Aanwijzingsbesluit met betrekking tot de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken

1. De Beleidsmedewerker B van het team Belastingen van de gemeente Krimpen aan den IJssel, aangewezen door ons college als heffingsambtenaar, is de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet.

2. Als plaatsvervanger wordt door ons college aangewezen de Medewerker Beleid advies en projecten A van het team Belastingen.

1. De Medewerker administratie A van het team Financieel Beheer van de gemeente Krimpen aan den IJssel, aangesteld door ons college als invorderingsambtenaar, is de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c van de Gemeentewet.

2. Als plaatsvervanger wordt door ons college aangewezen de Beleidsmedewerker A1 van het team Financieel Beleid en Advies.

1. De volgende medewerkers:

• a.

  de medewerkers Administratie C van het team Belastingen;

• b.

  de medewerkers Beleid advies en projecten A van het team Belastingen;

• c.

  de medewerkers Beleid advies en projecten B van het team Belastingen;

• d.

  de medewerkers Administratie A van het team Financieel Beheer;

• e.

  de medewerkers Administratie B van het team Financieel Beheer;

• f.

  de medewerkers Administratie D van het team Financieel Beheer;

• e.

  de medewerkers Dienstverlening E van het team Burgerzaken;

alsmede de medewerkers van MANDAAT BV (handelend onder de naam Cannock Chase Public), aangesteld door ons college als onbezoldigd medewerker belastingen, die belast zijn met invorderingswerkzaamheden;

zijn gemeenteambtenaar belast met de heffing of invordering van gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel d van de Gemeentewet.

2. Jegens de in het eerste lid van dit artikel genoemde gemeenteambtenaren, onder a tot en met d, alsmede de medewerkers van MANDAAT BV, gelden de verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49, 50, 51 en 53a van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 31 van de Wet waardering onroerende zaken, de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaart in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet.

3. Jegens de in het eerste lid van dit artikel genoemde gemeenteambtenaren, onder e, mede gelden de verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaart in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet.