Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 2 juli 2024, nr. UTSP-1594945003-3930, tot vaststelling van de Beleidsregels vergunningverlening open bodemenergiesystemen Papendorp Noord en Groenewoud (Utrecht) 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 20-07-2024

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 2 juli 2024, nr. UTSP-1594945003-3930, tot vaststelling van de Beleidsregels vergunningverlening open bodemenergiesystemen Papendorp Noord en Groenewoud (Utrecht) 2024

Gedeputeerde staten van Utrecht;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 5.1, tweede lid onder d, van de Omgevingswet en artikel 2.5 Besluit activiteiten leefomgeving;

Overwegende dat het wenselijk is om de Beleidsregels open bodemenergiesystemen Papendorp Noord en Groenewoud 2024 vast te stellen omdat

  • -

    in de Omgevingsvisie de ambitie opgenomen is dat de provincie Utrecht zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2050 CO2-neutraal is;

  • -

    in de Omgevingsvisie de ambitie is opgenomen dat de duurzame energie die het bodem- en watersysteem kan leveren optimaal wordt benut op een veilige en verantwoorde manier;

  • -

    het wenselijk is nadere regels te stellen voor open bodemenergiesystemen om het potentieel van de ondergrond in Papendorp Noord en Groenewoud in de gemeente Utrecht optimaal te gebruiken;

  • -

    Burgemeester en wethouders van Utrecht hiertoe het Bodemenergieplan Papendorp/ Groenewoud hebben vastgesteld en gedeputeerde staten hebben verzocht dit te hanteren als toetsingskader voor vergunningverlening open bodemenergiesystemen;

Besluiten de volgende beleidsregels vast te stellen:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Bodemenergieplan Papendorp/Groenewoud: Bodemenergieplan Papendorp/Groenewoud, kenmerk 71298/AW/20231129 d.d. 29 november 2023, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van Utrecht op 12 december 2023;

  • b.

    Bodemenergiepotentieel: De hoeveelheid warmte en de hoeveelheid koude die met een bodemenergiesysteem, of meerdere bodemenergiesystemen tezamen, bodemzijdig geleverd kan worden vanuit (een specifiek deel van) een watervoerend pakket, uitgedrukt in MWh;

  • c.

    Open bodemenergiesysteem: Installatie waarmee van de bodem gebruik wordt gemaakt voor de levering van warmte of koude ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug te brengen, met inbegrip van bijbehorende bronpompen en warmtewisselaar en, voor zover aanwezig, warmtepomp en regeneratievoorziening;

  • d.

    Monobron: Type open bodemenergiesysteem waarbij een onttrekkingsfilter en een infiltratiefilter boven elkaar in een bron worden geplaatst, waardoor slechts één boorgat nodig is.

  • e.

    Recirculatiesysteem: Type open bodemenergiesysteem dat jaarrond met dezelfde onttrekkingsbron grondwater onttrekt en dat jaarrond met dezelfde infiltratiebron in de bodem terugbrengt.

  • f.

    Omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid onder b van de Omgevingswet juncto artikel 3.19, 1e lid van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • g.

    VOCL: Vluchtige organische gechloreerde verbindingen

  • h.

    Watervoerend pakket: Een bodemlaag die water doorvoert en die aan boven- en onderzijde begrensd wordt door een slechtdoorlatende laag of door een vrije waterspiegel. De indeling van de watervoerende pakketten is gebaseerd op het hydrogeologisch model REGIS II.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze beleidsregels zijn van toepassing op beslissingen door gedeputeerde staten op aanvragen om een vergunning op grond van de Omgevingswet voor een open bodemenergiesysteem in het eerste en in het tweede watervoerende pakket in het gebied Papendorp Noord en Groenewoud, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 en 2.

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 3. Toegestane watervoerende pakketten

In Papendorp Noord en Groenewoud kan vergunning worden verleend voor het aanleggen en het gebruiken van een open bodemenergiesysteem in het eerste en in het tweede watervoerende pakket.

Artikel 4. Niet toegestane typen open bodemenergiesysteem

  • 1. Een omgevingsvergunning wordt niet verleend voor een open bodemenergiesysteem van het type monobron in Papendorp Noord en Groenewoud.

  • 2. Een omgevingsvergunning wordt niet verleend voor een open bodemenergiesysteem van het type recirculatiesysteem in Papendorp Noord en Groenewoud.

Artikel 5. Locatie bronnen open bodemenergiesysteem

  • 1. Het aanleggen van een warme bron in het eerste watervoerende pakket wordt uitsluitend toegestaan binnen een gebied aangeduid als ‘warme zone‘ op de kaart in bijlage 1.

  • 2. Het aanleggen van een koude bron in het eerste watervoerende pakket wordt uitsluitend toegestaan binnen een gebied aangeduid als ‘koude zone’ op de kaart in bijlage 1.

  • 3. Het aanleggen van een warme bron in het tweede watervoerende pakket wordt uitsluitend toegestaan binnen een gebied aangeduid als ‘warme zone‘ op de kaart in bijlage 2.

  • 4. Het aanleggen van een koude bron in het tweede watervoerende pakket wordt uitsluitend toegestaan binnen een gebied aangeduid als ‘koude zone’ op de kaart in bijlage 2.

Artikel 6. Pompcapaciteit per bron

  • 1. Bronnen van een open bodemenergiesysteem in het eerste watervoerende pakket in Papendorp Noord en Groenewoud moeten geschikt zijn voor een pompcapaciteit van minimaal 90 m³/uur.

  • 2. Bronnen van een open bodemenergiesysteem in het tweede watervoerende pakket in Papendorp Noord en Groenewoud moeten geschikt zijn voor een pompcapaciteit van minimaal 200 m³/uur.

Artikel 7. Pompcapaciteit per zoekgebied

  • 1. Binnen een gebied aangeduid als ‘warme zone’ op de kaart in bijlage 1 mag in het eerste watervoerende pakket in totaal een pompcapaciteit van maximaal 180 m³/uur worden gerealiseerd.

  • 2. Een vergunning voor een open bodemenergiesysteem met één bron binnen een gebied aangeduid als ‘warme zone’ op de kaart in bijlage 1, waarbinnen nog geen vergunning is verleend, kan slechts worden verleend, indien is aangetoond dat ruimte beschikbaar blijft om een tweede bron binnen dit gebied te realiseren.

  • 3. Binnen een gebied aangeduid als ‘koude zone’ op de kaart in bijlage 1 mag in het eerste watervoerende pakket in totaal een pompcapaciteit van maximaal 180 m³/uur worden gerealiseerd.

  • 4. Een vergunning voor een open bodemenergiesysteem met één bron binnen een gebied aangeduid als ‘koude zone’ op de kaart in bijlage 1, waarbinnen nog geen vergunning is verleend, kan slechts worden verleend, indien is aangetoond dat ruimte beschikbaar blijft om een tweede bron binnen dit gebied te realiseren.

Artikel 8. Extra monitoring

  • 1. Een vergunninghouder van een open bodemenergiesysteem in het tweede watervoerende pakket in Papendorp Noord en Groenewoud dient concentraties VOCL in de bron te monitoren.

  • 2. Ter vaststelling van de chemische samenstelling van het grondwater in de referentiesituatie (nulmeting) wordt het grondwater in het bepompte pakket, voorafgaand aan de eerste retournering, bemonsterd en geanalyseerd op VOCL, in aanvulling op de gebruikelijke stoffen. Vervolgens dient deze monitoring op concentraties VOCL te worden uitgevoerd 2 jaar na ingebruikneming en vervolgens elke 3 jaar.

  • 3. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag dient de aanvrager met de gemeente Utrecht, in haar rol als gebiedsbeheerder gebiedsgericht grondwaterbeheer, overeen te komen in welke bron(nen) de monitoring op concentraties VOCL plaatsvindt. De bevestiging van deze afspraak dient als bijlage bij de vergunningaanvraag te worden gevoegd.

