Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Bergeijk 2024

Geldend van 20-07-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2024

Intitulé

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Bergeijk 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk,

Gelet op;

de Wet Kinderopvang,

het Besluit basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse Educatie,

het bepaalde in de titel 4.2 van de Algemene Wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Bergeijk 2018.

besluiten:

  • 1.

    De subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Bergeijk 2024 vast te stellen.

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Bergeijk 2024

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze nadere regeling wordt verstaan onder:

  • a. Aanbieder:

    een kindercentrum als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang, geregistreerd bij het LRK, met een locatie in gemeente Bergeijk;

  • b. Algemene subsidieverordening (ASV):

    de algemene subsidieverordening gemeente Bergeijk;

  • c. College:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk;

  • d. Doelgroep peuter:

    peuter in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar die op basis van een indicatie van de Jeugdgezondheidszorg (hierna: JGZ) in aanmerking komt voor voorschoolse educatie;

  • e. Fiscaal maximum:

    het jaarlijks wettelijk vastgesteld uurtarief kinderopvang door de Rijksoverheid;

  • f. Inkomensafhankelijke ouderbijdrage:

    inkomensafhankelijke financiële bijdrage die ouders aan de Aanbieder moeten betalen voor de deelname van hun kind aan peuteropvang of Voorschoolse educatie;

  • g. Inkomensverklaring:

    de verklaring geregistreerd inkomen, een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar;

  • h. Kinderopvangtoeslag:

    de tegemoetkoming van de Belastingdienst bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang die onder de wet Kinderopvang valt;

  • i. LKR:

    Landelijk Register Kinderopvang; het register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

  • j. Ouder:

    ouder(s) of verzorger(s) van de (doelgroep)peuter die gebruik maakt van peuteropvang of voorschoolse educatie;

  • k. Peuter:

    bij de gemeente Bergeijk in de Basis Registratie Personen (BRP) ingeschreven kind van 2 tot 4 jaar oud;

  • l. Subsidiabel uurtarief voorschoolse educatie (VE):

    het jaarlijks door de gemeente Bergeijk vastgestelde maximaal te subsidiëren uurtarief voor voorschoolse educatie, aangeboden op een kindercentrum met een VE-registratie in het LRK;

  • m. Subsidiabel uurtarief peuteropvang:

    het jaarlijks wettelijk vastgesteld maximaal te subsidiëren uurtarief voor kinderopvang (peuteropvang), vastgesteld door de Rijksoverheid;

  • n. Reguliere peuteropvang:

    het aanbod van een kindcentrum zonder een Voorschoolse Educatie registratie in het LRK gericht op peuters van 2,5-4 jaar, die wonen in de gemeente Bergeijk;

  • o. Voorschoolse voorziening:

    organisatie voor peuteropvang of kinderopvang, die ingeschreven staat in het LRK en die een locatie hebben binnen de gemeente Bergeijk;

  • p. Voorschoolse educatie:

    voorschoolse educatie (als onderdeel van voor- en vroegschoolse educatie (hierna: VVE) voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin aan de hand van een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling, in een kindercentrum met een VVE-registratie in het LRK. Wanneer de JGZ inschat dat het wenselijk is om eerder te starten, mogen kinderen met een VVE-indicatie vanaf 2 jaar instromen;

  • q. VVE-indicatie:

    een indicatie die afgegeven wordt door de JGZ, waarbij de JGZ op basis van de gemeentelijke doelgroep definitie inschat dat er sprake is van een risico op een achterstand in één of meerdere domeinen van de ontwikkeling (taal, spel, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling) en die recht geeft op extra uren voorschoolse educatie;

  • r. VVE-registratie:

    een registratie van de aanbieder in het LRK, waaruit blijkt dat de aanbieder voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor het aanbieden van voorschoolse educatie.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1.

    Deze regeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 5 bedoelde activiteiten.

  • 2.

    Deze regeling is niet van toepassing op peuterplaatsen voor een peuter met een Sociaal Medische Indicatie (SMI) als bedoeld in de Regeling bijzondere bijstand.

  • 3.

    Op deze subsidieregeling is de Algemene Subsidie Verordening van toepassing, met dien verstande dat van de afwijkingsmogelijkheden van de Algemene Subsidie Verordening gebruik is gemaakt.

