk zal worden gebruikt voor extra investeringen, dan wel;

  • c.

    geheel of gedeeltelijk zal worden uitgekeerd aan de deelnemers in de verhouding waarin zij overeenkomstig de in artikel 29 bedoelde verdeelsleutel bijdragen in het exploitatietekort.

Artikel 29 Financiering

Voor het betalen van rente en aflossing van geldleningen en in rekening-courant opgenomen gelden staan de deelnemers garant voor zover terzake door andere overheidsorganen geen garantie is verstrekt. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding tot de bijdragen als bedoeld in artikel 30, lid 2 van deze regeling. Indien uit deze bepaling in enig jaar voor de deelnemers betalingsverplichtingen voortvloeien, worden deze aan de met de deelnemers te verrekenen bijdragen toegevoegd.

Artikel 30: Verdeling van baten en lasten

  • 1. De lasten van het RHC Alkmaar worden gedekt door:

    • a.

      bijdragen van de deelnemers;

    • b.

      subsidies, andere bijdragen dan de onder letter a van dit lid bedoelde en schenkingen;

    • c.

      overige inkomsten.

  • 2. De in het vorige lid onder a bedoelde bijdragen omvatten de jaarlijkse lasten voor zover deze niet door de opbrengsten uit andere vergoedingen worden bestreden.

    Voor de vaststelling van deze bijdragen gelden de uitgangspunten zoals opgenomen in de van deze regeling deel uitmakende bijlage.

  • 3. De deelnemers betalen een vierde gedeelte van de volgens de begroting over enig boekjaar geraamde bijdragen bij wijze van voorschot voor de vijfde van de maand voorafgaand aan het nieuwe kwartaal.

  • 4. Het vaststellen van de gemeentelijke bijdragen gebeurt met het vaststellen van de begroting door het algemeen bestuur.

  • 5. Het dagelijks bestuur doet van het vaststellen van de bijdragen mededeling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 6. Binnen vier weken na ontvangst van de in het vijfde lid bedoelde mededeling worden de door de deelnemers verschuldigde bijdragen verrekend met de ingevolge het derde lid betaalde voorschotten.

HOOFDSTUK 6 ARCHIEF

Artikel 31 Archiefzorg

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 32 Archiefbeheer

  • 1. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

Artikel 33 Archiefbewaarplaats

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van Regionaal Historisch Centrum Alkmaar.

Artikel 34 Toezicht

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van Regionaal Historisch Centrum Alkmaar.

Artikel 35 Verantwoording

  • 1. De archivaris van Regionaal Historisch Centrum Alkmaar brengt minimaal tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2. Het dagelijks bestuur brengt minimaal tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 36 Terbeschikkingstelling

  • 1. De deelnemers aan de regeling stellen aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 2. De zorgdragers van partijen, genoemd in lid 1, stellen een verklaring van terbeschikkingstelling op waarin de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de terbeschikkingstelling gestelde archiefbescheiden worden geregeld.

HOOFDSTUK 7 TOETREDING, UITTREDING, EVALUATIE, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 37 Toetreding

  • 1. Het daartoe bevoegde orgaan van een publiekrechtelijk lichaam of rechtspersoon kan verzoeken tot toetreding tot deze regeling. Het verzoek wordt aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de deelnemers, binnen zes maanden, nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling voor de gevolgen van de toetreding. Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen. De toetreding vindt plaats wanneer tenminste tweederde van het aantal deelnemers en de aspirant-deelnemer hiertoe besluiten.

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag, volgend op die, waarop het besluit tot toetreding, conform artikel 26 van de Wgr, bekend is gemaakt.

Artikel 38 Uittreding

  • 1. Gedurende een termijn van 4 jaar, te rekenen vanaf de datum van deelname aan/toetreding tot de regeling, is uittreding niet mogelijk.

  • 2. Een deelnemer kan (geheel of gedeeltelijk) uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het algemeen bestuur de betreffende besluiten heeft ontvangen.

    Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien de deelnemer slechts een deel van de door het samenwerkingsverband ten behoeve van alle deelnemers uitgevoerde taken, als bedoeld in artikel 4 van deze regeling, wenst terug te nemen.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de besluiten tot (gedeeltelijke) uittreding van een deelnemer aan de raden en colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 4. Uittreding, geheel of gedeeltelijk, geschiedt per 1 januari van enig jaar, waarbij een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht wordt genomen.

  • 5. Na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde besluiten, komen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur, uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding, een concept-uittredingsregeling overeen, welke door de deelnemers wordt vastgesteld, waarbij de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op reële en evenwichtige wijze worden afgewogen. In de concept-uittredingsregeling worden de personele, juridische, organisatorische en financiële gevolgen, waaronder de gevolgen voor het vermogen, van de uittreding geïnventariseerd, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, de voorwaarden voor uittreding, de hoogte van de uittreedsom en de overname van personeel en/of overige verplichtingen door de uittredende deelnemer. Indien blijkt dat, als gevolg van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen, een overleg met de bij de sector betrokken vakbonden noodzakelijk is ten behoeve van het opstellen van een sociaal plan, wordt de conclusie van dit overleg opgenomen in de concept-uittredingsregeling.

  • 6. Indien het algemeen bestuur constateert dat de besluiten tot uittreding van de bestuursorganen van de deelnemer de vraag oproepen of continuering van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar redelijkerwijs nog wel mogelijk is, doet zij de deelnemers een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 40 van deze regeling.

  • 7. Het bestuur van het Regionaal Historisch Centrum Alkmaar en de uittredende deelnemer zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer zo veel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te doen houden.

  • 8. Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van het openbaar lichaam én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling, waarbij bij het bepalen van de hoogte van de schade in beginsel een afbouwperiode van 5 jaar wordt gehanteerd, te rekenen vanaf de datum van uittreding.

  • 9. De hoogte van de uittreedsom als bedoeld in lid 8 wordt slechts verhoogd indien er sprake is van substantiële langlopende en niet te mitigeren financiële verplichtingen, indien vast staat dat deze zich zullen voor doen én in die becijferde omvang, waarbij de bijdrage in de kosten door de uittredende deelnemer naar rato wordt vastgesteld.

  • 10. De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten) in de in lid 8 genoemde afbouwperiode, waarbij geen verrekening van het vermogen plaats vindt.

  • 11. Op de uittreedsom wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de algemene reserve van het openbaar lichaam op de datum van uittreding in mindering gebracht, voor zover deze algemene reserve het benodigde weerstandsvermogen overschrijdt. Het aandeel in de algemene reserve wordt berekend naar rato van het inwoneraantal van de uittredende deelnemer. Indien er sprake is van een tekort in de algemene reserve ten opzichte van het benodigde weerstandsvermogen wordt de uittreedsom met dit tekort verhoogd overeenkomstig de hiervoor benoemde berekeningswijze.

  • 12. Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten in verband met de uittreding van de deelnemer, zoals de kosten van inhuur externe dienstverlening, kosten onderzoek accountant, kosten boventallig primair personeel, kosten opstellen sociaal plan, kosten boventallig decentrale personele overhead, kosten afwaardering activa.

    De frictiekosten komen volledig ten laste van de uittredende deelnemer.

  • 13. Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle doorbelaste kosten als gevolg van overcapaciteit in personele en materiele sfeer en andere verplichtingen, die ontstaan als direct gevolg van de uittreding gedurende de in lid 8 genoemde afbouwperiode.

    De desintegratiekosten die direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende deelnemer voor de duur van maximaal 5 jaar. Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur, salariskosten en inhuur van personeel etc. komen naar rato van de kostenverdeelsleutel als bedoel in artikel 30 lid 2 van de regeling, voor rekening van de uittredende deelnemer bij algehele uittreding. Bij gedeeltelijke uittreding komen de desintegratiekosten voor rekening van de uittredende gemeente naar rato van uittreding.

