Verordening rechtspositie raadsleden en commissieleden Capelle aan den IJssel 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 17-07-2024

Intitulé

Verordening rechtspositie raadsleden en commissieleden Capelle aan den IJssel 2024

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelezen het voorstel van het presidium. ;

gelet op de ledenbrief van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (datum: 6 februari 2024), kenmerk U202400019, betreffende de wijziging Model Verordening rechtspositie raads- en commissieleden en Model Regeling rechtspositie burgemeester en wethouder;

B E S L U I T:

  • 1.

    De Verordening rechtspositie raadsleden en commissieleden Capelle aan den IJssel 2019 in te trekken.

  • 2.

    Vast te stellen de Verordening rechtspositie raadsleden en commissieleden Capelle aan den IJssel 2024:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 – Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet en zoals die zijn beschreven in artikel 3, lid 1 van de Verordening op de raadscommissies Capelle aan den IJssel 2018;

  • subcommissie: de door een raadscommissie uit zijn midden ingestelde commissie die ten doel heeft de voorbereiding van een raadscommissiestandpunt;

  • commissielid: deelnemer aan een raadscommissie of diens vervanger.

HOOFDSTUK II RECHTSPOSITIE RAADSLEDEN

Artikel 2 – Vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 3.1.1., lid 1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien (artikel 3.1.1., lid 4).

Artikel 3 – Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1. Een raadslid wordt eenmaal per jaar een bedrag toegekend ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 4 – Toelage lid vertrouwenscommissie, onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1.1. Aan een raadslid dat lid is van de vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61, lid 3, van de Gemeentewet wordt, overeenkomstig artikel 3.1.2, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage verleend per maand.

    Deze toelage is gelijk aan het in Rechtspositiebesluit genoemde bedrag.

  • 2.1. Aan een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, lid 3 , van de Gemeentewet wordt, overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend ter hoogte van maximaal 3 maal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, lid 1, van het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

  • 3.1. Aan een raadslid dat lid is van een door de gemeenteraad ingestelde bijzondere commissie waarvan de gemeenteraad vaststelt dat deze commissie een zodanig belang dient dat de belasting en tijdsbeslag redelijkerwijs niet geacht kunnen worden te behoren tot het reguliere werk van een raadslid, wordt ten laste van de gemeente een toelage € 120 per maand toegekend voor de duur van de activiteiten van de commissie.

  • 4. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt het bedrag in lid 1.1. en 2.1. gewijzigd overeenkomstig de ministeriële regeling bedoeld in artikel 3.1.4 van het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

  • 5. Voor de toepassing van lid 1.1., lid 2.1. en lid 3.1. stelt de raad de duur van de activiteiten vast.

Hoofdstuk III RECHTSPOSITIE COMMISSIELEDEN (I.C. DOOR DE RAAD BENOEMDE BURGERRAADSLEDEN)

Artikel 5 – Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

  • 1. Aan door de raad benoemde burgerraadsleden wordt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een raadscommissie en haar subcommissies toegekend die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag, zoals bepaald in de tabel bij art. 3.4.1., lid 1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. De bedragen zoals bedoeld in lid 1 worden jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties herzien (artikel 3.4.1., lid 3).

Hoofdstuk IV GEZAMENLIJKE BEPALINGEN RAADSLEDEN EN COMMISSIELEDEN (I.C. DOOR DE RAAD BENOEMDE BURGERRAADSLEDEN)

Artikel 6 – Reis- en verblijfskostenvergoeding raads- en commissieleden

  • 1.a Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en/of commissies alsmede voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, wordt aan een raads- of commissielid jaarlijks een vast bedrag van € 50 uitgekeerd.

  • 1.b In gebroken kalenderjaren en bij tussentijds aanvang/beëindiging van het raads- of commissielidmaatschap wordt dit bedrag naar rato uitgekeerd.

  • 2. Voor reizen als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.1.7 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoersmiddel het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt alsmede de parkeer- of stallingskosten, veerkosten en tolkosten.

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid en tweede lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

  • 6. Aan raadsleden en commissieleden, die zijn benoemd in (sub-)commissies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en/of de Nederlandse Vereniging van Raadsleden, alsmede voor deelname aan het jaarlijks congres van de Vereniging Nederlandse Gemeenten worden de reis- en verblijfkosten vergoed voor zover die niet worden vergoed door de genoemde verenigingen.

