Nadere regels Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2024

Geldend van 16-07-2024 t/m heden

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2024

1. Inleiding

De Nadere regels Jeugdhulp zijn verbonden aan de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp Doetinchem. In deze Nadere regels maatschappelijke Jeugdhulp worden specifieke thema’s uit de verordening toegelicht en verder uitgewerkt.

Jeugdwet

In de Jeugdwet is het uitgangspunt dat ouders en/of verzorgers zelf verantwoordelijk zijn voor het veilig laten opgroeien en opvoeden van hun kinderen. Ouders verzorgen hun kinderen, voeden hen op en houden toezicht op hen, ook als sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. Op grond van de Jeugdwet kan jeugdhulp worden geboden als ouders en/of verzorgers niet langer zelfstandig in staat zijn de juiste ondersteuning te bieden aan hun kind(eren) en dit noodzakelijk is voor het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of het omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of verstandelijke beperkingen die zij hebben. Ook kan het gaan om opvoedingsproblemen of het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging in situaties waarin jeugdigen niet zelfredzaam genoeg zijn.

De gemeente Doetinchem hanteert bij de uitvoering van de Jeugdwet het uitgangspunt dat zoveel mogelijk wordt ingezet op preventie. En als er jeugdhulp noodzakelijk is, wordt dit afgestemd op de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige/het gezin.

Beoordelingskader - stappenplan

Per situatie is het noodzakelijk om de hulpvraag en de behoeften van de jeugdige en of het gezin, maar ook de gewenste resultaten helder te krijgen. Hiervoor wordt een zorgvuldige beoordeling doorlopen die plaatsvindt aan de hand van een stappenplan. Op deze manier wordt vastgesteld óf en welke ondersteuning vanuit de Jeugdwet noodzakelijk is. Deze Nadere regels beschrijven op welke manier de gemeente met hulpvragen omgaat en specifieke thema’s uit de verordening worden in deze Nadere regels – ter verduidelijking - toegelicht.

Buurtplein

Deze Nadere regels worden (ook) in acht genomen door Buurtplein B.V. (verder te noemen: Buurtplein). Het college heeft Buurtplein namelijk gemandateerd (aangewezen) om bevoegdheden namens het college uit te oefenen. Dit betekent dat Buurtplein alle meldingen van inwoners beoordeelt en namens het college kan bepalen of jeugdhulp wordt ingezet. Waar dat nodig is, wordt in deze Nadere regels onderscheid gemaakt tussen het college en Buurtplein.

In deze Nadere Regels worden dezelfde begrippen als in de wet en de verordening gebruikt. Eventuele aanvullende begrippen zijn toegelicht in bijlage 1.

2. Preventie

Binnen de gemeente Doetinchem wordt gewerkt met een Preventieagenda. In deze preventieagenda is het preventieve jeugdbeleid opgenomen dat bestaat uit verschillende initiatieven ten aanzien van de jeugdigen in de gemeente. Het uitgangspunt is dat we binnen Doetinchem zoveel mogelijk een ‘positief jeugdbeleid’ voeren en hierop ook ons beleid baseren. Zowel de VNG als het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) stimuleert en ondersteunt gemeenten bij de ontwikkeling en het voeren van een positief jeugdbeleid.

Positief jeugdbeleid en positieve gezondheid als uitgangspunt

Positief jeugdbeleid biedt kansen om problemen in opvoedsituaties en het opgroeien van kinderen te voorkomen. Sinds de drie decentralisaties binnen het sociaal domein naar de gemeenten zijn overgegaan werd “positieve gezondheid” -zoals omschreven door Machteld Huber- gemeengoed. Positieve gezondheid is het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven. Het past bij de nieuwe wetgeving voor jeugd, zorg, en participatie waar de nadruk ligt op eigen kracht en regie, en bij het bijbehorende streven naar een verschuiving van de 2e naar 1e en/of de 0e lijn, dus past het bij de doelstellingen van het beleidskader. Positief jeugdbeleid en positieve gezondheid zijn een goede basis voor een breed op preventie gericht jeugdbeleid.

