Samen voor een aanpak tegen mensenhandel Gemeenten Heemstede, Bloemendaal & Zandvoort 2023-2026

Geldend van 19-07-2024 t/m heden

Intitulé

Samen voor een aanpak tegen mensenhandel Gemeenten Heemstede, Bloemendaal & Zandvoort 2023-2026

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Vanuit het Interbestuurlijk Programma (IBP) van februari 2018 is afgesproken dat elke gemeente een duidelijke en geborgde aanpak van mensenhandel moet hebben. Daarnaast is in het Regeerakkoord 2020 besloten om de aanpak van mensenhandel te intensiveren. Deze intensivering is vormgegeven met het interdepartementale programma ‘Samen tegen mensenhandel’. Als gevolg hiervan was de aanpak van mensenhandel door gemeenten als één van de vier landelijke beleidsdoelstellingen opgenomen in de Veiligheidsagenda 2019-2022. Ook in de Veiligheidsagenda 2023-2026 is mensenhandel als thema onder ondermijning geprioriteerd. We stellen dan ook de volgende ambitie binnen de aanpak van mensenhandel:

“De gemeenten Heemstede, Bloemendaal en Zandvoort voldoen aan het Basisniveau Bestuurlijke Aanpak Mensenhandel en voorkomen, bestrijden en beschermen de slachtoffers van mensenhandel”.

Het aantal gemeenten dat actief is op de aanpak van mensenhandel groeit maar het zicht op daders en slachtoffers is nog steeds beperkt, zo blijkt uit onderzoek uitgevoerd in opdracht van de VNG. Naar schatting detecteert Nederland momenteel slechts een negende van de slachtoffers.

1.2 Toelichting

Zowel in het programma ‘Samen tegen Mensenhandel’ als het IBP, waaraan gemeenten zich verbonden hebben, is vastgelegd dat elke gemeente een duidelijke aanpak mensenhandel moet hebben, geborgd in het gemeentelijk beleid. Binnen het IBP is afgesproken dat alle gemeenten:

  • beleid moeten hebben om mensenhandel tegen te gaan;

  • werken aan een landelijk dekkend netwerk van zorgcoördinatie;

  • per gemeente een aandachtsfunctionaris mensenhandel aanstellen;

  • passende regionale opvang, ondersteuning en nazorg realiseren voor slachtoffers.

Tevens is een landelijk kader voor de aanpak van mensenhandel uitgebracht door de VNG. Dit betreft een richtinggevend document voor gemeenten, dat ruimte biedt voor lokale en regionale invulling. In het landelijke kader wordt onderscheid gemaakt tussen 2 niveaus: plateau 1 en 2, zie hierover een toelichting in bijlage zeven. In het voorliggende beleidsplan is het uitgangspunt dat de gemeenten zoveel mogelijk willen voldoen aan het (basis)niveau plateau 1.

De beleidsmatige basis plateau 1 omvat:

  • De gemeente heeft het beleid voor mensenhandel ingebed in de bestaande gemeentelijke structuren, waarbij een verbinding wordt gemaakt tussen zorg en veiligheid, met daarin specifieke aandacht voor jeugd.

  • De gemeente heeft in een beleidsmatige basis inzicht gegeven in het verschil tussen de vier soorten mensenhandel.

  • In de beleidsmatige basis wordt duidelijk op welke manier de verschillende ketenpartners met elkaar informatie kunnen uitwisselen.

Als de gemeenten voldoen aan bovenstaande doelen kunnen daarna, indien wenselijk, vervolgstappen worden gerealiseerd. Deze afstemming vindt plaats in de driehoek in 2026 als het beleid wordt geëvalueerd.

1.3 Prioriteiten

Er wordt prioriteit gegeven aan de aanpak van seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting en criminele uitbuiting. Op dit moment zijn er geen signalen dat in deze regio sprake is van orgaanhandel.

1.4 Leeswijzer

Het beleidsplan beschrijft de aanpak van mensenhandel vanuit het gemeentelijke perspectief van de gemeenten Heemstede, Bloemendaal en Zandvoort en komen de navolgende aspecten aan de orde:

  • De verschillende verschijningsvormen en het begrip mensenhandel;

  • De verantwoordelijkheid van de gemeente op het gebied van mensenhandel;

  • De organisatie binnen de aanpak van mensenhandel;

  • De ambities van de gemeenten Heemstede, Bloemendaal en Zandvoort binnen de aanpak van mensenhandel.

Hoofdstuk 2 Mensenhandel

2.1 Wat is mensenhandel?

Mensenhandel is een enige handeling waaronder het werven, vervoeren, overbrengen, opnemen of huisvesten van mensen met gebruik van dwang, geweld, misleiding of misbruik met het oogmerk van uitbuiting. Het betreft een vorm van moderne slavernij waarbij slachtoffers worden uitgebuit en soms in aanraking komen met verschillende vormen en/of gradaties van geweld.

Mensenhandel komt overal voor en bestaat uit verschillende vormen. Deze verschillende vormen van uitbuiting hebben met elkaar gemeen dat er dwangmiddelen tegen het slachtoffer worden gebruikt en dat de mensenhandelaar er (veel) geld aan verdient. De vormen luiden als volgt:

  • Seksuele uitbuiting: het dwingen van iemand tot het verrichten van seksuele handelingen tegen de betaling van geld, kleding, eten of andere vergoedingen om vervolgens deze betaling in te nemen.

  • Arbeidsuitbuiting: het bewust werven en dwingen van mensen om werk te verrichten in slechte arbeidsomstandigheden en tegen weinig of geen loon.

  • Criminele uitbuiting: iemand dwingen om te stelen of andere criminele activiteiten uit te voeren en deze buit vervolgens innemen.

  • Gedwongen orgaanverwijdering: iemand dwingen om zijn of haar organen af te staan.

De vormen van mensenhandel worden hierna toegelicht. In bijlage vijf zijn de bijhorende signalen toegelicht.

1.Seksuele uitbuiting

Bij seksuele uitbuiting wordt iemand gedwongen seksuele diensten en/of handelingen te verrichten tegen betaling door middel van (dreiging met) geweld, afpersing, fraude, misleiding of door misbruik van iemands kwetsbare positie. De betaling kan plaatsvinden in de vorm van geld of andere vergoedingen zoals bijvoorbeeld onderdak, kleding, eten of de belofte daarvan. Seksuele uitbuiting omvat onder andere gedwongen prostitutie, pornografie onder dwang en gedwongen seksuele dienstverlening in bijvoorbeeld bars, hotels, kuuroorden, massagesalons en de entertainmentsector. Seksuele uitbuiting kan plaatsvinden in woningen en buiten het zicht van anderen, maar gebeurt ook online.

In opkomst zijn vormen van seksuele uitbuiting waarbij geen sprake is van fysiek contact, zoals het gedwongen verrichten van seksuele diensten, online via live webcams, foto’s en filmpjes tegen betaling. Ook de oude, bekende vorm van seksuele uitbuiting door loverboys (pooierboys) verandert. Voorheen zorgden (jonge) mannen of vrouwen ervoor dat het slachtoffer verliefd op en/of afhankelijk van hen werd en door misleiding, misbruik van kwetsbare positie of onder dwang in de prostitutie tewerk werd gesteld. Door de opkomst van sociale media zorgen loverboys dat het contact tot een date komt, waarbij, al dan niet vrijwillig, seksuele handelingen worden verricht en hiervan foto’s of filmpjes worden gemaakt waarmee het slachtoffer onder druk wordt gezet en wordt uitgebuit.

2.Arbeidsuitbuiting

We spreken van arbeidsuitbuiting als mensen vrijwillig of gedwongen werken en anderen hun inkomsten afnemen en/of hen onder mensonterende omstandigheden laten werken. Hierbij is er sprake van een ernstige inbreuk op de lichamelijke of geestelijke integriteit en/of persoonlijke vrijheid. Bij arbeidsuitbuiting is er sprake van een combinatie van ernstige situaties op de werkvloer, inperking van de vrije keuze, overtreding van de arbeidswetten (onderbetaling, lange werkdagen, weinig rust en slechte arbeidsomstandigheden) en ondermaatse huisvesting. Uitbuiting komt in allerlei sectoren voor. Bekende sectoren die extra gevoelig zijn voor uitbuiting zijn: de agrarische sector, de bouw, de horeca, slachterijen en de schoonmaak.

3.Criminele uitbuiting

Criminele uitbuiting is een vorm van mensenhandel waarbij mensen worden gedwongen, misleid, afgeperst of misbruikt om arbeid of diensten te verrichten die strafbaar zijn gesteld. Denk aan diefstal, zakkenrollen, drugssmokkel, het verkopen van drugs en het knippen van hennep. De buit gaat vaak naar de uitbuiter/mensenhandelaar. Het moeten ronselen van nieuwe slachtoffers van mensenhandel is ook een vorm van criminele uitbuiting.

4.Gedwongen orgaanverwijdering

Bij gedwongen orgaanverwijdering gaat het om elke handeling waardoor iemand onder dwang zijn of haar organen af moet staan. Over deze vorm van mensenhandel is nog weinig bekend, maar meerdere professionals proberen er wel meer zicht op te krijgen. CoMensha registreert sinds 2014 het aantal (pogingen tot) gedwongen orgaanverwijdering die hebben plaatsgevonden binnen én buiten Nederland. Momenteel is er nog onvoldoende zicht op de frequentie waarop gedwongen orgaanverwijdering daadwerkelijk in Nederland voorkomt.

2.2 Zicht op slachtoffers

De slachtoffers van mensenhandel die zich tussen 2015 en 2019 bij CoMensha hebben gemeld hebben meer dan 115 verschillende nationaliteiten. De top 5 landen zijn: Nederland, Nigeria, Polen, Roemenië en Oeganda. Vaak zijn de slachtoffers van mensenhandel jong. Gemiddeld is 40% van de gemelde slachtoffers jonger dan 23 jaar. Een kwart tussen de 23 en 29 jaar oud, en nog een kwart 30 jaar of ouder. Verschillende internationale en nationale organisaties hebben schattingen gemaakt van het aantal slachtoffers van mensenhandel. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen schat, op basis van internationaal en nationaal onderzoek, het aantal slachtoffers op 5.000 tot 7.500 per jaar.

