Handhavingskader toezicht en naleving Pgb Wmo/Jeugdwet

Geldend van 01-08-2024 t/m heden

Intitulé

Handhavingskader toezicht en naleving Pgb Wmo/Jeugdwet

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel artikel 2.1.1 en artikel 6.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 2.6 van de Jeugdwet,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Handhavingskader toezicht en naleving Pgb Wmo/Jeugdwet

Inleiding

Voor u ligt het Handhavingskader pgb Wmo/Jeugdwet. Met dit document wordt een belangrijke stap gezet om handhaving betreffende pgb binnen de gemeente Amsterdam verder te ontwikkelen.

Dit Handhavingskader Pgb is het juridische instrument voor handhaving bij overtreding van de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de Wmo en de Jeugdwet. Voor de Wmo heeft dit betrekking op de kwaliteit en rechtmatigheid van voorzieningen die door Pgb-aanbieders worden geleverd. Voor de Jeugdwet alleen op de rechtmatigheid.

Dit handhavingskader pgb is onderliggend aan het Beleidskader toezicht & handhaving Wmo/Jeugdwet waarin is vastgelegd hoe we als gemeente naar toezicht kijken, wat we daarbij belangrijk vinden en welke werkwijze we voor het toezicht en de handhaving aanhouden.

Hoofdstuk 1 Begripsbepaling

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit kader wordt verstaan onder:

Pgb-aanbieder

aanbieder die middels een persoonsgebonden budget wordt gefinancierd en maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp aanbiedt op grond van de Wmo 2015 en/of Jeugdwet.

Toezichthouder

door het college van B & W aangewezen directeur Publieke Gezondheid (GGD Amsterdam) voor het houden van toezicht op de kwaliteit (Wmo 2015) en de rechtmatigheid (Wmo 2015 en Jeugdwet) bij gecontracteerde aanbieders en Pgb-aanbieders.

Herstelaanbod

aanbod van de toezichthouder om gedurende een onderzoek van de toezichthouder geconstateerde overtredingen te herstellen.

Advies- of stimulerings-maatregel

informele, niet wettelijk voorgeschreven interventie die tot doel heeft de Pgb-aanbieder bewust te maken van de risico’s in haar bedrijfsvoering op beleids- en praktijkniveau.

Corrigerende maatregel

interventie die tot doel heeft een geconstateerde tekortkoming door de Wmo-aanbieder zelf ongedaan te laten maken.

Cliëntenstop

er worden geen nieuwe cliënten toegestaan bij de Pgb-aanbieder, bestaande cliënten kunnen gebruik blijven maken van de diensten van de Pgb-aanbieder. Uitbreiding van de hulpverlening aan de bestaande cliënten wordt geweigerd.

Recidive

er is sprake van een herhaalde overtreding van dezelfde kwaliteits- en/of rechtmatigheidseis.

Alle begrippen die in dit kader worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 en Jeugdwet, daarop gebaseerde lagere regelgeving en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Reikwijdte

Dit handhavingskader is van toepassing bij overtreding van de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de Wmo 2015 en de Jeugdwet over de kwaliteit en rechtmatigheid van voorzieningen die door Pgb-aanbieders worden geleverd.

Hoofdstuk 2 Toezicht op de naleving

Artikel 3 Typen toezicht

  • 1. De toezichthouder voert zijn werkzaamheden uit op grond van:

    • a.

      signaalgestuurd toezicht, dit is een vorm van reactief toezicht.

    • b.

      proactief toezicht, dit is een vorm van toezicht die plaatsvindt op basis van vooraf vastgestelde prioriteiten.

Artikel 4 Onderzoeksrapport

  • 1. De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek vast in een onderzoeksrapport.

  • 2. Indien de toezichthouder oordeelt dat de gestelde eisen niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport. Indien de toezichthouder tot dit oordeel komt, geeft hij in het onderzoeksrapport aan waarom hiervan sprake is.

  • 3. Een onderzoeksrapport bevat in ieder geval:

    • a.