Preventie als onderdeel van positief jeugdbeleid

Preventie als onderdeel van het jeugdbeleid is het voorkomen van problemen en het handelen als de eerste signalen van problemen zich voordoen. De verbinding tussen de verschillende verantwoordelijkheden en taken van de gemeente (preventief jeugdbeleid, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp) voor jeugd en jongeren kan gevonden worden in preventie. Zeker als we de verschillende niveaus van preventie gebruiken zoals Machteld Huber dat doet binnen het kader van positieve gezondheid. We onderscheiden dan vier niveaus van preventie: universele preventie, selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie.

Figuur 1: Preventie op vier niveaus

afbeelding binnen de regeling

Het preventiebeleid gaat over de nulde -en eerstelijns zorg ingedeeld in vier niveaus van preventie en gaat niet over de specialistische jeugdhulp die we op regionaal, bovenregionaal en landelijk niveau hebben ingekocht en gecontracteerd. In de verordening en in deze nadere regels is de toegang naar specialistische jeugdhulp verder uitgewerkt.

3. De hulpvraag

Als de jeugdige of zijn of haar ouders zich meldt met een hulpvraag, wordt deze zorgvuldig door een medewerker van Buurtplein onderzocht. Aan de hand van het stappenplan – zie artikel 3.4 - wordt beoordeeld of een jeugdige in aanmerking komt voor jeugdhulp. Ouders zijn in eerste instantie altijd zelf verantwoordelijk voor de opvoeding/het opgroeien van de jeugdige. Het uitgangspunt is dat ondersteuning vanuit de Jeugdwet alleen wordt ingezet als er geen sprake is van eigen kracht, hulp vanuit het sociale netwerk, of als de jeugdige geen gebruik kan maken van andere (voorliggende of algemeen gebruikelijke) voorzieningen.

3.1 Woonplaatsbeginsel

  • 1. Het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet is leidend bij de beoordeling van de toegang tot voorzieningen die geregeld worden in de verordening en in deze Nadere regels.

  • 2. Het woonplaatsbeginsel betekent dat de gemeente waar de jeugdige staat ingeschreven, verantwoordelijk is voor het bieden van jeugdhulp.

  • 3. Als het gaat om verblijf in een instelling, dan is de gemeente waar de jeugdige voorafgaand aan het verblijf stond ingeschreven, verantwoordelijk.

  • 4. Als de woonplaats van de jeugdige niet kan worden vastgesteld, dan is de gemeente waar de moeder tijdens de geboorte van de jeugdige stond ingeschreven verantwoordelijk. En als die niet kan worden vastgesteld, is de gemeente waar de jeugdige op het moment van de melding verblijft verantwoordelijk. Gemeente Doetinchem zoekt altijd regionale afstemming over de jeugdhulp voor jeugdigen zonder vaste woon- en verblijfplaats.

3.2 Melding behoefte aan jeugdhulp

  • 1. Een behoefte aan jeugdhulp kan door de jeugdige en/of ouder of de wettelijk vertegenwoordiger schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling bij Buurtplein worden gemeld. Als de inwoner daarom verzoekt, zorgt Buurtplein voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2. In de praktijk kan ook een pleegouder of een ander die de minderjarige verzorgt en opvoedt, zich melden met een hulpvraag. In dat geval wordt afhankelijk van de leeftijd van de minderjarige, zoveel mogelijk afstemming gezocht met de wettelijk vertegenwoordiger en worden het toestemmingsvereiste voor inzetten van jeugdhulp en het woonplaatsbeginsel gerespecteerd.

  • 3. In de wijk kan de jeugdige en/of ouder terecht bij de buurtcoach en de jeugd- en gezinswerker, maar ook bij de medisch specialist of de huisarts en via consultatiebureau of school bij de jeugdarts.

