Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Helder 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-10-2024

Intitulé

Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Helder 2024

De raad van de gemeente Den Helder;

gelezen het raadsvoorstel nummer 32719 van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 28 mei 2024;

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet;

kennis genomen hebbende van de voorbereidende commissievergadering op 17 juni 2024;

overwegende dat:

  • Inspraak en participatie van belang is om inwoners, belanghebbenden, ondernemers en organisaties bij gemeentelijke activiteiten te betrekken;

  • de gemeente Den Helder zich in het collegeprogramma 2022-2026 tot doel heeft gesteld een samenwerkende gemeente te zijn;

besluit:

de volgende verordening vast te stellen.

Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Helder 2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    Beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van gemeentelijk beleid;

  • c.

    Bestuursorgaan: college, raad dan wel burgemeester. Dit is afhankelijk van de betreffende bevoegdheid.

  • d.

    Initiatiefgerechtigde: een inwoner van de gemeente Den Helder of belanghebbende bij het betreffende onderwerp of voorstel, die niet uitgesloten is van het kiesrecht;

  • e.

    Inspraak: het bieden van gelegenheid aan inwoners van de gemeente Den Helder en belanghebbenden om te reageren op een beleidsvoornemen;

  • f.

    Inwonerinitiatief: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of een voorstel dat behoort tot de bevoegdheid van de raad op de agenda van de raadsvergadering te plaatsen;

  • g.

    Kiesgerechtigde: degene die op de datum waarop het referendum wordt gehouden kiesgerechtigd is voor de gemeenteraadsverkiezingen;

  • h.

    Ondertekenaar: degene die op het moment van ondertekening van het inleidende of definitieve verzoek voor een inwonerinitiatief inwoner van de gemeente Den Helder is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet uitgesloten is van het kiesrecht;

  • i.

    Participatie: het vroegtijdig betrekken van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid;

  • j.

    Raadplegend referendum: een niet bindende inwonersstemming op initiatief van de gemeenteraad;

  • k.

    Uitdaagrecht: het recht van ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen om een verzoek bij het bevoegde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak met betrekking tot het beheer van de openbare ruimte over te nemen, als zij denken deze taak beter uit te kunnen voeren;

  • l.

    Verzoeker: degene die op de dag van het indienen van het verzoek in het kader van het uitdaagrecht de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, inwoner is van de gemeente Den Helder en niet uitgesloten is van het kiesrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op inspraak, participatie, uitdaagrecht of andere initiatieven van inwoners en bedrijven die in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures zijn geregeld.

Hoofdstuk 2 Participatie

Artikel 3 Onderwerp van participatie

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of participatie wordt toegepast. Participatie wordt in principe toegepast wanneer het bestuursorgaan verwacht dat er mensen zijn die in aanzienlijke mate geraakt zullen worden door het betreffende beleid of besluit en er ruimte is voor invloed op de te maken keuzes.

  • 2. Participatie wordt altijd toegepast als de wet daartoe verplicht.

  • 3. Als in afwijking van artikel 3, lid 1, tweede volzin, geen participatie wordt toegepast, neemt het bevoegde bestuursorgaan hierover een gemotiveerd besluit.

  • 4. Er is geen participatie mogelijk:

    • a.

      indien participatie bij of op basis van wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • b.

      inzake de begroting

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      wanneer het een beleidsvoornemen betreft dat betrekking heeft op interne organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • f.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie niet kan worden afgewacht;

    • g.

      als het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente zich in te zetten voor kwetsbare groepen in de samenleving.

    • h.

      indien het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van het betrokken bestuursorgaan voor het handhaven van de openbare orde en veiligheid;

    • i.

      indien tegen het betreffende besluit bezwaar en/of beroep heeft opengestaan.

  • 5. Het bevoegde bestuursorgaan kan beslissen om geen participatie toe te passen:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgestelde beleidsvoornemens;

    • b.

      indien al eerder participatie of een zienswijzeprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Awb over hetzelfde beleidsonderwerp in deze vorm heeft plaatsgevonden.

Artikel 4 Participatieproces

  • 1. Het bestuursorgaan stelt voor de start van elke participatieprocedure vast op welke manier participatie wordt toegepast en maakt dit bekend op de voor die participatieprocedure geschikte wijze.