Artikel 3. Doel

De doelstelling van deze subsidieregeling is om door middel van subsidieverstrekking te zorgen voor:

  • a.

    het stimuleren van deelname van peuters aan Reguliere peuteropvang;

  • b.

    toereikend en kwalitatief aanbod van Voorschoolse educatie voor de stimulering van de ontwikkeling van Doelgroep-peuters en Peuters als voorbereiding op de basisschool;

  • c.

    voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden en laaggeletterdheid;

  • d.

    het bevorderen van integratie en het voorkomen van segregatie;

  • e.

    bieden van gelijke kansen op een goede start in het onderwijs voor alle Peuters;

  • f.

    voldoende aanbod van Voorschoolse educatie in de gemeente; Collegebesluit Onderwerp:

  • g.

    verbinding met basisscholen ten behoeve van een sterke doorlopende leerlijn;

  • h.

    gemengde VE-peutergroepen, zodat Doelgroep-peuters en Peuters samen spelen en leren.

Artikel 4. Subsidieontvanger

Subsidie kan worden aangevraagd door een Aanbieder die voldoet aan de vereisten uit de Wet Kinderopvang en de hieruit voortvloeiende regelgeving.

Artikel 5. Subsidiale activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verleend aan aanbieders voor:

  • 1.

    Het aanbieden van Reguliere peuteropvang aan ouders van de peuters zonder recht op kinderopvangtoeslag;

  • 2.

    Het aanbieden van voorschoolse educatie aan:

    • a.

      de ouders van de peuter met recht op kinderopvangtoeslag;

    • b.

      de ouders van de peuter zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • c.

      de ouders van de doelgroep-peuter met recht op kinderopvangtoeslag;

    • d.

      de ouders van de doelgroep-peuter zonder recht op kinderopvangtoeslag;

  • 3.

    De wettelijk verplichte inzet van een HBO-beleidsmedewerker VE.

Artikel 6. Subsidieduur

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt per kalenderjaar, voor een periode van maximaal 40 (school)weken in dat kalenderjaar.

  • 2.

    De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter geen gebruik meer maakt van de Voorschoolse voorziening of uiterlijk op de dag dat de Peuter 4 jaar wordt.

Artikel 7. Subsidie Reguliere peuteropvang

De hoogte van de subsidie voor Reguliere peuteropvang als bedoeld in artikel 5 lid 1 wordt als volgt berekend:

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft het subsidiabel uurtarief voor peuteropvang vast op basis van het jaarlijks wettelijk vastgesteld uurtarief kinderopvang, vastgesteld door de Rijksoverheid.

  • 2.

    Subsidie voor peuteropvang wordt uitsluitend verleend aan ouders van de Peuter zonder recht op kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    De hoogte van de subsidie is het aantal uren dat een peuter contractueel van de opvang gebruik heeft gemaakt keer het geldende uurtarief. Er geldt een maximum van 320 uur per jaar (8 uur x 40 weken).

  • 4.

    Het geldende uurtarief wordt berekend zoals in tabel 1.

    Tabel 1:

    Ouder recht op kinderopvangtoeslag

    Uurtarief vanaf 0 tot en met 8 uur per week

    Nee

    Fiscaal maximum – (minus) ouderbijdrage

Artikel 8. Subsidie Voorschoolse educatie

De hoogte van de subsidie voor Voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 5 lid 2 wordt als volgt berekend:

  • 1.

    het college stelt jaarlijks voor 1 oktober het subsidiabel uurtarief voor voorschoolse educatie vast op basis van:

    • a.

      het jaarlijks wettelijk vastgesteld uurtarief kinderopvang, vastgesteld door de Rijksoverheid.

    • b.

      een opslag per uur voor de uitvoering van de wettelijke kwaliteitseisen en de door gemeente Bergeijk gehanteerde bovenwettelijke kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is het aantal uren dat een peuter contractueel van de opvang gebruik heeft gemaakt keer het geldende uurtarief. Er geldt een maximum van 960 uur gedurende anderhalf jaar (640 uur per jaar).

  • 3.

    Het geldende uurtarief wordt berekend zoals in tabel 2.

    Tabel 2:

    Ouder recht op kinderopvangtoeslag

    Uurtarief van 0 tot en met 8 uur

    Uurtarief vanaf 8 tot en met 16 uur per week

    Ja

    Subsidiabel uurtarief VE – (minus) ouderbijdrage

    Met VVE-indicatie: subsidiabel uurtarief VE

    Nee

    Subsidiabel uurtarief VE – (minus) ouderbijdrage

    Met VVE-indicatie: subsidiabel uurtarief VE

Artikel 9. Hoogte van de subsidie voor HBO-beleidsmedewerker VE

De hoogte van de subsidie voor een HBO-beleidsmedewerker als bedoeld in artikel 5 lid 3 wordt als volgt berekend:

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt voor de inzet van een pedagogisch coach/-beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau voor 10 uur per jaar per Doelgroep-peuter per locatie met Voorschoolse educatie;

  • 2.

    De peildatum voor het vaststellen van de subsidie op basis van het aantal Doelgroep-peuters per locatie betreft 1 januari van het desbetreffende subsidiejaar.

  • 3.