      Het KvK-nummer en de handelsnaam van de Pgb-aanbieder en indien van toepassing het adres waar de voorziening wordt geleverd anders dan het woonadres van client;

    • b.

      indien van toepassing: inschrijving in het BIG register of in het Kwaliteitsregister Jeugd, dan wel de vermelding dat een van deze registraties ontbreekt;

    • c.

      soort voorziening die is onderzocht;

    • d.

      vermelding van het college namens wie het toezicht is uitgevoerd;

    • e.

      functie van degene die het onderzoek heeft uitgevoerd;

    • f.

      aanleiding voor het onderzoek;

    • g.

      datum of periode van het onderzoek en datum van definitieve vaststelling van het rapport;

    • h.

      wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd;

    • i.

      resultaten van het onderzoek;

    • j.

      een advies aan het college.

  • 2. Alvorens het definitief rapport wordt opgemaakt, stelt de toezichthouder de Pgb-aanbieder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover overleg te voeren. Indien hierover overeenstemming is, worden feitelijke onjuistheden in het rapport aangepast. De Pgb-aanbieder wordt daarnaast in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na ontvangst van het conceptrapport een zienswijze te geven, die als bijlage bij het definitief rapport wordt gevoegd. Deze termijn kan door de toezichthouder worden verkort indien de inhoud van het rapport hiertoe aanleiding geeft.

Artikel 5 Herstelaanbod gedurende het onderzoek

  • 1. De toezichthouder kan aan de Pgb-aanbieder een aanbod doen om een geconstateerde overtreding binnen een onderzoeksfase te herstellen.

  • 2. Een herstelaanbod wordt in beginsel niet toegepast indien:

    • a.

      de geconstateerde overtreding een recidivegeval betreft;

    • b.

      een groot aantal voorschriften niet nageleefd worden;

    • c.

      herstel niet binnen de maximale hersteltermijn van vier weken te realiseren is.

Artikel 6 Verscherpt toezicht

  • 1. Indien de toezichthouder vaststelt dat de Pgb-aanbieder de geconstateerde tekortkomingen niet op korte termijn zal verbeteren, kan de toezichthouder de Pgb-aanbieder onder verscherpt toezicht plaatsen.

  • 2. Bij verscherpt toezicht krijgt de Pgb-aanbieder de mogelijkheid om binnen een bepaalde periode de geconstateerde tekortkomingen op te heffen en maatregelen te nemen om herhaling in de toekomst te voorkomen. De toezichthouder houdt in een periode van verscherpt toezicht nauw contact met de Pgb-aanbieder.

  • 3. De Pgb-aanbieder wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van het verscherpt toezicht. In de schriftelijke bevestiging vermeldt de toezichthouder welke maatregelen binnen welke termijn worden verwacht alsmede op welke wijze de Pgb-aanbieder de toezichthouder op de hoogte dient te brengen van de vorderingen.

Artikel 7 Verbeterplan na het onderzoek

  • 1. Indien de toezichthouder na afronding van het onderzoek vaststelt dat een Pgb-aanbieder niet voldoet aan meerdere kwaliteits- of rechtmatigheidseisen van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 of Jeugdwet, kan de toezichthouder de Pgb-aanbieder om een verbeterplan vragen. In het verbeterplan moet in ieder geval worden vermeld:

    • a.

      hoe de Pgb-aanbieder aan de overtreden norm gaat voldoen;

    • b.

      hoe de Pgb-aanbieder voorkomt dat de norm in de toekomst zal worden overtreden;

    • c.

      de uit te voeren activiteiten en bijbehorend tijdpad.

Artikel 8 Weigeren van medewerkingsplicht

  • 1. Indien de Pgb-aanbieder weigert om medewerking te verlenen aan een onderzoek door een toezichthouder, dan kan het college een last onder dwangsom opleggen.

  • 2. De Pgb-aanbieder is bij een weigering om medewerking te verlenen aan een vordering van de toezichthouder, onmiddellijk in gebreke.

  • 3. Indien de Pgb-aanbieder na de oplegging van de last onder dwangsom weigert de gegevens alsnog aan te leveren, dan kan het college bepalen dat het Pgb niet mag worden besteed bij deze Pgb-aanbieder.

Artikel 9 Openbaarmaking

  • 1. Het onderzoeksrapport en de eventuele opgelegde maatregelen en/of sanctiebesluiten worden openbaar gemaakt. Het college informeert de Pgb-aanbieder over het voornemen tot openbaarmaking. De Pgb-aanbieder wordt in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven, enkel op dit voornemen.