Mensenhandel is in veel omstandigheden onzichtbaar en blijft verborgen, tegelijkertijd speelt het zich ook af onder onze neus. Bij de slachtoffers is (afhankelijk van uitbuitingsvorm en situatie) vaak gebruik gemaakt van geweld, dreiging of de kwetsbaarheid van de slachtoffers. Hierdoor zijn slachtoffers vaak te bang of niet in staat om zelf aangifte te doen. Tevens worden lang niet alle gevallen van mensenhandel herkend of opgespoord. De angst van slachtoffers, de lage aangiftebereidheid, de beperkte pakkans van de daders en het gebrek aan kennis over signalen bij professionals zorgen ervoor dat er weinig zicht is op de werkelijke omvang van deze vorm van criminaliteit. Wanneer professionals kennis hebben van de verschillende vormen van mensenhandel en verschillende unieke verhalen van slachtoffers hebben gehoord, kan dit leiden tot een betekenisvolle, weloverwogen integrale aanpak van mensenhandel.

2.3 Gevolgen voor de economie en rechtsstaat

De economie ondervindt schade van mensenhandel. Volgens het Nationaal Dreigingsbeeld 2017 wordt geschat dat de overheid miljoenen euro’s schade oploopt door gemiste (belasting)inkomsten en de uitgave van onterechte subsidies en uitkeringen. Dat geldt voor uitbuiting in de seksindustrie, waar materiële en immateriële schade ontstaat bij slachtoffers en er zwart geld wordt gegenereerd door uitbuiters. De gevolgen hiervan zijn dat er oneerlijke concurrentie ontstaat ten opzichte van de legale sekswerkers. Tevens heeft uitbuiting uit de overige sectoren invloed op de economie. De inzet en uitbuiting van goedkope arbeidskrachten zorgt voor een verstoring van de arbeidsmarkt en daarmee voor oneerlijke concurrentie. Daarnaast leidt arbeidsuitbuiting tot verdringing op de arbeidsmarkt, waardoor meer mensen een uitkering moeten aanvragen. Bekende sectoren zijn de land- en tuinbouw, de bouw, de schoonmaak, de uitzendbranche, voedselverwerking en de horeca.

Mensenhandel is een vorm van ondermijnende criminaliteit en kan het werk zijn van (internationaal) opererende criminele organisaties die zich met vormen van criminaliteit, zoals drugshandel, misbruik van sociale voorzieningen en cybercrime, bezighouden. De vermenging van de onderwereld en bovenwereld, de bedreiging van de integriteit van het openbaar bestuur, overheidsambtenaren en bedrijfsleven, afpersingspraktijken en de innesteling van criminelen in buurten en woonwijken zorgen ervoor dat de rechtsstaat en de legitimiteit van de overheid worden aangetast. Ten slotte neemt het vertrouwen van inwoners in de overheid af wanneer zij kennis krijgen van bovengenoemde frauduleuze praktijken.

Omdat mensenhandel overal plaats kan vinden, kunnen situaties van mensenhandel de leefbaarheid en de openbare orde in wijken aantasten. Derhalve is het van essentieel belang dat inwoners weten waar ze onveilige of ‘niet-pluis’ situaties kunnen melden bij de gemeente.

Hoofdstuk 3 Organisatie en verantwoordelijkheden

3.1 Gemeentelijke rol

De bestrijding van mensenhandel vergt de inzet van meerdere actoren uit verschillende domeinen en is gebaseerd op vier pijlers, die volgen uit internationale en Europese verdragen waar Nederland verplicht is zich aan te houden:

  • 1.

    Opsporen, vervolgen en aanpakken van daders;

  • 2.

    Hulp, zorg en opvang voor slachtoffers;

  • 3.

    Preventie en signalering;

  • 4.

    Netwerksamenwerking.

Gemeenten zijn belangrijke spelers in de lokale en regionale aanpak van mensenhandel. In de aanpak van mensenhandel hebben de gemeenten de volgende rollen:

  • 1.

    De gemeente als signaleerder

    De gemeente is door haar toezichthoudende en handhavende rol, maar ook door het dagelijks contact met de inwoners de oren en ogen in de samenleving, waarbij signalen van mensenhandel kunnen worden opgevangen.

  • 2.

    De gemeente als beleidsmaker

    De gemeente is verantwoordelijk voor het opstellen van beleid waarin alle gemeentelijke taken zijn opgenomen op het gebied van mensenhandel.

  • 3.

    De gemeente als regisseur van de integrale aanpak

    De gemeente heeft een belangrijke positie in de integrale aanpak van mensenhandel. De gemeente staat in contact met en zorgt voor de onderlinge verbinding tussen de ketenpartners. De gemeente is met al haar taken en verantwoordelijkheden de aangewezen partij om regie in handen te nemen en partijen bij elkaar te brengen, voor samenwerking in een aanpak die zowel bestuurlijk als strafrechtelijk van aard is.

  • 4.

    Opvang en hulpverlening voor slachtoffers

    De gemeente is verantwoordelijk voor de opvang van en hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel.

3.2 Essentiële actoren

De aandachtfunctionaris en de zorgcoördinator geven gezamenlijk vorm aan de gemeentelijke en regionale aanpak van mensenhandel. Zij dragen bij aan (de ontwikkeling van) de aanpak door signalen en best practices te delen.

Aandachtsfunctionaris mensenhandel

Conform de aanbevelingen vanuit het IBP, het programma ‘Samen tegen Mensenhandel’ en het Basisniveau Bestuurlijke Aanpak Mensenhandel wordt het hebben van een aandachtsfunctionaris mensenhandel genoemd als belangrijke voorwaarde. De aandachtsfunctionaris is binnen de gemeentelijke organisatie de spil in de aanpak van mensenhandel en is onder meer verantwoordelijk voor het organiseren van de signaleringsfunctie van de gemeente. De aandachtsfunctionaris mensenhandel:

  • is het aanspreekpunt binnen de gemeente;

  • verzamelt signalen mensenhandel, heeft korte lijnen met de netwerkpartners en draagt zorg voor een passend vervolg;

  • kent de route voor opvang voor slachtoffers;

  • weet welke mogelijkheden er zijn voor een bestuurlijke aanpak.

Hieronder valt ook het geven of doen organiseren van trainingen en voorlichting. Te denken valt aan uiteenlopende professionals en teams de gemeentelijke organisatie die dagelijks contact hebben met burgers en signalen van mensenhandel kunnen opgevangen.

Zorgcoördinator mensenhandel

Het doel van zorgcoördinatie is belangenbehartiging en het organiseren van een samenhangend hulp- en ondersteuningsaanbod aan slachtoffers van mensenhandel die in de eigen regio verblijven en de toeleiding van slachtoffers naar de juiste organisatie. In Noord-Holland zijn vanuit HVO-Querido drie zorgcoördinatoren actief, waarvan één in de regio Kennemerland. Als gemeente is het belangrijk dat er korte lijnen zijn met de zorgcoördinator mensenhandel. De coördinator heeft kennis, geeft voorlichting en advies over casuïstiek. Daarnaast kan de zorgcoördinator zorgen voor opvang van slachtoffers en kan op de achtergrond stand by staan of kan na een interventie in gesprek gaan met slachtoffers.

De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor:

  • het optimaliseren van het zorg- en ondersteuningsaanbod in de regio;

  • de coördinatie van de hulpverlening per (mogelijk) slachtoffer;

  • het verstrekken van advies en informatie aan professionals passend bij de casuïstiek;

  • het geven van voorlichting op het gebied van mensenhandel;

  • informatievoorziening aan de cliënten.

Zorg- en Veiligheidshuis (ZVH)

In de regio Kennemerland is besloten dat het ZVH Kennemerland geen (specifieke) rol heeft in de aanpak van mensenhandel. De politie heeft de aanpak van mensenhandel op eenheidsniveau georganiseerd. Op dit niveau is een casusoverleg georganiseerd dat wordt voorgezeten door het ZVH Noord-Holland Noord. In dit overleg bespreken de politie, de zorgcoördinatoren binnen Noord-Holland, Levvel, Veilig Thuis Noord-Holland Noord en op afroep Veilig Thuis Kennemerland signalen en wordt afgewogen of er sprake is van uitbuiting en of er zorg aanwezig is. Hieruit volgen, indien nodig, individuele casusoverleggen georganiseerd door de gemeente en/of het ZVH Kennemerland. De strafrechtelijke en repressieve aanpak wordt door de politie, het Openbaar Ministerie en het RIEC opgepakt. De zorg rondom de slachtoffers wordt door de zorgcoördinator en de betreffende gemeente georganiseerd.

Hoofdstuk 4 Ambities en uitgangspunten

Dit hoofdstuk geeft weer wat de gemeenten Heemstede, Bloemendaal en Zandvoort willen bereiken in 2023-2026. Hierbij staan onderstaande uitgangspunten centraal en zijn belangrijk in de aanpak van mensenhandel. In de lokale uitvoeringsplannen zijn de ambities nader toegelicht.

4.1 Uitgangspunten

Integraal samenwerken met interne en externe partners

Een belangrijke voorwaarde voor een integrale aanpak is de totstandkoming van een goedlopend samenwerkingsverband. Het is dan ook van belang te investeren in de samenwerking met ketenpartners. Dit vergt onder meer dat ketenpartners elkaar vertrouwen, kennis en informatie delen, betrokken zijn bij het thema mensenhandel en capaciteit vrijmaken voor de samenwerking. Ook is het van groot belang dat de regio samenwerkt, omdat mensenhandel (gemeente)grensoverschrijdend plaatsvindt en voorkomen moet worden dat geografische verplaatsing (waterbedeffect) optreedt. Om effectief samen te werken, is het belangrijk dat de gemeenten zicht hebben op de ketenpartners en welke rollen zij vervullen. Een overzicht van de landelijke en regionale partners is weergegeven in bijlage drie.

Verbinding tussen het zorg- en veiligheidsdomein

Om mensenhandel effectief aan te pakken, is samenwerking binnen de domeinen zorg en veiligheid essentieel. Het is belangrijk dat partners elkaar weten te vinden in de aanpak van mensenhandel. In het uitvoeringsplan van de betreffende gemeente is beschreven hoe de samenwerking tussen het zorg- en veiligheidsdomein op strategisch, tactisch en operationeel niveau is vormgegeven. Door blijvend te investeren in de verbinding tussen de betreffende domeinen houden we de balans tussen preventie, zorg en repressie.

Afstemming tussen strafrechtelijke en bestuurlijke instrumenten

Het inzetten van strafrechtelijke en/of bestuurlijke instrumenten vergt afstemming tussen het Openbaar Ministerie (OM), de politie en de burgemeester. Zorgvuldige afstemming maakt het mogelijk om maximaal in te zetten, maar voorkomt ook dat activiteiten elkaar (onbedoeld) doorkruizen/ frustreren. Tevens bij casuïstiek waar onvoldoende knooppunten zijn voor een strafrechtelijke aanpak van mensenhandel is afstemming essentieel, want ook in die gevallen moeten we middelen die we als gemeente tot onze beschikking hebben inzetten om de situatie van het slachtoffer te verbeteren, herhaling te voorkomen en verdere criminele activiteiten te voorkomen.

