Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-09-2024

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2024

De raad van de gemeente Delft,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 juni 2024;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat vanuit het oogpunt van een transparanter, rechtmatiger en doelmatiger subsidiekader vaststelling van een nieuwe subsidieverordening wenselijk is;

besluit vast te stellen:

Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2024

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

  • -

    de-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1);

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op artikel 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • -

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    project: activiteiten die begrensd zijn in tijd en middelen;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • -

    wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c en d, van de wet zijn alleen de artikelen 9 tot en met 26 uit deze verordening van toepassing.

  • 3. Het college kan bij verleningsbeschikking van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel gemotiveerd afwijken.

Artikel 3. Bevoegdheid college

Het college is bevoegd tot:

  • a.

    het besluiten over het verstrekken van subsidies, alsmede het verbinden van verplichtingen en voorwaarden hieraan;

  • b.

    het vaststellen van een controleprotocol;

  • c.

    het vaststellen van subsidieregelingen;

  • d.

    het vaststellen van beleidsregels.

Artikel 4. Subsidieregelingen

Het college kan bij subsidieregeling vaststellen welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt in de subsidieregeling tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en vastgesteld, alsmede hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 5. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de subsidievoorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het college bij vaststelling van het subsidieplafond tevens de wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebudget.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het subsidieplafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Een subsidie ten laste van de begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Het college wijst hierop in de verleningsbeschikking.

Artikel 7. Verdeelsleutels

  • 1. De verdeelsleutel bepaalt de wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebudget tot het subsidieplafond is bereikt.

  • 2. Het college hanteert, bij de vaststelling van een subsidieplafond, één van de volgende verdeelsleutels:

    • a.

      ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’-systeem, waarbij op aanvragen wordt beslist op volgorde van binnenkomst. De aanvragen die voldoen aan de geldende voorwaarden worden toegewezen tot het subsidieplafond is bereikt. Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop de aanvraag volledig is;

    • b.

      ‘tender’-systeem, waarbij alle tijdig ingediende volledige aanvragen op basis van kwalitatieve criteria worden gerangschikt. Aanvragen worden op basis van deze rangschikking toegekend tot het subsidieplafond wordt bereikt;

    • c.

      ‘naar rato’-systeem, waarbij aan de hand van alle tijdig ingediende volledige aanvragen het subsidiebedrag naar evenredigheid wordt berekend.

  • 3. De volgorde van gelijk geplaatste subsidieaanvragen in de rangschikking bij het systeem als genoemd in het tweede lid, onder b, wordt op volgorde van binnenkomst bepaald, waarbij de eerder ingediende subsidieaanvraag hoger wordt gerangschikt, als verlening van die aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond.

  • 4. In het geval een subsidie niet volledig kan worden verleend als gevolg van het overschrijden van het subsidieplafond, vindt verlening, in overleg met de subsidieontvanger, alleen plaats wanneer de activiteit met het nog beschikbare subsidiebedrag kan worden uitgevoerd.

  • 5. Het college kan bij subsidieregeling van het bepaalde in het derde lid van dit artikel afwijken.

Artikel 8. Indexatie

  • 1. De raad besluit jaarlijks bij het vaststellen van de programmabegroting over de toepassing en hoogte van de indexatie op subsidies.

  • 2. Het college kan bij subsidieregeling besluiten tot het afzien van de toepassing van de indexatie of bij subsidieregeling of verleningsbeschikking gemotiveerd afwijken van het indexatiepercentage.

  • 3. Het college kan bij verleningsbeschikking besluiten dat het subsidiebedrag niet wordt geïndexeerd als blijkt dat het weerstandsvermogen gedurende de looptijd van de beschikking minimaal 10% zal zijn.

Artikel 9. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier digitaal ingediend bij het college. Dit geschiedt via de gemeentelijke website, www.delft.nl. Hierbij wordt door de aanvrager gebruik gemaakt van e-Herkenning of Digi-D. Het college kan hiervan bij subsidieregeling afwijken.

