Regeling vervalt per 31-12-2028

Subsidieregeling wijkbedrijven Den Haag 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 18-07-2024 t/m 30-12-2028

Intitulé

Subsidieregeling wijkbedrijven Den Haag 2024

Toelichting

Gemeente Den Haag werkt samen met (maatschappelijke) partners, inwoners, bedrijven en overheid in de Alliantie Zuidwest aan de versterking van Zuidwest. Samen stimuleert de gemeente impactvolle initiatieven die bijdragen aan het verbeteren van ontplooiing, welbevinden, gezondheid, goede woonomstandigheden, veiligheid, werk en participatie. Onderdeel hiervan is dat de gemeente Den Haag het opzetten en exploiteren van lokale wijkbedrijven wil stimuleren en faciliteren. Met de Subsidieregeling wijkbedrijven Den Haag 2024 biedt de gemeente Den Haag wijkbedrijven de mogelijkheid om voor meerdere jaren subsidie aan te vragen om binnen een wijk in Zuidwest, bewoners te activeren en te laten participeren.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

gelet op:

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020,

besluit:

vast te stellen de navolgende Subsidieregeling wijkbedrijven Den Haag 2024:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

- college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- Den Haag Zuidwest:

een gebied in stadsdeel Escamp bestaande uit de wijken Moerwijk, Morgenstond en Bouwlust en Vrederust;

- financiële onafhankelijkheid van wijkbedrijven:

wijkbedrijven die gedurende de subsidieperiode in staat zijn om naast gemeentelijke subsidie zelf inkomsten te genereren, die worden ingezet voor de activiteiten van de organisatie;

- gemeentelijk vastgoed:

bebouwde en onbebouwde onroerende zaken in eigendom van of in gebruik door de gemeente Den Haag;

- onafhankelijk bestuur:

een bestuur, waar de bestuursleden geen familie van elkaar zijn en die geen zakelijke of financiële relatie onderhouden met de organisatie die subsidie aanvraagt;

- overhead:

kosten die een organisatie structureel maakt voor gebouwen en buitenterreinen, personeel, administratie, ICT en andere vaste lasten, die niet rechtstreeks verbonden zijn met het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten;

- professionele ondersteuning:

ondersteuning die in wordt gehuurd bij het opzetten en exploiteren van het wijkbedrijf op het gebied van juridische zaken, bedrijfsvoering en communicatie, met als doel het sociaal ondernemerschap van het wijkbedrijf verder te professionaliseren;

- verdringing reguliere arbeid:

verdringing van reguliere arbeid als bedoeld in ‘Voorkomen van verdringingen en werken zonder loon’ van de FNV (RIS294384);

- sociaal ondernemerschap:

een vorm van ondernemerschap met een maatschappelijke missie en een verdienmodel, waarbij de winst primair gebruikt wordt om sociale doelstellingen te realiseren en die daarbij belanghebbenden betrekt en rekening houdt met sociale rechtvaardigheid;

- wijkbedrijf:

een rechtspersoon die vanuit sociaal ondernemerschap op ondernemende wijze in een wijk of buurt activiteiten organiseert op het gebied van ontmoeting, ontspanning ondersteuning, ontwikkeling en ondernemen binnen de wijk, waarbij bewoners aantoonbaar betrokken zijn bij de organisatie en exploitatie.

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is:

    a. het geven van een meerjarige impuls aan wijkbedrijven in Den Haag Zuidwest, om binnen een wijk in Den Haag Zuidwest, bewoners te activeren en te laten participeren om achterstanden in een wijk op het gebied van sociale cohesie, eenzaamheid, werkgelegenheid, armoede en gezondheid te verkleinen, eigenaarschap in de wijk te creëren en sociaal ondernemerschap door wijkbewoners te stimuleren; en

    b. om binnen drie jaar door sociaal ondernemerschap een zo groot mogelijke financiële onafhankelijkheid van een wijkbedrijf te verkrijgen.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is:

    a. het versterken van de sociale cohesie;

    b. het verbeteren van gezondheid, vitaliteit, en het algeheel welbevinden van de inwoner;

    c. het vergroten van bewonersparticipatie en de werkgelegenheid; en

    d. het verminderen van sociale problematiek in Den Haag Zuidwest.