  • 4. Het analyserapport met de resultaten van de nulmeting, genoemd in het tweede lid, dient binnen 2 weken na de meting en voorafgaand aan ingebruikname van het systeem te worden verstrekt aan het bevoegd gezag. De resultaten van de daaropvolgende metingen, genoemd in het tweede lid, dienen telkens voor 1 april van het volgende kalenderjaar te worden verstrekt aan het bevoegd gezag.

Artikel 9. Energiebalans

Een open bodemenergiesysteem in Papendorp Noord en Groenewoud moet uiterlijk vijf jaar na de datum van ingebruikneming een moment bereiken waarop de hoeveelheid koude, die, uitgedrukt in MWh, vanaf de datum van ingebruikneming door het systeem aan de bodem is toegevoegd, 100 % bedraagt ten opzichte van de hoeveelheid warmte, die, uitgedrukt in MWh, vanaf die datum door het systeem aan de bodem is toegevoegd. Het systeem moet dit herhalen telkens uiterlijk vijf jaar na het laatste moment waarop die situatie werd bereikt.

Artikel 10. Collectief systeem

Een vergunning voor een open bodemenergiesysteem in Papendorp Noord en Groenewoud wordt alleen verleend aan de marktpartij die middels Europese aanbesteding door de gemeente Utrecht is geselecteerd om in dit gebied een collectief open bodemenergiesysteem te realiseren en exploiteren.

Artikel 11. Overgangsrecht

  • 1. Artikelen 3 tot en met 10 zijn niet van toepassing op de aanleg en het gebruik van een open bodemenergiesysteem in Papendorp Noord en Groenewoud conform een omgevingsvergunning die is verleend voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels.

  • 2. Op de wijziging van een omgevingsvergunning voor een bodemenergiesysteem in Papendorp Noord en Groenewoud, die is verleend voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels, zijn de artikelen 5 tot en met 10 niet van toepassing, mits de betreffende wijziging niet belemmert dat het totale collectieve bodemenergiepotentieel van het eerste dan wel het tweede watervoerende pakket binnen Papendorp Noord en Groenewoud voor het opslaan en leveren van warmte en koude kan worden benut.

  • 3. Indien de wijziging als bedoeld in het tweede lid (mede) inhoudt een verandering van de locatie van (een deel van) het betreffende bodemenergiesysteem, inclusief het daartoe behorende leidingwerk, mag hierdoor de bereikbaarheid van nog te benutten bronposities en de aansluitbaarheid daarvan op een collectief bodemenergiesysteem niet worden beperkt.

Artikel 12. Afwijking beleidsregels

  • 1. Afwijking van deze beleidsregels, anders dan op grond van artikel 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht, is mogelijk, mits wordt aangetoond dat deze afwijking geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor grondwaterafhankelijke belangen, inclusief het (toekomstige) belang van het volledig kunnen benutten van het aanwezige bodemenergiepotentieel in Papendorp Noord en Groenewoud.

  • 2. Afwijking van artikel 10 is bovendien alleen mogelijk:

    • -

      wanneer het genoemde collectieve systeem volledig is gerealiseerd, of

    • -

      voor bronposities waarvan het geselecteerde warmtebedrijf schriftelijk heeft aangegeven deze niet te zullen benutten.

  • 3. Een onderbouwing van de afwijking, voorzien van een schriftelijke goedkeuring van de gemeente Utrecht, dient bij de aanvraag om omgevingsvergunning te worden gevoegd.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 10 in werking op het moment dat de gemeente Utrecht een aanbestedingsprocedure heeft gepubliceerd voor de concessieverlening voor een collectief warmtesysteem voor Papendorp Noord en Groenewoud.

Artikel 14. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels open bodemenergie Papendorp Noord en Groenewoud (Utrecht) 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 2 juli 2024

Gedeputeerde staten van Utrecht,

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen

Bijlage 1 Kaart Papendorp Noord en Groenewoud, eerste watervoerende pakket

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Kaart Papendorp Noord en Groenewoud, tweede watervoerende pakket

afbeelding binnen de regeling

Toelichting

Algemeen

Regie op gebruik ondergrond voor bodemenergie

Het plangebied Papendorp, gelegen aan de noord00stkant van knooppunt Oudenrijn in de gemeente Utrecht, is een van de locaties in de stad Utrecht waar de komende jaren grootschalige nieuwbouw wordt gerealiseerd. Het gebied bestaat uit de deelgebieden Papendorp Noord en Groenewoud. De geplande nieuwbouw heeft een hoge dichtheid.

De nieuwe gebouwen en functies hebben behoefte aan warmte en koude voor hun ruimteverwarming en -koeling en voor warm tapwater. Nieuwbouw wordt sinds 2018 aardgasvrij ontwikkeld. De gemeente heeft de ambitie om nieuwbouw zonder stadsverwarmingsaansluiting te realiseren. Voor de klimatisering van de gebouwen stuurt de gemeente op een collectief warmtesysteem op basis van lokale hernieuwbare energiebronnen. Bodemenergie in combinatie met aquathermie is de beoogde duurzame bron om te voorzien in de (toekomstige) warmte- en koudevraag van het gebied. Dit sluit aan bij de provinciale ambities op het gebied van de energietransitie.

Bij grootschalige toepassing van bodemenergie neemt de drukte in de ondergrond sterk toe. Voorkomen moet worden dat negatieve interferentie tussen bodemenergiesystemen onderling of nadelige beïnvloeding van andere ondergrondse functies optreedt. Daarnaast is de ruimte in de ondiepe ondergrond voor het leidingnet van bodemenergiesystemen zeer beperkt vanwege de grote hoeveelheid andere functies in de ondiepe ondergrond. Regie op het ondergrondse ruimtegebruik is dan ook noodzakelijk. Regie op het gebruik van de potentie van de bodem voor bodemenergie is tevens gewenst om een optimaal en duurzaam gebruik van de ondergrond te borgen. Het streven is dat met een zo beperkt mogelijk aantal boringen en bodemenergiesystemen, een zo hoog mogelijke benutting van de bodemenergiepotentie behaald wordt, zodat zoveel mogelijk gebouwen in Papendorp gebruik kunnen maken van duurzame bodemenergie.

Gemeente en provincie willen daarom regie voeren op het gebruik van de ondergrond voor bodemenergie. Hiertoe heeft de gemeente Utrecht, in afstemming met de provincie, een bodemenergieplan voor Papendorp Noord en Groenewoud opgesteld. Het Bodemenergieplan Papendorp/Groenewoud, kenmerk 71298/AW/20231129, versie 1.7, d.d. 29 november 2023, is op 12 december 2023 vastgesteld door Burgemeester en Wethouders van Utrecht. De gemeente heeft de provincie verzocht het bodemenergieplan te hanteren als toetsingskader voor de vergunningverlening voor open bodemenergiesystemen, waarvoor gedeputeerde staten bevoegd gezag zijn, in Papendorp Noord en Groenewoud.

Hiertoe zijn deze Beleidsregels open bodemenergie Papendorp Noord en Groenewoud (Utrecht) 2024 vastgesteld. Ze zijn gebaseerd op en in overeenstemming met het genoemde bodemenergieplan. Het doel is om bij te dragen aan het optimaal benutten van het beschikbare potentieel van de ondergrond voor bodemenergie, teneinde zo veel mogelijk te kunnen voorzien in de vraag naar duurzame warmte en koude.