  • 2. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd en het bijbehorende subsidiebedrag;

    • b.

      de doelen en resultaten die met de activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een sluitende begroting van en een realistisch dekkingsplan voor de kosten en opbrengsten van de activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      een uittreksel van de Kamer van Koophandel van maximaal drie maanden oud op de datum van de aanvraag;

    • e.

      het jaarverslag en de jaarrekening van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd, of, indien deze nog niet beschikbaar zijn, de stukken van het tweede kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de subsidie wordt aangevraagd;

    • f.

      als de aanvrager een onderneming is;

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

    • g.

      als de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Het subsidiebedrag is inclusief niet terug te vorderen btw en niet te verrekenen btw.

  • 4. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie bij het college aanvraagt, overlegt tevens een exemplaar van de oprichtingsakte en de statuten.

  • 5. Het college kan bij subsidieregeling of bij verleningsbeschikking van de voorgaande leden afwijken.

Artikel 10. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk op 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk acht weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Als datum van indiening van de aanvraag, als genoemd in het eerste en tweede lid, geldt de datum waarop de aanvraag volledig is.

  • 4. Als de aanvraag onvolledig is, geeft het college de aanvrager éénmaal een termijn van twee weken om de aanvraag aan te vullen. Het college kan deze termijn op gemotiveerd verzoek van de aanvrager verlengen. De aanvrager geeft bij dit verzoek aan wanneer hij verwacht de ontbrekende gegevens alsnog aan te leveren.

  • 5. Het college kan voor een aanvraag als bedoeld in het eerste lid éénmaal uitstel verlenen. Uitstel moet uiterlijk op 1 oktober worden aangevraagd en kan niet worden verleend in het geval een subsidieplafond is vastgesteld.

  • 6. Indien een aanvraag om subsidie te laat wordt ingediend, wordt door de aanvrager de reden voor de te late indiening vermeld. Als de reden voor de te late indiening ontbreekt, geeft het college de aanvrager éénmaal een termijn van twee weken om de reden alsnog te vermelden. Het college besluit vervolgens of het de subsidie alsnog zal verlenen.

  • 7. Het college kan bij subsidieregeling andere termijnen stellen.

Artikel 11. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, binnen dertien weken na de uiterlijke indieningsdatum. Het college kan de beslistermijn éénmaal met vier weken verlengen.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 10, tweede lid, binnen acht weken nadat de volledige aanvraag is ingediend. Het college kan de beslistermijn van acht weken éénmaal met acht weken verlengen.

  • 3. In het geval een aanvraag te laat is ingediend, beslist het college binnen acht weken nadat de aanvraag is ingediend. Het college kan de beslistermijn van acht weken éénmaal met acht weken verlengen.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verlengd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 12. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval geheel of gedeeltelijk weigeren:

    • a.

      als de activiteiten niet of niet in overwegende mate zijn gericht op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de subsidieverstrekking niet past binnen de door het college vastgestelde beleidsdoelstellingen van de gemeente Delft;

    • d.

      als de te subsidiëren activiteiten een commercieel doel hebben;

    • e.

      als de subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed aan de activiteiten of het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • f.

      als de solvabiliteitsratio van de aanvrager lager is dan 25% of de liquiditeit negatief is. Onder solvabiliteit wordt verstaan de verhouding van het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen uitgedrukt in procenten, als blijkend uit de jaarrekening zoals overgelegd bij de aanvraag. Onder liquiditeit wordt verstaan de mate waarin een onderneming de kortlopende schulden die opeisbaar zijn binnen een jaar kan betalen, als blijkend uit de jaarrekening zoals overlegd bij de aanvraag;

    • g.

      voor zover activiteiten of kosten al op een andere wijze worden gesubsidieerd of bekostigd;

    • h.

      als de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn gestart voordat de subsidie is verleend;

    • i.

      als de activiteiten, doelstellingen, statuten of reglementen van de aanvrager of het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    • j.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift of als de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de openbare orde;

    • k.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • l.

      als niet is voldaan aan hetgeen gesteld in de betrokken subsidieregeling;

    • m.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 13. Voorschotten

  • 1. Een voorschot op een subsidie bedraagt ten hoogste 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Voor subsidies tot en met € 100.000,- wordt in de verleningsbeschikking bepaald of en in welke termijnen het voorschot wordt uitbetaald.