  • 4. Het streven is dat binnen 48 uur na de melding telefonisch contact wordt gezocht met de jeugdige en/of zijn ouders en dat uiterlijk binnen twee weken na de eerste melding een gesprek plaatsvindt.

  • 5. De jeugdige en/of ouder wordt over de mogelijkheid van cliëntondersteuning geïnformeerd. Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. De jeugdige en/of ouder bepaalt of en wie hij als cliëntondersteuner wil. Dat kan iemand zijn uit zijn eigen netwerk, het kan ook een ondersteuner zijn die de gemeente gratis biedt. Dit een medewerker van Buurtplein of de medewerker van een tweede organisatie waar de gemeente een contract mee heeft. De inzet van een tweede organisatie is vanaf het begin van de hulpvraag mogelijk. De wens van de jeugdige en/of ouder staat hierbij centraal.

3.3 Spoedeisende gevallen

Voor spoedeisende gevallen kan een medewerker van Buurtplein beslissen dat zo snel als mogelijk jeugdhulp kan worden ingezet. Ook een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet kan met spoed worden aangevraagd. Als sprake is van een spoedeisende situatie, betekent dit dat wordt afgeweken van de normale procedure, zoals het hanteren van de onderzoeks- en beslistermijn, en dat zo spoedig mogelijk jeugdhulp wordt geboden. Deze jeugdhulp wordt geboden in afwachting van het onderzoek. Het daadwerkelijke onderzoek, op basis van het stappenplan, wordt vervolgens alsnog uitgevoerd.

3.4 Het onderzoek

  • 1. Elk onderzoek vindt plaats aan de hand van het zogeheten stappenplan, zie ook artikel 2.4 van de verordening. Het hanteren van dit stappenplan, zorgt ervoor dat elke melding zorgvuldig wordt onderzocht en de situatie van de jeugdige en/of ouders op juiste wijze wordt beoordeeld. Het stappenplan is gebaseerd op het onderzoekskader van de wet en binnen de rechtspraak aangemerkt als een zorgvuldige manier van onderzoek doen.1

  • 2. De gemeente Doetinchem heeft bij het doen van onderzoek als doelstelling om ook zorgmijdende gezinnen te bereiken. De houding en de werkwijze van de medewerkers van Buurtplein kenmerkt zich door een respectvolle maar vasthoudende benadering als de veiligheid of ontwikkeling van het kind in gevaar is. Als dat nodig is, wordt extra expertise ingezet.

  • 3. In een of meerdere gesprekken met de jeugdige en/of zijn ouders, en eventueel de cliëntondersteuner, wordt onderzocht wat de behoefte aan jeugdhulp inhoudt. Centraal staat dat de jeugdige zijn mening moet kunnen uiten en als dat nodig is wordt apart met de jeugdige in gesprek gegaan.

  • 4. Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. Ook wordt uitgelegd wat er bij een pgb komt kijken (zoals budgetbeheer).

  • 5. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. Als hieraan niet wordt voldaan, kan dit betekenen dat de aanvraag niet in behandeling kan worden genomen.

  • 6. Als dit van belang is voor het onderzoek, kan een andere professional of een externe onafhankelijke adviesinstantie om advies worden gevraagd. In uitzonderlijke gevallen kan dit op basis van anonieme cliëntgegevens. Een advies kan ook worden aangevraagd op het moment dat al een aanvraag is ingediend.

  • 7. De jeugd- en gezinswerker kan, met instemming en op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders dan wel wettelijk vertegenwoordiger, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of het onderwijs, en met hen in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp, waaronder ook inzetten/versterken eigen kracht en/of sociale omgeving en het inzetten van algemene, andere of overige voorzieningen.

  • 8. Het onderzoek wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan.