  • 2. Als het bestuursorgaan besluit participatie toe te passen, neemt het bestuursorgaan over in ieder geval de volgende onderwerpen een besluit en legt dit vast in een participatieplan:

    • a.

      doel van participatie;

    • b.

      beïnvloedingsruimte van participatie;

    • c.

      kaders voor participatie;

    • d.

      wijze waarop het bestuursorgaan over deze kaders vooraf communiceert;

    • e.

      wijze waarop en tijdvak waarin inbreng kan worden geleverd;

    • f.

      wijze waarop democratische waarden in de participatieprocedure worden gewaarborgd;

    • g.

      De wijze waarop de inbreng van deelnemers zal doorwerken in de besluitvorming.

  • 3. Als omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het tweede lid aan te passen, draagt het bestuursorgaan er zorg voor dat dit zo snel mogelijk bekend wordt gemaakt aan de deelnemers aan het participatieproces.

Artikel 5 Participatieverslag

  • 1. Ter afronding van het participatieproces stelt het bestuursorgaan een participatieverslag op.

  • 2. Het participatieverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde participatieproces;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c.

      de reactie van het bestuursorgaan op deze uitkomsten en de wijze waarop zij de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders brengt het eindverslag ter kennis van de gemeenteraad als het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

Hoofdstuk 3 Inspraak

Artikel 6 Onderwerp van inspraak

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend als de wet daartoe verplicht;

  • 3. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of op basis van wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 7 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan inwoners van de gemeente Den Helder en belanghebbenden bij het betreffende onderwerp.

Artikel 8 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Awb van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 9 Eindverslag inspraakprocedure

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen en de wijze waarop het bestuursorgaan de zienswijzen heeft benut bij het beleidsvoornemen.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

Hoofdstuk 4 Omgevingswet

Artikel 10 Participatie Omgevingswet

  • 1. Het bestuursorgaan stelt voor inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden een ‘Handleiding participatie voor initiatieven Omgevingswet’ vast waarin wordt aangegeven hoe een initiatiefnemer participatie kan vormgeven.

  • 2. Voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten heeft de gemeenteraad een lijst vastgesteld met gevallen waarvoor participatie verplicht is.

  • 3. Het bestuursorgaan heeft beleidsregels opgesteld om te kunnen beoordelen of in redelijke mate aan de onder lid 2 genoemde verplichte participatie is voldaan.

Hoofdstuk 5 Inwonerinitiatief

Artikel 11 Algemene regels inwonerinitiatief

  • 1. De gemeenteraad plaatst een inwonerinitiatief op de agenda van zijn vergadering, als daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 11 lid 4, lid 5 en lid 6 bevat, of

    • b.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 12 lid 1 en lid 2, of

    • c.

      niet door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund.

  • 3. Voor de beoordeling of iemand belanghebbende is, is de situatie op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

  • 4. Een inwonerinitiatief kan geen betrekking hebben op:

    • a.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur;

    • b.

      een vraag over het gemeentelijk beleid;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Awb;

    • d.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Awb tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

    • e.

      een onderwerp waarover korter dan twee jaar voor indiening van het inwonerinitiatief door de gemeenteraad een besluit is genomen, tenzij nieuwe argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden.

  • 5. Een inwonerinitiatief over een onderwerp of voorstel dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeenteraad, maar wel valt onder de bevoegdheid van het gemeentebestuur, zal door de gemeenteraad, eventueel vergezeld van zijn advies, worden doorgezonden naar het college of naar de burgemeester.

  • 6. Het college of de burgemeester zal een onderwerp of voorstel als bedoeld in lid 5 behandelen als ware het een inwonerinitiatief.

Artikel 12 Eisen verzoek inwonerinitiatief

  • 1. Het verzoek tot plaatsing van een inwonerinitiatief op de agenda van de vergadering van de gemeenteraad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de gemeenteraad. Formulieren voor indiening van een inwonerinitiatief zijn bij de griffie verkrijgbaar en kunnen – na invulling – weer bij diezelfde griffie worden ingediend. De griffie zal de initiatiefnemer gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het inwonerinitiatief;

    • b.

      een toelichting op het inwonerinitiatief, en

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, het geboortejaar en de handtekening(en) van de initiatiefnemer(s).

