Besluit van provinciale staten van Utrecht van 24 april 2024, kenmerk: UTSP-1016476851-928, tot het delegeren van de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van de Omgevingsverordening aan gedeputeerde staten van Utrecht (Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Utrecht 2024)

Geldend van 19-07-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van provinciale staten van Utrecht van 24 april 2024, kenmerk: UTSP-1016476851-928, tot het delegeren van de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van de Omgevingsverordening aan gedeputeerde staten van Utrecht (Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Utrecht 2024)

Provinciale staten van Utrecht;

Op voorstel van gedeputeerde staten van Utrecht van 19 maart, kenmerk: UTSP-1016476851-926;

Overwegende dat:

  • -

    het wenselijk is bevoegdheden tot het vaststellen van delen van de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2024 (hierna: Omgevingsverordening) te delegeren aan gedeputeerde staten met het oog op het vereenvoudigen en versnellen van het wijzigen van de Omgevingsverordening;

Gelet op artikel 2.8 en artikel 4.15, vierde lid, van de Omgevingswet;

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Utrecht 2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die van toepassing zijn op de Omgevingsverordening provincie Utrecht zijn ook van toepassing op dit besluit.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

Dit besluit gaat over het delegeren door provinciale staten aan gedeputeerde staten van de bevoegdheden tot het vaststellen van:

  • a.

    delen van de Omgevingsverordening provincie Utrecht, en

  • b.

    voorbereidingsbesluiten.

Hoofdstuk 2 Aanpassen en aanwijzen gebieden en tekst

Artikel 2.1 Aanpassen gebieden en tekst

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen kennelijke onjuistheden in de geometrische begrenzing van de in de Omgevingsverordening aangewezen gebieden wijzigen.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen kennelijke onjuistheden in de tekst van de Omgevingsverordening wijzigen.

  • 3. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de technische aanpassingen van de bij dit besluit aangewezen gebieden.

Artikel 2.2 Aanwijzen gebied voor experimenten of innovatie

Wanneer gedeputeerde staten een ontheffing op grond van artikel 1.7 van de Omgevingsverordening hebben verleend, dan kunnen zij daarbij een gebied Ruimte voor experimenten aanwijzen.

Hoofdstuk 3 Wijzigingen water

Artikel 3.1 Beoordeling veiligheid regionale waterkeringen

Gedeputeerde staten stellen voorschriften vast voor de door het dagelijks bestuur van het waterschap te verrichten beoordeling van de veiligheid van regionale waterkeringen, bedoeld in de artikelen 2.2 en 2.3 van de Omgevingsverordening.

Artikel 3.2 Maatgevende waterstanden Beoordeling veiligheid regionale waterkeringen

Gedeputeerde staten stellen ten behoeve van de beoordeling van de veiligheid van regionale waterkeringen de maatgevende waterstanden vast, bedoeld in de artikelen 2.2 en 2.3 van de Omgevingsverordening.

Artikel 3.3 Termijn omgevingswaarde regionale waterkeringen

Gedeputeerde staten stellen na overleg met het waterschap het tijdstip vast waarop de regionale waterkeringen moeten voldoen aan de omgevingswaarden, bedoeld in artikel 2.2 en artikel 2.3, eerste lid, onder b, van de Omgevingsverordening.

Artikel 3.4 Termijn omgevingswaarden wateroverlast

Gedeputeerde staten stellen na overleg met het waterschap het tijdstip vast waarop de bergings- en afvoercapaciteit van de verschillende regionale wateren moeten voldoen aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.4 tot en met 2.11 van de Omgevingsverordening.

Artikel 3.5 Uitzondering omgevingswaarde wateroverlast

Als het nemen van maatregelen om aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.4 tot en met 2.11 van de Omgevingsverordening, te voldoen niet doelmatig is, kunnen gedeputeerde staten op basis van een gemotiveerd verzoek van het waterschap die omgevingswaarden wijzigen.

