Beleidsregels ondersteuning bestaanszekerheid en meedoen Gemeente Oude IJsselstreek 2024

Geldend van 01-07-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels ondersteuning bestaanszekerheid en meedoen Gemeente Oude IJsselstreek 2024

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Inleiding

Burgemeester en wethouders leggen in deze beleidsregels vast hoe het college omgaat met zijn bevoegdheden om inwoners financieel te ondersteunen bij noodzakelijke of wenselijke kosten van levensonderhoud. Financiële ondersteuning is mogelijk als het college vindt dat de inwoner noodzakelijke of wenselijke kosten redelijkerwijs niet zelf kan betalen uit zijn inkomen en vermogen.

Gebruikte begrippen hebben in deze regels dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

1.2 Uitleg noodzakelijk en wenselijk

Met het begrip ‘noodzakelijke kosten’ in deze regels bedoelt het college kosten van levensonderhoud waarvoor recht op bijzondere bijstand bestaat op grond van de Participatiewet. Bij het verlenen van bijzondere bijstand gaan de regels van de Participatiewet vóór op wat in deze regels staat. We volgen de regels van de Participatiewet en de uitleg daarvan in uitspraken van rechters. Voor sommige kostensoorten gebruiken we afzonderlijke normbedragen of voorwaarden.

Het begrip ‘wenselijke kosten’ gebruiken we voor kosten die niet vergoed worden op grond van de Participatiewet, maar wel passen binnen belangrijke doelstellingen van de gemeente voor de samenleving en de inwoners. Het gaat daarbij om doelstellingen op het gebied van gezondheid, veilig opgroeien, persoonlijke ontwikkeling en actief deelnemen in de samenleving. Ook voor sommige wenselijke kosten gebruikt het college afzonderlijke normbedragen of voorwaarden.

Een opsomming van noodzakelijke of wenselijke kosten is niet mogelijk. Als een kostensoort niet in deze regels staat, betekent dat niet dat een tegemoetkoming uitgesloten is. Het college beoordeelt of kosten als noodzakelijk of wenselijk worden gezien.

1.3 Indienen aanvraag

Een bijstandsaanvraag moet op tijd worden ingediend. Voor bijzondere bijstand houdt het college alleen rekening met kosten die maximaal twee maanden voor het indienen van de aanvraag ontstaan zijn.

Het indienen van een aanvraag voor een tegemoetkoming voor wenselijke kosten is het hele jaar mogelijk. Het college geeft geen tegemoetkoming over een voorgaand kalenderjaar.

Voor een tegemoetkoming voor eenmalige kosten moet altijd een aanvraag worden ingediend. Bij de aanvraag horen stukken die aantonen hoe hoog de kosten zijn en dat aan de voorwaarden voor toekenning voldaan is. Inkomensgegevens en vermogensgegevens hoeven niet aangetoond te worden als ze bekend zijn bij het college.

Als een inwoner een aanvraag heeft ingediend voor jaarlijks terugkerende noodzakelijke en/of wenselijke kosten neemt het college aan dat de inwoner ook in volgende jaren een tegemoetkoming wil. Zolang de omstandigheden van de inwoner ongewijzigd blijven kan het college zonder nieuwe aanvraag beoordelen of er opnieuw een tegemoetkoming gegeven kan worden.

1.4 Vergoedingen en tegemoetkomingen

Als een wet, zoals bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet of de Wet Langdurige Zorg, vaststelt dat er geen vergoeding mogelijk is, mag het college die keuze van de wetgever niet met bijzondere bijstand ongedaan maken.

We vergoeden soms maar een gedeelte van de kosten. Daarvoor kunnen verschillende redenen zijn, bijvoorbeeld:

- de inwoner heeft iets duurs gekozen, terwijl een vergelijkbare passende oplossing minder kost;

- de inwoner kan zelf een deel van de kosten betalen;

- er zijn normbedragen vastgesteld in landelijk geldende regels die voorgaan boven de Participatiewet, in de Participatiewet zelf of in gemeentelijke regels;

- de tegemoetkoming is uitdrukkelijk alleen bedoeld om inwoners te stimuleren, niet om alle kosten over te nemen. Het college vindt dat de inwoner zelf ook hoort bij te dragen in de kosten.