  • 3. De gemeenteraad agendeert het inwonerinitiatief voor zijn eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het initiatief, als het voldoet aan de vereisten zoals gesteld in lid 1 en 2. Er dienen ten minste twee weken te liggen tussen de dag van indiening van het inwonerinitiatief en de dag van de vergadering waarin over het inwonerinitiatief wordt beslist. Als dit niet het geval is, wordt het inwonersinitiatief niet in behandeling genomen.

  • 4. De voorzitter van de gemeenteraad nodigt de initiatiefnemer schriftelijk of digitaal uit voor de vergadering waarvoor het inwonerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefnemer of een plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om het inwonerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

  • 5. Zo spoedig mogelijk nadat de gemeenteraad over het inwonerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 6. Zo spoedig mogelijk nadat de gemeenteraad over het inwonerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefnemer. In deze mededeling wordt de initiatiefnemer ook ingelicht over eventuele vervolgstappen over de uitwerking van het inwonerinitiatief.

Hoofdstuk 6 Referendum

Artikel 13 Referendum

Op grond van de Gemeentewet (art 147 en 149) en de Grondwet (art 124 lid 1 en art 127) kan de gemeenteraad besluiten een raadplegend referendum te organiseren. Inwoners kunnen via het inwonerinitiatief als bedoeld in de artikelen 11 en 12 een verzoek doen aan de gemeenteraad om een raadplegend referendum te organiseren.

Artikel 14 Onderwerp van referendum

Onderwerp van een raadplegend of raadgevend referendum kan, onverminderd het in artikel 15 bepaalde, zijn een voorgenomen besluit van de raad.

Artikel 15 Uitzonderingsbepalingen

  • 1. Een referendum wordt niet gehouden over:

    • a.

      besluiten waarvan de raad van mening is dat er andere dringende dan onderstaande redenen zijn om geen referendum te houden.

    • b.

      de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • c.

      gemeentelijke procedures;

    • d.

      de inrichting van de gemeentelijke organisatie als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder c, van de Gemeentewet;

    • e.

      vaststelling en wijziging van de gemeentelijke begroting en rekening;

    • f.

      gemeentelijke belastingen en tarieven;

    • g.

      geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;

    • h.

      handelingen en gedragingen van collegeleden, raadsleden of ambtenaren waartegen een klacht kan worden ingediend op grond van de Algemene wet bestuursrecht of een door de raad of het college vastgestelde klachtenregeling;

    • i.

      benoemingen of functioneren van personen;

    • j.

      beschikkingen;

    • k.

      verordeningen;

    • l.

      besluiten op grond van een gehouden referendum of in het kader van deze verordening;

    • m.

      besluiten met een spoedeisend karakter;

    • n.

      besluiten over een ingediend burgerinitiatief.

Hoofdstuk 7 Uitdaagrecht

Artikel 16 Uitdaagrecht

  • 1. Een verzoek voor het beheer en onderhoud van een deel van de openbare ruimte in het kader van het uitdaagrecht wordt bij het college ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de gemeentelijke taak die de verzoeker wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de verzoeker deze taak beter, sneller en goedkoper kan uitvoeren;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de verzoeker;

    • d.

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende inwoners van de gemeente Den Helder, uitgewerkt in een participatieverslag. Het participatieverslag bevat in ieder geval: een overzicht van het gevolgde participatieproces, een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces en de reactie van de verzoeker op deze uitkomsten en de wijze waarop de verzoeker de inbreng heeft benut bij het opstellen van het verzoek;

    • e.

      indicatie van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de verzoeker met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn kan worden gewaarborgd.

  • 2. Het college beslist binnen acht weken op het verzoek. Deze termijn kan door het college met maximaal zes weken worden verlengd.

  • 3. Als het verzoek wordt ingewilligd, voorziet het college de verzoeker van gepaste ondersteuning.

  • 4. Het college bepaalt, al dan niet in overleg met de verzoekers, met betrekking tot het beheer en onderhoud van een deel van de openbare ruimte in ieder geval het volgende: het uitvoeringsproces, het te behalen resultaat, het beschikbare budget, de looptijd en de aansprakelijkheid van de verzoeker.