  • 14. De kosten als bedoeld in lid 12 en lid 13 worden door de accountant van het openbaar lichaam bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 15. Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het achtste tot en met tiende lid, vragen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 16. Het algemeen bestuur stelt de concept-uittredingsregeling vast en stuurt deze aan de deelnemende bestuursorganen ter besluitvorming. De uittredingsregeling is vastgesteld indien tenminste twee derde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.

  • 17. Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.

  • 18. De uittreedsom dient binnen een termijn van 6 maanden na vaststelling als bedoeld in het zestiende lid door de uittredende deelnemer te zijn voldaan, tenzij in de uittredingsregeling een andere afspraak is gemaakt.

Artikel 39 Wijziging

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd indien de colleges van tenminste tweederde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.

  • 2. Indien het algemeen bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers.

  • 3. Een wijziging treedt in werking op een in het besluit tot wijziging op te nemen datum.

Artikel 40 Opheffing

  • 1. De regeling wordt opgeheven wanneer de colleges van tenminste tweederde van het aantal deelnemers daartoe besluiten.

  • 2. In geval van opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en voorziet tevens in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5. De opheffing gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de opheffing conform artikel 26 van de Wgr bekend is gemaakt.

Artikel 41 Evaluatie

  • 1. Een evaluatie kan plaatsvinden indien de evaluatie en het betreffende onderwerp met een meerderheid van stemmen, uitgebracht door de deelnemers, wordt aangenomen.

  • 2. Het dagelijks bestuur van de regeling zorgt er voor dat 1 jaar vóór het tijdstip waarop een evaluatie zal plaatsvinden een signaal uit gaat naar de deelnemers van de regeling, met daarbij een procesbeschrijving over het aandragen van de onderwerpen en, wanneer een stemverhouding ontbreekt, het stemmen daarover.

  • 3. Wanneer met een evaluatie wordt ingestemd draagt het dagelijks bestuur zorg voor de uitvoering van de evaluatie.

  • 4. De uitvoering van de evaluatie begint met een procesbeschrijving met daarin een beschrijving van het onderwerp, de manier waarop de evaluatie wordt uitgevoerd en binnen welke termijn. De procesbeschrijving vermeldt ook of de evaluatie extra kosten voor de deelnemers tot gevolg heeft.

  • 5. Als de evaluatie conclusies en aanbevelingen bevat, dan verwerkt het dagelijks bestuur deze in een voorstel hoe hieraan gevolg wordt gegeven.

  • 6. De gevolgen als bedoeld in het vorige lid, kunnen aanleiding zijn om te betrekken in de daarop volgende evaluatieperiode.

HOOFDSTUK 8 GESCHILLEN

Artikel 42 Geschillen

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 28 van de Wgr worden geschillen omtrent de toepassing van deze regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van één of meer gemeenten en het bestuur van het RHC Alkmaar beslist door een geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke personen, die in onderling overleg tussen partijen worden benoemd.

  • 3. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de benoeming, wordt de bemiddeling ingeroepen van gedeputeerde staten.

  • 4. De wijze van behandeling van het geschil wordt door de geschillencommissie geregeld.

  • 5. De geschillencommissie doet haar uitspraak in de vorm van een bindend advies.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 43 Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking ervan zoals bedoeld in artikel 26 van de Wgr.

  • 2. Het gemeentebestuur van Alkmaar draagt zorg voor plaatsing in het Gemeenteblad.

  • 3. De regeling wordt aangehaald als gemeenschappelijke regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar.

Ondertekening

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar

Raadsbesluit

toestemming

Collegebesluit

vaststelling

Alkmaar,

27-06-2024

09-07-2024

Bergen,

20-06-2024

09-07-2024

Castricum,

13-06-2024

09-07-2024

Den Helder,

10-06-2024

24-06-2024

Dijk en Waard,

18-06-2024

24-06-2024

Heiloo,

24-06-2024

09-07-2024

Hollands Kroon,

06-06-2024

18-06-2024

Schagen,

18-06-2024

02-07-2024

Texel

19-06-2024

16-07-2024

Toelichting op de Gemeenschappelijke Regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar,

tevens Bijlage als bedoeld in Artikel 29, lid 2 van de Gemeenschappelijke Regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar.