  • 7. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken. Het vereiste om bewijsstukken te overleggen geldt niet wanneer de vergoeding een forfaitair bedrag betreft, zoals bedoeld in artikel 6, lid 1.a.

Artikel 7 – Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1. Aan raads- en commissieleden wordt voor de duur van hun functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking gesteld. Zij tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten.

  • 2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten. Overname van de informatie- en communicatievoorzieningen na schoning is mogelijk tegen vergoeding van de resterende waarde van de voorzieningen in het economisch verkeer.

Artikel 8 – Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 komen verder in aanmerking de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 9 – Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1. Het raadslid of commissielid dat wil deelnemen aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, die niet door of namens de Gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de voorzitter van zijn fractie. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 2. Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 3. De fracties, bedoeld in artikel 7 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De in het derde lid bedoelde jaarlijkse bijdrage bedraagt € 250 per raadszetel en € 250 per commissielid.

  • 5. De in het derde lid bedoelde bijdrage bedraagt in een verkiezingsjaar € 190 per raadszetel en € 190 per commissielid.

Artikel 9.1. – Bevoorschotting bijdrage

  • 1. De bijdrage voor deelname aan scholing bedoeld in artikel 9, lid 3 wordt als voorschot per kalenderjaar verstrekt.

  • 2. Uitbetaling van de in art. 9, lid 4 genoemde bijdrage vindt plaats vóór 31 januari van een kalenderjaar.

  • 3. Uitbetaling van de in art. 9, lid 5 genoemde bijdrage vindt plaats op of rond 1 april van het verkiezingsjaar.

  • 4. De fracties openen voor de toekenning van de bijdrage voor scholing deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia een aparte bank- of girorekening. Dit kan dezelfde bank- of girorekening zijn die is geopend voor de fractieondersteuning.

Artikel 9.2. – Reserve

  • 1. De raad reserveert het in enig jaar niet gebruikte gedeelte van de bijdrage toekomend aan een fractie ter besteding door de fractie in de volgende jaren.

  • 2. De reserve is niet groter dan 30% van de bijdrage die de fractie in het voorgaande kalenderjaar toekwam ingevolge artikel 9, lid 4 of lid 5.

  • 3. De aanspraak in enig kalenderjaar op de opgebouwde reserve, komt tot uitdrukking in de verantwoording als bedoeld in artikel 10.3, lid 1 over dat jaar.

  • 4. De reserve blijft na verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger daarvan kan worden beschouwd.

  • 5. Als bij zetelverlies de reserve voor een fractie hoger zou worden dan aangegeven in het tweede lid, vervalt het recht op dat meerdere.

  • 6. Bij splitsing van een fractie, wordt de reserve verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden.

Artikel 9.3. – Verantwoording

  • 1. Elke fractie legt, binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar, aan de raad verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor scholing onder overlegging van een verslag, conform het daarvoor geldende model.

  • 2. Indien de verantwoording over het vorige kalenderjaar vóór de in het eerste lid genoemde termijn niet is ingediend, wordt de over het lopende kalenderjaar resterende vergoeding en eventueel volgende kalenderjaar vastgestelde vergoeding niet uitbetaald.

  • 3. De griffie toetst of de uitgaven in overeenstemming zijn met hetgeen in de verordening is vastgelegd als zijnde toegestaan en rapporteert over haar bevindingen aan de kascommissie. Deze commissie bestaat uit drie voor de gehele zittingsperiode van de raad door de raad benoemde (burger)raadsleden. Dit zijn dezelfde leden als die welke de kascommissie vormen in het kader van verantwoording over de besteding van de financiële bijdrage fractieondersteuning, als bedoeld in artikel 12, lid 3 van de Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning gemeente Capelle aan den IJssel 2019.

  • 4. De kascommissie toetst de bevindingen van de griffie en rapporteert – in de vorm van een conceptraadsvoorstel en – besluit – aan de commissie tot welke het aandachtsgebied Algemene Beleidscoördinatie behoort. Deze commissie brengt advies uit aan de raad.

  • 5. De raad stelt na ontvangst van het advies de bedragen vast van:

    • a.

      de uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdragen bekostigd zijn;

    • b.

      de wijziging van de reserve;

    • c.

      de resterende reserve;

    • d.

      de verrekening tussen de in onderdeel a. genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en, voor zover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten vanwege aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening zijn ingediend.

HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024

Artikel 11 – Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raadsleden en commissieleden 2024.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 8 juli 2024

De griffier,

de voorzitter,