Artikel 1:4 Activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor alle in dit artikel genoemde activiteiten die in samenhang worden uitgevoerd ten behoeve van inwoners van de wijk waarin het wijkbedrijf is gevestigd en die gericht zijn op:

  • a. de exploitatie van een wijkbedrijf ;

    b. stimuleren van sociale cohesie, verbinding en ontmoeting tussen bewoners in de wijk;

    c. activeren en ontwikkelen van bewoners;

    d. verbeteren van individueel welzijn van bewoners op het gebied van gezondheid, financiën, sociaal netwerk en mentaal welbevinden; en

    e. vergroten van het zelforganiserend vermogen van wijken.

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Het college verstrekt subsidie voor alle redelijkerwijs gemaakte kosten die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 1:4.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. de BTW over de gesubsidieerde kosten voor zover die BTW teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht;

    b. professionele ondersteuning voor zover die meer bedraagt dan 10% van de subsidiabele kosten;

    c. vrijwilligerskosten voor zover die meer bedragen dan het fiscaal vrijgestelde maximum of die hoger zijn dan door het college redelijk en proportioneel worden geacht;

    d. de kosten voor de waardering van vrijwilligers die hoger zijn dan € 15 per persoon per jaar en voor zover die meer bedragen dan € 5.000, - per aanvraag;

    e. de eventuele restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur en materialen;

    f. de kosten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling of anderszins zijn gesubsidieerd.

Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie

Een subsidie bedraagt minimaal € 200.000, - en maximaal € 600.000, - voor de volledige aanvraag over vier jaar, als volgt verdeeld over de subsidiejaren:

  • a. 2024: maximaal € 33.500, -;

    b. 2025: maximaal € 200.000, -;

    c. 2026: maximaal € 200.000, -;

    d. 2027: maximaal € 166.500, -;

Artikel 1:8 Indexatie

Subsidies worden gedurende het subsidietijdvak niet geïndexeerd.

Artikel 1:9 Subsidieplafond

Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt voor de periode 1 november 2024 tot en met 31 oktober 2027 een subsidieplafond van in totaal € 3.000.000, -, waarvan:

  • a. een deelplafond van € 2.400.000, - voor wijkbedrijven in het kader van de brede aanpak Zuidwest onderverdeeld in vier subplafonds voor de wijken:

    1° Moerwijk: € 600.000, -;

    2° Bouwlust: € 600.000, -;

    3° Morgenstond: € 600.000, -;

    4° Vrederust: € 600.000, -; en

    b. een deelplafond van € 600.000, - voor wijkbedrijven in het kader van de impuls kansrijke wijk.1

Artikel 1:10 Wijze van verdeling

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    a. de activiteiten hebben hoge impact binnen de wijk. Dit blijkt uit een combinatie van de te behalen resultaten, proactieve benadering om mensen te activeren om mee te doen, inzicht in behoeften van de wijk, de beschreven aanpak van het wijkbedrijf, de kosten van het wijkbedrijf in combinatie met de te behalen resultaten en de mate van financiële onafhankelijkheid van de organisatie:

    1° hoge impact: 6 punten;

    2° gemiddelde impact: 3 punten;

    3° geen of nauwelijks impact: 0 punten;

    b. de aanvrager heeft inzicht in de belangrijkste opgaven in de wijk, dit blijkt uit het aansluiten van de beschreven aanpak en resultaten bij het programma Zuidwest en eventuele wijkagenda’s:

    1° veel inzicht: 6 punten;

    2° gemiddeld inzicht: 3 punten;

    3° niet of nauwelijks inzicht: 0 punten;

    c. aanvrager heeft een duidelijke aanpak beschreven hoe de voorgestelde activiteiten uitgevoerd gaan worden om de benoemde resultaten te behalen. Dit blijkt uit het concreet benoemen van de stappen in het proces en de onderbouwing waaruit blijkt dat dit de juiste aanpak is om de resultaten te behalen:

    1° de aanpak geeft zeer duidelijk weer hoe de activiteiten uitgevoerd worden: 6 punten;

    2° de aanpak geeft gemiddeld weer hoe de activiteiten uitgevoerd worden: 3 punten;

    3° de aanpak geeft niet of nauwelijks weer hoe de activiteiten uitgevoerd worden: 0 punten;

    d. de aanvrager zet zich zeer proactief in om doelgroepen te bereiken die weinig of niet participeren binnen de wijk. Dit blijkt uit het communicatieplan, de communicatie-instrumenten die gaan worden ingezet, de intensiviteit van deze inzet en de onderbouwing waarom de beschreven instrumenten effectief zijn om de doelgroep te laten participeren:

    1° de inzet is zeer proactief: 6 punten;

    2° de inzet is gemiddeld proactief: 3 punten;

    3° de inzet is niet of nauwelijks proactief: 0 punten;

    e. aanvrager heeft bij aanvang van de activiteiten op 1 november 2024 een locatie in de wijk. Dit blijkt uit het feit dat de aanvrager een locatie heeft, of de haalbaarheid van het plan hoe de aanvrager een locatie gaat vinden voor 1 november 2024:

    1° er is een locatie of de kans op een locatie is groot: 3 punten;

    2° de kans op een locatie is klein: 0 punten;

    f. het percentage overhead is laag. Dit blijkt uit hoeveel procent het percentage overhead van de totale kosten lager is dan het gemiddelde percentage overhead van alle ingediende aanvragen gezamenlijk:

    1° 20% overhead lager dan gemiddeld: 6 punten;

    2° 10% overhead lager dan gemiddeld: 3 punten;

    3° de overhead is minder dan 10% lager dan gemiddeld: 0 punten;

    g. aanvrager heeft veel aantoonbare relevante ervaring van minimaal 1 jaar met uitvoering van de activiteiten of met de uitvoering van activiteiten die in het verlengde liggen van, of aansluiten bij de activiteiten zoals beschreven in artikel 1.4. Dit blijkt uit de beschrijving van de ervaring, hoe deze ervaring aansluit en hoe goed deze ervaring aantoonbaar is gemaakt:

    1° veel aantoonbare en relevante ervaring: 6 punten;

    2° gemiddeld aantoonbare of relevante ervaring: 3 punten;

    3° geen of nauwelijks aantoonbare of relevante ervaring: 0 punten;

    h. de aanvrager is actief in de wijk. Dit blijkt uit de mate waarin de aanvrager actief betrokken is bij andere activiteiten in de wijk en het aantal activiteiten waarbij de aanvrager actief betrokken is in de laatste 2 jaar:

    1° zeer betrokken bij veel activiteiten: 6 punten;

    2° redelijk betrokken of beperkt aantal activiteiten; 3 punten;

    3° niet of nauwelijks betrokken of weinig tot geen activiteiten: 0 punten;

    i. de aanvrager heeft een relevant netwerk in de wijk op het moment dat de activiteit start en waarmee actief samengewerkt wordt om de doelen te behalen. Dit blijkt uit het aantal en soort partijen waarmee wordt samengewerkt en hoe deze samenwerking vormgegeven is, of uit het plan om te komen tot een relevant netwerk waarmee actief wordt samengewerkt:

    1° zeer relevant netwerk en actieve samenwerking: 4 punten;

    2° gemiddeld relevant netwerk of gemiddeld actieve samenwerking: 2 punten;

    3° geen of nauwelijks relevant netwerk of actieve samenwerking: 0 punten;

    j. het wijkbedrijf is transparant georganiseerd. Dit blijkt uit een passende organisatiestructuur, goede beschrijving van de rollen, taken en verantwoordelijkheden en het hebben van voldoende en onafhankelijk toezicht:

    1° zeer transparant: 6 punten;

    2° gemiddeld transparant: 3 punten;

    3° niet of nauwelijks transparant: 0 punten;

    k. de aanvrager heeft duidelijk uitgewerkt hoe gedurende de looptijd van de subsidie invulling wordt gegeven aan sociaal ondernemerschap en er eigen inkomsten worden gegenereerd om de financiële onafhankelijkheid te vergroten. Dit blijkt uit het feit dat het sociaal ondernemerschap structureel is opgenomen in de bedrijfsvoering en er een duidelijk stappenplan is om eigen inkomsten te genereren:

    1° zeer duidelijk plan: 6 punten;

    2° redelijk duidelijk plan: 3 punten;

    3° niet of nauwelijks duidelijk plan: 0 punten;

    l. bewoners uit de wijk worden betrokken bij de organisatie van het wijkbedrijf en de uitvoering van activiteiten:

    1° veel: 6 punten;

    2° matig: 3 punten;

    3° weinig tot geen: 0 punten;

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 30 of meer komen in aanmerking voor subsidie.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgesteld subsidieplafond, verleent het college de subsidie in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde deelplafond in artikel 1:9, eerste lid, onder a is bereikt.

  • 5.

    Het college verleent vervolgens in volgorde van door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde deelplafond in artikel 1:9, eerste lid, onder b is bereikt.

  • 6.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

Artikel 2:1 Subsidietijdvak

Een aanvraag voor meerjarige subsidie wordt ingediend voor het gehele subsidietijdvak, dat aanvangt op 1 november 2024 en eindigt op 31 oktober 2027.

Artikel 2:2 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als BTW belaste ondernemer is aan te merken;

    b. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW;

    c. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als belastingplichtige op grond van de vennootschapsbelasting is aan te merken;

    d. het meest recente jaarverslag, de meest recente jaarrekening, liquiditeitsratio en solvabiliteitsratio alsmede de meest recente balans niet ouder dan twee jaar;

    e. een risicoanalyse op organisatieniveau en op activiteitenniveau van de risico’s verbonden aan de uitvoering van de activiteiten voor de duur van de subsidieperiode;

    f. een projectplan met daarin uitgewerkt:

    1° de maatschappelijke opgaven die aandacht nodig hebben in de betreffende wijk;

    2° het doel van de activiteiten;

    3° welke resultaten behaald gaan worden;

    4° de stappen die nodig zijn om tot de resultaten te komen;

    5° de planning van de stappen in de tijd;

    6° een beschrijving van de organisatie om de activiteit(en) uit te voeren en hoe wijkbewoners binnen de organisatie betrokken zijn bij de uitvoering;

    7° een beschrijving hoe aanvrager eigen inkomsten gaat genereren;

    8° een beschrijving van de wijze waarop de feedback van het college op de vooraanvraag is verwerkt;

    g. een bijlage bij het projectplan met daarin uitgewerkt:

    1° een overzicht van het beschikbare netwerk voor het uitvoeren van de activiteiten of een aanpak hoe aanvrager een relevant netwerk op gaat bouwen voor aanvang van de activiteiten en een toelichting waarom de benoemde partners relevant zijn en de manier van samenwerken;

    2° een beschrijving van de locatie van waaruit het wijkbedrijf zal opereren en indien van toepassing een plan hoe aanvrager tot een locatie komt voor aanvang van de activiteiten indien deze nog niet voorhanden is;

    3° een beschrijving hoe aanvrager de doelgroep gaat bereiken;

    h. bewijs van inschrijving bij de kamer van koophandel.

  • 2.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulier en begrotingsformat.

  • 3.

    Voorafgaand aan de beoordeling presenteert de subsidieaanvrager de aanvraag aan de beoordelingscommissie, hierbij is het Protocol bij de Subsidieregeling Wijkbedrijven Den Haag 2024 van toepassing.

Artikel 2:3 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 9, tweede lid, van de ASV, wordt een aanvraag om subsidie ingediend tussen 15 juli 2024 en 15 september 2024.