HET STAPPENPLAN BINNEN DE JEUGDWET

STAP 1: VASTSTELLEN HULPVRAAG VAN DE JEUGDIGE EN/OF HET GEZIN

  • Wat is de aard en ernst van de opgroei‐ of opvoedingsproblemen, de psychische problemen en stoornissen?

  • Wat zijn de behoeften, persoonlijkheid, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige?

  • Wat is het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp?

STAP 2: VASTSTELLEN PROBLEMEN, BEPERKINGEN EN STOORNISSEN

  • Wat is de persoonlijke situatie van de jeugdige en/of het gezin: hoe ziet die eruit en wat betekent dit voor de jeugdige en/of het gezin?

  • Op welke manier belemmert de situatie het leven van de jeugdige en/of het gezin?

STAP 3: BEPALEN WELKE HULP NOODZAKELIJK IS EN HOEVEEL

  • Op welke manier zou de zelfredzaamheid/participatie en de manier waarop iemand wordt opgevoed/opgroeit kunnen worden bevorderd/stabiel worden gehouden?

  • Welke frequentie van hulp is noodzakelijk? Hoe vaak en wanneer?

STAP 4: BEPALEN EIGEN EN VOORLIGGENDE OPLOSSINGEN

  • Hebben de jeugdige en/of zijn ouders het vermogen om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden, waarbij duidelijk wordt gemaakt wie wat doet; en de behoefte van de ouders aan een vorm van mantelzorgondersteuning.

  • Is er behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt?

  • Kan aanspraak worden gemaakt op een andere (voorliggende) voorziening?

  • Is er een mogelijkheid om de hulpvraag te beantwoorden door inzet van een algemene voorziening, of algemeen gebruikelijke voorziening om bijvoorbeeld ondersteund te worden in opvoedings- of opgroei vraagstukken?

STAP 5: BEPALEN AANVULLENDE HULP OM HET GEWENSTE RESULTAAT TE BEREIKENà

  • Welke individuele jeugdhulpvoorziening kan worden getroffen en wat is het beoogde doel daarvan?

  • Op welke wijze wordt de individuele voorziening afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen?

  • Hoe wordt rekening gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders?

Toelichting stappenplan:

Eigen verantwoordelijkheid

Het doel van de Jeugdwet is het versterken van de eigen kracht van de jeugdige en van het zorgen en probleemoplossend vermogen van diens gezin en anderen in de sociale omgeving. Voorkomen moet worden dat de bemoeienis van de overheid leidt tot zorgafhankelijkheid. Bemoeienis van de overheid moet actief en maximaal bijdragen aan de eigen kracht van de jeugdige en het gezin.

Ouders en/of verzorgers zijn zelf verantwoordelijk voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen. Het moet voor ouders en professionals vanzelfsprekend zijn dat ouders zelf de regie nemen en houden over de opvoeding van hun kinderen (tenzij dit een onverantwoord risico voor het kind oplevert). Ouders en kinderen zijn hierop ook aanspreekbaar.

Eigen mogelijkheden

Tijdens elk onderzoek wordt met de jeugdige en/of ouder gezamenlijk gezocht naar de mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder om (deels) zelf bij te dragen aan zelfredzaamheid en participatie. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat gebruik maken van de eigen mogelijkheden veronderstelt dat de jeugdige en/of ouder zelf voorziet in de kosten of voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn.

Concreet betekent dit:

  • -

    dat eerst een beroep op zorgverlof gedaan wordt als dat mogelijk is;

  • -

    dat de kosten voor reguliere oppas/kinderopvang door ouders zelf worden opgevangen;

  • -

    dat ouder zelf de begeleiding en stimulans bieden die nodig is bij ontplooiing en ontwikkeling van het kind - passend bij de leeftijd -bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding of begeleiding bij zelfstandig gaan wonen, begeleiding in het verkeer van en naar school, naar activiteiten ter vervanging van school of aansluitend op school of vrijetijdsbesteding.