4.2 Ambities

De gemeenten Heemstede, Bloemendaal en Zandvoort hebben meerdere ambities geformuleerd binnen de aanpak van mensenhandel. De onderstaande ambities zijn in het uitvoeringsplan van de betreffende gemeente toegelicht.

Ambitie 1: meer zicht op aard en omvang

We streven ernaar de komende jaren meer zicht op de aard en omvang van mensenhandel te krijgen in de gemeenten, zodat we mensenhandel gericht kunnen aanpakken en (potentiële) slachtoffers kunnen beschermen. Dit willen we bereiken door onze informatiepositie te vergroten en aandacht te schenken aan het herkennen, signaleren en melden van mensenhandel.

Ambitie 2: het voorkomen van daders en slachtoffers

Door in te zetten op preventie willen we slachtofferschap en daderschap voorkomen en bepaalde doelgroepen weerbaarder maken tegen vormen van uitbuiting.

Ambitie 3: het opwerpen van barrières

Eén van onze ambities is het opwerpen van barrières die werkwijzen van mensenhandelaren tegengaan en/of frustreren.

Ambitie 4: het bieden van hulp en opvang aan slachtoffers

We vinden het belangrijk om slachtoffers zo snel mogelijk uit de situatie van uitbuiting te halen en veiligheid te kunnen bieden.

Hoofdstuk 5 Ambitie 1: meer zicht op aard en omvang

Als gemeente is het belangrijk om zicht te hebben op de aard en omvang van mensenhandel dat speelt binnen de omgeving. Iedereen kan slachtoffer worden van mensenhandel en mensenhandel kan zich in elke gemeente voordoen. Mensenhandel is voornamelijk een haaldelict, je moet er actief naar opzoek. De huidige benadering is voornamelijk reactief van aard. Er zijn nog slagen te maken om meer proactief aan de voorkant van de problematiek te komen, met name het vergroten van bewustwording, het herkennen en melden van signalen en het tijdig ingrijpen met goed afgestemde interventies uit diverse domeinen. Een goede samenwerking tussen opsporing, hulpverleners en gemeenten is daarom essentieel.

5.1 Versterken informatiepositie

Een goede informatiepositie draagt bij aan beter zicht op de aard en omvang van mensenhandel. Om signalen van mensenhandel helder te krijgen kan informatie vanuit het opsporingsdomein, het bestuurlijk domein, het zorgdomein en het hulpverleningsdomein cruciaal zijn. Sinds de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing is in Nederland is het niet altijd duidelijk welke ketenpartners bepaalde informatie mogen delen, zo ook mogelijke signalen van mensenhandel. Een goede inrichting van de gegevensverwerking en mogelijkheden van gegevensdeling biedt professionals handelingsperspectieven en kan ervoor zorgen dat signalen die wel gedeeld kunnen worden nu sneller met de betreffende ketenpartners uitgewisseld worden. Ook zorgt een goede inrichting van gegevensverwerking ervoor dat een zorgvuldige omgang met gegevens van inwoners geborgd wordt en lopen de inwoners en organisaties geen onnodige risico’s. In oktober 2020 is er een versie (0.9) van de landelijke handreiking – “De aanpak van mensenhandel en het gebruik van persoonsgegevens” opgeleverd, met de bedoeling om ervaringen op te doen en deze te verwerken in een volgende versie (1.0). Zie de handreiking op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/11/18/tk-bijlage-2-bij-de-voortgangsbrief-handreiking-aanpak-van-mensenhandel-en-het-gebruik-van-persoonsgegevens.

5.2 Vergroten bewustwording en kennis

Niet alle medewerkers binnen de gemeentelijke organisatie hebben voldoende kennis over risicofactoren en profielen van mensenhandel om dit te kunnen signaleren en melden. Hierdoor worden mogelijk slachtoffers van mensenhandel niet altijd als zodanig herkend, met als gevolg dat zij de bescherming mislopen waar ze recht op hebben. Er is behoefte aan voorlichting en training op het gebied van mensenhandel. Ook moet de meldroute duidelijk zijn. Met het opbouwen van kennis over het signaleren van mensenhandel door de ambtelijke organisatie kunnen we mensenhandel vroegtijdig signaleren en de aard en omvang in de gemeente meer zichtbaar krijgen. Daarnaast hebben niet alle organisaties, bijvoorbeeld in de hulpverlening of op scholen, voldoende kennis over mensenhandel en zijn in staat om signalen van mensenhandel te herkennen.

De medewerkers binnen de gemeente zijn de oren en ogen van de gemeente, doordat zij in direct contact staan met mogelijke daders, slachtoffers en facilitators. Veel medewerkers zijn al getraind om signalen van mensenhandel te herkennen, maar er is behoefte aan meer handvatten om mensenhandel te signaleren en vermoedens te concretiseren. De voorlichting en training kan onder meer gestalte krijgen door inzet van de bestaande zorgcoördinator en de lokale aandachtsfunctionaris mensenhandel. Daarnaast zijn er veel onlinetrainingen en webinars beschikbaar over het signaleren en stoppen van mensenhandel en ondersteunen diverse partijen, waaronder CoMensha en het CCV, gemeenten bij het geven van voorlichting en trainingen.

5.3 Interne meldroute

Naast het vergroten van bewustwording en kennis omtrent de vormen en signalen van mensenhandel is het van belang medewerkers binnen de gemeentelijke organisatie weten waar zij signalen van mensenhandel kunnen melden. Het herkennen en melden van een ‘niet-pluis-gevoel’ is de eerste stap die kan leiden naar een onderzoek mensenhandel. Niet iedereen vindt het fijn om een zware stempel, zoals mensenhandel, op een ‘vaag’ signaal te drukken. Hierdoor is het van groot belang dat er een heldere meldroute is waar signalen kunnen worden gemeld. Zie bijlage één voor de interne meldroute. De meldroute integreren we regionaal binnen de ambtelijke organisaties. Het bestaan ervan wordt binnen elke gemeente intern communiceert, bijvoorbeeld via het intranet, thema-avonden en trainingen.

5.3 Externe meldroute

Het moet voor iedereen duidelijk zijn waar en hoe zij signalen kunnen melden. De aandachtsfunctionaris heeft onder andere de taak om te zorgen dat bij externe partijen de gemeentelijke functie van aandachtsfunctionaris bekend is om signalen te kunnen delen.

Ten slotte kunnen inwoners ‘niet-pluis-gevoelens’ of signalen melden via Meld Misdaad Anoniem of rechtstreeks aan de gemeente. Het signaal zal vervolgens worden opgepakt door de aandachtsfunctionaris mensenhandel van de betreffende gemeente.

Hoofdstuk 6 Ambitie 2: het voorkomen van daders en slachtoffers

Door in te zetten op preventie willen we slachtofferschap en daderschap voorkomen en bepaalde en kinderen, jongeren en volwassenen weerbaarder maken tegen vormen van uitbuiting. Voor de aanpak van mensenhandel richten we ons op alle doelgroepen, maar specifieke aandacht gaat uit naar: minderjarigen, jongeren en migranten. In de gemeenten worden vluchtelingen opgevangen. Een zwakke economische positie met weinig perspectief op verbetering, verminderde geestelijke weerbaarheid, de afwezigheid van een sociaal netwerk, het ontbreken van een juridische (verblijfs)status of het niet spreken van de taal maakt mensen kwetsbaar en dit vormt een risicofactor voor mensenhandel. Voor minderjarigen en jongeren geldt dat zij door hun leeftijd altijd kwetsbaar zijn, los van andere risicofactoren.

Door het aanbieden van voorlichtingen en het verstrekken van informatie en advies streven we zoveel mogelijk slachtoffers en daders te voorkomen.

Hoofdstuk 7 Ambitie 3: het opwerpen van barrières

Met het inzetten van bestuurlijke instrumenten en het opwerpen van verschillende barrières pakken we mensenhandel aan en streven ernaar dit fenomeen zo veel mogelijk te voorkomen. Dit betreffen barrières op de terreinen van inschrijving, identiteit, huisvesting, arbeid en financiën.

7.1 Inschrijving en identiteit

Om in Nederland te kunnen werken is een inschrijving bij de gemeente nodig. De gemeente beschikt over bestuurlijke instrumenten om een barrière op te werpen op het gebied van ‘entree’ en ‘identiteit’. Een inschrijving in de BRP mag niet worden geweigerd, wanneer aan alle voorwaarden is voldaan, maar verdachte signalen nemen we in onderzoek. Door de medewerkers van de afdeling burgerzaken te trainen in het herkennen van signalen, kan een signaal worden afgegeven aan de aandachtsfunctionaris en wordt het adres in onderzoek gezet.

7.2 Arbeid

Bij de aanpak van mensenhandel in de seksbranche speelt de gemeente een specifieke rol bij de barrière ‘arbeid’. Prostitutie en overige seksbedrijven zijn lokaal gereguleerd via vergunningenbeleid. Dat biedt gemeenten bestuurlijke mogelijkheden om tijdens controles missstanden, waaronder mensenhandel, te signaleren en aan te pakken door bijvoorbeeld een vergunning in te trekken of een bedrijf (al dan niet tijdelijk) te sluiten.

7.3 Integrale (bestuurlijke) controles

Integrale controles zijn een waardevol instrument om zicht te houden op de branches waarbij sprake is van een verhoogd risico op mensenhandel en deze tegen te gaan. Hierbij voeren de gemeenten lokaal, samen met onder meer de politie, de Belastingdienst en de Nederlandse Arbeidsinspectie, de controle uit. Partners kunnen vanuit hun taken en bevoegdheden specifieke interventies inzetten.

7.4 Huisvesting

Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de barrière ‘huisvesting’. Vanuit verschillende afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie zien we toe op illegale bewoning, overbewoning, woonoverlast en malafide kamerverhuur en kunnen bij overtredingen handhavend optreden, bestuurlijke boetes opleggen of een pand sluiten.

7.5 Integrale acties

Mensenhandel stopt, anders dan de bevoegdheden van de gemeente, niet bij de gemeentegrenzen. Om mensenhandel succesvol aan te pakken is regionale samenwerking essentieel. We blijven de noodzaak van regionale afstemming op verschillende niveaus benadrukken en bieden daar waar nodig ondersteuning.