Gebiedsgericht grondwaterbeheer

In de gemeente Utrecht is het grondwater op veel plekken verontreinigd met onder andere vluchtige organische gechloreerde verbindingen (VOCl). De gemeente past hier gebiedsgericht grondwaterbeheer toe. Papendorp Noord en Groenewoud valt binnen het grondwaterbeheergebied zoals aangewezen in het gemeentelijke Gebiedsplan Gebiedsgericht Grondwaterbeheer (Gebiedsplan gebiedsgericht grondwaterbeheer en visie op duurzaam gebruik van de ondergrond - Hoofdrapport, Royal HaskoningDHV & Gemeente Utrecht, d.d. 29 april 2015, verder GGB). Het beheergebied bestaat uit een dynamische zone, waar zich de grootschalige grondwaterverontreinigingen bevinden, en een bufferzone daar omheen. Papendorp Noord en Groenewoud ligt binnen de bufferzone. De ondergrens van het beheergebied wordt gevormd door de waterremmende laag (ook wel scheidende laag) tussen het eerste en het tweede watervoerende pakket. Teneinde verspreiding van verontreinigingen vanuit het eerste watervoerende pakket naar het tweede watervoerende pakket te voorkomen, bevat het GGB regels ten aanzien van het doorboren van deze scheidende laag. Partijen die een boring gaan uitvoeren voor een bodemenergiesysteem in het tweede watervoerende pakket, moeten op grond van het GGB een melding doen bij de gemeente. Ook hiervoor zijn gebruiksregels opgenomen in het bodemenergieplan. Aangezien dit een gemeentelijke bevoegdheid betreft, zijn de betreffende regels geen onderdeel van deze beleidsregels.

Artikelsgewijs

Artikel 3. Toegestaan watervoerend pakket

Papendorp is gelegen in de bufferzone van het GGB. Het GGB bevat restricties voor activiteiten in de ondergrond om verspreiding van grondwaterverontreinigingen buiten het beheergebied te voorkomen. Om deze reden bevat ook het provinciale Bodem- en waterprogramma 2022-2027 (verder BWP) specifiek beleid voor bodemenergie binnen dit gebied. In de bufferzone staat het BWP open bodemenergie toe in het eerste watervoerende pakket. Open bodemenergie in het tweede watervoerende pakket of dieper in de bufferzone is op grond van het BWP ook toegestaan, indien wordt bijgedragen aan de gebiedsgerichte sanering of deze sanering in ieder geval niet wordt bemoeilijkt.

Het GGB is er ook op gericht de verontreinigingen in het eerste watervoerende pakket in de dynamische zone niet te laten verspreiden naar de bufferzone. In Papendorp Noord en Groenewoud is geen VOCL gemeten in het eerste watervoerend pakket. Het risico dat bodemenergie in het tweede watervoerende pakket leidt tot verspreiding van VOCL vanuit het eerste naar het tweede watervoerende pakket schatten wij daarom voor dit gebied in als zeer gering. Ter controle en borging wordt extra monitoring voorgeschreven, zie artikel 8. Er wordt voldaan aan de voorwaarde uit het BWP voor gebruik van het tweede watervoerende pakket ter plaatse van (onder) de bufferzone. Wij achten het in dit gebied dan ook verantwoord om hier bodemenergiesystemen in het tweede watervoerende pakket toe te staan.

Voor de aanleg van open bodemenergiesystemen in het gebied kan daarom worden gekozen voor het eerste of het tweede watervoerende pakket (respectievelijk van circa 6 tot 57 m-mv en 80 tot 155 m-mv, zie tabel 3.1 van het Bodemenergieplan Papendorp/Groenewoud). Bronfilters van een open bodemenergiesysteem kunnen geplaatst worden in één van deze twee watervoerende pakketten - het grondwater uit de verschillende watervoerende pakketten mag niet gemengd worden.

Op de locatie zijn naast het eerste en tweede watervoerende pakket geen diepere watervoerende pakketten aanwezig die geschikt zijn voor een regulier open bodemenergiesysteem. (Middel)hoge temperatuuropslag is mogelijk wel toe te passen in deze diepere lagen. Deze beleidsregels zijn echter niet van toepassing op de diepere watervoerende pakketten.