  • 3. Voor subsidies van meer dan € 100.000,- wordt het voorschot in ten minste twee gelijke in de verleningsbeschikking te bepalen termijnen uitbetaald.

  • 4. Het college kan bij verleningsbeschikking van het bepaalde in het derde lid van dit artikel gemotiveerd afwijken.

Artikel 14. Algemene verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      activiteiten waarbij het aannemelijk is dat één of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • b.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • c.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden;

    • d.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • e.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

  • 2. De ontvanger van een subsidie van hoger dan € 75.000,- per jaar draagt zorg voor het overleggen van een halfjaarrapportage omtrent de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten aan het college. De halfjaarrapportage bevat zes maanden werkelijk, zes maanden prognose en wordt uiterlijk op 1 september ingediend.

  • 3. Het college kan bij subsidieregeling of bij verleningsbeschikking gemotiveerd van het bepaalde in dit artikel afwijken.

Artikel 15. Aanvullende verplichtingen meerjarensubsidies

Als het college een subsidie verleend voor meerdere kalenderjaren overlegt de subsidieontvanger jaarlijks uiterlijk op 1 oktober voorafgaand aan het nieuwe kalenderjaar de volgende gegevens:

  • a.

    een activiteiten- of jaarplan voor het nieuwe kalenderjaar; en

  • b.

    de jaarrekening van het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 16. Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38, eerste lid, van de wet worden opgelegd.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 75.000,- verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college bij verleningsbeschikking de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen nadere verplichtingen worden opgelegd om de deelname van en de toegankelijkheid voor personen met een beperking aan de door de subsidieontvanger georganiseerde activiteiten zo optimaal mogelijk te maken.

  • 5. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan voor activiteiten die zijn gericht op kwetsbare burgers of jeugdigen de verplichting worden opgelegd tot het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag voor alle medewerkers die betrokken zijn bij de uitvoering van die activiteiten.

  • 6. De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college nodig voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet.

  • 7. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is, als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 17. Egalisatiereserve

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalenderjaar verstrekte subsidie een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt.

  • 2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18. Vermogenstoets

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat een subsidie voor een lager bedrag dan het totaal van de subsidiabele kosten worden verleend, indien:

    • a.

      uit de jaarrekening zoals overlegd bij de aanvraag, blijkt dat de subsidieontvanger voor meer dan 50% van de totale inkomsten afhankelijk is van een subsidie verstrekt door het college, en

    • b.

      het weerstandsvermogen van de subsidieontvanger, vast te stellen op grond van de jaarrekening zoals overlegd bij de aanvraag, meer bedraagt dan 10% van de inkomsten van dat kalenderjaar. Onder weerstandsvermogen wordt verstaan het deel van het vermogen dat vrij beschikbaar is voor het opvangen van calamiteiten, dat wordt berekend als volgt: het eigen vermogen verminderd met de materiële vaste activa en verminderd met de wettelijke reserves.

  • 2. Het college kan bij subsidieregeling van de voorgaande leden afwijken.

Artikel 19. Wijze van verstrekking subsidies tot en met € 5.000,-

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000,- worden door het college zonder voorafgaande verlening direct ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Het college kan bij subsidieregeling of verleningsbeschikking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel afwijken.