Hoofdstuk 8 Ambitie 4: het bieden van hulp en opvang aan slachtoffers

Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en de Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor de opvang en ondersteuning van slachtoffers. Een slachtoffer van mensenhandel kan op korte en lange termijn ontwrichtende effecten ondervinden, wat kan leiden tot grote psychologische, sociale en fysieke problemen. Zorg en bijstand is dan ook van groot belang. De behoeften van slachtoffers, wanneer zij uit de situatie van uitbuiting zijn geraakt, hangen in belangrijke mate af van de uitbuitingssituatie waarin zij hebben gezeten en de daarbij ondergane vormen van dwang. Een van de belangrijkste behoeften voor slachtoffers is de behoefte aan veiligheid. Vaak wordt in deze behoefte voorzien door middel van het aanbieden van veilige opvang. Daarnaast is het belangrijk aandacht te schenken voor lichamelijke en psychische klachten, medische zorg en de achtergrond van het slachtoffer (demografisch en cultureel, inclusief de gezinssituatie). Tevens is het van belang economische ondersteuning te bieden vanwege schulden door de reis, het ontbreken van inkomsten of opgelegde boetes en juridische ondersteuning te bieden bij een eventuele strafrechtelijke procedure, bij het verkrijgen van identiteitsdocumenten en bij het verkrijgen van een verblijfstatus.

8.1 Organisatie van samenhangende hulp en opvang

Onder samenhangende hulp en opvang verstaan de gemeenten Heemstede, Bloemendaal en Zandvoort:

  • De zorg is toegankelijk voor alle (vermoedelijke) slachtoffers van mensenhandel. Bij het geringste vermoeden van mensenhandel wordt een (vermoedelijk) slachtoffer gezien als een slachtoffer van mensenhandel.

  • Slachtoffers worden zo snel mogelijk uit een uitbuitingsituatie gehaald en er wordt voor een veilige situatie gezorgd.

  • De zorg bestaat uit kwalitatieve en specialistische hulp, die aansluit bij de behoefte van het slachtoffer.

  • Nazorg maakt onderdeel uit van zorg, tevens om de weerbaarheid te vergroten en herhaald slachtofferschap te voorkomen. Het creëren of het herstellen van een beschermende sociale omgeving en ondersteuning bij re-integratie is hierbij van belang.

Binnen de gemeenten Heemstede, Bloemendaal en Zandvoort is het per casus afhankelijk welke organisaties betrokken zijn bij de opvang en hulp aan slachtoffers van mensenhandel. In het lokale uitvoeringsplan van de betreffende gemeente zijn deze organisaties beschreven.

We willen als gemeenten perspectief bieden aan slachtoffers van mensenhandel. Ben je slachtoffer of ken je iemand die (mogelijk) slachtoffer is van mensenhandel? In bijlage twee staat beschreven welke stappen je kunt ondernemen om de mensenhandel te stoppen. Daarnaast zijn verschillende organisaties beschreven die hierbij kunnen ondersteunen.

Hoofdstuk 9 Borgen en evalueren

9.1 Monitoring

Het is van belang om zicht te krijgen op de omvang van de problematiek en daarnaast op de inspanningen en bevindingen van de aandachtsfunctionaris en de zorgcoördinator. De politie en het Openbaar Ministerie rapporteren alle casussen van mensenhandel aan CoMensha, zodat ook landelijk een totaalbeeld ontstaat. De zorgcoördinatie vanuit HVO-Querido stuurt twee keer per jaar een resultaatverantwoording aan de gemeenten, waarin het aantal casussen binnen de betreffende gemeente wordt genoemd.

9.2 Evaluatie

Na vaststelling van het beleidsplan vindt na 3 jaar een evaluatie plaats van:

  • het beleid;

  • de uitvoering;

  • de aanpak van casuïstiek;

  • de voortgang en resultaten ketensamenwerking.

De aandachtsfunctionaris mensenhandel van elke gemeente evalueert het lokale uitvoeringsplan waarbij tevens het zorg- en veiligheidsdomein worden betrokken. De resultaten van de evaluatie worden in de Driehoek op regionaal niveau besproken en waarna zo nodig het beleid wordt aangepast.

9.3 Financiering

De personele en (eventuele) materiële kosten voor de aanpak van mensenhandel worden gefinancierd door de gemeenten zelf. Indien mogelijk wordt gekeken naar gezamenlijke regionale financieringsmogelijkheden om financieel voordeel te behalen. De taak van de zorgcoördinatie is ondergebracht bij HVO-Querido. Dit wordt gefinancierd vanuit de centrumgemeente Haarlem. Daarnaast is de gemeente Haarlem als centrumgemeente financieel verantwoordelijk voor de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang.

Ondertekening

Vastgesteld door het college van Heemstede bij besluit van 9 juli 2024

Bijlage 1 Interne meldroute signalen mensenhandel

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Perspectief voor slachtoffers

Een slachtoffer van mensenhandel kan op korte en lange termijn ontwrichtende effecten ondervinden, wat kan leiden tot grote psychologische, sociale en fysieke problemen. De behoeften van slachtoffers, wanneer zij uit de situatie van uitbuiting zijn geraakt, hangen in belangrijke mate af van de uitbuitingssituatie waarin zij hebben gezeten en de daarbij ondergane vormen van dwang. Een van de belangrijkste behoeften voor slachtoffers is de behoefte aan veiligheid. Vaak wordt in deze behoefte voorzien door het aanbieden van veilige opvang. Daarnaast is het belangrijk aandacht te schenken voor lichamelijke en psychische klachten, medische zorg en de achtergrond van het slachtoffer (demografisch en cultureel, inclusief de gezinssituatie). Ook is het van belang economische ondersteuning te bieden vanwege schulden door de reis, het ontbreken van inkomsten of opgelegde boetes en juridische ondersteuning te bieden bij een eventuele strafrechtelijke procedure, bij het verkrijgen van identiteitsdocumenten en bij het verkrijgen van een status.

Het komt voor dat slachtoffers zichzelf de schuld te geven voor de situatie waarin ze zijn beland en de schuld bij zichzelf zoeken. Deze schuldvraag is van invloed op het wel of niet zoeken en accepteren van hulp. Ook is het gevaar dat slachtoffers niet herkend worden als slachtoffer en daarom berecht worden als dader. Onder andere bij criminele uitbuiting blijven sommige werkelijke daders buiten beeld en kunnen hun criminele praktijken voortzetten en nog meer slachtoffers maken. In sommige gevallen van mensenhandel is het non-punishment beginsel van belang. Hierbij hebben instanties de mogelijkheid om slachtoffers van mensenhandel niet te vervolgen of bestraffen wegens gedwongen betrokkenheid bij criminele activiteiten die een rechtstreeks gevolg zijn van hun slachtofferpositie. De begrippen dader en slachtoffer kunnen dicht bij elkaar liggen. Slachtoffers worden soms zelf dader omdat ze gedwongen worden nieuwe slachtoffers te werven.

Ook de gevolgen voor de familieleden van slachtoffers zijn groot. Ouders krijgen soms zelf te maken met ernstige gezondheidsproblemen door stress en schuldgevoelens. In sommige gevallen komt het voor dat vrouwen kinderen hebben gekregen van de mensenhandelaar of een klant, soms/vaak ook tijdens de uitbuitingssituatie. Dit heeft gevolgen voor de opvoeding van de kinderen. De getraumatiseerde ouder die met hevige stress kampt, kan soms niet goed voor haar zoon of dochter zorgen. Het risico van intergenerationele overdracht is hierbij groot.

Wat moet je doen als je slachtoffer bent van mensenhandel?

Vraag een gesprek aan met de politie

Bij de politie werken rechercheurs die gespecialiseerd zijn in mensenhandel. In een gesprek met hen vertel je wat je is overkomen. Je hoeft dan nog niet te beslissen of je aangifte doet. Je kunt een informatief gesprek met de politie aanvragen via 0900-8844.

Aangifte doen tegen een mensenhandelaar

Aangifte is het startpunt voor een onderzoek door de politie, en het kan leiden tot een strafproces. Weet je nog niet zeker of je aangifte wilt doen? Slachtofferhulp Nederland (0900-0101 of 088 7460000, https://www.slachtofferhulp.nl/) kan je helpen te informeren over je rechten en over wat er gebeurt na de aangifte. Ook helpt de organisatie je met de voorbereiding op je aangifte, je kan er terecht voor emotionele steun en voor ondersteuning bij het vergoed krijgen van je schade.

Wat als je geen verblijfsvergunning hebt?

Woon je zonder verblijfsvergunning in Nederland en ben je slachtoffer van mensenhandel? Je kunt aanspraak maken op de 'verblijfsregeling slachtoffer mensenhandel'. Deze regeling houdt in dat je meewerkt aan een strafrechtelijk onderzoek naar de dader(s), in ruil voor een tijdelijke verblijfsvergunning voor de duur van het onderzoek. Er zijn twee voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de verblijfsregeling:

  • -

    Je moet aangifte doen tegen de mensenhandelaar.

  • -

    Er moet een strafrechtelijk onderzoek lopen naar de dader(s).

Wat als je nog geen aangifte wilt doen?

Het is niet nodig om direct aangifte te doen van mensenhandel. Soms weet je nog niet of je aangifte wilt doen en wil je alles rustig overdenken. De politie kan je in zo'n geval een bedenktijd geven van maximaal drie maanden. Tijdens de bedenktijd heb je wettelijk verblijf in Nederland.

Hulpbiedende organisaties

CoMensha: Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel (CoMensha) is het landelijk meldpunt voor de aanmelding, plaatsing en registratie van slachtoffers van mensenhandel.

Fairwork: ondersteunt slachtoffers van uitbuiting en mensenhandel. De organisatie richt zich op buitenlandse slachtoffers van moderne slavernij in sectoren buiten de seksindustrie. Hieronder vallen onder andere restaurants, land- en tuinbouw en de schoonmaaksector. Slachtoffers van mensenhandel krijgen kunnen bij Fairwork aanspraak doen op juridische ondersteuning, maatjescontact en emotionele hulp, maar ook verschillende soorten trainingen.

Fier: helpt slachtoffers, plegers en getuigen van huiselijk geweld, gedwongen prostitutie/loverboys, mensenhandel, seksueel misbruik, online seksueel misbruik, kindermishandeling, eergerelateerd geweld en ouderenmishandeling uit de lastige situatie.

HVO-Querido: biedt opvang, woonbegeleiding en dagactiviteiten aan mensen die hulp nodig hebben om weer vooruit te kunnen. Het gaat hierbij om slachtoffers van mensenhandel, prostituees, dak- en thuislozen, vrouwen en gezinnen in nood, volwassenen en jongeren met psychiatrische of psychosociale problemen en verslaafden.

Meld Misdaad Anoniem (MMA): is de meldlijn waar je anoniem informatie kunt geven over misdaad, zoals geweld, berovingen, loverboys en wapenbezit. Zo kun je iets doen aan de veiligheid in je omgeving.