    Gebruik maken van eigen mogelijkheden veronderstelt daarnaast dat de jeugdige en/of ouder zich voldoende verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende zorgverzekering af te sluiten die aansluit bij de situatie van de jeugdige en/of ouder.

    Bij de vraag naar de eigen mogelijkheden moet ook goed in beeld worden gebracht wat de aard en omvang van de noodzakelijke hulp is, de noodzaak tot continuïteit van hulp bij ziekte en de belastbaarheid van de ondersteuner(s) uit het netwerk. Inzicht in de belasting en de belastbaarheid van de ondersteuner(s) is hierbij cruciaal. Indien deze belasting te hoog is, of de belastbaarheid te beperkt is, kan (tijdelijk) ondersteuning ingezet worden. De ondersteuning richt zich indien mogelijk op het vergroten van de draagkracht van de ondersteuner, waarbij eerst gekeken wordt naar mogelijkheden middels voorliggende voorzieningen, bijvoorbeeld de Mantelzorgcentrale van Buurtplein.

Inzet van jeugdhulp

Zorg, hulp en ondersteuning worden zo ingericht en opgezet dat een ‘normale’ manier van opgroeien en opvoeden wordt gestimuleerd. Dat betekent dat wordt uitgegaan van de mogelijkheden en de behoeften van de individuele jeugdigen en hun ouders en dat hulp en ondersteuning aanvullend zijn op wat ouders en jeugdigen zelf kunnen. Om te beoordelen wat de eigen mogelijkheden zijn van ouders/het gezin, is het noodzakelijk dat eerst de hulpvraag van ouders/jeugdige volledig in beeld is.

Overbelasting

Bij het wegen van de belastbaarheid wordt gebruik gemaakt van de richtlijn (dreigende) overbelasting en eventueel van een erkende vragenlijst, zie bijlage 4 bij deze nadere regels.

Gebruikelijke hulp

Als sprake is van gebruikelijke hulp, wordt geen jeugdhulp verleend. Ook als er sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking, zijn ouders verantwoordelijk om hun kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Om te bepalen welke taken en ondersteuning van ouders kan worden verwacht, geldt het protocol gebruikelijke hulp. Dit protocol is opgenomen in bijlage 2 bij deze nadere regels.

Als sprake is van (dreigende) overbelasting, kan worden bepaald dat geen gebruikelijke hulp wordt verwacht. Dit is alleen het geval als er verband is tussen de (dreigende) overbelasting van de ouder(s) en de zorg die de ouder(s) aan de jeugdige bieden. Het eigen vermogen en het probleem oplossend vermogen zijn dan onvoldoende om de overbelasting op te heffen.

3.6 Verslag

Het verslag van het onderzoek wordt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 15 werkdagen na het laatste gesprek verzonden aan de ouder(s) met gezag en/of de jeugdige, afhankelijk van diens leeftijd. Opmerkingen of aanvullingen van ouder(s) en jeugdige worden toegevoegd aan het verslag.

3.7 De beschikking en aanvang hulp

  • 1. De jeugd- en gezinswerker neemt het besluit tot toekenning van een individuele voorziening op grond van het onderzoek naar de behoefte aan jeugdhulp van de jeugdige en zijn ouders. Het besluit zal middels een beschikking zo spoedig mogelijk na het laatste gesprek aan de ouder en/of jeugdige, maar uiterlijk acht weken na de aanvraag voor een individuele voorziening, worden uitgereikt of toegestuurd.

  • 2. Op het moment dat de beschikking aan de aanvrager en minderjarige, van twaalf jaar en ouder, wordt verzonden, wordt tegelijk een opdrachtbevestiging verzonden aan de aanbieder indien de hulp in natura wordt ingezet. De hulp kan starten nadat het besluit tot toekenning van een individuele voorziening is genomen en nadat een opdrachtbevestiging is verstuurd aan de aanbieder.

  • 3. Met toestemming van de ouder met gezag en/of de minderjarige van 12 jaar en ouder wordt het onderliggende ondersteuningsplan tevens toegestuurd aan de zorgaanbieder.