Artikel 3.6 Instructieregel onttrekkingen voor menselijke consumptie

Gedeputeerde staten kunnen, na overleg met het waterschap, regels stellen over de wijze waarop, de parameters waarvoor en de frequentie waarmee op grond van artikel 3.3, tweede lid, van de Omgevingsverordening gemonitord wordt.

Artikel 3.7 Opslag van schadelijke stoffen in grondwaterbeschermingsgebieden

Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat het verbod, bedoeld in artikel 3.28, eerste lid, van de Omgevingsverordening, niet geldt voor:

  • a.

    niet-toelaatbare voor het grondwater schadelijke stof, waarvan gedeputeerde staten bepaald hebben dat deze vanwege haar specifieke eigenschappen geen gevaar vormt voor de kwaliteit van het grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening; en

  • b.

    een door gedeputeerde staten aangewezen categorie van gevallen waarin de niet-toelaatbare voor het grondwater schadelijke stof vanwege specifieke gebruiksomstandigheden geen gevaar vormt voor de kwaliteit van het grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening.

Hoofdstuk 4 Wijzigingen bereikbaarheid en mobiliteit

Artikel 4.1 Aanpassen beperkingengebieden

Gedeputeerde staten kunnen de aanwijzing van beperkingengebieden genoemd in hoofdstuk 4 van de Omgevingsverordening, aanpassen voor zover het gaat om ondergeschikte, uitvoeringstechnische of administratieve aanpassingen.

Artikel 4.2 Activiteiten ten aanzien van de provinciale weg, vaarweg en lokale spoorweg

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen regels stellen ten aanzien van het verbod zonder vergunning activiteiten te verrichten op de weg, lokale spoorweg en vaarweg.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen mede strekken tot:

    • a.

      aanwijzing van vergunningvrije gevallen;

    • b.

      het omzetten van vergunningplicht naar meldplicht met bijbehorende regels;

    • c.

      het opleggen van de verplichting opgave te doen van gegevens en bescheiden;

    • d.

      het stellen van voorschriften aan de activiteit; of

    • e.

      het toepassen of uitsluiten van gelijkwaardige maatregelen.

Artikel 4.3 Externe veiligheid provinciale wegen

Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen over externe veiligheid langs provinciale wegen.

Artikel 4.4 Vaarwegdiepte en doorvaarthoogte

Gedeputeerde staten kunnen de minimaal benodigde vaarwegdiepten en de minimaal benodigde doorvaarthoogten vaststellen voor de vaarwegen, bedoeld in artikel 4.54 van de Omgevingsverordening.

Artikel 4.5 Bedieningstijden bruggen en sluizen

  • 1. Gedeputeerde staten stellen de bedieningstijden vast van de beweegbare bruggen en sluizen, behorende bij de vaarwegen op de lijsten A en B van bijlage IX Vaarwegbeheer bij de Omgevingsverordening.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor spoorbruggen en bij het Rijk in beheer zijnde bruggen en sluizen.

Artikel 4.6 Stoffen waarop het verbod ontgassen van toepassing is

Gedeputeerde staten kunnen stoffen met ernstige gezondheidsschadelijke eigenschappen toevoegen aan het verbod op ontgassen, bedoeld in artikel 4.62, eerste lid, van de Omgevingsverordening.

Artikel 4.7 Minimumconcentratie restladingsdampen

Gedeputeerde staten kunnen het percentage van de onderste explosiegrens, bedoeld in artikel 4.62, tweede lid, van de Omgevingsverordening, verlagen.

Hoofdstuk 5 Wijzigingen Natuur

Artikel 5.1 Wijziging gebied natuurnetwerk Nederland

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van het natuurnetwerk Nederland wijzigen.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen zo nodig gelijktijdig de geometrische begrenzing van gebieden die aan het natuurnetwerk Nederland grenzen, wijzigen.

  • 3. Wanneer gedeputeerde staten de geometrische begrenzing van het natuurnetwerk Nederland wijzigen, dan wijzigen zij gelijktijdig de geometrische begrenzing van het gebied Luchtvaartterrein.