  • 2. Het college besluit over de openbaarmaking. De feitelijke openbaarmaking vindt plaats zes weken na de bekendmaking van het besluit aan de Pgb-aanbieder, tenzij in deze periode tegen dit besluit een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend. In dat geval wordt pas tot openbaarmaking overgegaan nadat en met in achtneming daarvan, op het verzoek om voorlopige voorziening is beslist.

Artikel 10 Reactie Pgb-aanbieder op besluit openbaarmaking

  • 1. De Pgb-aanbieder kan tot uiterlijk zes weken nadat het besluit tot openbaarmaking aan hem bekend is gemaakt, zijn reactie op de openbaar te maken informatie kenbaar maken. De reactie is schriftelijk en bevat maximaal 200 woorden. De reactie van de Pgb-aanbieder wordt samen met het rapport openbaar gemaakt.

  • 2. Indien de reactie meer dan 200 woorden bevat, wordt het aantal vanaf 200 woorden, gerekend vanaf de start van de tekst, achterwege gelaten.

  • 3. Onderdelen van de reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden, reclame-uitingen, dan wel strafbare of aanstootgevende teksten bevatten, worden niet openbaargemaakt.

Artikel 11 Duur openbaarmaking

De openbaar gemaakte informatie blijft gedurende vijf jaar (aansluiting gezocht op Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet) na het besluit tot openbaarmaking beschikbaar.

Hoofdstuk 3 Informeel traject

Artikel 12 Algemeen

  • 1. Indien een Pgb-aanbieder niet voldoet aan één of meer kwaliteits- of rechtmatigheidseisen van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 of Jeugdwet kan het college een informeel traject starten. Het informeel traject omvat advies- en stimuleringsmaatregelen en/of corrigerende maatregelen zoals weergegeven in de bijlage 1, tabel 1.

  • 2. Afhankelijk van de ernst van de overtreding en de bereidheid van de Pgb-aanbieder om de overtreding te beëindigen kan het college de volgende corrigerende maatregelen opleggen:

    • a.

      een normoverdragend gesprek voeren;

    • b.

      een schriftelijke waarschuwing geven.

  • 3. Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, besluit het college om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het informele traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

Hoofdstuk 4 Formeel traject

Artikel 13 Algemeen

  • 1. Indien een Pgb-aanbieder niet voldoet aan één of meer kwaliteits- of rechtmatigheidseisen van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 en Jeugdwet kan het college een formeel traject starten. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding, voorkoming van herhaling van de overtreding of het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de onvoldoende geleverde kwaliteit en de onrechtmatigheid van de ondersteuning.

  • 2. Bij het uitvoeren van het herstellend traject legt het college één van de volgende bestuurlijke sancties op:

    • a.

      last onder bestuursdwang;

    • b.

      last onder dwangsom.

  • 3. Het college legt bij overtreding een last onder dwangsom of bestuursdwang op, tenzij het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich hiertegen verzet. Dit doet zich in ieder geval voor als uit het inspectierapport blijkt dat de veiligheid van cliënten in gevaar komt.

Artikel 14 Voornemen last onder bestuursdwang of dwangsom

  • 1. Het college informeert de Pgb-aanbieder over het voornemen om een last onder dwangsom of bestuursdwang op te leggen. De Pgb-aanbieder wordt in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.

  • 2. In het voornemen wordt opgenomen:

    • a.

      welke overtredingen zijn geconstateerd;

    • b.

      welke bestuurlijke sanctie het college voornemens is op te leggen;

    • c.

      wat de voorgenomen begunstigingstermijn is voor beëindiging van de overtreding;

    • d.

      dat overeenkomstig dit handhavingskader het sanctiebesluit, het onderzoeksrapport en zienswijze op het sanctiebesluit, openbaar worden gemaakt.

  • 3. Bij een voorgenomen last onder dwangsom wordt vermeld wat de hoogte is van de voorgenomen dwangsom.

  • 4. Toepassing van dit artikel kan naar het oordeel van het college achterwege worden gelaten voor zover de vereiste spoed zich daartegen verzet. Zo spoedig als mogelijk is zal op een nader moment de Pgb-aanbieder in de gelegenheid gesteld worden om zijn reactie op het dan al genomen besluit te geven.