Scharlaken Koord: biedt professionele en betrokken hulp aan jongeren en vrouwen in de prostitutie. Dit doen ze door middel van straat-, preventie-, en maatschappelijk werk vanuit een christelijke visie en met respect voor de keuze en opvattingen van elke vrouw.

Terwille: is een ambulante GGZ-instelling voor verslavingszorg. Ook heeft Terwille een uitstapprogramma voor vrouwen die de prostitutie achter zich willen laten en bieden ze hulp en ondersteuning aan slachtoffers van loverboys, dit door zowel behandelzorg (specialistische en basis GGZ) als verblijfszorg en begeleiding.

Bijlage 3 Landelijke en regionale partners

De navolgende partners zijn op landelijk en regionaal niveau betrokken bij de aanpak van mensenhandel.

Landelijke partners

Bij het tegengaan van mensenhandel zijn veel landelijke partners betrokken. De meeste bekende partijen zijn onder andere: CoMensha, Fair Work, het CCV, de VNG, de politie en het Openbaar Ministerie.

Regionale partners

Bij de regionale samenwerking zijn de volgende partners betrokken:

  • Regionale Informatie- en Expertisecentrum (RIEC). Het RIEC is een regionaal samenwerkingsverband en is opgericht in het kader van het programma ‘Bestuurlijke Aanpak Georganiseerde Criminaliteit’. De RIEC’s zijn een informatieknooppunt en expertisecentrum voor (semi)overheden op het gebied van het bestrijden van georganiseerde criminaliteit. De bestrijding van mensenhandel is bij de RIEC’s als prioriteit benoemd.

  • Het Zorg- en Veiligheidshuis (ZVH). In het Zorg- en Veiligheidshuis werken organisaties uit het justitieel domein, veiligheidsdomein, zorgdomein en sociaal domein samen aan een persoonsgerichte aanpak van complexe casuïstiek. Het doel van de samenwerking is het terugdringen van overlast en criminaliteit. Mensenhandel is één van de thema’s binnen de Zorg- en Veiligheidshuizen. De kracht van de Zorg- en Veiligheidshuizen is dat ze zijn toegesneden op de specifieke lokale situatie. Ketenpartners zijn onder meer de politie, het OM, gemeenten, de Raad voor de Kinderbescherming, reclassering en welzijnsorganisaties.

  • AVIM / politie. De Afdeling Vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel (AVIM) onderzoekt grootschalige criminaliteit, waaronder mensenhandel, mensensmokkel en identiteitsfraude. De basistaken van AVIM zijn:

    • o

      handhaving en toezicht in het kader van de vreemdelingenwet;

    • o

      identificatie van personen (waaronder vreemdelingen);

    • o

      opsporing en bestrijding van mensenhandel en andere vormen van migratiecriminaliteit.

  • Veilig Thuis. Veilig Thuis is het advies en meldpunt bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Bij vermoedens van mensenhandel of vragen kan contact worden opgenomen met het Meldpunt Mensenhandel van Veilig Thuis. Het doel van het Meldpunt Mensenhandel van Veilig Thuis is:

    • o

      advies geven aan meisjes, jongens, vrouwen, mannen, ouders, netwerk en professionals bij vragen en vermoedens van binnenlandse mensenhandel;

    • o

      het melden van vermoedens van mensenhandel. Veilig Thuis maakt dan een inschatting van de situatie en kan indien nodig hulp (laten) opstarten;

    • o

      zorgdragen voor de inzet van de best mogelijke zorg onder meer door het bewerkstelligen van een betere samenwerking in de keten. Het gaat niet alleen om samenwerkingsafspraken in de zorg voor het slachtoffer, maar ook in de aanpak en vervolging van de dader;

    • o

      zicht krijgen op aantallen, aard en ernst van situaties van binnenlandse mensenhandel door een betere registratie.

  • Nederlandse Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie controleert of werkgevers en werknemers zich houden aan de verschillende wetten, besluiten en regelingen op het terrein van arbeid. Verder spoort de Arbeidsinspectie fraude, uitbuiting en georganiseerde criminaliteit binnen de keten van werk en inkomen op. Tot de taken van de Inspectie behoort het opsporen van onder andere arbeidsuitbuiting, mensensmokkel en grootschalige fraude op het gebied van de sociale zekerheid. De opsporing door de Inspectie wordt aangestuurd door het Openbaar Ministerie.

Bijlage 4 Mensenhandel in verbinding met andere domeinen

Mensenhandel raakt allerlei facetten van de samenleving en daarmee ook uiteenlopende (beleids)terreinen. Dit betekent niet dat op al die terreinen zaken moeten worden aangepast, maar het is goed om de raakvlakken in beeld te hebben. Iedere professional binnen de ambtelijke organisatie kan te maken krijgen met een vorm van mensenhandel.

Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de integrale aanpak van mensenhandel. Een gemeente staat voortdurend met verschillende ketenpartners in contact en heeft de mogelijkheid om bestuurlijke middelen in te zetten om mensenhandel aan te pakken.

Zorg

Sinds de decentralisaties van 2015 zijn verschillende taken van het Rijk naar gemeenten verschoven. Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn gemeenten verantwoordelijk voor het opvang- en zorgaanbod voor specifieke groepen, waaronder de slachtoffers van mensenhandel. Gemeenten moeten voor passende opvang, ondersteuning en nazorg voor slachtoffers van mensenhandel in de gemeente zorgen.

De gemeenten zijn geadviseerd om door het instellen van Zorgcoördinatoren Mensenhandel aan deze verantwoordelijkheid te voldoen. Dit houdt in dat een Zorgcoördinator Mensenhandel voor meerdere gemeenten de zorg en opvang van (mogelijke) slachtoffers mensenhandel coördineert in samenwerking met betrokken partners, waar de gemeente ook deel van kan uitmaken.

Gemeenten hebben een verantwoordelijkheid voor slachtoffers, die ingeschreven staan in hun gebied. Slachtoffers die niet ingeschreven staan, worden in principe ingeschreven in de gemeente waar ze zijn aangetroffen.

Slachtoffers met rechtmatig verblijf

Mensen die slachtoffer zijn van mensenhandel en rechtmatig in Nederland verblijven, kunnen op grond van de Wmo 2015 aanspraak maken op een opvangplek. Dit geldt ook voor mensen met een tijdelijke verblijfsstatus. Daarnaast mogen deze slachtoffers, op grond van de Wet arbeid vreemdelingen, werken of een opleiding volgen. Indien nodig hebben ze op grond van de Participatiewet recht op bijstand.

Slachtoffers zonder rechtmatig verblijf

Voor slachtoffers van mensenhandel zonder rechtmatig verblijf in Nederland is het belangrijk om een rechtmatig verblijf te hebben. Zo kunnen zij tot rust komen en beslissen of ze mee willen werken aan het opsporingsonderzoek. Op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (artikel 8, sub k) wordt aan vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel een bedenktijd van maximaal drie maanden gegund, om te beslissen of zij aangifte willen doen van mensenhandel of op andere wijze medewerking willen verlenen aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek.

De bedenktijd houdt in dat de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) het vertrek van het vermoedelijke slachtoffer van mensenhandel uit Nederland gedurende deze periode opschort. Slachtoffers in de bedenktijd hebben op grond van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) recht op een maandelijkse toelage ter hoogte van de Nederlandse bijstandsuitkering (uitgekeerd door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)). Voor de berekening van de toelagen wordt uitgegaan van de in de Participatiewet vermelde normbedragen. Met uitzondering van de categorie Minderjarige Vreemdelingen voorziet de Rvb, naast een maandelijkse financiële toelage, in een verzekering tegen medische kosten.

Slachtoffers van mensenhandel zonder verblijfsvergunning die aangifte doen, kunnen op basis van de verblijfsregeling mensenhandel een tijdelijke verblijfsvergunning voor de duur van het opsporings- en vervolgingsonderzoek krijgen (o.g.v. de B8-regeling in de Vreemdelingencirculaire). Mocht een slachtoffer in verband met medische beperkingen, minderjarigheid of ernstige bedreiging geen medewerking kunnen verlenen aan het opsporingsonderzoek dan kan hij/zij ook voor deze verblijfsvergunning in aanmerking komen, mits dit ondersteund wordt door een verklaring van de politie, Koninklijke Marechaussee en/of een medische verklaring. 1

Slachtoffers in de asielprocedure

Slachtoffers die een asielprocedure hebben lopen, hebben recht op opvang in een asielzoekerscentrum. Het recht op opvang bestaat vanaf het moment dat de asielzoeker asiel aanvraagt tot hij een verblijfsvergunning krijgt of Nederland moet verlaten.

Als een slachtoffer van mensenhandel niet beschikt over de Nederlandse nationaliteit kan hij/zij gebruik maken van de B-8 regeling uit de Vreemdelingencirculaire. Dit betekent dat het slachtoffer (die mogelijk illegaal is) een tijdelijke verblijfsstatus verkrijgt zolang het strafrechtelijk onderzoek duurt en hij/zij zich ter beschikking van het Openbaar Ministerie moet houden.

Jeugd

De Jeugdwet stelt gemeenten verantwoordelijk voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel. Op grond van de Wmo (art. 4.2) zijn gemeenten verantwoordelijk voor de Veilig Thuis organisaties, (www.veiligthuis.nl) gericht op ondersteuning van slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling, waaronder ook slachtoffers van mensenhandel kunnen vallen. Daarnaast bieden jeugdhulpinstellingen opvangplekken voor minderjarige slachtoffers van loverboys.

Huiselijk geweld en kindermishandeling

Mensenhandel is onderdeel van de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is daarom belangrijk dat hulpverleners bij het (herhaaldelijk) trainen van de meldcode ook worden geïnformeerd over het signaleren van mensenhandel, naast seksueel geweld, kindermishandeling, huiselijk geweld en ouderenmishandeling. Bijna 90% van alle slachtoffers van mensenhandel komt in ieder geval één keer in contact met een zorgverlener, terwijl slechts 20% van alle zorgverleners voldoende kennis heeft om deze vorm van geweld goed te kunnen signaleren en slachtoffers te kunnen ondersteunen. Ook in de afspraken met de regionale Veilig Thuis organisatie dient men aandacht voor mensenhandel te hebben. De medewerkers van Veilig Thuis moeten alert zijn op de signalen (www.huiselijkgeweld.nl/vormen/mensenhandel).

Kinderbeschermingsmaatregelen en voogdij

Voor binnenlandse minderjarige slachtoffers en minderjarige slachtoffers uit EU-landen zijn de reguliere (kinderbeschermings-)maatregelen van toepassing. De Stichting Nidos (www.nidos.nl) heeft de voogdij over alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV) die mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel.