Artikel 4. Niet toegestane typen open bodemenergiesysteem

De beschikbare ruimte voor nieuwe bodemenergiesystemen in Papendorp Noord en Groenewoud is schaars ten opzichte van de vraag, zeker in het eerste watervoerende pakket (zie Bodemenergieplan Papendorp/Groenewoud, hoofdstuk 4, en achterliggende haalbaarheidsstudie) . Gezien de beoogde omvang van de ontwikkelingen is de verwachting dat de toepassing van (collectieve) open bodemenergiesystemen het beste aansluit bij de intensiteit van de toekomstige warmte- en koudevraag. Om zo veel mogelijk in de vraag naar duurzame warmte en koude te voorzien, is het van belang om het beschikbare bodemenergiepotentieel optimaal te benutten. Dat kan met open bodemenergiesystemen van het type doublet, met een warme en een koude bron, waarbij de stromingsrichting tijdens verwarmingsbedrijf tegengesteld is aan de stromingsrichting tijdens koelingsbedrijf. Door het toepassen van doubletten kunnen relatief grote capaciteiten per bron gerealiseerd worden en kan het aanwezige bodemenergiepotentieel optimaal gebruikt worden. Daarom is het bodemenergieplan uitgelegd op de toepassing van doubletsystemen.

Optimale benutting is in dit gebied niet mogelijk met monobronnen. Dit type bodemenergiesysteem, waarbij een onttrekkingsfilter en een infiltratiefilter boven elkaar in een bron worden geplaatst, is meer geschikt bij relatief kleine energievraag. Monobronnen kunnen de toepassing van doubletten belemmeren en leiden tot ondoelmatig gebruik van de ondergrond. Daarom zijn monobronnen niet toegestaan. Overigens is in het gebied al een monobron aanwezig. De vergunning hiervan zal naar verwachting vervallen bij de herinrichting. Anders valt dit systeem onder het overgangsrecht (artikel 10).

Bij recirculatiesystemen, met een vaste onttrekkingsbron en een infiltratiebron, is het rendement lager dan dat van een open bodemenergiesysteem van het type doublet, zodat daarmee het beschikbare bodemenergiepotentieel niet optimaal zou worden benut. Daarom wordt ook dit type open bodemenergiesysteem niet toegestaan.

Artikel 5. Locatie bronnen open bodemenergiesysteem

In het Bodemenergieplan Papendorp/Groenewoud zijn zoekgebieden voor koude en voor warme bronnen opgenomen, zowel voor het eerste als voor het tweede watervoerende pakket. De zoekgebieden zijn opgenomen op de kaarten in bijlage 1 respectievelijk bijlage 2. Daarbuiten mogen geen bronnen voor een nieuw bodemenergiesysteem worden aangelegd en gebruikt. De onderbouwing van de oriëntatie van de zoekgebieden en de afstand tussen zoekgebieden is opgenomen in het bodemenergieplan.

Artikel 6. Pompcapaciteit per bron

Voor doelmatig gebruik van de ondergrond en in het licht van het schaarse totale bodemenergiepotentieel en de grote (toekomstige) vraag is het gewenst om het bodemenergiepotentieel van iedere bronpositie optimaal te benutten. Daarom is aangegeven voor welke minimale capaciteit (m3/uur) de bronnen aangelegd moeten worden. Op grond van ervaringen met bestaande systemen en kennis over de ondergrond is in dit gebied in het eerste watervoerende pakket een debiet van 90 m3/uur mogelijk. Voor het tweede watervoerende pakket is dit 200 m3/uur. Bronnen met een kleinere capaciteit benutten de ondergrond niet optimaal.

De broncapaciteit mag ook niet te hoog zijn: dit kan tot ongewenste hydrologische effecten leiden. Hierop wordt altijd getoetst bij aanvraag van een omgevingsvergunning, daarom is hiervoor geen artikel opgenomen. Bij aanvraag van een hogere capaciteit dan 90 m3/u respectievelijk 200 m3/uur moet aangetoond worden dat ook dan de cumulatieve hydrologische effecten van alle bronposities (vergunde en nog onvergunde posities) toelaatbaar zijn.