Hoofdstuk 8 Evaluatie

Artikel 17 Evaluatie en monitoring

  • 1. De uitvoering van deze verordening wordt tot en met 2027 één keer per jaar geëvalueerd en vervolgens ééns in de drie jaar. Het college zendt hiertoe aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

  • 2. Dit verslag beschrijft de wijze waarop participatieprocessen zijn georganiseerd, de rolinvulling door de gemeenteraad en het college, het resultaat van de participatie en de belangrijkste ervaringen. Het verslag bevat daarnaast informatie over inwonersinitiatieven en over de werking van het uitdaagrecht.

  • 3. Elk participatieproces zoals genoemd in artikel 4 wordt na afloop geëvalueerd.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 18 Intrekken van oude verordeningen

Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden de volgende verordeningen ingetrokken:

  • Inspraakverordening

  • Referendumverordening 2012

  • Verordening inzake het burgerinitiatief 2008

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2024 en kan worden aangehaald als: Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Helder 2024.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 1 juli 2024.

voorzitter,

J.A. de Boer MSc.

griffier,

mr. drs. M. Huisman

Toelichting Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Helder 2024

A.Algemene toelichting

De gemeente Den Helder vindt het belangrijk om een samenwerkende gemeente te zijn en dicht bij haar inwoners, ondernemers en organisaties te staan. Deze verordening biedt een goed overzicht van de wettelijke mogelijkheden die zij en belanghebbenden hebben of krijgen om hun mening te geven. In het overzicht ontbreken de Jongerenadviesraad (JAR) en de Adviesraad Sociaal Domein (ASD). Hun rol als gevraagd en ongevraagd adviesgever aan het college en de gemeenteraad is vastgelegd in aparte verordeningen.

Aanpak

Deze inspraak- en participatieverordening is een resultaat van participatie. Via fysieke bijeenkomsten en een digitale enquête hebben honderden mensen hun mening gegeven over participatie. Zij hebben aangegeven zowel voorafgaand aan een participatieproces als na afloop van een participatieproces meer duidelijkheid te willen. Deze duidelijkheid is gewenst op punten als kaders van het proces, de beïnvloedingsruimte voor deelnemers aan het proces en de communicatie vanuit de gemeente. Deze punten staan ook benoemd in deze verordening.

B.Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • a.

    Behoeft geen toelichting.

  • b.

    Behoeft geen toelichting.

  • c.

    Behoeft geen toelichting.

  • d.

    Behoeft geen toelichting.

  • e.

    Inspraak is een formele en beperkte manier voor inwoners en belanghebbenden om hun mening te geven. Het verwijst naar formele inspraakmomenten in wettelijke procedures. Bij inspraak is er sprake van een concreet voornemen, waarbij als verplicht onderdeel in de procedure inwoners en belanghebbenden kunnen reageren (zienswijzeprocedure).

  • f.

    Behoeft geen toelichting.

  • g.

    Behoeft geen toelichting.

  • h.

    Behoeft geen toelichting.

  • i.

    Participatie is breder en informeler dan inspraak en gaat over het vroegtijdig betrekken van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en belanghebbenden. Participatie vindt niet alleen bij de voorbereiding maar ook bij de uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid plaats. Bij participatie is er ruimte of wordt er ruimte gecreëerd om de inbreng van participanten mee te nemen in het gemeentelijk beleid.

  • j.

    Een raadplegend referendum kan op initiatief van de gemeenteraad uitgeschreven worden. Een raadplegend referendum wordt uitgeschreven om de mening van de inwoners te raadplegen.

  • k.

    Het uitdaagrecht (Right to challenge) maakt het mogelijk voor inwoners om de gemeente uit te dagen. Uitdagen betekent in dit geval het overnemen van taken van de gemeente op het gebied van beheer en onderhoud van delen van de openbare ruimte.

  • l.

    Behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Reikwijdte

In de algemene bepalingen is aangegeven wie gelegenheid hebben voor inspraak, participatie, inwonersinitiatieven en het uitdaagrecht. Dit gaat om inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en belanghebbenden. Deze bepaling is met name opgenomen om de grootte van de participanten te beperken tot mensen en partijen voor wie de mogelijkheden relevant zijn en die een lokaal belang hebben. Bij de reikwijdte wordt rekening gehouden met de schaal van het betreffende beleid, project of besluit. Bij onderwerpen die alleen een straat of buurt betreffen, worden hoofdzakelijk de inwoners uitgenodigd. Bij onderwerpen die de hele gemeente raken is de groep van genodigden groter.