    Het subsidiebedrag wordt op uurbasis verstrekt en is gebaseerd op de CAO Kinderopvang, schaal 9, trede 34. Jaarlijks wordt het uurtarief opnieuw ingeschaald.

Artikel 10. Ouderbijdrage

  • 1.

    Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage over de eerste twee dagdelen van maximaal 320 uur per jaar (480 uur per anderhalf jaar).

  • 2.

    De hoogte van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt door de Aanbieder bepaald op basis van het verzamelinkomen van het voorgaande kalenderjaar en wordt gebaseerd op de meest recente VNG-adviestabel.

  • 3.

    Ten behoeve van de vaststelling van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage zorgt de aanbieder ervoor dat de ouder een ondertekende ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een recente inkomensverklaring overlegt aan de aanbieder. De Aanbieder verplicht de ouder wijzigingen in de inkomens- of gezinssituatie die van invloed zijn op de kinderopvangtoeslag per omgaande te melden bij de aanbieder. De Aanbieder past het contract aan en verwerkt de wijzigingen in de verantwoording aan de gemeente.

  • 4.

    Wanneer een verlaging van het inkomen zodanig is dat ouders in een lagere inkomenscategorie vallen, kunnen ouders een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage indienen bij de Aanbieder. Hierbij dient de ouder de meest recente loongegevens, uitkeringsbeschikking of meest recente inkomensverklaring aan te leveren.

Artikel 11. Aanvullende verplichtingen Voorschoolse educatie

  • 1.

    Voor de Aanbieder die subsidie voor Voorschoolse educatie ontvangt:

    • a.

      verleent alle medewerking aan onderzoeken door de GGD in het kader van controle aan wettelijke vereisten;

    • b.

      int de ouderbijdrage;

    • c.

      neemt actief deel aan overleg over peuteropvang in het kader van doorlopende leerlijn 0- 13 jaar en rond voorschoolse activiteiten gericht op het zorgen voor samenhang in de voorschoolse educatie en het zo goed mogelijk bereiken van de doelgroep;

    • d.

      levert jaarlijks de gevraagde informatie voor monitoring van voorschoolse educatie en peuteropvang door de gemeente;

    • e.

      verleent doelgroepkinderen, zoveel als mogelijk, voorrang bij de plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen plek, wanneer er een wachtlijst is;

    • f.

      het aanbod van voorschoolse educatie aan een Doelgroep-peuter bedraagt minimaal 960 uur over een periode van 1,5 jaar, waarbij het aanbod maximaal 6 uur aaneengesloten per dag is.

Artikel 12. Aanvraag

Een Aanbieder vraagt jaarlijks subsidie aan bij het college door gebruik te maken van een door de gemeente verstrekt formulier. De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag de volgende gegevens:

  • -

    het aantal kinderen dat gebruik maakt van de subsidiabele activiteiten, uitgesplitst in reguliere peuters en Doelgroep-peuters;

  • -

    het gemiddeld aantal uur waarover reguliere Peuters en/of Doelgroep-peuters opvang afnemen;

  • -

    de gemiddelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

Artikel 13. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 1 september tot uiterlijk 1 november voorafgaand aan het betreffende subsidiejaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan een eerste aanvraag om subsidie worden aangevraagd gedurende een subsidiejaar.

  • 3.

    Als een aanvraag niet volledig is ingediend, geeft het college de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht een hersteltermijn om de aanvraag aan te vullen. Als datum van aanvraag geldt dan de datum van ontvangst van de volledige aanvraag. Indien de aanvraag niet binnen de gestelde termijn is aangevuld kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 14. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist binnen dertien weken nadat de volledige aanvraag om subsidie is ingediend.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste twee weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 15. Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en de weigeringsgronden genoemd in de Algemene Subsidie Verordening, weigert het college de subsidie in ieder geval indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in deze regeling in artikel 11.

Artikel 16. Verlening, voorschotten, betaling

  • 1.

    Op aanvraag van de Aanbieder neemt het college een besluit over verlening van de voorlopige subsidie.

  • 2.

    De verleende subsidie wordt in halfjaarlijkse voorschotten in januari en juli van het lopende subsidiejaar betaald.

  • 3.

    Berekening van het subsidievoorschot per halfjaar vindt plaats op de wijze zoals aangegeven in deze regeling met dien verstande dat de subsidiabele uren voor het desbetreffende halfjaar voor de berekening in aanmerking worden genomen.

Artikel 17. (tussentijdse) Verantwoording

  • 1.

    De subsidieontvanger verantwoordt de besteding van de subsidie over het voorafgaande halfjaar:

    • -

      voor 1 augustus over de periode januari tot en met juni en

    • -

      voor 1 februari over de periode juli tot en met december.

  • 2.