Artikel 7. Pompcapaciteit per zoekgebied

Thermisch gezien is het optimaal om warme bronnen en koude bronnen te clusteren. Ter voorkoming van te grote hydrologische effecten (zoals te grote grondwaterstandsveranderingen of

stijghoogteveranderingen in de bron met risico op bodemsplijting) kunnen er echter niet teveel bronnen geclusterd worden binnen het eerste watervoerende pakket. Binnen een zoekgebied mag daarom maximaal 180 m³/uur aan broncapaciteit gerealiseerd worden. Om optimale benutting van de ondergrond voor bodemenergie te borgen moet het ook altijd mogelijk zijn om binnen een zoekgebied deze broncapaciteit te realiseren. Dit betekent dat bij de inpassing van een bron binnen een zoekgebied altijd ruimte beschikbaar moet blijven om in de toekomst extra bron(nen) binnen dit zoekgebied te plaatsen, zodat de totale broncapaciteit van 180 m³/uur voor het hele zoekgebied benut wordt.

Artikel 8. Monitoring

De Handreiking besluiten open bodemenergiesystemen (BUM BE deel 1 – OBES, uitgave SIKB) bevat een model-omgevingsvergunning voor een open bodemenergiesysteem. Hierin wordt een nulmeting van de chemische samenstelling van het grondwater voorgeschreven. Het reguliere stoffenpakket waarop wordt bemonsterd en geanalyseerd is opgenomen in de BUM. Volgens de modelvergunning wordt, nadat het systeem 2 jaar in werking is geweest, het grondwater nogmaals bemonsterd op hetzelfde stoffenpakket.

Voor systemen in het gebied Papendorp Noord en Groenewoud wordt VOCL toegevoegd aan het te bemonsteren stoffenpakket, om tijdig mogelijk verplaatsing van deze verontreinigingen te signaleren. Aangezien dit ook op langere termijn kan optreden, wordt niet alleen twee jaar na ingebruikname nogmaals gemeten, maar ook vervolgens elke drie jaar.

De nulmeting moet zoals gebruikelijk in iedere bron worden uitgevoerd. De initiatiefnemer van het open bodemenergiesysteem stemt voor aanvraag van de omgevingsvergunning met de gemeente af bij welke bronnen (aantal en posities) de daarop volgende monitoring plaats moet vinden. Bij de vergunningaanvraag moet aangetoond worden dat deze afstemming heeft plaatsgevonden en er een overeenstemming is tussen de initiatiefnemer en de gemeente over

de wijze van monitoring. De resultaten van de metingen worden verstuurd naar de provincie

als bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning voor het bodemenergiesysteem en aan de gemeente als gebiedsbeheerder.

Bij meting van verhoogde concentraties in de bronnen vindt overleg met de gemeente en provincie plaats om het vervolg te bepalen met als doel te voorkomen dat de vervuiling zich verder verplaatst. Hierbij zal ingezet worden op het zoeken naar mogelijkheden om de verplaatsing te voorkomen of beperken.

Artikel 9. Energiebalans

De meeste toekomstige gebouwen binnen Papendorp zullen een grotere warmte- dan koudebehoefte hebben. Dit impliceert dat voor de meerderheid van de gebouwen een koudeoverschot in de ondergrond wenselijk is vanuit economisch perspectief. Een accumulatie van systemen met een koudeoverschot staat echter het doelmatig gebruik van de ondergrond in de weg. Bodemzijdige energiebalans resulteert in het kleinste ondergrondse ruimtebeslag in verhouding tot de geleverde warmte en koude. Het beschikbare schaarse bodemenergiepotentieel kan dus optimaal worden benut als een bodemenergiesysteem met een energiebalans functioneert. Om dit te bereiken moet mogelijk met aanvullende voorzieningen (zoals een oppervlaktewatersysteem) in de zomer extra warmte ingevangen worden. Om enige ruimte te bieden aan onbalans op korte termijn als gevolg het inregelen van het systeem, variatie in het gebruik van een gebouw of fluctuaties in het weer, zoals een winter die aanzienlijk kouder is dan gemiddeld, wordt geen energiebalans op jaarbasis verplicht. Er wordt aangesloten bij de gebruikelijke termijn van 5 jaar voor situaties waarin een energiebalans wordt voorgeschreven in de vergunning vanwege het belang van doelmatig gebruik van de ondergrond.