Artikel 5.2 Wijziging gebied Groene contour

Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van een gebied binnen of gelijk aan de Groene contour wijzigen in natuurnetwerk Nederland wanneer de nieuwe natuur is vastgelegd in een omgevingsplan. Wanneer zij een gebied aanwijzen, wijzigen zij gelijktijdig waar nodig de samenvallende gebieden:

  • a.

    uitbreiding woningbouw onder voorwaarde mogelijk;

  • b.

    uitbreiding bedrijventerrein onder voorwaarde mogelijk;

  • c.

    windturbines landelijk gebied;

  • d.

    windenergielocatie;

  • e.

    zonnevelden;

  • f.

    luchtvaartterrein; en

  • g.

    buffer luchtvaartterrein.

Artikel 5.3 Aanpassen werkingsgebied Beschermd klein landschapselement

Gedeputeerde staten kunnen om dringende redenen, anders dan de redenen, bedoeld in artikel 6.24, tweede lid van de Omgevingsverordening de aanwijzing van een beschermd klein landschapselement geheel of gedeeltelijk opheffen.

Artikel 5.4 Wijziging Waardevolle houtopstanden

Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Waardevolle houtopstanden-oude bosgroeiplaatsen, bedoeld in artikel 6.13 van de Omgevingsverordening wijzigen, als onderzoek daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5.5 Wijziging Bijlage XI Wezenlijke kenmerken en waarden

Gedeputeerde staten kunnen Bijlage XI Wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk Nederland, bedoeld in artikel 6.3, lid 1 van de Omgevingsverordening wijzigen als er sprake is van nieuwe feiten of inzichten over de actuele en potentiële waarden.

Artikel 5.6 Wijziging Ganzenrustgebied

Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Ganzenrustgebied wijzigen als is gebleken dat delen van het gebied geen fourageer- of rustfunctie meer kunnen vervullen.

Artikel 5.7 Wijziging Weidevogelkerngebied

Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Weidevogelkerngebied wijzigen, als de driejaarlijkse provinciale weidevogelinventarisatie daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5.8 Wijziging provinciale vrijstelling schadesoorten

Gedeputeerde staten kunnen de artikelen 6.43 tot en met 6.47 van de Omgevingsverordening wijzigen op de onderdelen: ganzensoorten, periode van kwetsbaar gewas, tijdvak van afschot, gewassoorten, uitzonderingen gewassoorten en afschot, groepsgrootte, aantal doden per verjaagactie, middelen, en wijze van gegevenslevering.

Artikel 5.9 Wijziging uitzondering vergunningplicht andere soorten

Gedeputeerde staten kunnen bijlage X, Uitzondering vergunningplicht andere soorten, van de Omgevingsverordening, wijzigen als nieuwe inzichten over de staat van instandhouding van soorten daar aanleiding toe geven.

Hoofdstuk 6 Wijzigingen wonen, werken, recreëren

Artikel 6.1 Wijziging gebied Uitbreiding woningbouw onder voorwaarden

Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Uitbreiding woningbouw onder voorwaarden mogelijk, wijzigen in Stedelijk gebied wanneer de woningbouw is vastgelegd in een omgevingsplan.

Artikel 6.2 Wijziging gebied Uitbreiding bedrijventerrein onder voorwaarden

Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Uitbreiding bedrijventerrein onder voorwaarden mogelijk wijzigen in Stedelijk gebied wanneer een bedrijventerrein is vastgelegd in een omgevingsplan.

Artikel 6.3 Wijziging gebied Detailhandel

Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van gebied Bestaand winkelgebied wijzigen.

Artikel 6.4 Wijziging gebied Stiltegebied

Gedeputeerde staten kunnen de geometrische begrenzing van Stiltegebied wijzigen.

Hoofdstuk 7 Voorbereidingsbescherming

Artikel 7.1 Voorbereidingsbesluit

Gedeputeerde staten kunnen een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 4.15 van de Omgevingswet nemen, indien:

  • a.

    de verwachte of gebleken schadelijke effecten van een activiteit niet met inzet van andere aan hen toekomende bevoegdheden kunnen worden beschermd, en

  • b.

    een tijdig voorbereidingsbesluit door provinciale staten niet mogelijk is.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2024.

Artikel 8.2 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Utrecht 2024.

Ondertekening

Utrecht, 24 april 2024

Provinciale Staten van Utrecht

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Griffier,

mr. C.A. Peters

Toelichting

Hoofdstuk 2 Aanpassen en aanwijzen gebieden

Toelichting artikel 2.1 Aanpassen gebieden en tekst

Gedeputeerde staten kunnen, wanneer het gaat om kennelijke onjuistheden, gebieden aanpassen en ook de tekst van de verordening wijzigen. In geval van tekst gaat het onder meer om:

  • -

    kleine tekstuele correcties van artikelen vanwege uniformiteit van bepalingen in de Omgevingsverordening;

  • -

    aanpassingen ter verduidelijking van een bepaling of toelichting of vervanging van ouderwets taalgebruik;

  • -

    kleine aanvullingen op indieningseisen, noodzakelijk voor het genereren van aanvraagformulieren in het Digitaal Systeem Omgevingswet (conform huidige formulieren);

  • -

    herstel van verkeerde of overbodige verwijzingen; en

  • -

    verbetering van spellingsfouten of grammaticale fouten.

Hoofdstuk 3 Wijzigingen water

Toelichting artikel 3.1 Beoordeling veiligheid regionale waterkeringen

De veiligheidsnormen waaraan regionale waterkeringen moeten voldoen zijn in de Omgevingsverordening als omgevingswaarde vastgelegd. Voor het toetsen of de waterkering aan de omgevingswaarde voldoet stellen gedeputeerde staten, in overleg met het waterschap, uitvoeringsvoorschriften vast. Dit zorgt ervoor dat de toetsing van de actuele veiligheidssituatie door de beheerders op uniforme wijze tot stand komt.

Toelichting artikel 3.2 Maatgevende waterstanden Beoordeling veiligheid regionale waterkeringen

Gedeputeerde staten stellen ten behoeve van de te verrichten beoordeling van de veiligheid van de regionale waterkeringen de maatgevende hoogwaterstanden vast. Deze maatgevende hoogwaterstanden dienen om te toetsen of de betreffende regionale waterkeringen deze waterstanden veilig kunnen keren. De vastgestelde maatgevende hoogwaterstanden kunnen ook behulpzaam zijn voor gemeenten gelegen in het beheergebied van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden bij de inrichting van een gebied. Door een goed doordachte locatiekeuze en inrichting kunnen de gevolgen van een overstroming aanzienlijk beperkt worden.

Toelichting artikel 3.3 Termijn omgevingswaarde regionale waterkeringen

De tijdstippen waarop de verschillende regionale waterkeringen op orde moeten zijn worden door gedeputeerde staten vastgesteld in overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap. Hierbij wordt ook vastgelegd onder welke voorwaarden kan worden afgeweken van deze tijdstippen.

Voor de Slaperdijk geldt als omgevingswaarde het handhaven van het huidig profiel. Omdat dit een doorlopend proces is, geldt hiervoor geen einddatum. Over het afsluitbaar maken van de doorgangen in de Slaperdijk, zoals bedoeld in artikel 2.3 lid 1 onder b, en over het oplossen van nieuwe knelpunten, worden door gedeputeerde staten afspraken gemaakt met het dagelijks bestuur van het waterschap.

Toelichting artikel 3.4 Termijn omgevingswaarden wateroverlast

De omgevingswaarden wateroverlast zijn vastgelegd als inspanningsverplichting voor de waterschappen. Het op orde brengen en houden van de verschillende gebieden is een doorlopend proces dat niet op één moment afgerond is. Over het oplossen van specifieke knelpunten die al bekend zijn of nieuw ontstaan, door bijvoorbeeld bodemdaling of andere peilvakindeling, worden door gedeputeerde staten afspraken gemaakt met het dagelijks bestuur van het waterschap.