Artikel 20. Aanvraagtermijn aanvraag tot vaststelling subsidies

  • 1. De subsidieontvanger dient een volledige aanvraag tot subsidievaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die voor een tijdvak van een kalenderjaar wordt verleend, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die voor een tijdvak van meerdere kalenderjaren wordt verleend, uiterlijk op 1 juni na afloop van het laatste kalenderjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk op de eerste dag van de kalendermaand, volgend op de dag waarop drie maanden zijn verstreken na het afronden van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Het college kan, op verzoek van de subsidieontvanger, voor een aanvraag als bedoeld in het eerste lid éénmaal uitstel verlenen. Bij dit verzoek geeft de subsidieontvanger gemotiveerd aan wanneer hij verwacht de aanvraag tot subsidievaststelling alsnog in te dienen. Het verzoek tot uitstel wordt uiterlijk op de dag genoemd in het eerste lid ingediend.

  • 3. Het college kan bij subsidieregeling andere termijnen vaststellen.

Artikel 21. Aanvraag tot vaststelling subsidies tot en met € 75.000,-

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van subsidies tot en met € 75.000,- bevat in ieder geval:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit kan worden vastgesteld in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, de aan de activiteiten verbonden doelstellingen zijn bereikt en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden lasten en baten met toelichting (financieel verslag);

    • c.

      een jaarrekening (balans en verlies- en winstrekening) van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een bestuursverklaring, waarmee van het bestuur van de subsidieontvanger wordt verlangd dat zij verklaren getrouw en rechtmatig te hebben gehandeld.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, bevat de aanvraag tot vaststelling van de ontvanger van een subsidie voor een project in plaats van de jaarrekening van het afgelopen subsidietijdvak met toelichting een projectverantwoording.

  • 3. Het college kan bij subsidieregeling of verleningsbeschikking gemotiveerd van het bepaalde in dit artikel afwijken.

Artikel 22. Aanvraag tot vaststelling subsidies hoger dan € 75.000,- tot en met € 150.000,-

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van subsidies hoger dan € 75.000,- tot en met € 150.000,- bevat in ieder geval:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit kan worden vastgesteld in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, de aan de activiteiten verbonden doelstellingen zijn bereikt en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden lasten en baten met toelichting (financieel verslag);

    • c.

      de door de accountant gecontroleerde jaarrekening (balans en verlies- en winstrekening) van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een bestuursverklaring, waarmee van het bestuur van de subsidieontvanger wordt verlangd dat zij verklaren getrouw en rechtmatig te hebben gehandeld;

    • e.

      een beoordelingsverklaring met betrekking tot het genoemde onder b en c, opgesteld door een onafhankelijke accountant als bedoeld in en overeenkomstig artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, bevat de aanvraag tot vaststelling van de ontvanger van een subsidie voor een project in plaats van de door de accountant gecontroleerde jaarrekening van het afgelopen subsidietijdvak een door de accountant gecontroleerde projectverantwoording. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies die het karakter hebben van een exploitatiesubsidie.

  • 3. Als de subsidieontvanger per 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak voor de inkomsten voor 75% of meer afhankelijk is van subsidies ontvangen van het college, en de subsidie tevens het karakter heeft van een exploitatiesubsidie, kan het genoemde in het eerste lid, onder b, worden opgenomen in de jaarrekening en vervalt het genoemde in het eerste lid, onder e. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies die zijn verleend voor een specifiek project.

  • 4. Het college kan bij subsidieregeling of bij verleningsbeschikking gemotiveerd van het bepaalde in dit artikel afwijken.

Artikel 23. Aanvraag tot vaststelling subsidies hoger dan € 150.000,-

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van subsidies hoger dan € 150.000,- bevat in ieder geval:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit kan worden vastgesteld in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, de aan de activiteit verbonden doelstellingen zijn bereikt en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden lasten en baten met toelichting (financieel verslag);

    • c.

      de door de accountant gecontroleerde jaarrekening (balans en verlies- en winstrekening) van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een bestuursverklaring, waarmee van het bestuur van de subsidieontvanger wordt verlangd dat zij verklaren getrouw en rechtmatig te hebben gehandeld;

    • e.

      een controleverklaring met betrekking tot het genoemde onder b en c, opgesteld door een onafhankelijke accountant als bedoeld in en overeenkomstig artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, bevat de aanvraag tot vaststelling van de ontvanger van een subsidie voor een project in plaats van de door de accountant gecontroleerde jaarrekening van het afgelopen subsidietijdvak een door de accountant gecontroleerde projectverantwoording. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies die het karakter hebben van een exploitatiesubsidie.

  • 3. Als de subsidieontvanger per 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak voor de inkomsten voor 75% of meer afhankelijk is van subsidies ontvangen van het college, en de subsidie tevens het karakter heeft van een exploitatiesubsidie, kan het genoemde in het eerste lid, onder b, worden opgenomen in de jaarrekening en vervalt het genoemde in het eerste lid, onder e. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies die zijn verleend voor een specifiek project.

  • 4. Het college kan bij subsidieregeling of verleningsbeschikking gemotiveerd van het bepaalde in dit artikel afwijken.

Artikel 24. Controleprotocol

Voor zover de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een beoordelings- of controleverklaring over te leggen, is hij verplicht het door het college vastgestelde controleprotocol voorafgaand aan de controle ter beschikking van de accountant te stellen.

Artikel 25. Verantwoordingsregime meerjarensubsidie

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling van een subsidie verleend voor meerdere kalenderjaren wordt uitgegaan van het subsidiedrag per kalenderjaar als bepaald in de verleningsbeschikking, tenzij sprake is van subsidiëring van een meerjarig project. Bij een meerjarig project wordt uitgegaan van het totale subsidiebedrag voor de uitvoering van het volledige project. Eventuele toepassing van indexatie wordt hier niet in meegenomen.

Artikel 26. Beslistermijn vaststelling subsidies

  • 1. Het college stelt een subsidie vast binnen acht weken na de ontvangst van een volledige aanvraag tot subsidievaststelling. Deze termijn kan éénmaal voor ten hoogste acht weken worden verlengd.

  • 2. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden aangewezen.

  • 3. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 20 is ingediend, stelt het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn van vier weken. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van het bepaalde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 27. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 8, voor zover toepassing ervan wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met de verordening te dienen doelen. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit. Het college doet hiervan periodiek verslag aan de raad.

  • 2. In een subsidieregeling of andere nadere regeling op basis van deze verordening kan het college bepalen dat in bijzondere gevallen van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden, gelet op het belang of de belangen die met deze bepalingen worden gediend, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 28. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2022 wordt met ingang van 1 september 2024 ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt, na publicatie in het elektronische gemeenteblad, in werking met ingang van 1 september 2024.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 juli 2024.

,voorzitter.

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

,griffier.

J. Mimpen

Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2024

Algemeen

Om de Delftse subsidiegelden transparanter, doelmatiger en rechtmatiger verstrekken is besloten om de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) te herzien. De ASV is grotendeels opgesteld conform de Model Algemene subsidieverordening 2013 (gewijzigd model, juni 2019) van de VNG. Het college stelt nadere subsidieregelingen op.

De vorige Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2022 is op verschillende punten gewijzigd, verduidelijkt en aangescherpt, waardoor ervoor is gekozen om een geheel nieuwe subsidieverordening op te stellen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Definities

In dit artikel zijn een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende regelingen worden opgenomen. Ook kan hier niet van worden afgeweken.

Er is geen definitie opgenomen van het begrip ‘subsidie’. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: wet). Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Nieuw in de Definities is het begrip “project”. Deze definitie is toegevoegd omdat de verantwoording van de subsidie voor een project naar diens aard afwijkt van de verantwoording van een subsidie per kalenderjaar. Met de toevoeging van deze definitie wordt dit onderscheid in de verantwoording verduidelijkt.

Artikel 2. Reikwijdte

De ASV is niet van toepassing op subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid, onder a en b, van de wet worden verstrekt. Dit betreft subsidies die:

  • -

    worden verstrekt in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking in getreden (a); of

  • -

    rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Europese Commissie vastgesteld programma worden verstrekt (b).

