Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 17-07-2024

Intitulé

Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet,

besluit:

Artikel 1

De Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam 2024, zoals opgenomen in bijlage 1, vast te stellen.

Artikel 2

De Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 mei 2024.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Bijlage 1: Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam 2024

afbeelding binnen de regeling I. RICHTLIJN GEVOELIGE BESTEMMINGEN LUCHTKWALITEIT AMSTERDAM 2024afbeelding binnen de regeling

  • 1.

    Onder gevoelige bestemmingen worden in deze richtlijn verstaan gebouwen1 geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarige, kinderopvang en woonvoorzieningen voor kwetsbare ouderen.

  • 2.

    Uitgangspunt is dat binnen de zone van 150 meter gemeten van de rand van een snelweg en 50 meter gemeten van de rand van een provinciale weg, geen gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd.

  • 3.

    Uitgangspunt is dat bij stedelijke wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal binnen een afstand van 25 meter gemeten van de rand van de weg geen gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd.

  • 4.

    De onder 2 en 3 genoemde uitgangspunten gelden los van de vraag of de concentraties luchtverontreiniging ter plaatse onder of boven de vigerende wettelijke normen voor luchtkwaliteit liggen. Op grond van wetenschappelijk onderzoek is namelijk bekend dat deze wettelijke normen, die gebaseerd zijn op EU-grenswaarden, te weinig bescherming bieden tegen de negatieve impact van luchtverontreiniging op de gezondheidssituatie.

  • 5.

    Van de onder 2 en 3 genoemde uitgangspunten kan gemotiveerd worden afgeweken indien (bijzondere) omstandigheden en belangen hiertoe aanleiding geven. Bij afwijking van deze uitgangspiunten, is men verplicht om de GGD (afdeling Milieu en Gezondheid) om advies te vragen.

  • Het advies van de GGD en de eventuele daaruit voortvloeiende aanbevelingen worden binnen het kader van besluitvorming over het desbetreffende project aan het bevoegd gezag kenbaar gemaakt.

  • 6.

    De richtlijn heeft alleen betrekking op nieuwe situaties. Hierbij moet worden gedacht aan nieuw te bouwen gebouwen bedoeld voor gevoelige bestemmingen als wel om bestaande gebouwen die een functiewijziging ondergaan waardoor het mogelijk wordt om in een bestaand gebouw een (voor die locatie) nieuwe gevoelige bestemming te vestigen.

  • Voor een uitbreiding van een bestaande gevoelige bestemming geldt dat deze uitbreiding alleen mag worden gerealiseerd indien de toename eenmalig ten hoogste 10% van het aantal daar reeds verblijvende personen bedraagt.

  • Op 26 januari 2011 heeft de Gemeenteraad motie 46 aangenomen in het kader van het terugdringen van de leegstand van kantoren. Als gevolg hiervan geldt deze richtlijn niet bij kantorentransformatie, al blijft de GGD de betrokkenen wel adviseren.

  • 7.

    De vraag of gevoelige bestemmingen een relevant aspect in het project zijn, moet in een zo vroeg mogelijk stadium worden beantwoord. Hierbij wordt aangesloten bij het Plaberum.

  • Door in een zo vroeg mogelijk stadium aandacht te besteden aan de gevoelige bestemmingen kunnen hogere proceskosten en hogere omlooptijden zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt. Hierdoor hoeft het meenemen van het gezondheidsaspect in relatie tot gevoelige bestemmingen in principe niet meer tijd te kosten en ook niet tot hogere proceskosten te leiden. Daarnaast zal bij de planologische en stedenbouwkundige invulling van het gebied de locatiekeuze van een gevoelige bestemming vanaf het eerste stadium kunnen worden betrokken. Zo kan een integrale afweging van alle belangen plaatsvinden in de context van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.

    • a.

      Aan de hand van het Verkeersmodel Amsterdam moet worden beoordeeld of in het plangebied de onder 2 en 3 genoemde wegen en zones voorkomen. Dit zal veelal aan de orde zijn in fase 1: de strategiefase.

      Komen deze wegen niet voor dan is er geen extra aandacht voor gevoelige bestemmingen (met betrekking tot luchtkwaliteit) nodig. Komen deze wegen en zones in het gebied wel voor, dan geldt als uitgangspunt dat gevoelige voorzieningen buiten de desbetreffende zones (zie onder 2 en 3) worden geprojecteerd.

    • b.

      Bij de vaststelling van het (globale) programma en (richting) voor verdere (stedenbouwkundige) invulling moet expliciet worden bezien of (mogelijk) gevoelige bestemmingen zullen worden opgenomen. Dit kan soms al het geval zijn in de strategiefase als al een globaal programma en inrichting bekend is. Vaak zal dit echter pas in de fase 2 de onderzoeksfase (indien deze wordt doorlopen) dan wel in fase 3: programma en ontwerp.

      Uitgangspunt is daarbij dat geen gevoelige bestemmingen zullen worden opgericht/gebouwd binnen bovengenoemde zones.

    • c.