Artikel 2:4 Beslistermijn

Het college beslist, in afwijking van artikel 10, tweede lid, van de ASV, uiterlijk 25 oktober 2024.

Hoofdstuk 3 Weigeringsgronden

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11 eerste, tweede en derde lid, van de ASV kan het college een subsidie aanvraag weigeren indien:

  • a. de aangevraagde subsidie door het college gesubsidieerd is, of zou kunnen worden op basis van een andere subsidieregeling, of financiering door derden;

    b. de voorgestelde activiteiten naar het oordeel van het college al in voldoende mate worden uitgevoerd in Den Haag Zuidwest;

    c. uit een aanvraag blijkt dat de aanvragende organisatie naar het oordeel van het college volgens gangbare bedrijfseconomische maatstaven financieel ongezond is;

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betaling

Artikel 4:1 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd artikelen 12 en 13 van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    a. de subsidieontvanger heeft op 1 november 2024 en tot het einde van de projectperiode de beschikking over een bereikbare en toegankelijke fysieke locatie met ruime openingstijden waar de activiteiten kunnen worden uitgevoerd;

    b. de subsidieontvanger organiseert een onafhankelijk bestuur of raad van toezicht;

    c. de subsidieontvanger zorgt ervoor dat bij uitvoering van de activiteiten als opgenomen in artikel 1:4 dat reguliere arbeid niet verdrongen wordt;

    d. de subsidieontvanger maakt wanneer mogelijk gebruik van bestaande dienstverlening in Den Haag en voert deze diensten in dat geval niet zelf uit;

    e. wanneer de subsidieontvanger inkomsten genereert vanuit de gesubsidieerde activiteiten dan:

    1° moet minimaal 80% van deze inkomsten worden ingezet om de subsidiabele kosten van de gesubsidieerde activiteit te verlagen;

    2° mag maximaal 20% van deze inkomsten per kalenderjaar worden toegevoegd aan de Algemene reserve van de subsidieontvanger.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen die:

    a. bijdragen aan het bevorderen van social return;

    b. bijdragen aan het bevorderen van duurzaamheid;

    c. bijdragen aan het bevorderen van inclusie;

    d. bijdragen aan het bevorderen van diversiteit;

    e. bijdragen aan het bevorderen van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking.

Artikel 4:2 Bevoorschotting

  • 1.

    De bevoorschotting bedraagt 100% van de verleende subsidie in drie gelijke termijnen die uitbetaald worden volgens het onderstaande ritme:

    a. eerste termijn van 33,4% van de subsidie uiterlijk 30 dagen na dagtekening verleningsbesluit;

    b. tweede termijn van 33,3% van de subsidie uiterlijk 30 november 2025;

    c. derde termijn van 33,3% van de subsidie uiterlijk 30 november 2026;

  • 2.

    Het college kan van het ritme opgenomen in het eerste lid bij verleningsbeschikking afwijken.

Hoofdstuk 5 Tussentijdse verantwoording

Artikel 5:1 Indieningstermijn tussentijdse verantwoording

  • 1.

    Gedurende de looptijd van het subsidietijdvak wordt jaarlijks tussentijds verantwoording afgelegd over het daaraan voorafgaande jaar op de volgende momenten:

    a. 30 april 2026 over 2024 en 2025;

    b. 30 april 2027 over 2026; en

    c. 30 april 2028 over 2027, waarbij deze verantwoording met de eindverantwoording wordt ingediend.

  • 2.

    Aanvullend op de jaarlijkse tussentijdse verantwoording, wordt met een door de aanvrager georganiseerd voortgangsgesprek de voortgang met de gemeente besproken en het verslag hiervan wordt door de aanvrager uiterlijk toegezonden op:

    a. 30 april 2025;

    b. 1 januari 2026;

    c. 1 januari 2027.

Artikel 5:2 Wijze van tussentijdse verantwoording

  • 1.