Artikel 10. Collectief systeem

De gemeente Utrecht heeft in haar transitievisie warmte (TVW) vastgesteld dat zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van lokaal aanwezige energiebronnen, alvorens energie van buiten de gebiedsgrenzen wordt aangevoerd. Voor open bodemenergiesystemen geldt dat deze efficiënter de aanwezige bodemenergiepotentie kunnen benutten, wanneer deze (tenminste organisatorisch) gekoppeld zijn en/of samenwerken, dan wanneer de capaciteiten van meerdere individuele bronnen worden opgeteld. De onderbouwing voor de gewenste collectiviteit van het warmtesysteem is opgenomen in het Warmteplan Papendorp dat dezelfde gebiedsgrenzen heeft als het plangebied van het Bodemenergieplan Papendorp/Groenewoud.

De gemeente wenst voor het ontwikkelgebied Papendorp de energieopwekking ten behoeve van verwarming en koeling Europees aan te besteden in een concessieopdracht. Hiermee borgt de gemeente dat het aanwezige bodemenergiepotentieel ook daadwerkelijk doelmatig benut gaat worden. De provincie verleent alleen vergunning aan de marktpartij die middels genoemde aanbesteding door de gemeente wordt geselecteerd.

Deze collectiviteitseis treedt pas in werking wanneer de gemeente Utrecht de aanbestedingsprocedure heeft gepubliceerd voor de concessieverlening voor het collectieve warmtesysteem voor Papendorp Noord en Groenewoud.

Artikel 11. Overgangsrecht

Gedeputeerde staten passen deze beleidsregels toe bij het verlenen van vergunningen op grond van de Omgevingswet voor nieuwe open bodemenergiesystemen. De beleidsregels zijn niet van toepassing op een vergunning voor een bodemenergiesysteem, die is verleend voorafgaand aan het moment van kracht worden van deze beleidsregels. Bij wijziging, daarbij inbegrepen uitbreiding, van een dergelijke bestaande omgevingsvergunning zijn de artikelen 5 tot en met 10 niet van toepassing, mits dit niet nadelig is voor het beoogde collectieve bodemenergiesysteem, zoals beschreven in de toelichting op artikel 10.

Voor het collectieve bodemenergiepotentieel, genoemd in het tweede lid, wordt uitgegaan van de inschatting opgenomen in het Bodemenergieplan Papendorp/Groenewoud of een door de gemeente Utrecht en/of de provincie vastgestelde geactualiseerde inschatting. In het bodemenergieplan is voor het eerste en het tweede watervoerende pakket bepaald hoeveel warmte en koude kan worden geleverd. Daarbij is uitgegaan van de dikte van de pakketten, een gemiddeld temperatuurverschil van 6 °C tussen onttrekking en infiltratie en de oppervlakte van het projectgebied (ruim 50 hectare). Hieruit volgt dat in potentie circa 20.000 MWh aan warmte en koude geleverd kan worden uit het eerste watervoerende pakket en circa 28.000 MWh uit het tweede watervoerende pakket.

Artikel 12. Afwijking beleidsregels

Gedeputeerde staten wijken op grond van artikel 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht af van deze beleidsregels, indien dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het met de beleidsregels te dienen doel van optimaal benutten van het potentieel van de ondergrond voor bodemenergie. Dit artikel biedt onder voorwaarden extra afwijkingsmogelijkheid. Indien bij een vergunningaanvraag wordt gevraagd om afwijking, zal de provincie in overleg met de gemeente bepalen of de afwijking wordt toegestaan.