Beleidsregel gevaarlijke en hinderlijke honden gemeente Zuidplas

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 17-07-2024

Intitulé

Beleidsregel gevaarlijke en hinderlijke honden gemeente Zuidplas

De burgemeester van de gemeente Zuidplas,

Gelet op;

  • -

    De Algemene wet bestuursrecht, artikelen 1:3 lid 4, titel 4.3 (beleidsregels), titel 5.3 (herstelsancties);

  • -

    De gemeentewet, artikel 125 lid 3 en artikel 172 lid 3;

  • -

    De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Zuidplas, artikel 2:59;

Overwegende dat;

  • -

    Onder beleidsregel wordt verstaan een bij besluit vastgestelde algemene regel omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan;

  • -

    De burgemeester op grond van artikel 4:81, eerste lid, Awb beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende bevoegdheid;

  • -

    Dit beleid onverlet laat dat de burgemeester naast de in deze beleidsregel uitgewerkte bevoegdheden op grond van artikel 172, derde lid, Gemeentewet bevoegd is bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan ervan, bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde en deze beleidsregels niet zien op die bevoegdheid;

  • -

    Dit beleid slechts toeziet op het bestuursrechtelijke proces en daarbij behorende bevoegdheden en onverlet laat dat er ten aanzien van hinderlijke en gevaarlijke honden ook afzonderlijke civielrechtelijke (op grond van het Burgerlijk Wetboek) en strafrechtelijke mogelijkheden (op grond van het Wetboek van Strafrecht) bestaan;

  • -

    Er in de gemeente (bijt)incidenten met honden hebben plaatsgevonden;

  • -

    Het om die reden gewenst is om beleid vast te stellen aangaande het wettelijk voorschrift genoemd in artikel 2:59 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Zuidplas;

B E S L U I T

de “Beleidsregel gevaarlijke en hinderlijke honden gemeente Zuidplas” vast te stellen

Artikel 1 – Begrippen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • A.

    Licht incident:

    • a.

      Als de hond geringe schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken of een persoon of ander dier agressief benadert en/of aanraakt waarbij sprake is van geen of gering letsel.

    • b.

      Als een hond een ander dier of persoon bijt of in plaats daarvan een voorwerp bijt, waarbij sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is.

    • c.

      als de hond anderszins overlast en/of ongemak veroorzaakt (bijvoorbeeld doordat een hond ontsnapt uit een woning, tuin of vanaf een erf en daarbij op enige wijze passanten en/of andere dieren lastigvalt, dan wel als een hond tijdens het uitlaten of anderszins losbreekt en passanten en/of andere dieren lastigvalt).

    • d.

      in andere gevallen waarin de burgemeester op grond van objectieve informatie van de politie en/of gemeentelijke handhavers bepaalt dat sprake is van een licht incident.

  • B.

    Ernstig incident:

    • a.

      als een hond een persoon of dier letsel toebrengt en die persoon of dat dier als direct gevolg daarvan overlijdt.

    • b.

      als een hond (ernstig) letsel, waarbij medische behandeling noodzakelijk is, toebrengt aan een persoon of dier.

    • c.

      als een hond meer dan geringe schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken.

    • d.

      in andere gevallen waarin de burgemeester op grond van objectieve informatie van de politie en/of gemeentelijke toezichthouders bepaalt dat sprake is van een ernstig incident.

  • C.

    Gering letsel:

    • a.

      wanneer bij een persoon of dier geen medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van een incident.

  • D.

    Ernstig letsel:

    • a.

      wanneer bij een persoon of dier een medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van een incident.

  • E.

    Hinderlijke hond in de zin van artikel 2:59 APV:

    • a.

      een hond die een licht incident als bedoeld onder A heeft veroorzaakt.

  • F.

    Gevaarlijke hond in de zin van artikel 2:59 APV:

    • a.

      een hond die een ernstig incident als bedoeld onder B heeft veroorzaakt, of

    • b.

      een hond die meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een licht incident als bedoeld onder A heeft veroorzaakt

  • G.

    Aanlijngebod:

    • a.

      de verplichting van de eigenaar of houder om een hond, als die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander, aangelijnd te houden met een voldoende stevige lijn met een maximale lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1.50 meter.

  • H.

    Muilkorfgebod:

    • a.

      de verplichting van de eigenaar of houder om een hond, als die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander, te voorzien van een muilkorf die:

      • -

        vervaardigd is van stevig kunststof, stevig leer of een combinatie van beide stoffen; en

      • -

        door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

      • -

        zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Artikel 2 – Handhaving op incident met hinderlijke hond

  • 1. Bij een licht incident waardoor een hond als wordt hinderlijk wordt gekwalificeerd, legt de burgemeester op:

    • -

      een aanlijngebod; of

    • -

      indien de kans op een ‘ernstig incident’ substantieel is; een aanlijngebod én een muilkorfgebod.

  • 2. Indien een hond die als hinderlijk wordt gekwalificeerd nog niet is voorzien van een microchip als bedoeld in artikel 2:59, vierde lid, APV, bepaalt de burgemeester dat de hond binnen zes weken alsnog van een dergelijke microchip voorzien dient te zijn.

Artikel 3 – Handhaving op incident met gevaarlijke hond

  • 1. Bij een incident waardoor een hond als gevaarlijk wordt gekwalificeerd, legt de burgemeester een aanlijngebod en een muilkorfgebod op.

  • 2. Indien een hond die als gevaarlijk wordt gekwalificeerd nog niet is voorzien van een microchip als bedoeld in artikel 2:59, vierde lid, APV, bepaalt de burgemeester dat de hond binnen zes weken alsnog van een dergelijke microchip voorzien dient te zijn.

Artikel 4 – Duur opgelegde maatregel en gedragstest

  • 1. De opgelegde maatregel geldt in beginsel voor onbepaalde tijd.

  • 2. Op schriftelijk verzoek van de eigenaar of houder van de hond kan de opgelegde maatregel, na ommekomst van een jaar nadat een aanlijn- en /of muilkorfgebod als bedoeld in het eerste lid van artikel 2 en 3 is opgelegd, worden opgeheven wanneer de eigenaar of houder van de hond door middel van een gedragstest als bedoeld in artikel 4 lid 3 aannemelijk heeft gemaakt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Vereist is dat er in de periode waarin een aanlijn en/of muilkorfgebod van kracht is geweest, geen incidenten met de hond hebben plaatsgevonden.

  • 3. In opdracht van de eigenaar of houder van de hond kan bij de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De burgemeester gaat alleen tot heroverweging van zijn (voornemen tot het opleggen van een) maatregel over, indien deze gedragstest is afgenomen door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied benoemde gedragskeurmeester dan wel een andere erkende en door de burgemeester goedgekeurde onderzoeker of faculteit. Een gedragstest is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkeld door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid). De gemeente dient het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen.

  • 4. De uitkomst van het onderzoek kan resulteren in het wijzigen of intrekken van de opgelegde maatregel of in het opleggen van andere maatregelen, zoals bijvoorbeeld het volgen van een cursus gehoorzaamheid.

  • 5. De kosten voor het laten uitvoeren van een gedragstest komen voor rekening van de eigenaar of houder van de hond.

Artikel 5 – Niet naleven geboden

  • 1. Om overtreding van de opgelegde maatregel als bedoeld in artikel 2 te voorkomen legt de burgemeester een preventieve last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 5:7 Awb. De hoogte van de dwangsom bedraagt €500,- per overtreding van het gebod met een maximum van €2000,-.

  • 2. Om overtreding van de opgelegde maatregel als bedoeld in artikel 3 te voorkomen legt de burgemeester een preventieve last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 5:7 Awb. De hoogte van de dwangsom bedraagt €1000,- per overtreding van het gebod met een maximum van €4.000,-.

  • 3. Wanneer het aanlijngebod en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikel 2 niet wordt nageleefd en de opgelegde last onder dwangsom als bedoeld in het eerste lid maximaal is verbeurd, kan de burgemeester een last onder bestuursdwang opleggen. De in de last op te nemen bestuursdwang bestaat uit inbeslagname van de hond.

  • 4. Bij overtreding van het opgelegde aanlijngebod en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikel 3 legt de burgemeester aan de eigenaar of houder een last onder bestuursdwang op ter voorkoming van herhaling van de overtreding. De in de last op te nemen bestuursdwang bestaat uit inbeslagname van de hond.

  • 5. In spoedeisende gevallen waarin de eigenaar of houder van een hond die op grond van artikel 2 of 3 als hinderlijk of gevaarlijk kwalificeert in strijd handelt met een opgelegd aanlijngebod en/of muilkorfgebod en de hond een nieuw (ernstig) incident veroorzaakt, kan de burgemeester toepassing geven aan artikel 5:29 juncto 5:31 Awb en overgaan tot toepassing van (super)spoedbestuursdwang bestaande uit onmiddellijke inbeslagname van de hond.

  • 6. Om overtreding van het gebod om de hond te chippen als bedoeld in artikelen 2 en 3 legt de burgemeester aan de eigenaar of houder van de hond een preventieve last onder dwangsom op. De hoogte van de dwangsom bedraagt €500,- per week dat de overtreding van het gebod voortduurt met een maximum van €5000,-.

Artikel 6 - Na inbeslagname van de hond

  • 1. Bij de in artikel 5, tweede, derde en vierde lid bedoelde inbeslagname van de hond geeft de burgemeester de opdracht de hond te laten onderwerpen aan een gedragstest. Een gedragstest is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkeld door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid). De gedragstest dient te worden afgenomen door een professionele gedragsbeoordelaar (zoals een door de Raad van Beheer op kynologisch gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester). Een gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring.

  • 2. Als uit de gedragstest blijkt dat de hond, eventueel onder te stellen (resocialisatie)voorwaarden, kan worden teruggeplaatst bij de houder of eigenaar, plaatst de burgemeester de hond terug mits uit onderzoek blijkt dat de eigenaar/ houder in staat is zich te houden aan de gestelde (resocialisatie)voorwaarden.

  • 3. Als uit de gedragstest blijkt dat de hond niet kan worden teruggeplaatst bij de houder/eigenaar of als deze zich niet aan de gestelde (resocialisatie)voorwaarden houdt, onderzoekt de burgemeester of de hond, al dan niet na resocialisatie, kan worden herplaatst bij een andere eigenaar.

  • 4. Als herplaatsing als bedoeld in het derde lid binnen een jaar volgens de gedragstest niet mogelijk is of in de praktijk niet mogelijk is gebleken, laat de burgemeester de hond euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daartoe bevoegde dierenarts.

  • 5. De kosten van vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, een gedragstest, resocialisatie en eventuele overige noodzakelijke kosten na inbeslagname en eventuele kosten voor het uitvoeren van euthanasie komen volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond en worden op hem of haar verhaald.

Artikel 7 – Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel gevaarlijke en hinderlijke honden gemeente Zuidplas”.

  • 2. Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Ondertekening

Vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Zuidplas op 18 juni 2024