1.5 Grenzen

Voor het recht op een tegemoetkoming op grond van deze regels gebruikt het college een inkomensgrens en een vermogensgrens.

1.5.1 inkomensgrens

Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming moet het netto inkomen lager zijn dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Bij een schuldregeling, zowel via een vrijwillige overeenkomst (minnelijk traject) als via het wettelijke traject van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), kan een inwoner feitelijk niet over het volledige inkomen beschikken. Dat is ook zo bij executoriaal beslag. In deze situaties gaan we er van uit dat het inkomen onder de gestelde grens ligt. Als in een minnelijk traject overeengekomen is om de schuldenaar extra inkomen ter beschikking te geven zonder dat daar noodzakelijke kosten tegenover staan, gaan wij uit van het werkelijk beschikbare inkomen.

1.5.2 vermogensgrens

Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming moet het vermogen van de inwoner lager zijn dan de in artikel 34 van de Participatiewet genoemde grenzen.

1.6 Draagkracht

Als het inkomen en/of het vermogen van de inwoner hoger is dan de gestelde grenzen, moet hij een deel van het meerdere gebruiken om zelf zijn noodzakelijke en wenselijke kosten te betalen. Het bedrag dat de inwoner uit zijn eigen middelen zelf moet kunnen betalen, noemen we draagkracht.

Als er draagkracht is, verminderen we de mogelijke vergoeding voor noodzakelijke en wenselijke kosten met het bedrag van de draagkracht.

We stellen de draagkracht vast voor een periode van twaalf maanden, vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend. Deze draagkracht blijft gelden, ook als binnen de periode van twaalf maanden een nieuwe aanvraag wordt ingediend.

Alleen als de persoonlijke of financiële omstandigheden van de inwoner ingrijpend gewijzigd zijn, kan een vastgestelde draagkracht of draagkrachtperiode gewijzigd worden. Als het gaat om een wijziging in het inkomen, moet de wijziging meer bedragen dan 10%.

1.6.1 draagkracht uit inkomen

Er is draagkracht als het inkomen hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Van het inkomen boven 110% merken we 35% aan als draagkracht.

1.6.2 draagkracht uit vermogen

Alles wat een inwoner aan vermogen heeft boven de in artikel 34 Participatiewet vastgestelde grenzen, wordt bij de draagkracht gerekend.

1.7 Uitbetaling

Bij het uitbetalen van tegemoetkomingen kiest het college welke manier van uitbetalen het beste is. We willen het liefste dat elke inwoner zelfstandig de regie over zijn leven voert en zelf zijn geld beheert. Als het nodig is geven we de inwoner daar ondersteuning bij door (budget-) hulp bij het beheer en bij de besteding te geven. Het is ook mogelijk om gespreid uit te betalen. Verder kunnen we de inwoner volledig ontzorgen door rechtstreeks te betalen aan een aanbieder/leverancier.

1.8 Voorwaarden

Tegemoetkomingen moeten worden besteed aan het doel en voor het gezinslid waarvoor ze toegekend zijn. Bij bijzondere bijstand en bij tegemoetkomingen voor kinderen mag hier niet van afgeweken worden. Bij tegemoetkomingen voor volwassen inwoners om mee te kunnen doen in de samenleving mag een gedeelte van maximaal 25% worden gebruikt voor het meedoen van een ander gezinslid.

Het college kan ook andere voorwaarden aan de tegemoetkomingen verbinden.

1.9 Controle

Bij de uitvoering van deze regels gaan we uit van het vertrouwen dat de inwoner juiste en volledige informatie geeft en de toegekende bedragen besteedt aan de daaraan verbonden doelen. Het college kan op ieder moment, ook achteraf tot twee jaar na de toekenning, van de inwoner vragen om de juistheid van gegeven informatie en gegevens over de besteding aan te tonen, dan wel voldoende aannemelijk te maken.

Het college zal jaarlijks achteraf een steekproefcontrole op rechtmatige ontvangst en besteding uitvoeren.

1.10 Individueel maatwerk

Het college hanteert deze beleidsregels als richtlijn omdat zij voor de meeste situaties redelijk zijn. Als we vinden dat het in het geval van de aanvrager niet redelijk is en/of onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen van het college voor bestaanszekerheid en ontwikkeling wanneer we een besluit nemen volgens deze regels, kunnen we een afwijkend besluit nemen. We leggen dan in de beschikking uit waarom we dat doen.

1.11 Indexering

Sommige bedragen in deze uitvoeringsregels worden jaarlijks geïndexeerd volgens de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Als regels gebaseerd zijn op een normbedrag dat vastgesteld is door de wetgever of door een andere organisatie, volgt het college de veranderingen in die normbedragen.

Hoofdstuk 2 Eenmalige kosten

2.1 Zelf betalen

Bij een aantal eenmalige kostensoorten hieronder staat dat de inwoner die zelf moet betalen. Dit moet volgens uitspraken van rechters door het beschikbare vermogen te gebruiken, door vooraf voor de kosten te sparen of door een lening af te sluiten en die achteraf in termijnen terug te betalen.

Wij gaan er meestal van uit dat een inwoner 5% van de toepasselijke bijstandsnorm kan gebruiken om te sparen of achteraf af te lossen. Ook de draagkracht volgens artikel 1.6 van deze beleidsregels kan gebruikt worden.

Bij het vooraf sparen houden we rekening met de voorzienbaarheid van kosten en met andere kosten waarvoor gespaard moet worden. Bij het achteraf betalen gaan we uit van aflossing in 36 maandelijkse termijnen.

Bij heel bijzondere omstandigheden, waardoor sparen of lenen onmogelijk is, kan het college toch een tegemoetkoming verlenen.

2.2 Alarmsysteem

Als een aansluiting op personenalarmering op sociale gronden noodzakelijk is, verstrekt het college bijzondere bijstand voor de eenmalige kosten van de aansluiting en het aanschaffen van een sleutelkluis.

2.3 Bril /contactlenzen

Voor brillen en contactlenzen is geen bijzondere bijstand mogelijk omdat de wetgever in de regels op basis van de Zorgverzekeringswet vergoeding heeft uitgesloten.

Het college ziet de kosten wel als wenselijke kosten en geeft eenmaal per drie jaar vergoeding tot een maximum van € 175.

Het college wil inwoners met en inwoners zonder een aanvullende ziektekostenverzekering gelijk behandelen. We houden daarom rekening met de vergoeding die mogelijk is op grond van een aanvullende ziektekostenverzekering. Het bedrag van de vergoeding volgens de gemeentepolis GarantVerzorgd 1 van Menzis brengen we in mindering op de vergoeding van het college.

Aan een inwoner die geen aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten verstrekt het college eenmalig de maximale tegemoetkoming. Daarbij geeft het college de inwoner informatie over de mogelijkheden van een (collectieve) aanvullende ziektekostenverzekering en het in de toekomst in mindering brengen van de standaardvergoeding. Het afsluiten van een aanvullende verzekering is niet verplicht. Zie ook artikel 3.3.

2.4 Computer / laptop / tablet

De aanschaf van een computer, laptop of tablet wordt niet als noodzakelijk gezien. Wanneer in het onderwijs voor leerplichtige jongeren een computer, laptop of tablet verplicht gesteld wordt door de school, vindt het college de aanschaf wenselijk. Het college geeft per leerplichtige jongere eenmalig een vergoeding voor aanschaf van maximaal € 500.

2.5 Hoortoestel

De aanschaf van een hoortoestel zit in het basispakket van de Zorgverzekeringswet. De zorgverzekeraar vergoedt 75% van de aanschafkosten.

De aanschaf wordt door het college gezien als wenselijk. Het college geeft daarom eenmaal per vijf jaar een vergoeding voor het eigen aandeel van 25%, tot een maximum van € 250 per stuk.

2.6 Naturalisatie

Voor de kosten van naturalisatie verstrekken we geen tegemoetkoming.

2.7 Rechtsbijstand / griffierecht

Als een inwoner in een gerechtelijke procedure gebruik maakt van een door de overheid betaalde advocaat op grond van de Wet op de rechtsbijstand, komen de te betalen eigen bijdrage, de kantoorkosten en het griffierecht in aanmerking voor bijzondere bijstand. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt altijd rekening gehouden met de korting die toegepast wordt na advies bij het Juridisch Loket. Dat gebeurt ook als de inwoner ervoor kiest om rechtstreeks contact met een advocaat op te nemen.

We spreken met de inwoner af dat hij de gemeente informeert als de rechter de tegenpartij veroordeelt in de kosten van de procedure. De inwoner moet de bijstand dan terugbetalen aan de gemeente.

2.8 Uitvaart

Soms kan een uitvaart niet betaald worden uit de nalatenschap of door de erfgenamen. Als bijzondere bijstand aan een erfgenaam noodzakelijk is, hanteert het college voor afzonderlijke kostenposten de normbedragen van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). In totaal wordt voor een uitvaart niet meer dan € 4.000 vergoed. Als de kosten verdeeld kunnen worden over meerdere erfgenamen, wordt ook dit maximum omgerekend naar een maximumbedrag per persoon.

2.9 Verblijfsvergunning

De inwoner moet de legeskosten van een verblijfsvergunning zelf betalen.

Er is een uitzondering mogelijk. Als het gaat om een hereniging van een erkende vluchteling met zijn gezinsleden en daardoor het recht op gezinsleven volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens uitgeoefend kan worden, kan bijzondere bijstand worden verleend voor de vergunning van de gezinsleden.

Bij verlenging van een verblijfsvergunning moet de inwoner de legeskosten altijd zelf betalen.

2.10 Verhuizing en woninginrichting

Kosten van verhuizing en woninginrichting moet de inwoner zelf betalen. Alleen als er iets bijzonders is, kan er bijstand worden verleend. Dat kan bijvoorbeeld als een noodzakelijke verhuizing niet redelijkerwijs voorzienbaar was en er daardoor geen enkele mogelijkheid is geweest om te reserveren. Ook als een asielzoeker een verblijfsvergunning krijgt en zich daarna in Oude IJsselstreek vestigt, kan het college bijzondere bijstand verlenen.

Voor de vergoeding van inrichtingskosten wordt onderscheid gemaakt tussen duurzame gebruiksgoederen, zoals meubels en apparaten, en goederen die verbruikt worden, zoals verf en behang.

Voor de kosten van aanschaf, reparatie of vervanging van duurzame gebruiksgoederen wordt alleen bijstand verleend als er sprake is van onvoorziene bijzondere omstandigheden, waardoor de inwoner de kosten niet uit het inkomen en de draagkracht kan betalen. We geven de bijzondere bijstand dan in de vorm van borgstelling voor een lening bij de Stadsbank, een geldlening bij de gemeente, of als er geen afbetalingscapaciteit is, een bedrag om niet.

Een vergoeding voor verbruiksgoederen en verhuiskosten hoeft niet terugbetaald te worden.

Voor de hoogte van de bijstand houdt het college rekening met de normen van het Nibud. Voor duurzame gebruiksgoederen vergoeden we de helft van de normbedragen per gezinslid, omdat veel goederen ook tweedehands gekocht kunnen worden.

Bij een eerste zelfstandige huisvesting vanuit het ouderlijk huis verstrekt het college geen bijzondere bijstand voor verhuizing en inrichting.

2.11 Zwangerschap en bevalling

2.11.1 zwangerschapskleding

Een inwoner moet zelf de aanschaf van zwangerschapskleding betalen.

2.11.2 babyuitzet

De kosten van een babyuitzet moeten door de inwoner zelf betaald worden. Meestal gaan we er van uit dat een inwoner in ieder geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap voor de kosten heeft kunnen reserveren. Alleen als er door bijzondere omstandigheden geen reservering mogelijk is geweest, kan bijstand worden verstrekt.

Voor de hoogte van de bijstand gebruikt het college de normbedragen van het Nibud voor het basispakket.

Bij een tweede of volgend kind wordt er altijd vanuit gegaan dat er een babyuitzet aanwezig is en dat een nieuwe uitzet niet noodzakelijk is.

2.11.3 kraampakket

Meestal geeft de zorgverzekeraar een kraampakket met verzorgingsartikelen die tijdens de bevalling nodig zijn. Als dat niet het geval is, verleent het college bijzondere bijstand. Voor de hoogte van de bijstand sluiten we aan bij de norm van het Nibud.

2.12 Zwemles

Het college vindt het wenselijk dat ieder kind de gelegenheid heeft om te leren zwemmen. Voor de kosten van zwemles wordt een tegemoetkoming verstrekt.

Hoofdstuk 3 Terugkerende tegemoetkomingen

3.1 Abonnement alarmsysteem

Wanneer er sprake is van een sociale indicatie voor personenalarmering verstrekt het college ook bijzondere bijstand voor de maandelijkse abonnementskosten. Zie voor de eenmalige kosten onderdeel 2.2.

3.2 Beschermingsbewind

Bij het onder bewind stellen bepaalt de rechter ook de beloning van de bewindvoerder. De noodzaak en de hoogte van de kosten staan daarmee vast.

Als de inwoner de kosten niet zelf betalen kan, wordt bijzondere bijstand verleend.

3.3 Collectieve aanvullende zorgverzekering voor minima

De gemeente Oude IJsselstreek biedt inwoners de mogelijkheid om zich collectief aanvullend te verzekeren bij Menzis. Dat kan met een gemeentepolis in de pakketten GarantVerzorgd 1 en GarantVerzorgd 2. Daarnaast is het mogelijk om verschillende aanvullende verzekeringen voor tandartskosten af te sluiten.

Het college geeft een bijdrage in de premie voor de gemeentepolis. De hoogte van de bijdrage is gekoppeld aan de extra vergoedingen in de gemeentepolis en wordt jaarlijks vastgesteld in overleg met Menzis.

Het nemen van een aanvullende verzekering is een vrije keuze en de verzekering kan niet gezien worden als een voorliggende voorziening in de zin van de Participatiewet.

Wel is de regel van toepassing die hiervoor al genoemd is: medische kosten worden passend en voldoende vergoed vanuit de voorliggende voorzieningen Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook kan voor medische kosten die bewust buiten de Zvw en de Wlz gelaten zijn, geen beroep op bijzondere bijstand worden gedaan.

In uitzonderlijke gevallen kan toch een tegemoetkoming verleend worden aan een inwoner die geen gebruik maakt van een aanvullende ziektekostenverzekering. Dan wordt wel rekening gehouden met de vergoeding die van de aanvullende verzekering ontvangen zou zijn.

3.4 Dieetkosten

Dieetkosten zijn de meerkosten ten opzichte van normale voedingskosten, ontstaan door het volgen van een medisch noodzakelijk dieet. Bij de aanvraag moet een recent, op naam gesteld dieetvoorschrift meegestuurd te worden.

Voor de hoogte van de meerkosten wordt uitgegaan van de Nibud-normen.

3.5 Eigen bijdrage WMO

Een vergoeding van de eigen bijdrage WMO aan het CAK is opgenomen in de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering.

Aan een inwoner die geen collectieve aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten verstrekt het college een vergoeding tot het einde van het jaar. Daarbij geeft het college de inwoner informatie over de mogelijkheden van de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. Zie artikel 3.3.

3.6 Eigen bijdrage zittend ziekenvervoer

Voor bepaalde doelgroepen en personen vergoedt de zorgverzekering zittend ziekenvervoer. Voor de eigen bijdrage die per kalenderjaar betaald moet worden, is bijzondere bijstand mogelijk.

3.7 Extra stookkosten

Als een inwoner als gevolg van ziekte of handicap hogere stookkosten heeft, kan voor de extra kosten bijzondere bijstand worden verleend. Om de noodzaak vast te stellen kan het college een onafhankelijk medisch advies vragen.

De hoogte van de extra kosten zal in redelijkheid bepaald moeten worden. Voor de kosten bij een normaal verbruik kan informatie van de energieleverancier over het gemiddeld verbruik van soortgelijke woningen/huishoudens gebruikt worden.

3.8 Extra waskosten/slijtage kleding en/of beddengoed

Voor extra kosten van vaker wassen en/of snellere slijtage door ziekte of handicap verstrekt het college bijzondere bijstand. Voor de hoogte van de bijstand houden we rekening met de normbedragen van het Nibud.

3.9 Jongvolwassenen

Een zelfstandig wonende inwoner van 18 tot 21 jaar die hogere kosten van levensonderhoud heeft dan de voor hem geldende bijstandsnorm moet een beroep doen op zijn onderhoudsplichtige ouders. Als dat onmogelijk of erg onwenselijk is, verleent het college bijzondere bijstand. Deze bijstand wordt vastgesteld volgens de Beleidsregels Aanvullende bijzondere bijstand jongeren gemeente Oude IJsselstreek.

3.10 Maaltijden

Als een inwoner niet in staat is om voor zichzelf (en zijn gezin) warme maaltijden te bereiden, kan er voor de meerkosten van maaltijden aan huis of kant-en-klaarmaaltijden bijzondere bijstand worden verstrekt. Voor vergoeding gelden de volgende voorwaarden:

- er is een medische grond waardoor de inwoner geen warme maaltijden kan bereiden;

- er zijn geen voorliggende voorzieningen waar de inwoner een beroep op kan doen;

- de inwoner moet gebruik maken van een maaltijdenvoorziening/vaste leverancier.

We gebruiken de Nibudnormen om op basis van leeftijd en samenstelling van het huishouden te berekenen wat de kosten zijn die gebruikelijk zijn voor een maaltijd. De meerkosten voor een maaltijdvoorziening kunnen vergoed worden tot een maximum van € 3,89 per maaltijd.

3.11 Meedoen in de samenleving

Het college vindt het wenselijk dat alle inwoners in staat zijn om actief mee te doen in de samenleving en activiteiten met anderen te ondernemen. Om actieve deelname te stimuleren verstrekt het college een tegemoetkoming van € 250 per gezinslid dat daadwerkelijk actief deelneemt of aangeeft dit te willen gaan doen.

Toegekende bedragen kunnen beperkt (tot ongeveer 25%) gebruikt worden voor het meedoen van een ander gezinslid. Tegemoetkomingen voor kinderen moeten volledig voor die kinderen gebruikt worden.

We bespreken achteraf met de inwoner op welke manier het meedoen heeft plaatsgevonden en hoe de tegemoetkoming besteed is.

Als een inwoner/gezinslid kiest om niet in de samenleving mee te doen, wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

3.12 Reizen / vervoer

Reiskosten moet de inwoner zelf betalen.

Er zijn uitzonderingen mogelijk. Voor noodzakelijke reiskosten naar een arts, therapeut of ziekenhuis buiten de gemeente kan bijzondere bijstand verleend worden. Hetzelfde geldt voor bezoek aan een familielid in het ziekenhuis, in een inrichting of in detentie.

De hoogte van de bijstand wordt gebaseerd op de goedkoopste manier van reizen. Bij gebruik van een privéauto wordt de tegemoetkoming berekend volgens de onbelaste kilometervergoeding (2023: € 0,23 per kilometer).

Voor het aantal bezoeken dat vergoed wordt, kijken we naar de familiegraad en naar de mogelijkheden voor het te bezoeken familielid om zelf op bezoek te komen.

Aan inwoners die zich na het krijgen van een verblijfsvergunning in de gemeente vestigen kan een vergoeding worden verstrekt voor de aanschaf van een tweedehands fiets. De vergoeding bedraagt maximaal de helft van de Nibud-norm voor een fiets. De aanvraag voor deze vergoeding moet binnen 3 maanden na vestiging in de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag moet een bewijs van aankoop worden ingeleverd.

Voor kinderfietsen (basisschoolleeftijd) wordt geen vergoeding verstrekt omdat basisscholen op loopafstand van de woning liggen.

3.13 Schoolkosten

Het college vindt de kosten die samenhangen met het naar school gaan van kinderen wenselijk. Het college verleent per kalenderjaar een tegemoetkoming van

· € 100 voor kinderen die basisonderwijs bezoeken;

· € 150 voor kinderen in het overgangsjaar van basisonderwijs naar middelbaar onderwijs;

· € 200 voor kinderen die middelbaar onderwijs bezoeken.

3.14 Tandartskosten

Voor tandartskosten is geen bijzondere bijstand mogelijk omdat de wetgever vergoeding in de regels op basis van de Zorgverzekeringswet heeft uitgesloten.

Het college ziet de voor eigen rekening blijvende kosten wel als wenselijke kosten en geeft vergoeding tot een maximum van € 350 per kalenderjaar voor een volwassene en € 500 per kalenderjaar voor een kind.

Om inwoners met en inwoners zonder aanvullende verzekering gelijk te behandelen houdt het college rekening met de mogelijkheid van een vergoeding op grond van een aanvullende verzekering. Het bedrag van de vergoeding volgens de Garant Tandverzorgd 500 gemeentepolis van Menzis wordt in mindering gebracht.

Aan een inwoner die geen aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten wordt eenmalig de maximale tegemoetkoming verstrekt. Daarbij wordt de inwoner geïnformeerd over de mogelijkheden van een (collectieve) aanvullende ziektekostenverzekering en het in de toekomst in mindering brengen van de standaardvergoeding volgens de Garant Tandverzorgd 500 polis. Zie artikel 3.3.

3.15 Woonkosten

Het college verleent bijzondere bijstand voor woonkosten als:

a. de inwoner in een gehuurde woning of woonwagen woont en door bijzondere omstandigheden nog geen beroep kan doen op huurtoeslag volgens de Wet op de huurtoeslag;

Deze bijzondere bijstand eindigt zodra de inwoner wel een beroep op

huurtoeslag kan doen.

b. de inwoner in een gehuurde woning of woonwagen woont en een huur betaalt die hoger is dan de maximale huur volgens de Wet op de huurtoeslag

c. de inwoner in een eigen woning woont en alleen vanwege die eigen woning geen beroep op huurtoeslag kan doen.

De hoogte van de bijstand wordt vastgesteld volgens de rekenregels van de Wet op de huurtoeslag.

Als de woonkosten hoger zijn dan de maximale huur volgens de Wet op de huurtoeslag wordt het berekende bedrag verhoogd met het deel van de werkelijke woonkosten boven de maximale huur.

Als de woonkosten hoger zijn dan de maximale huur wordt de bijzondere bijstand toegekend voor de duur van maximaal een jaar. De inwoner krijgt daarbij de verplichting opgelegd om op zoek te gaan naar een andere woning, waarvan de kosten beter passen bij zijn inkomen. Zodra de inwoner een goedkopere woning heeft kunnen accepteren eindigt de bijzondere bijstand.

Als de inwoner voldoende moeite heeft gedaan, maar geen beter geschikte woning gevonden heeft, kan de bijstandverlening met een jaar worden verlengd.

Hoofdstuk 4 Overgang oude regels naar nieuwe regels

4.1 Inwerkingtreding

We gebruiken deze nieuwe regels vanaf 1 juli 2024 en dan vervallen de oude regels (de Uitvoeringsregels bijzondere bijstand, meedoenregelingen en kindpakket 2022).

4.2 Overgang

Als een inwoner op grond van de oude regels een tegemoetkoming kreeg en op grond van de nieuwe regels geen tegemoetkoming of een lagere tegemoetkoming ontvangt, dan blijven we de oude regels toepassen zolang de omstandigheden van de inwoner niet veranderen.

De inwoner aan wie vanaf 1 januari 2024 een vergoeding voor meedoen of schoolkosten is toegekend, ontvangt ambtshalve een aanvulling tot de in deze regels vastgestelde bedragen.

Ondertekening

Vastgesteld in Gendringen op 12 maart 2024

Burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek

De secretaris, R. Frerix

De burgemeester, M. Maasdam