Toelichting artikel 3.5 Uitzondering omgevingswaarde wateroverlast

Het nemen van maatregelen om te voldoen aan de omgevingswaarden voor wateroverlast is in bepaalde situaties niet doelmatig, omdat de schade die voorkomen wordt in deze gevallen aanmerkelijk kleiner is dan de kosten van de te treffen maatregelen. In die situatie verdient het de voorkeur die maatregelen geheel of gedeeltelijk achterwege te laten en aan belanghebbenden de schade te vergoeden die als gevolg daarvan ontstaat. Afwijking van de algemene norm moet echter aan strenge eisen voldoen. Daarom is bepaald is dat van die mogelijkheid alleen gebruik gemaakt kan worden op basis van een gemotiveerd verzoek van het dagelijks bestuur. Vereist is dat een dergelijk verzoek voor een door het waterschap te bepalen deelgebied een uitwerking van de overwogen maatregelen en van de te vermijden schade bevat alsmede een financiële onderbouwing daarvan. Ook zal moeten worden aangegeven op welke wijze belanghebbenden (financieel) worden gecompenseerd. Die compensatie is een vereiste uit een oogpunt van rechtsgelijkheid. Indien groenblauwe diensten onderdeel uitmaken van het maatregelenpakket worden die diensten meegenomen in het verzoek. Om dezelfde reden is het gewenst dat het dagelijks bestuur ook de mogelijkheid van tussenvarianten in de vorm van een beperkter maatregelenpakket en een beperktere financiële compensatie onderzoekt en daarop ingaat in zijn verzoek. Gedeputeerde staten kunnen bij het toepassing geven aan de hun toegekende bevoegdheid bepalen dat de afwijking voor een bepaalde periode geldt.

Toelichting artikel 3.6 Instructieregel onttrekkingen voor menselijke consumptie

Ten behoeve van de bescherming van de winningen voor menselijke consumptie verplichten wij waterschappen om in vergunningen voor winningen voor menselijke consumptie, voorschriften op te nemen voor de monitoring van de kwaliteit van het opgepompte grondwater.

Gedeputeerde staten kunnen regels stellen over de wijze waarop onttrekkingen voor menselijke consumptie worden gemonitord. Deze kunnen afwijken van de frequentie en parameters zoals opgenomen in artikel 3.3. van de Omgevingsverordening. Het doel hiervan is het waarborgen van de bruikbaarheid van de gegevens met het oog op het nemen van maatregelen ter bescherming van de onttrekkingen.

Toelichting artikel 3.7 Opslag van schadelijke stoffen in grondwaterbeschermingsgebieden

In enkele gevallen kunnen stoffen bedoeld in artikel 3.28 geen risico vormen voor de kwaliteit van het grondwater. In deze gevallen heeft gedeputeerde staten de mogelijkheid om een uitzondering te maken op het verbod in artikel 3.28.

Hoofdstuk 4 Wijzigingen bereikbaarheid en mobiliteit

Toelichting artikel 4.1 Aanpassen beperkingengebieden

Onder dit artikel valt ook het wijzigen van een beperkingengebied ten gevolge van bijvoorbeeld een reconstructie. De beperkingengebieden beheer en vrij zicht zijn bijvoorbeeld direct gekoppeld aan respectievelijk het beheer- en onderhoudsgebied en het benodigde vrije zicht van en op een provinciale weg. Door het realiseren van een rotonde of een extra rijstrook verandert het beheer- en onderhoudsgebied en veranderen de benodigde zichthoeken. De beperkingengebieden waarin activiteiten gereguleerd worden, moeten dan mee veranderd worden. Hetzelfde geldt ook voor de beperkingengebieden bij lokaal spoor en vaarwegen. Deze bevoegdheid wordt in dit delegatiebesluit bij gedeputeerde staten neergelegd.