Op subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid, onder c en d, van de wet worden verstrekt zijn alleen de artikelen 9 tot en met 26 uit deze verordening van toepassing. Het betreft hier subsidies die zijn verstrekt op grond van de begroting, waarin de naam van de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld zijn vermeld en subsidies in incidentele gevallen.

Artikel 3. Bevoegdheid college

In dit artikel staan de bevoegdheden van het college opgesomd. Deze bevoegdheden bestonden ook onder de vorige subsidieverordening, maar zijn in deze verordening in één artikel overzichtelijk weergegeven.

Met ‘besluiten over het verstrekken’ zoals genoemd in het eerste lid wordt bedoeld de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het weigeren, aan laten vullen, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

Artikel 4. Subsidieregelingen

De raad stelt de ASV vast. In de subsidieregelingen kan het college vastleggen welke activiteiten onder welke voorwaarden subsidiabel zijn, welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en vastgesteld, alsmede hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Voor zover het college geen gebruik maakt van de bevoegdheid subsidieregelingen vast te stellen is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de wet is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld.

Op grond van artikel 4:23 van de wet, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking (tijdelijk, vooruitlopend op de vaststelling van een wettelijk voorschrift);

  • b.

    de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost (de begroting dient de subsidieontvanger en het bedrag dat ten hoogste kan worden vastgesteld te vermelden);

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking (voor uitzonderlijke gevallen, als er in beginsel slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend);

  • d.

    de Europese subsidies (is voor gemeenten nauwelijks van belang).

Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het college kan de subsidieplafonds en de van toepassing zijnde wijze van verdeling vaststellen. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet het college de wijze van verdelen vermelden (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de wet). Dat kan door verwijzing naar de –door het college vastgestelde– subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de wet).

Artikel 8. Indexatie

Indien van toepassing wordt bij meerjarensubsidies door het college indexatie toegepast vanaf het tweede subsidiejaar. Bij overige subsidieaanvragen dient de aanvrager zelf de indexatie toe te passen voor zover mogelijk.

Artikel 10. Aanvraagtermijn

Om het mogelijk te maken de subsidie voor de start van de activiteiten te verlenen, is de aanvraagtermijn om een subsidie voor de periode van één of meerdere kalenderjaren op 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft gesteld.

Artikel 11. Beslistermijn

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die voor een periode van één of meerdere kalenderjaren worden aangevraagd telt dertien weken. Geteld vanaf de in artikel 10, eerste lid, van e ASV bepaalde aanvraagtermijn betekent dit dat uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft op de aanvraag wordt beslist. Door de aanvraagtermijn in weken te noemen, wordt het mogelijk gemaakt de beslistermijn bij onvolledige aanvragen op de juiste wijze op te schorten.

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (vijfde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 12. Weigerings-, intrekkings-en terugvorderingsgronden

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering. Vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a.

Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen in het eerste lid, onder b dient het volgende opgemerkt te worden. Bepaalde Europese steunkaders verbieden –als er een bevel tot terugvordering uitstaat– alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een –op zichzelf verdedigbare– verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren [van de Europese Commissie] voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders –zonder de steun –niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.

In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren, maar is daartoe niet verplicht

Onder k is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 10, vijfde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Artikel 15. Aanvullende verplichtingen meerjarensubsidies

Het college kan een subsidie verlenen voor meerdere kalenderjaren. Om zicht te houden op de voortgang van de activiteiten verlangt het college van de subsidieontvanger jaarlijks een activiteiten- of jaarplan voor het nieuwe kalenderjaar en de jaarrekening van het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 16. Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de wet (zie artikel 4:37 van de wet).

Wat betreft het eerste en tweede lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 van de wet (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of –in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie– de subsidieregeling en de verleningsbeschikking.

Het eerste lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren. Het tweede lid biedt de grondslag om alle doelgebonden verplichtingen op te leggen waarvan het college vindt dat deze nodig zijn.