Opvang

Als het gaat om opvang, zijn voor binnenlandse minderjarige slachtoffers en minderjarige slachtoffers uit EU-landen ook de reguliere voorzieningen van Jeugdzorg Nederland beschikbaar. Voor de specifieke doelgroep van slachtoffers van seksuele uitbuiting is bij enkele opvanginstellingen gespecialiseerde opvang beschikbaar.

Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen die mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel, is de Beschermde Opvang beschikbaar. De Stichting Nidos beslist of een minderjarige vreemdeling in de Beschermde Opvang wordt opgevangen. Dit gebeurt bij de geringste indicatie van mensenhandel. Slachtoffers in de Beschermde Opvang krijgen wekelijks een kleine financiële vergoeding en zijn verzekerd tegen ziektekosten.

Veiligheid/Ondermijning

Een deel van de aanpak op ondermijning richt zich op de aanpak van mensenhandel. Dit gebeurt idealiter in gemeenten binnen RIEC-verband (Regionale Informatie en Expertise Centra), waarbij regionale casussen worden besproken met betrokken gemeenten, het Openbaar Ministerie (OM), de politie (AVIM/TMM en Basisteam), de Nederlandse Arbeidsinspectie en de Belastingdienst.

Een criminele organisatie vestigt zich graag in gemeenten die nauwelijks oog (lijken te) hebben voor ondermijning. Gemeenten kunnen barrières opwerpen om ondermijnende criminaliteit waaronder mensenhandel tegen te gaan. Gemeenten beoordelen aanvragen voor vergunningen, stellen regels aan het aantal inschrijvingen op hetzelfde adres en hebben de mogelijkheid dwangsommen op te leggen en panden sluiten. De inzet van de Wet Bibob (https://www.justis.nl/producten/bibob/wet-bibob/) is hierbij een belangrijk instrument.

De Wet Bibob staat voor de wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur. De wet is bedoeld om te voorkomen dat de overheid onbedoeld criminele activiteiten faciliteert door een vergunning of subsidie te verstrekken. Met hulp van de Wet Bibob kan de gemeente besluiten om een vergunning niet af te geven of in te trekken indien er ernstig gevaar bestaat dat hiermee criminele activiteiten worden ontplooid of gecontinueerd. Malafide ondernemers kunnen gebruik maken van woningen of huurpanden om criminele activiteiten uit te voeren, zoals drugsproductie, drugshandel of onvergunde prostitutie. Medewerkers van een gemeente spelen dan ook een belangrijke rol in het herkennen van signalen van mensenhandel, bijvoorbeeld bij de dienstverlening aan burgers en bij het uitvoeren van controles in het kader van handhaving en toezicht.

Prostitutie

Prostitutie is een legaal beroep in Nederland. Lokaal kunnen voorwaarden en regels worden gesteld aan de exploitatie van prostitutie, bijvoorbeeld in de vorm van een vergunningplicht voor seksinrichtingen. De prostitutiebranche is kwetsbaar voor misstanden, waaronder mensenhandel.

Het prostitutiebeleid is een belangrijk instrument voor gemeenten om misstanden te voorkomen en aan te pakken en ondersteuning te bieden aan sekswerkers. Ook een goed werkend vergunningensysteem kan bijdragen aan het voorkomen van misstanden. Wanneer ondernemers zich niet aan de vergunningsregels houden, kan de gemeente handhavend optreden en in bepaalde gevallen de vergunning intrekken. Dit doet de gemeente aan de hand van een bestuurlijke rapportage.

Onderwijs

Om zo veel mogelijk zicht te krijgen op mensenhandel is het belangrijk dat ook leerplichtambtenaren en medewerkers in het onderwijs zich bewust zijn van mensenhandel en bijhorende signalen kunnen herkennen. Uit een onderzoek van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) eind 2019, onder 400 Nederlandse docenten van 343 verschillende scholen, blijkt dat bijna tachtig procent van de docenten in het voortgezet onderwijs denkt een slachtoffer van mensenhandel niet te kunnen herkennen onder hun leerlingen. Bovendien heeft hierbij veertig procent van de docenten aangegeven niet te weten wat te moeten doen als zij vermoeden dat een leerling het slachtoffer is van mensenhandel.

Het tijdig signaleren van mensenhandel biedt de mogelijkheid een gericht hulpverlenings- en interventieprogramma te ontwikkelen. Het instrument is onder meer bedoeld voor leraren in het voortgezet speciaal onderwijs en leerplichtambtenaren, zodat ze beter zijn toegerust om vroegtijdig (potentieel) slachtofferschap bij jongeren met een licht verstandelijke beperking te signaleren.

Economisch aspect

Gemeenten willen graag zorgen voor een goed vestigingsklimaat voor bonafide ondernemers. Tegelijkertijd willen ze tegengaan dat criminelen zich in de gemeente vestigen. Eerlijke horeca, vastgoedontwikkeling en een woningaanbod voor studenten en arbeidsmigranten dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de gemeente en zijn goed voor het ondernemerschap. Door middel van de Wet Bibob kunnen gemeenten de vestiging van malafide ondernemers tegenhouden. Er zijn verschillende ‘risico-sectoren’ waar uitbuiting voor kan komen, zoals de agrarische, bouw-, schoonmaak- en horecasector.

Huisvesting

Arbeidsmigranten leveren in verschillende sectoren een grote bijdrage aan de economie. Een arbeidsmigrant is vaak afhankelijk van de werkgever of het uitzendbureau voor de huisvesting en het vervoer. Dit kan de arbeidsmigrant kwetsbaar maken. Het is daarom belangrijk dat gemeenten toezien op de integriteit van de huisvester, de uitzendorganisatie en de werkgever. Gemeenten kunnen de integriteit van aanvragers onderzoeken op grond van de Wet Bibob op het moment dat zij voor hun huisvestingslocatie een exploitatievergunning aanvragen. Door handhaving wordt arbeidsuitbuiting eerder gesignaleerd of mogelijk zelfs voorkomen.

Dit vraagt om samenwerking op verschillende terreinen tussen gemeenten en personen welke zich bezighouden met huisvesting:

  • Er is voldoende ruimte voor de huisvesting van arbeidsmigranten;

  • Handhaven op woon- of verblijfssituaties die niet aan de voorschriften voldoen;

  • Inschrijven van arbeidsmigranten in de BRP;

  • Het organiseren van heldere en (pro)actieve communicatie;

  • Het stimuleren van taal en participatie.

Inkoop

Gemeenten kunnen bij aanbestedingstrajecten of bij de inkoop van diensten en producten eisen stellen die uitbuiting kan voorkomen. Zo kan bijvoorbeeld bij de aanbesteding van ruimtelijke projecten eisen worden gesteld aan de eerlijke inzet van arbeidskrachten (genoeg uren, werktijdenbepalingen, huisvesting) of kunnen kwalitatieve en kwantitatieve eisen gesteld worden bij de aanbesteding van zorgorganisaties.

Bijlage 5 Signalen van mensenhandel

Arbeidsuitbuiting

De kans dat het gaat om uitbuiting is groot als u ziet dat een werknemer:

  • gevaarlijk en ongezond werk moet doen;

  • extreem lange werkdagen moet maken;

  • te weinig betaald krijgt, niet uitbetaald wordt of lang op betaling moet wachten;

  • niet kan beschikken over zijn/haar eigen paspoort of ID-kaart;

  • altijd door iemand wordt begeleid;

  • sociaal geïsoleerd is;

  • met valse beloften naar Nederland is gehaald;

  • wordt mishandeld, gechanteerd, gedwongen of bedreigd;

  • een hoge schuld aan de werkgever moet afbetalen;

  • niet kan beschikken over het geld op eigen bankrekening;

  • zwart betaald wordt, of niet verzekerd is tegen bijvoorbeeld ongevallen;

  • in een bedrijfspand of op het bedrijfsterrein woont, of op een andere manier slecht is gehuisvest;

  • niet op de hoogte is van zijn verblijfsadres;

  • op andere manieren onder druk wordt gezet.

Seksuele uitbuiting

Iemand is mogelijk slachtoffer van seksuele uitbuiting als:

  • hij/zij gedwongen wordt seks te hebben tegen zijn/haar zin in;

  • hij/zij gedwongen wordt seks te hebben tegen betaling, waarbij hij/zij het geld moet afdragen;

  • de partner hem/haar dwingt om seks te hebben met bekenden of vrienden;

  • hij/zij gedwongen wordt om mee te doen aan de productie van pornografisch materiaal.

  • iemand zijn/haar eigen paspoort of ID-kaart niet in het bezit heeft;

  • iemand ineens hoge schulden heeft;

  • iemand het spreken over prostitutie vermijdt of dit onderwerp op andere projecteert;

  • het uiterlijk sterk veranderd (tatoeages, borstvergroting, andere kleding en make-up);

  • iemand veel op straat rondhangt en wegloop gedrag vertoont;

  • iemand opeens veel nieuwe contacten heeft, zich isoleert van familie en vrienden, liegt of sociaal wenselijk gedrag vertoont om geen wantrouwen te wekken of op verschillende plekken verschillend gedrag laten zien;

  • er sprake is van veel in- en uitloop van mensen in de woning;

  • hij/zij slaapt op de werkplek;

  • iemand meer dan eens onverklaarbaar hele nachten weg is;

  • iemand zijn/haar eigen adres niet kent en geen sleutel heeft.

Criminele uitbuiting & gedwongen bedelarij

Iemand is mogelijk slachtoffer van criminele uitbuiting/ gedwongen bedelarij als:

  • er sprake is van een ongelijke relatie met een familielid of vriend;

  • hij/zij gedwongen wordt tot crimineel gedrag;

  • hij/ zij gedwongen wordt tot bedelen;

  • hij/zij lichamelijk letsel vertoont;

  • er drugs of gestolen spullen worden gevonden, zonder dat er voorgeschiedenis is met het criminele circuit;

  • hij/zij plotseling veel nieuwe contacten heeft;

  • iemand zijn/haar nieuwe vrienden en kennissen verdedigd of beschermd;

  • hij/zij onverklaarde schulden heeft en er sprake is van crimineel gedrag om een schuld bij derden af te lossen;

  • hij/zij geen beschikking heeft over zijn/haar eigen paspoort of ID-kaart;

  • er sprake is van een machtsrelatie met iemand die verdient aan het slachtoffer.

Orgaanhandel

Iemand is mogelijk betrokken bij orgaanhandel, als:

  • de vraag en het aanbod voor een orgaantransplantatie elkaar niet kunnen vinden en er toch een transplantatie heeft plaatsgevonden;

  • er sprake is van inconsistentie of een onduidelijk verhaal over orgaandonatie;

  • er sprake is van littekens van een orgaantransplantatie;

  • reispapieren niet overeenkomen met het reisverhaal;

  • er sprake is van medische verzorging in relatie tot ontbrekende organen;

  • iemand die eigen identiteitspapieren/ medische documentatie niet bij zich draagt;

  • iemand die niet zelf mag spreken over zijn/ haar medische situatie.