Artikel 3 Onderwerp van participatie

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of participatie mogelijk is. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in de algemene bepalingen. Het begrip omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan participatie onderwerpen of niet. De keuze om een beleidsvoornemen al dan niet te onderwerpen aan participatie is gemotiveerd.

Artikel 4

Als tijdens of na afloop van een participatieproces blijkt dat het aantal participanten laag en/of niet representatief is, kan het college ervoor kiezen om het participatieproces opnieuw te doen of het participatieproces te stoppen. Als het participatieproces opnieuw wordt gedaan, stelt het college een quorum voor het aantal participanten vast in het nieuwe participatieplan. Wanneer dit quorum niet wordt gehaald, kan het college besluiten de uitkomsten van het participatieproces naast zich neer te leggen.

Artikel 5

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 6 Onderwerp van inspraak

In de toelichting op artikel 1 is aangegeven wat wordt verstaan onder inspraak en onder participatie. Het is aan het bestuursorgaan om ten aanzien van de eigen bevoegdheden te bepalen of er inspraak wordt verleend. Waar inspraak wettelijk verplicht is, kan het voorkomen dat er zowel een participatieprocedure als een inspraakprocedure wordt gevolgd.

Artikel 7 Inspraakgerechtigden

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 8 Inspraakprocedure

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 9 Eindverslag inspraakprocedure

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 10 Participatie Omgevingswet

In de Omgevingswet wordt het belang van vroegtijdige participatie erkend, dat is: voorafgaand aan de formele procedure. In de Omgevingswet wordt onder participatie het volgende verstaan: Het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden) bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit.

We stellen het kader voor participatie in deze verordening vast. In artikel 10 lid 1 is aangegeven dat het bestuursorgaan een ‘Handleiding participatie voor initiatieven Omgevingswet’ vaststelt waarin wordt aangegeven hoe een initiatiefnemer participatie kan vormgeven.

In artikel 10 lid 2 is benoemd dat de gemeenteraad een lijst met gevallen met verplichte participatie heeft vastgesteld. Dit gaat om het Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder, houdende de lijst met gevallen waarin verplichte participatie door de initiatiefnemer geldt bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Dit besluit is op 29 november 2021 genomen.

Artikel 11 Algemene regels inwonersinitiatief

Dit artikel behoeft geen toelichting. Het artikel is gebaseerd op de Verordening inzake het burgerinitiatief 2008.

Artikel 12 Eisen verzoek inwonersinitiatief

Dit artikel behoeft geen toelichting. Het artikel is gebaseerd op de Verordening inzake het burgerinitiatief 2008.

Artikel 13 Referendum

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Referendumverordening 2012 ingetrokken. Wanneer de gemeenteraad besluit een referendum uit te schrijven dan moet er een nieuwe referendumverordening opgesteld worden. Deze geeft de gemeenteraad de mogelijkheid om voor het betreffende onderwerp van het referendum specifieke wensen en regels op te nemen in de verordening.

Artikel 14 Onderwerp van referendum

Dit artikel behoeft geen toelichting. Het artikel is gebaseerd op de Referendumverordening 2012.

Artikel 15 Uitzonderingsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting. Het artikel is gebaseerd op de Referendumverordening 2012.

Artikel 16 Uitdaagrecht

Het uitdaagrecht is een relatief nieuwe vorm van participatie. Bij het Uitdaagrecht (ook wel Right to Challenge genoemd) kunnen inwoners, maatschappelijke organisaties en anderen, taken van gemeente, provincie of waterschap overnemen als zij denken het slimmer, beter, goedkoper of anders te kunnen doen. We zien kansen voor het uitdaagrecht. Het kan leiden tot meer betrokkenheid van inwoners, een betere samenwerking tussen gemeente en samenleving en een vergroting van de leefbaarheid en de sociale cohesie. Tegelijkertijd is de vraag of inwoners de mogelijkheden hebben om taken over een lange termijn of zelfs structureel op te pakken. Het kunnen oefenen, leren en ontwikkelen vinden we als gemeente belangrijk bij de toepassing van het uitdaagrecht. Daarom beginnen we met een bescheiden vorm die we, net als de gehele verordening, na het eerste jaar van de inwerkingtreding evalueren.

Artikel 17 Evaluatie en monitoring

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 18 Intrekken van oude verordeningen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.