Het derde lid maakt het mogelijk in de subsidieregelingen verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 66). Als het college van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt moet dat duidelijk gemotiveerd worden.

Artikel 17. Egalisatiereserve

Het artikel van de egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de wet. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waarin niet besteedde subsidiegelden worden gestort om in het jaar daarop de activiteiten alsnog te kunnen uitvoeren. De egalisatiereserve kan ook worden gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen.

Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per boekjaar wordt verleend, bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve dient te vormen (eerste lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve.

Naast een door het college opgelegde verplichting kan op grond van het tweede lid elke subsidieontvanger het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen.

Artikel 18. Vermogenstoets

De vermogenstoets is een (gesystematiseerde) aanscherping van het algemene beginsel, dat als de gemeente bepaalde voorzieningen/activiteiten subsidieert de gemeente daarbij ook eigen bijdragen kan betrekken. Immers als men zelf de activiteit kan financieren, is het niet vanzelfsprekend dat daarvoor publieke middelen worden aangewend. De hoogte van de eigen bijdrage wordt gerelateerd aan de omvang van een gezond weerstandvermogen.

Wanneer de subsidieverlening € 75.000 of meer bedraagt, overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een originele accountantsverklaring.

Artikel 19. Wijze verstrekking subsidies tot en met € 5.000,-

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000,- is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. Het college heeft de mogelijkheid om bij subsidieregeling of verleningsbeschikking te bepalen dat alsnog om verantwoording wordt gevraagd. Dit betekent dat de subsidieontvanger hiervan direct bij de subsidieverlening van op de hoogte wordt gesteld.

Artikel 20. Aanvraagtermijn aanvraag tot vaststelling subsidies

In het eerste lid, onder c is bepaald dat in het geval een subsidie voor een andere periode dan voor één of meerdere kalenderjaren wordt verleend, de aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend de eerste dag van de kalendermaand, volgend op de dag waarop drie maanden zijn verstreken na het afronden van de gesubsidieerde activiteiten.

In het geval de gesubsidieerde activiteiten zijn afgerond op 15 maart, betekent dit dat de aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend uiterlijk op 1 juni.

Artikel 21. Aanvraag tot vaststelling subsidies tot en met € 75.000,-

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verleend.

Het financieel verslag als bedoeld in het tweede lid, onder b geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de aanwending en de besteding van de verleende subsidie. Het financieel verslag bevat minimaal een overzicht van de gerealiseerde baten en de bijbehorende gerealiseerde lasten inclusief toelichting, tenzij bij de verlening anders is bepaald. De subsidies worden verantwoord conform de indeling van de bij de verlening gehanteerde begroting.

Artikel 22. Aanvraag tot vaststelling subsidies hoger dan €75.000,- tot en met €150.000,-

In het derde lid wordt gesproken over een exploitatiesubsidie. Met een exploitatiesubsidie wordt bedoeld: een subsidie die niet wordt verleend voor een bepaald project, maar voor de instandhouding van de instelling (organisatie) als zodanig waarbij de gesubsidieerde activiteit tevens een van de kerntaken van de organisatie is.

Artikel 24. Controleprotocol

Voor zover de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een beoordelings- of controleverklaring over te leggen, is hij verplicht het controleprotocol voorafgaand aan de controle ter beschikking van de accountant te stellen.

Artikel 27. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De hardheidsclausule is voor schrijnende gevallen of zeer uitzonderlijke situaties waarin vasthouden aan de vereisten van de ASV onredelijk is. Om zicht te houden op het gebruik van de hardheidsclausule en precedentwerking te voorkomen wordt er (half)jaarlijks verslag gedaan over hoe vaak er gebruik wordt gemaakt van de hardheidsclausule en om welke reden(en).

Als er gebruik wordt gemaakt van de hardheidsclausule, ook als het gaat om beschikkingen onder € 200.000,= is uitsluitend het college bevoegd om te beslissen.