Belangrijke signalen voor baliepersoneel

Inschrijving in het GBA-register

  • Hoeveel personen staan al ingeschreven op dat adres?

  • Weet degene die zich inschrijft waar de woning ligt c.q. kent hij/zij het adres?

  • Hoe verloopt de communicatie? Is er een taalprobleem?

  • Begeleid steeds een en dezelfde persoon verschillende personen bij de inschrijving?

Voorbeeld: er komen met regelmaat buitenlandse vrouwen die zich op één bepaald adres laten inschrijven. Dit is geen opvanghuis o.i.d. maar aan een "particuliere woning". U heeft een "onderbuik" gevoel dat er iets niet klopt, maar kunt dit niet verder omschrijven. Stel gerust controle vragen zoals: Van wie moet u zich hier melden? Of van wie huurt u het huis? Of van wie huurt u het huis? Of wie wonen er nog meer?

Beschikt de persoon in kwestie zelf over haar/zijn paspoort/ID-kaart?

  • Krijgt hij/zij dat van de begeleider aangereikt bij de inschrijving;

  • Geeft zij/hij het paspoort na de inschrijving terug aan haar/zijn begeleider.

Voorbeeld: in de wachtruimte zit een (jonge) vrouw. Naast haar zit een man. Als het nummer van deze vrouw aan de beurt is geeft de man haar ID kaart/paspoort aan haar en de vrouw komt naar Uw loket. U vraagt (na enige tijd) wie de man is. Zij kent hem niet of doet daar "wazig" over. (Je geeft je paspoort/ID kaart niet aan iemand die je niet (goed) kent) In de landen van herkomst (denk aan Oost-Europa en Afrika) is het algemeen gebruikelijk dat de "burger" vragen beantwoordt van een publieke ambtenaar. Dus stel gerust een vraag als je het gevoel hebt dat er iets niet klopt.

Bijlage 6 Juridisch kader

Gemeentewet

Artikel 172 van de Gemeentewet belast de burgemeester met de handhaving van de openbare orde onder gewone omstandigheden.

Wet Bibob

De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. Het voornaamste doel van deze wet is het voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert, bijvoorbeeld het witwassen van geld. Een bestuursorgaan kan op grond van de Wet Bibob besluiten een vergunning in te trekken of te weigeren indien het vermoeden bestaat dat de vergunning gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten. Ook bestaat de mogelijkheid om vergunningen alleen onder bepaalde voorwaarden te verstrekken. Naast vergunningen is het Bibob-instrument ook in te zetten voor subsidies, vastgoedtransacties en aanbestedingen. De officier van justitie heeft een ondersteunende rol: hij mag een bestuursorgaan laten weten dat het wenselijk is om een Bibob-advies aan te vragen over een bepaald (rechts)persoon als die betrokken is bij strafbare feiten.

Wet Victoria

De Wet Victoria (artikel 174a Gemeentewet) geeft de burgemeester de bevoegdheid tot sluiting van een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf. Onder de categorie ‘een niet voor publiek toegankelijk lokaal’ vallen onder andere hotelkamers, lokalen alleen toegankelijk voor verenigingsleden, kantoorruimten en bedrijfsruimten. De burgemeester kan tot sluiting overgaan indien er sprake is van een verstoring van de openbare orde of indien er sprake is van een ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde. Het sluiten van woning is een vergaande beperking van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet) en het huisrecht (artikel 12 Grondwet) en kan daarom alleen gebruikt worden als ultimum remedium, en zijn er strikte eisen gesteld aan de sluiting.

Opiumwet

Op grond van artikel 13b van de Opiumwet, ook wel de Wet Damocles genoemd, kan de burgemeester een woning of lokaal of een daarbij horend erf sluiten indien er sprake is van drugshandel, een aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs of een aanwezigheid van voorwerpen of stoffen waarbij het vermoeden is dat zij bestemd zijn voor het bereiden of telen van drugs.

Wet Victor

Na sluiting door de burgemeester, op grond van artikel 13b van de Opiumwet of op grond van de Wet Victoria, kan het college van burgemeester en wethouders een vervolg geven op grond van de Wet Victor. Het college is bevoegd om de eigenaar te verplichten om een andere gebruiker voor het pand aan te wijzen of het gebouw in beheer te geven (artikel 13b, lid 2 sub b Woningwet). Aan dit besluit kunnen voorwaarden worden gesteld, zoals het geschikt maken voor gebruik van de woning. Mocht er ondanks de aanwijzingsbevoegdheid geen uitzicht zijn op duurzaam herstel van de openbare orde rond de woning, het lokaal of het daarbij behorende erf, dan is de gemeenteraad op grond van artikel 77 lid 1 sub 7 van de Onteigeningswet bevoegd om tot onteigening over te gaan.

Strijdig gebruik bestemmingsplan

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad bestemmingsplannen vast voor het grondgebied van de gemeente. In een bestemmingsplan geeft de gemeente de bestemmingen aan van de gronden en gebouwen. Indien het feitelijke gebruik van een pand, bijvoorbeeld de exploitatie van een seksbedrijf/prostitutie, strijdig is met het bestemmingsplan kan gehandeld worden op grond van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) artikel 2.1 lid 1 sub c. Daarnaast biedt de Wet ruimtelijke ordening de gemeente de mogelijkheid om over te gaan tot aanzegging van bestuursdwang of tot oplegging van een dwangsom op basis van artikel 125 van de Gemeentewet om het gebruik in overeenstemming met de bestemming te brengen.

Huisvestingswet

De Huisvestingswet biedt de gemeente de mogelijkheid om in een huisvestingsverordening regels vast te leggen over de toewijzing van huurwoningen en over het bepalen van de urgentievolgorde voor woningzoekenden. Daarnaast kunnen wijzigingen in de woningvoorraad vergunningplichtig worden gesteld. Bijvoorbeeld bij het onttrekken of samenvoegen van woonruimte, het overgaan tot verhuur per kamer of het splitsen van woonruimten. Indien een regel wordt overschreden kan op basis van artikel 35 van de Huisvestingswet een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Woningwet

In artikel 7.18 van het Bouwbesluit 2012 staat dat een woonfunctie niet bewoond wordt dan meer dan één persoon per 12 m² gebruiksoppervlakte. Als er in de woning sprake is van overbewoning kan hierop worden opgetreden op grond van artikel 1b lid 3 van de Woningwet.

Bij bepaalde overtredingen, zoals hennepplantages, drugslaboratoria en aanwezigheid van drugs in woningen of lokalen, is vaak sprake van overtredingen van het Bouwbesluit 2012 en waarbij de gevaarzetting direct moet worden weggenomen. Op grond van artikel 1b lid 2 en/ of 3 van de Woningwet kan dan met spoedeisende bestuursdwang worden ontruimd. De uitgevoerde spoedeisende bestuursdwang moet daarna zo spoedig als mogelijk op schrift worden gesteld.

Artikel 17 van de Woningwet maakt het mogelijk een woning te sluiten. Er moet dan sprake zijn van een herhaaldelijke overtreding van artikel 1a of artikel 1b van de Woningwet. Bovendien moet de overtreding gepaard gaan met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of veiligheid. Bijvoorbeeld bij kamerverhuur zonder te voldoen aan de brandveiligheidseisen of bij brandgevaarlijke hennepplantages.

BRP

Aan arbeidsmigranten wordt vaak door hun werkgevers en bemiddelaars aangegeven dat ze zich niet moeten inschrijven in de Basisregistratie Personen (BRP). Hiermee wordt belasting ontdoken en hebben de arbeidsmigranten vaak geen rechten op allerlei verschillende gebieden. De arbeidsmigranten zijn dan een makkelijk slachtoffer van mensenhandel. Het is daarom van belang dat de toezichthouder BRP een actieve rol krijgt in de aanpak van mensenhandel door per casus te bekijken of de aangetroffen personen ingeschreven moeten/kunnen worden in de BRP. Eventueel kan de bestuurlijke boete als bestuursrechtelijke handhavingsmiddel worden ingezet.

Algemene Plaatselijke Verordening Heemstede

Diefstal (APV, artikel 2:44)

In artikel 2:44 van de APV staan regels opgenomen met betrekking tot het vervoeren van inbrekerswerktuigen. Op grond van deze artikelen kan geverbaliseerd worden en/of een last onder dwangsom worden opgelegd aan de bewuste personen.

Drugsoverlast (APV, artikel 2:74 en 2:74a)

Artikel 2:74 en 2:74a van de APV stellen dat drugshandel op straat en openlijk drugsgebruik op openbare plekken niet zijn toegestaan. Op grond van deze artikelen kan geverbaliseerd worden en/of een last onder dwangsom worden opgelegd aan de bewuste personen.

Gebiedsontzeggingen (APV, artikel 2:78)

In het belang van de veiligheid en de openbare orde kan de burgemeester gebiedsontzeggingen opleggen waarna personen zich niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats mogen ophouden. De gebiedsontzegging kan worden verlengd bij recidive. Als de APV er niet geheel in kan voorzien, kan als ultimum remedium een gebiedsverbod worden opgelegd op grond van artikel 172 van de Gemeentewet.

Woonoverlast (APV, artikel 2:79)

In artikel 2:79 van de APV is een artikel opgenomen met betrekking tot woonoverlast. Als er meldingen of signalen vanuit de woon- en leefomgeving zijn en er op basis van andere regelgeving geen aanknopingspunten zijn, kan op basis van dit artikel in gesprek worden gekomen met de bewoners van de woning. In uiterste gevallen kan de burgemeester op basis van dit artikel een gedragsaanwijzing opleggen.

Seksbedrijf/prostitutie in woning of lokaal (APV, hoofdstuk 3 afdeling 2)

Het is verboden om zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een seksbedrijf uit te oefenen of te wijzigen. In hoofdstuk 3, afdeling 2 van de APV zijn de regels opgenomen met betrekking tot het exploiteren van een seksbedrijf, waaronder de vergunningsvoorwaarden, de intrekkingsgronden en de weigeringsgronden. De Wet Bibob kan hier tevens onderdeel van zijn.

Straatprostitutie (APV, artikel 3:19)

Op grond van artikel 3:19 van de APV is het verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie.

Algemene Plaatselijke Verordening Bloemendaal

Diefstal (APV, artikel 2:44)

In artikel 2:44 van de APV staan regels opgenomen met betrekking tot het vervoeren van inbrekerswerktuigen. Op grond van deze artikelen kan geverbaliseerd worden en/of een last onder dwangsom worden opgelegd aan de bewuste personen.

Drugsoverlast (APV, artikel 2:74 en 2:74a)

Artikel 2:74 en 2:74a van de APV stellen dat drugshandel op straat en openlijk drugsgebruik op openbare plekken niet zijn toegestaan. Op grond van deze artikelen kan geverbaliseerd worden en/of een last onder dwangsom worden opgelegd aan de bewuste personen.

Gebiedsontzeggingen (APV, artikel 2:78)

In het belang van de veiligheid en de openbare orde kan de burgemeester gebiedsontzeggingen opleggen waarna personen zich niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats mogen ophouden. De gebiedsontzegging kan worden verlengd bij recidive. Als de APV er niet geheel in kan voorzien, kan als ultimum remedium een gebiedsverbod worden opgelegd op grond van artikel 172 van de Gemeentewet.

Woonoverlast (APV, artikel 2:79)

In artikel 2:79 van de APV is een artikel opgenomen met betrekking tot woonoverlast. Als er meldingen of signalen vanuit de woon- en leefomgeving zijn en er op basis van andere regelgeving geen aanknopingspunten zijn, kan op basis van dit artikel in gesprek worden gekomen met de bewoners van de woning. In uiterste gevallen kan de burgemeester op basis van dit artikel een gedragsaanwijzing opleggen.

Seksbedrijf/prostitutie in woning of lokaal (APV, hoofdstuk 3 afdeling 2)

Het is verboden om zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een seksbedrijf uit te oefenen of te wijzigen. In hoofdstuk 3, afdeling 2 van de APV zijn de regels opgenomen met betrekking tot het exploiteren van een seksbedrijf, waaronder de vergunningsvoorwaarden, de intrekkingsgronden en de weigeringsgronden. De Wet Bibob kan hier tevens onderdeel van zijn.

Straatprostitutie (APV, artikel 3:19)

Op grond van artikel 3:19 van de APV is het verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie.

Algemene Plaatselijke Verordening Zandvoort

Diefstal (APV, artikel 2:44)

In artikel 2:44 van de APV staan regels opgenomen met betrekking tot het vervoeren van inbrekerswerktuigen. Op grond van deze artikelen kan geverbaliseerd worden en/of een last onder dwangsom worden opgelegd aan de bewuste personen.

Drugsoverlast (APV, artikel 2:74)

Artikel 2:74 van de APV stelt dat drugshandel op straat niet is toegestaan. Op grond van dit artikel kan geverbaliseerd worden en/of een last onder dwangsom worden opgelegd aan de bewuste personen.

Verblijfsontzeggingen (APV, artikel 2:78)

In het belang van de veiligheid en de openbare orde kan de burgemeester gebiedsontzeggingen opleggen waarna personen zich niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats mogen ophouden. De verblijfsontzegging kan maximaal 12 weken gelden. Als de APV er niet geheel in kan voorzien, kan als ultimum remedium een gebiedsverbod worden opgelegd op grond van artikel 172 van de Gemeentewet.

Woonoverlast (APV, artikel 2:79)

In artikel 2:79 van de APV is een artikel opgenomen met betrekking tot woonoverlast. Als er meldingen of signalen vanuit de woon- en leefomgeving zijn en er op basis van andere regelgeving geen aanknopingspunten zijn, kan op basis van dit artikel in gesprek worden gekomen met de bewoners van de woning. In uiterste gevallen kan de burgemeester op basis van dit artikel een gedragsaanwijzing opleggen.

Seksbedrijf/prostitutie in woning of lokaal (APV, hoofdstuk 3 afdeling 2)

Het is verboden om zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een seksbedrijf uit te oefenen of te wijzigen. In hoofdstuk 3, afdeling 2 van de APV zijn de regels opgenomen met betrekking tot het exploiteren van een seksbedrijf, waaronder de vergunningsvoorwaarden, de intrekkingsgronden en de weigeringsgronden. De Wet Bibob kan hier tevens onderdeel van zijn.

Straatprostitutie (APV, artikel 3:19)

Op grond van artikel 3:19 van de APV is het verboden op openbare plaatsen door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken om gebruik te maken van de diensten van een prostituee.

Overige instrumenten

Met alleen het nemen van repressieve bestuursrechtelijke maatregelen wordt mensenhandel niet weggenomen. Zowel in de preventie, proactie en de nazorg moeten instrumenten worden ingezet om mensenhandel te voorkomen en te bestrijden. Daarnaast moeten slachtoffers de juiste zorg en hulpverlening krijgen om te voorkomen dat slachtoffers wederom in situaties van mensenhandel terecht komen.

Voor een complete repressieve aanpak is het belangrijk dat de daders worden vervolgd. Hierom is het noodzakelijk dat er ook strafrechtelijke vervolging wordt ingezet. Anders blijft de oorzaak in stand en komt het op andere locaties weer terug. Het zogenaamde waterbedeffect.

Bijlage 7 Toelichting op de plateaus van het Kader voor de aanpak mensenhandel (VNG)

Binnen de aanpak van mensenhandel onderscheiden we:

  • Plateau 1: een basisniveau voor alle gemeenten;

  • Plateau 2: optionele bouwstenen, van harte aanbevolen.

In de gemeente Heemstede streven we te voldoen aan de doelen op basis van plateau 1. Als de gemeente Heemstede voldoet aan de betreffende doelen kunnen daarna, indien wenselijk, vervolgstappen worden gerealiseerd. Deze afstemming vindt plaats na drie jaar bij de evaluatie van het beleid.

Beleidsmatige basis

Plateau 1:

  • De gemeente heeft het beleid voor mensenhandel ingebed in de bestaande gemeentelijke structuren, waarbij een verbinding wordt gemaakt tussen zorg en veiligheid, met daarin specifieke aandacht voor jeugd.

  • De gemeente heeft in een beleidsmatige basis inzicht gegeven in het verschil tussen de vier soorten mensenhandel.

  • In de beleidsmatige basis wordt duidelijk op welke manier de verschillende ketenpartners met elkaar informatie kunnen uitwisselen. Ook buiten de gemeentelijke organisatie (o.a. voor professionals in het veld) is een meldstructuur ingericht voor signalen van mensenhandel.

Plateau 2:

  • De gemeente signaleert tendensen in de aanpak van mensenhandel. Dit betekent dat er op meta-niveau aandacht is voor verschuivingen binnen de eigen beschikbare informatie, evenals dat er aandacht is voor landelijke en regionale ontwikkelingen (in de aanpak) van mensenhandel.

  • De gemeente maakt de good practices zichtbaar die uit het melden van signalen van mensenhandel naar voren zijn gekomen en deelt deze met ketenpartners.

Aandacht voor en bewustwording van het fenomeen Mensenhandel

Plateau 1:

  • De gemeente heeft aandacht voor het fenomeen mensenhandel op bestuurlijk, ambtelijk en uitvoerend niveau, en aandacht voor de mensenhandel in de samenwerking met bestuurlijke partners. Het onderwerp wordt ten minste twee keer per jaar besproken in de gezagsdriehoek en op ambtelijk niveau. De gemeente heeft aandacht voor het fenomeen mensenhandel met de doelgroepen professionals én inwoners.

  • De gemeente genereert inzicht in de situatie in de regio, door een omgevingsscan of risicoanalyse te doen van de sectoren die kwetsbaar zijn voor mensenhandel. Hiermee zijn mogelijke risicogroepen ook in beeld gebracht. Daar waar mogelijk, wordt gebruik gemaakt van beschikbaar (lokaal) cijfermateriaal.

  • Er wordt structureel ingezet op het opbouwen van kennis over het signaleren van mensenhandel bij medewerkers van de gemeente. Er is jaarlijks terugkerende aandacht voor het onderwerp middels informatieavonden, brochures, webinars of andere vormen van communicatie.

  • De gemeente heeft een beleidsplan opgesteld waarin alle onderdelen voor een geslaagde aanpak voor mensenhandel aan bod komen: te denken valt aan de organisatie van de opvang, duidelijkheid omtrent handhaving en preventie en voorlichting over mensenhandel.

Plateau 2:

  • De gemeente heeft verderstrekkende bestuurlijke en ambtelijke aandacht voor het fenomeen mensenhandel en de doorwerking op uiteenlopende beleidsterreinen. Het onderwerp wordt meerdere keren per jaar besproken in de gezagsdriehoek en op ambtelijk niveau.

  • De gemeente genereert inzicht in de situatie in de regio doordat een brede en veelomvattende omgevingsscan wordt uitgevoerd, waarbij niet alleen kwetsbare sectoren maar ook mogelijke slachtoffers(groepen) en andere actoren in beeld zijn gebracht. Er is ook sprake van verdergaand inzicht in het cijfermateriaal van de lokale en/of regionale situatie.

Samenwerking in de keten en/of regio

Plateau 1:

  • De gemeente heeft een duidelijk beeld welke partijen een rol spelen bij de aanpak van mensenhandel, en de samenwerking met deze partijen is geregeld, bijvoorbeeld middels samenwerkingsafspraken.

  • De samenwerking in de aanpak van mensenhandel is ingebed in bestaande samenwerkingsstructuren: het onderwerp komt bijvoorbeeld terug op regionale overlegtafels.

  • De aanpak van de gemeente is aangesloten op de aanpak binnen de regio. De gemeente draagt daarmee effectief bij aan het verkrijgen van een landelijk dekkend stelsel van zorgcoördinatie.

Plateau 2:

  • De gemeente heeft een breder besef van de verschillende rollen en verantwoordelijkheden van ketenpartners. De gemeente is niet alleen bekend met haar keten- en samenwerkingspartners, maar ze zijn ook bekend met elkaars specifieke kennis en expertise. Deze kennis is inzichtelijk gemaakt, bijvoorbeeld door middel van een ‘wegenkaart’.

  • Er is sprake van een ketenregisseur op regionaal niveau. De ketenregisseur is verantwoordelijk voor de ketenaanpak richting slachtoffer en dader, en zorgt voor regionale strategische afspraken tussen ketenorganisaties.

Opvang van en hulpverlening aan slachtoffers en daders

Plateau 1:

  • De gemeente neemt haar organisatorische en financiële verantwoordelijkheid voor de zorg en opvang van slachtoffers van mensenhandel serieus, ook waar de opvang regionaal of landelijk is georganiseerd.

  • De gemeente heeft zorgcoördinatie voor slachtoffers geregeld met aandacht voor casemanagement en werkt aan het opbouwen en onderhouden van een regionaal en landelijk netwerk en het geven van voorlichting en preventie. De ingekochte opvang en hulpverlening voldoet aan kwaliteitscriteria.