      Het bevoegd gezag kan in afwijking van de onder 2 en 3 genoemde uitgangspunten, na advies door de GGD (punt 5) en na een eventuele “negatieve” aanbeveling van deze dienst, besluiten dat gevoelige bestemmingen desalniettemin binnen de hierboven genoemde zones zullen worden geprojecteerd. Vanuit projecten kan het altijd zinvol zijn om ook in dat geval advies in te winnen met het oog op het nemen van mogelijke aanvullende maatregelen. Het kan raadzaam zijn om dan een beroep te doen op de kennis en expertise van gemeentelijke diensten als bijvoorbeeld RenD, GGD en/of Onderwijs, Jeugd en Zorg.

II ONDERBOUWING

2.1 Luchtkwaliteit en volksgezondheidafbeelding binnen de regeling

Luchtverontreiniging is schadelijk voor de volksgezondheid. Het beschermen van de volksgezondheid vormt een belangrijk uitgangspunt van het Amsterdamse luchtkwaliteitsbeleid.

Langdurig verblijven langs drukke wegen kan bij mensen leiden tot chronische luchtwegklachten, astma, hart- en vaatziekten, aantasting van de longfunctie of (bij kinderen) het achterblijven van de longgroei (waarvan deze kinderen de rest van hun leven last zullen ondervinden). Dit alles gaat ten koste van de kwaliteit van het leven van veel Amsterdammers.

2.2 Amsterdam biedt extra bescherming aan gevoelige groepen in de vorm van een richtlijn

Sommige groepen mensen zijn extra gevoelig voor de schadelijke effecten van luchtverontreiniging. Dit geldt met name voor kinderen, ouderen en mensen met bestaande luchtweg- en hartaandoeningen. Amsterdam wil deze groepen extra bescherming bieden door geen nieuwe bestemmingen (voorzieningen) die specifiek zijn bedoeld voor deze gevoelige groepen in de buurt van drukke wegen te realiseren, ook daar waar de wettelijke normen voor luchtkwaliteit niet worden overschreden. Met de Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit gaat Amsterdam bewust verder dan de landelijke en Europese regelgeving, omdat op grond van wetenschappelijk onderzoek bekend is dat gezondheidsschade ook kan optreden als er geen sprake is van normoverschrijding.

In Amsterdam worden de problemen met de luchtkwaliteit hoofdzakelijk veroorzaakt door het gemotoriseerde wegverkeer: langs drukke wegen zijn de concentraties luchtverontreiniging het hoogst. Het realiseren van nieuwe gevoelige bestemmingen langs drukke verkeerswegen is daarom ongewenst. De Amsterdamse richtlijn met betrekking tot gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit heeft tot doel om dit zoveel mogelijk te voorkomen.

Met de Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam 2024 is weliswaar sprake van extra en strengere regelgeving dan Europa (in de vorm van moeten voldoen aan de EU-grenswaarden) voorschrijft, maar de richtlijn heeft een zogenaamde “eerbiedigende werking” en heeft geen gevolgen voor bestaande situaties. Bovendien kan het bestuur (centrale stad of stadsdeel) altijd van een richtlijn afwijken. Het bevoegd gezag kan bij besluitvorming hieromtrent de eventuele aanbevelingen uit het (verplichte) advies van de GGD betrekken.

Extra (ambtelijke) werklast is zoveel mogelijk beperkt omdat bewust gekozen wordt voor een vroegtijdige procedurele inbedding in het ruimtelijke planproces. Daarnaast blijkt in de praktijk dat oplettende burgers later in het proces het onderwerp toch vaak aan de orde brengen, hetgeen kan leiden tot commotie en daaruit voortvloeiende vertraging.

De Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam 2024 verplicht projecten om bij de ontwikkeling van ruimtelijke producten (die horen bij de planfasen van het Plaberum) expliciet aandacht te besteden aan de relatie tussen gezondheid en luchtkwaliteit. Projecteigenaren worden in dit verband geacht een eigen verantwoordelijkheid te hebben. De aandacht voor de relatie tussen gezondheid en luchtkwaliteit heeft een integraal karakter waarbij de aan de luchtkwaliteit gerelateerde gezondheidsaspecten worden beschouwd in relatie tot alle overige spelende belangen.

Toelichting

De Amsterdamse richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit (2010, 2014) heeft als doel om kwetsbare groepen beter te beschermen tegen de schadelijke invloed van de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door het wegverkeer. Voorzieningen specifiek bedoeld voor deze kwetsbare groepen, zoals scholen en kinderopvangcentra, mogen alleen worden gerealiseerd op minimale afstanden van rijkswegen, provinciale wegen en drukke gemeentelijke wegen. Sinds 2010 is echter de verkeersuitstoot – mede als gevolg van succesvol Amsterdams beleid - fors afgenomen. Hierdoor kunnen voor drukke binnenstedelijke wegen en snelwegen de te respecteren minimale afstanden worden gehalveerd.


Noot
1

De Richtlijn blijft omwille van herkenbaarheid het voormalige begrip “bestemming” hanteren dat aansluit bij de terminologie van de voormalige wet- en regelgeving die gold toen de richtlijn werd vastgesteld. Hoewel de Omgevingswet nieuwe terminologie hanteert, blijft het begrip “bestemming” ook onder het nieuwe recht bruikbaar.