Artikel 15 Hoogte last onder dwangsom

  • 1. De dwangsom wordt vastgesteld als bedrag dat ineens wordt verbeurd.

  • 2. De hoogte van de dwangsom wordt bepaald aan de hand van de aard en de ernst van de overtreding:

    • a.

      aard en ernst is klein: € 1.000,00;

    • b.

      aard en ernst is gemiddeld: € 2.000,00;

    • c.

      aard en ernst is groot: € 5.000,00.

  • 3. Indien de totale dwangsom op basis van dit handhavingskader zou uitkomen op een bedrag hoger dan € 25.000,00 dan beoordeelt het college of deze evenredig is gelet op het beoogd effect. Het college kan zo nodig een procentuele korting toepassen.

Artikel 16 Begunstigingstermijn

  • 1. De duur van de begunstigingstermijn is afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding en de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen:

    • a.

      aard en ernst is klein: maximaal 12 weken;

    • b.

      aard en ernst is gemiddeld: maximaal 8 weken;

    • c.

      aard en ernst is hoog: maximaal 4 weken.

  • 2. Het college beoordeelt na afloop van de begunstigingstermijn of de overtreding ongedaan is gemaakt. De vastgestelde prioritering en begunstigingstermijnen van de kwaliteits- en rechtmatigheidseisen zijn opgenomen in bijlagen 2 en 3.

Artikel 17 Preventieve last

Het college kan preventief een last onder dwangsom opleggen, indien overtreding klaarblijkelijk dreigt. Dit moet blijken uit de feiten en omstandigheden van het geval.

Artikel 18 Recidive

  • 1. Als na het verbeuren van een dwangsom de overtreding niet is beëindigd, kan het college een nieuwe last onder dwangsom of bestuursdwang opleggen.

  • 2. Bij recidive wordt de last onder dwangsom verdubbeld. Er is sprake van recidive als voor dezelfde overtreding eerder een last onder dwangsom is opgelegd. Hierbij wordt teruggekeken over een periode van twee jaar, gerekend vanaf het moment dat de nieuwe last onder dwangsom wordt opgelegd.

Artikel 19 Nadere maatregelen

  • 1. Als er sprake is van een overtreding kan het college nadere maatregelen nemen:

    • a.

      opleggen van een cliëntenstop;

    • b.

      weigeren van het werken in onderaannemerschap voor de Wmo en Jeugdwet in Amsterdam, dit betekent dat de Pgb aanbieder ook geen hulp (meer) mag verlenen via een onderaanneemconstructie (bij een Zin-aanbieder);

    • c.

      weigeren van het verzilveren van Pgb’s voor cliënten met een lopende zorgovereenkomst met de Pgb-aanbieder. Dit betekent dat de hulpverlening door betreffende Pgb-aanbieder voor zijn bestaande Pgb-cliënten stopt;

    • d.

      besluit herzien of intrekken beschikking, deze maatregel treft de pgb-aanbieder maar loopt via de cliënt;

    • e.

      omzetten Pgb naar Zin, dit betreft het besluit om de cliënt in plaats van een pgb een voorziening in zorg in natura te verstrekken;

    • f.

      terugvordering bij misbruik en oneigenlijk gebruik.

  • 2. De Pgb-aanbieder en de cliënt met een Pgb worden schriftelijk op de hoogte gesteld van de toepassing van dit artikel.

Hoofdstuk 5 Samenloop - Verhouding tot Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd

Artikel 20 Verhouding tot instanties

  • 1. Indien het college een kwaliteitsmelding ontvangt over een jeugdhulpaanbieder die zorg verleent op grond van de Jeugdwet in de leveringsvorm Pgb, zendt het college deze naar de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) die als landelijk toezichthouder belast is met het verrichten van onderzoek naar de kwaliteit van de voorzieningen op grond van de Jeugdwet.

  • 2. Indien naast gefinancierde jeugdhulp tevens hulp vanuit de Wmo wordt gefinancierd, kan er samengewerkt worden tussen de toezichthouder en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Artikel 21 Verhouding tot het strafrecht

  • 1. Geconstateerde overtredingen worden in beginsel bestuursrechtelijk afgedaan. Indien een gedraging tevens als strafbaar feit is aangemerkt beoordeelt het college of de geconstateerde overtreding aan het Openbaar Ministerie wordt voorgelegd.

  • 2. De gemeente doet aangifte bij het Openbaar Ministerie als er sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Het Handhavingskader pgb Wmo/Jeugdwet treedt in werking met ingang van 1 augustus 2024.

Artikel 23 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Het Handhavingskader pgb Wmo/Jeugdwet.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 juni 2024.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Bijlage 1: Type Maatregelen, beoordelings- en wegingsfactoren

Type maatregelen, beoordelings- en wegingsfactoren

  • A.

    Type maatregelen en instrumenten

Het college onderscheidt een vijftal typen van maatregelen met bijbehorende instrumenten. Vaak gaat al een traject van afspraken vooraf aan het opleggen van maatregelen.

FORMEEL

  • 1.

    Strafrechtelijke maatregelen

  • -

    Aangifte Openbaar Ministerie

  • 2.

    Bestuursrechtelijke maatregelen

  • -

    Weigeren verzilveren Pgb

  • -

    Cliëntenstop

  • -

    Omzetten Pgb naar ZIN

  • -

    Besluit herzien of intrekken beschikking

  • -

    Last onder dwangsom

  • -

    Last onder bestuursdwang

  • 3.

    Privaatrechtelijke maatregelen

  • -

    Terugvordering bij onverschuldigde betaling

INFORMEEL

  • 4.

    Corrigerende maatregelen

  • -

    Verscherpt toezicht

  • -

    Schriftelijke waarschuwing

  • -

    Verbeterplan opstellen door Pgb-aanbieder

  • -

    Normoverdragend gesprek

  • 5.

    Advies- en stimuleringsmaatregelen

  • -

    Verbetervoorstellen kwaliteit en rechtmatigheid

  • -

    Actieve openbaarmaking

  • -

    Herstelaanbod

Tabel 1: Type maatregelen en instrumenten

Toelichting

De kleuren van de maatregelen en instrumenten en de getraptheid van de tabel corresponderen met de zwaarte en proportionaliteit ervan. De getraptheid van de tabel impliceert geen volgorde van maatregelen. Een corrigerende maatregel gaat bijvoorbeeld niet vanzelfsprekend vooraf aan een bestuursrechtelijke maatregel. Dat kan betekenen dat bij een eerste overtreding, naar het zwaarst mogelijke instrument wordt gegrepen al naar gelang van de ernst van de situatie. Bij de keuze van de maatregel speelt de effectiviteit ervan op korte en op langere termijn een rol. Actieve openbaarmaking is een stimulerende maatregel die ook een corrigerende werking kan hebben.

  • B.

    Beoordelingsvariabelen en wegingsfactoren

Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere, gangbare afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is: ernst van de situatie, de kans op herhaling en de organisatiegraad van de Pgb-aanbieder. Het college legt een casus langs de wegingsfactoren. Het college bepaalt zijn keuze aan de hand van het effect dat hij van de maatregel verwacht in relatie tot het doel dat hij wil bereiken binnen de context die bij de Pgb-aanbieder is aangetroffen.

  • 1)

    Ernst van de situatie

    (groot, gemiddeld, klein)

    Bij het bepalen van de ernst van de situatie spelen onderstaande factoren een rol:

    • Veiligheid van cliënten en personeel;

    • Ernst van het risico c.q. het type schade;

    • De omvang van de groep mensen waarop het risico van toepassing is of kan zijn;

    • Het aantal kwaliteits- en/0f rechtmatigheidseisen (procentueel) waaraan een Pgb-aanbieder niet voldoet.

  • 2)

    Kans op herhaling van de gebeurtenis of niet verbeteren van de situatie

    (groot, gemiddeld, klein)

    Bij het bepalen van de kans op herhaling spelen onderstaande factoren mee:

    • Wat is de aard van de overtreding?

      Er wordt onderscheid gemaakt tussen overtredingen die gelet op hun aard gemakkelijk op korte termijn herhaald kunnen worden en overtredingen die na herstel gewoon hersteld zijn. Bij overtredingen met een herhaalkans op korte termijn kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de dagelijkse inzet van beroepskrachten. Een voorbeeld van een overtreding waar na herstel weinig herhaalkans is op korte termijn, is een beleidsplan. Immers als het product eenmaal aangepast is, is de overtreding meteen “blijvend” verholpen en is er weinig risico op herhaling. Tot slot is het mogelijk dat een overtreding op korte termijn kan worden hersteld maar dat er na herstel een gemiddelde kans bestaat op herhaling. Een voorbeeld hiervan is dat er scholing plaatsvindt van het personeel, maar dat deze scholing van het personeel niet periodiek herhaald wordt.

    • Wat is de houding van de Pgb-aanbieder? (niet-weten, niet-kunnen, niet-willen)

      Het inzetten van te weinig personeel heeft bijvoorbeeld een direct financieel voordeel voor de Pgb-aanbieder. Bij deze overtreding kan handhaving met een financiële component (last onder dwangsom) ervoor zorgen dat de Pgb-aanbieder een prikkel krijgt om daadwerkelijk over te gaan tot herstel van de kwaliteit.

    • Is er sprake is van recidive?

      Het college beseft dat er weleens sprake kan zijn van een overtreding, maar gaat er daarbij vanuit dat de Pgb-aanbieder direct maatregelen treft gericht op een zo spoedig mogelijk herstel van de overtreding. Het college is dan ook extra streng in geval van herhaalde overtreding van dezelfde eis (recidive). In geval van recidive zal het college zwaarder sanctioneren. Er zal een kortere hersteltermijn worden gehanteerd en/of een zwaardere handhavingsmaatregel worden ingezet.

    • Wat is de organisatiegraad?

      Het college beoordeelt mate van organisatie van de zorgverlening, gericht op zorgkwaliteit en –veiligheid in de categorieën: goed, matig en slecht.

afbeelding binnen de regeling

Tabel 2: Herhalingskansschema

Toelichting

Bovenstaande tabel geeft de houding van de aanbieder weer versus de mate van organisatie van de zorgverlening. Het beoordelen van de organisatie van de Pgb- aanbieder, gericht op zorgkwaliteit en -veiligheid en de houding van de aanbieder zijn essentieel voor het bepalen van het type maatregel.

De kleuren in dit ‘herhalingskansschema’ geven aan in welke mate de kans op herhaling aanwezig is of voortduring van een niet-verantwoorde situatie. Rood geeft aan dat die kans groot is, oranje dat de kans redelijk groot is en geel dat de kans niet groot is. Is er sprake van compliant gedrag, tegenwerking of zelfs crimineel gedrag? Niet (kunnen) weten is bijvoorbeeld aan de orde bij onbekendheid met recente wetenschappelijke inzichten. Niet willen weten daarentegen kan het gevolg zijn van een gebrek aan zelfreflectie. Niet-willers of kwaadwillers zitten in de gevarenzone en riskeren in alle gevallen ingrijpende maatregelen. Hier speelt ook de vraag of de geconstateerde schade vermijdbaar was en/of verwijtbaar is en hoe serieus het (feitelijk) bestuur van een Pgb-aanbieder of een beroepsbeoefenaar aan de verantwoordelijkheid voor het leveren van verantwoorde, rechtmatige ondersteuning en zorg invulling geeft.

  • C.

    Keuze type maatregel en instrument

Het college legt een casus langs de wegingsfactoren, waardoor het proces van bepaling van de mate van ernst en de kans op herhaling transparant worden.

Het college bepaalt zijn keuze aan de hand van het effect dat hij van de maatregel verwacht in relatie tot het doel dat hij wil bereiken en in de context die hij aantreft.

In ernstige gevallen zal het college in een multidisciplinair overleg tot een keuze voor een maatregel komen. Het college zorgt ervoor dat in zijn processen de beoordeling transparant, objectief en reproduceerbaar is.

Bij de afweging welk type maatregel wordt ingezet, hanteert het college als richtlijn onderstaande matrix:

afbeelding binnen de regeling

Tabel 3: Maatregelmatrix: bepaling van het type maatregel op basis van ernst van de situatie x kans op herhaling

Toelichting

De kleuren in dit ‘maatregelmatrix’ geven een indicatie voor het type maatregel dat het college kan opleggen. De grenzen zijn niet altijd even scherp te trekken.

Als het type maatregel aldus is bepaald weegt het college op basis van de feiten van een zaak of deze passend is. Deze beoordelingssystematiek is een kader waarvan het college op basis van zijn ervaring gemotiveerd kan afwijken als de feiten daartoe aanleiding geven.