    Bij de tussentijdse jaarlijkse verantwoording worden de volgende stukken ingediend:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV;

    c. een verklaring dat de verantwoording juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model;

    d. een controleverklaring over het financieel verslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;

    e. de jaarrekening van het voorgaande kalenderjaar.

  • 2.

    Bij het indienen van de tussentijdse verantwoording en de aanvullende tussentijdse verantwoording wordt gebruik gemaakt van het door het college vastgestelde formulier.

Hoofdstuk 6 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf

Artikel 6:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk 30 april 2028.

Artikel 6:2 Wijze van verantwoorden

De aanvraag tot vaststelling bevat:

  • a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk eindverslag over de gehele subsidieperiode conform artikel 17, vierde lid, van de ASV. Als de op grond van artikel 5:2 ingediende inhoudelijke verslagen over de kalenderjaren 2025 en 2026 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een inhoudelijk eindverslag over het kalenderjaar 2027;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel eindverslag over de gehele subsidieperiode conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV. Als de op grond van artikel 5:2 ingediende financiële verslagen over de kalenderjaren 2025 en 2026 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een financieel eindverslag over het kalenderjaar 2027;

    c. een verklaring dat de eindverantwoording juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model; en

    d. een toelichting op eventuele discrepanties tussen de tussentijdse verantwoordingsstukken en de eindverslagen en eindverantwoording.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 7:1 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling uiterlijk op 1 juli 2025 en uiterlijk op 1 juli 2028.

Artikel 7:2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte in het Gemeenteblad en vervalt met ingang van 31 december 2028.

Artikel 7:3 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling wijkbedrijven Den Haag 2024.

Protocol bij de Subsidieregeling Wijkbedrijven Den Haag 2024

Wij verzoeken de aanvrager een mondelinge toelichting te geven op de aanvraag aan de beoordelingscommissie. Aanvragers die een volledige aanvraag hebben ingediend ontvangen uiterlijk een week van tevoren een uitnodiging voor het geven van deze toelichting.

De pitches vinden plaats in de periode 16 september 2024 tot en met 18 oktober 2024 op een nader te bepalen locatie in Den Haag.

  • -

    Wij vragen u tijdens uw toelichting in ieder geval antwoord te geven op de volgende vragen:

  • -

    Wat zijn volgens u de belangrijkste uitdagingen in uw wijk?

  • -

    Welke resultaten wilt u als wijkbedrijf behalen en welke activiteiten dragen daaraan bij?

  • -

    Hoelang bent u al actief in de wijk en welke activiteiten heeft u de afgelopen 2 jaar ondernomen?

  • -

    Hoe gaat u sociaal ondernemerschap invullen en eigen inkomsten genereren gedurende de subsidieperiode?

  • -

    Op welke manier zijn wijkbewoners betrokken bij uw organisatie en uitvoering van activiteiten?

Voor de pitch gelden de volgende regels:

  • 1.

    De pitch is verplicht en mag maximaal 20 minuten duren.

  • 2.

    Deze is vormvrij. U kunt zelf kiezen hoe u de toelichting vormgeeft en het staat u vrij om hierbij visuele hulpmiddelen te gebruiken. Op locatie is een beeldscherm en HDMI-kabel beschikbaar.

  • 3.

    De beoordelingscommissie is toehoorder: Deze zal geen aanvullende vragen stellen en er is geen mogelijkheid tot gesprek met de beoordelingscommissie.

  • 4.

    Uw pitch wordt vastgelegd op video en hier wordt een verslag van gemaakt. Dit verslag wordt na afloop van de pitch ter kennisneming aan de aanvrager toegezonden.

  • 5.

    Uw pitch wordt als verduidelijking benut bij de beoordelingsprocedure van uw aanvraag.

  • 6.

    De pitch is verplicht.

Den Haag, 9 juli 2024

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Ilma Merx

de burgemeester,

Jan van Zanen


Noot
1

De impuls kansrijke wijk is bedoeld voor de wijken in Den Haag Zuidwest.