Toelichting artikel 4.2 Activiteiten ten aanzien van de provinciale weg, vaarweg en lokale spoorweg

Dit artikel bevat onder andere de mogelijkheid om een meldingssysteem voor een bepaalde activiteit in te voeren. Het stellen van de regels om het verbod zonder vergunning om te zetten in een verbod zonder melding voor het verrichten van de activiteit wordt gedelegeerd aan gedeputeerde staten. Een meldingssysteem geeft gedeputeerde staten de tijd voor een controle over de activiteit, zodat het zich ervan kan vergewissen dat de regels worden nageleefd.

Toelichting artikel 4.4 Vaarwegdiepte en doorvaarthoogte

Voor het vaststellen van de minimaal benodigde doorvaarthoogte en vaarwegdiepte is het streven om aan te sluiten bij de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN). In specifieke gevallen kan worden besloten daarvan af te wijken, bijvoorbeeld in het geval van een bestaande brug die te laag is en waarvoor de kosten van vervanging onredelijk hoog zijn.

Toelichting artikel 4.5 Bedieningstijden bruggen en sluizen

Het belang van de beroepsvaart en de recreatievaart is gediend met een optimale afstemming van het bedieningsregime van de beweegbare bruggen en sluizen. Gedeputeerde staten stellen de bedieningstijden vast in overleg met de uitvoerende vaarweg- en nautische beheerders. Voor de vaststelling van de bedieningstijden voor vaarwegen die opgenomen zijn in de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN) worden de BRTN-richtlijnen ten behoeve van de recreatievaart meegewogen.

Hoofdstuk 5 Wijzigingen natuur

Toelichting artikel 5.4 Wijziging Waardevolle houtopstanden

Wanneer uit onderzoek blijkt dat er voor bepaalde gronden geen oude bosgroeiplaats-waarden meer aanwezig zijn, kunnen gedeputeerde staten het gebied Waardevolle houtopstanden wijzigen. Het is mogelijk dat op basis van aanvullend kaart- of luchtfoto onderzoek blijkt dat op locaties langere tijd geen bos aanwezig is geweest en dat locaties dus ten onrechte zijn aangewezen als oude bosgroeiplaats. Ook is het mogelijk dat locaties wel voldoen aan de definitie maar nog niet op kaart zijn aangewezen. Daarnaast kan het ook om andere redenen mogelijk zijn dat percelen niet meer aan de voorwaarden voldoen om te worden aangemerkt als oude bosgroeiplaats.

Toelichting artikel 5.6 Wijziging Ganzenrustgebied

Indien uit onderzoek blijkt dat delen van een ganzenrustgebied niet (meer) geschikt zijn om als foerageer- of rustgebied te functioneren, kunnen de begrenzingen van de huidige ganzenrustgebieden worden aangepast. Het gaat hierbij om beperkte aanpassingen ten gevolge van feitelijke veranderingen van het foerageer- of rustgebied.

Artikel 5.6 ziet niet op grootschalige aanpassingen van deze gebieden. Dergelijke aanpassingen moeten in samenhang beschouwd worden met het bredere ganzenbeleid. Ook ziet dit artikel niet op de aanwijzing van nieuwe ganzenrustgebieden.

Hoofdstuk 7 Voorbereidingsbescherming

Toelichting artikel 7.1 Voorbereidingsbesluit

Voor een locatie kunnen gedeputeerde staten een voorbereidingsbesluit nemen met het oog op de voorbereiding van in de omgevingsverordening te stellen regels. Het gaat hier om een voorbereidingsbesluit dat de omgevingsverordening wijzigt met voorbeschermingsregels. Het gaat niet om een voorbereidingsbesluit dat het omgevingsplan wijzigt.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Toelichting artikel 8.1 Inwerkingtreding

In artikel 8.1 is geregeld dat dit Delegatiebesluit in werking treedt op 1 mei 2024.