Inleiding

De voorliggende gemeenschappelijke regeling voorziet vanaf 2003 in de voorzetting van de activiteiten van het Regionaal Archief Noord-Kennemerland, ressorterend onder het Samenwerkingsverband Noord-Kennemerland (SNK).

In dit samenwerkingsverband participeerden als deelnemers de gemeenten in Noord-Kennemerland een aantal gemeenten in de Kop van Noord-Holland en waterschappen (per 1 januari 2003 gefuseerd tot Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier). Zij maakten gebruik van de diensten van het Regionaal Archief op contractbasis.

De keuze voor een verzelfstandiging vloeide voort enerzijds uit organisatieontwikkelingen binnen het SNK, anderzijds uit de wens om alle participanten als volwaardig deelnemer te betrekken bij de ombouw naar een regionaal historisch centrum.

Rechtsvorm

Bij de regeling wordt ex artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen een openbaar lichaam ingesteld met volledige rechtspersoonlijkheid.

Naam

De keuze van de naam hangt samen met de gesignaleerde ontwikkelingen in archiefland. De toevoeging refereert aan de plaats van vestiging.

Taak

De basistaken vloeien primair voort uit het bepaalde in de Archiefwet 1995.

Algemeen bestuur

Het algemeen bestuur bestaat uit negen leden. Door het college van burgemeester en wethouders van iedere deelnemende gemeente wordt één lid aangewezen uit hun midden.

In de regeling kunnen geen dwingende bepalingen worden opgenomen over de hoedanigheid van deze leden. Dit raakt de keuzevrijheid van de deelnemers. Echter gezien de aard van de regeling verdient het aanbeveling dat de verantwoordelijke portefeuillehouders worden aangewezen.

Dagelijks bestuur en voorzitter

Gekozen wordt voor een compact dagelijks bestuur, bestaande uit drie leden, inclusief de voorzitter. Deze leden worden aangewezen door en vanuit het algemeen bestuur.

Ook hier geldt dat geen dwingende bepalingen kunnen worden opgenomen over deze aanwijzing. Niettemin is in het organisatieplan geaccordeerd dat het voorzitterschap wordt vervuld door de vertegenwoordiger van de gemeente Alkmaar.

Stemverhouding

In het algemeen bestuur is sprake van een gewogen stemverhouding. Daarbij is gekozen voor een bandbreedte van één stem per 10.000 inwoners.

In het dagelijks bestuur heeft ieder lid één stem.

Bevoegdheden

In de aansturing is aansluiting gezocht bij het duale stelsel van gemeentebestuur. Dit betekent voor het algemeen bestuur een kaderstellende, budgetterende en controlerende rol. Het dagelijks bestuur heeft hierdoor een versterkte verantwoordingsplicht richting algemeen bestuur.

Vaststelling bijdragen

De Gemeenschappelijke Regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar wordt bekostigd door de deelnemende gemeenten een vaste bijdrage per jaar in rekening te brengen. Het vaststellen van deze bijdrage gebeurt met het vaststellen van de begroting door het algemeen bestuur (art. 30 lid 4 van de GR).

De bijdrage voor de gemeente Alkmaar wijkt af van die van de overige gemeenten. Dit is het gevolg van de afspraken zoals gemaakt bij de instelling van de GR. De gemeente Alkmaar heeft het toenmalige budget dat zij beschikbaar had voor archieftaken ingebracht, terwijl de rest van de kosten voor de GR over de overige gemeenten werd verdeeld.

Als zich tijdens een jaar wijzigingen in de begroting voordoen, worden deze op basis van een vast bedrag per inwoner op de vastgestelde gemeentelijke bijdrage verwerkt (hierbij wordt dus geen rekening gehouden met de afwijkende bijdrage van Alkmaar).

Voor de jaarlijkse indexeringen worden de Financiële Uitgangspunten Gemeenschappelijk regelingen Noord-Holland Noord (FUGR) van de Regietafel Noord-Holland Noord gevolgd