    De subsidieontvanger verstrekt bij de verantwoording de volgende gegevens:

    • -

      het aantal kinderen dat gebruik heeft gemaakt van de subsidiabele activiteiten, uitgesplitst in reguliere Peuters met en zonder kinderopvangtoeslag en Doelgroep-peuters met en zonder kinderopvangtoeslag;

    • -

      de periode (weken) en het gemiddeld aantal uur waarover reguliere Peuters en/of Doelgroep-peuters opvang hebben afgenomen.

Artikel 18. Wijziging verleningsbeschikking

Indien op basis van de halfjaarlijkse verantwoording recht op een hogere subsidie bestaat, wijzigt het college de verleningsbeschikking zo snel mogelijk, maar in ieder geval voordat de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 19. Aanvraag vaststelling subsidie

  • 1.

    Voor 1 april van het jaar, dat volgt op het betrokken kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De subsidieontvanger verstrekt hierbij de volgende gegevens:

    • a.

      een inhoudelijk verslag van maximaal 1 A4 waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een totaaloverzicht van de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant volgens het bepaalde in de Algemene Subsidie Verordening artikel 13, 14 en 15.

Artikel 20. Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt een subsidie vast binnen dertien weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 3.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 19 is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 4.

    Het college vordert onverschuldigd betaalde subsidie terug.

  • 5.

    Periodiek kan een controle uitgevoerd worden door de gemeente, waarbij de volgende gegevens gecontroleerd worden:

    • a.

      een gedagtekende overeenkomst tussen de Aanbieder en de ouder van het kind;

    • b.

      het in de overeenkomst opgenomen aantal uren peuteropvang en Voorschoolse educatie;

    • c.

      een ondertekende ouderverklaring van ouders die aangeven geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag en een inkomensverklaring van de Belastingdienst inclusief de berekening van de ouderbijdrage;

    • d.

      een indicatieformulier van het consultatiebureau van Peuters met een VVE-indicatie.

Artikel 21. Het subsidieplafond

  • 1.

    De gemeenteraad stelt jaarlijks de gemeentelijke begroting voor onderwijsachterstanden vast. In de gemeentelijke begroting is het budget opgenomen dat beschikbaar is voor subsidie voorschoolse educatie en peuteropvang.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond vaststellen voor deze regeling. Zij regelt daarbij de verdeling.

Artikel 22. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van hetgeen bij of krachtens deze subsidieregeling is bepaald, als daaraan vasthouden voor een subsidie-aanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 juli 2024.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Bergeijk 2024.

Ondertekening

Bergeijk, 2 juli 2024

Burgemeester en wethouders van Bergeijk,

A.J.M. Ewalds

Gemeentesecretaris

A. Callewaert-de Groot

Burgemeester

Toelichting

Artikelen 5, 6, 7 en 8

Landelijk en regionaal wordt voorschoolse educatie gefinancierd middels kindgebonden financiering, oftewel geld-volgt-kind systematiek. Dit betekent dat de gemeente niet de organisaties subsidieert, maar een afgesproken bedrag per uur per peuter (hierna: kostprijs) betaalt voor het verzorgen van voorschoolse educatie. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de kostprijs die hiervoor vastgesteld is. Het gaat om een kostprijs die passend is bij het wettelijke en gemeentelijke kwaliteitskader en de situatie in de gemeente Bergeijk.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1. Methodiek kindgebonden financiering in de gemeente Bergeijk

Figuur 1 is een visuele weergave van het stelsel kindgebonden financiering. De methodiek in figuur 1 geldt voor de eerste twee dagdelen (0 tot en met 8 uur per week), het standaard aanbod voor alle kinderen. Kinderen met een VVE-indicatie krijgen een aanvullend aanbod en krijgen het 3e en 4e dagdeel (vanaf 8 tot en met 16 uur) volledig vergoed van de gemeente.

De linkerkolom in het figuur toont de compensatie van ouders met kinderopvangtoeslag (KOT). Zij betalen op basis hun inkomen een eigen bedrage en worden verder door het Rijk gecompenseerd. Deze compensatie geldt maximaal tot het normtarief wat jaarlijks wordt vastgesteld. In 2024 is dit vastgesteld op €10,25. Als gemeente gaat u uit van een gelijk stelsel. Dit betekent dat ouders die geen recht hebben op KOT (Niet-KOT) dezelfde ouderbijdrage betalen bij een gelijk inkomen. De gemeente neemt de rol van het Rijk over en vult dit bedrag tot maximaal €10,25 aan vanuit gemeentelijke middelen. In het figuur is dit terug te zien in de rechterkolom.

Het verschil tussen het normtarief en de kostprijs VVE aanbod per uur (de plus) wordt gesubsidieerd door de gemeente. In het figuur is dit gevisualiseerd met het bovenste (gele) blokje in de rechterkolom.