3.8 Verwijzing door medisch specialisten

  • 1. Op grond van artikel 2.10 van de verordening kunnen de huisarts, jeugdarts of een medisch specialist rechtstreeks verwijzen naar door de gemeente gecontracteerde jeugdhulp. De jeugdige en/of ouder kan met de verwijzing rechtstreeks naar een aanbieder. Om zeker te weten welk aanbod bij welke aanbieder gecontracteerd is, of om nader advies in te winnen, kan de jeugdige en/of ouder of de verwijzer contact opnemen met de jeugd- en gezinswerker.

  • 2. De aanbieder meldt zich bij de gemeente middels een ingevuld meldingsformulier. De aanbieder kan pas beginnen met het daadwerkelijk verlenen van hulp, zodra de gemeente een opdrachtbevestiging heeft verzonden aan de aanbieder. Op deze manier wordt voorkomen dat een niet gecontracteerde aanbieder of niet gecontracteerde hulp wordt ingezet na verwijzing en kunnen de budgetten bewaakt worden.

Artikel 3.9 Geldigheidsduur beschikking en tussentijdse wijziging

Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening jeugdhulp heeft een maximale geldigheidsduur van twee jaar. Dit geldt voor zowel een verstrekking in natura als een verstrekking van een persoonsgebonden budget. Hieronder worden uitzonderingsituaties beschreven en ook hoe wordt omgegaan met het tussentijds wijzigen van een besluit en wanneer een besluit vervalt.

Pleegzorg en gezinshuiszorg

Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening pleegzorg en gezinshuiszorg wordt verstrekt tot 21 jaar, tenzij dat niet past bij het perspectief van de plaatsing.

Tussentijds wijzigen

Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening als bedoeld in het eerste lid kan tussentijds worden aangepast op basis van een door de jeugdhulpaanbieder gewijzigd hulpverleningsplan. De jeugd- en gezinswerker beoordeelt de noodzaak van een tussentijdse wijziging.

Verval van recht en wijzigen voorziening

Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening vervalt, indien de jeugdige of zijn ouders dan wel wettelijk vertegenwoordiger zich niet binnen zes maanden hebben gemeld bij een aanbieder voor jeugdhulp. Een reeds verstrekte voorziening kan worden ingetrokken of aangepast als er sprake is van wijzigingen in de persoonlijke situatie van betrokkene of als er sprake is van een beleidswijziging. In dat laatste geval zal een redelijke overgangstermijn in acht worden genomen.

4. Individuele jeugdhulpvoorzieningen

In dit hoofdstuk worden de algemene criteria en de weigeringsgronden voor jeugdhulpvoorzieningen nader toegelicht. Ook de verschillende soorten jeugdhulp voorzieningen komen aan bod. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het vrijwillig kader, de gesloten jeugdhulp en het gedwongen kader.

4.1 Jeugdhulp – goedkoopst adequate oplossing

  • 1. Na het onderzoek en het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte, kan een individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt.

  • 2. Een jeugdhulpvoorziening is geschikt voor de resultaten die in het ondersteuningsplan worden vermeld. Een voorziening moet adequaat zijn voor de te bereiken resultaten. Als meerdere voorzieningen voldoen aan dit criterium, dan zal wordt de goedkoopst adequate voorziening verstrekt.

  • 3. De jeugdige en/of ouder, maar ook beroepskrachten, kunnen rechtstreeks contact zoeken met Buurtplein over het gecontracteerde aanbod. Dit kan ook als jeugdhulp plaatsvindt op verwijzing van een medisch specialist of in het gedwongen kader.

4.2 Geen recht op jeugdhulp

  • 1. Er bestaat geen recht op jeugdhulp als de problemen waarop de hulpvraag zich richt, kunnen worden opgelost door een beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid, hulp vanuit het sociaal netwerk, door gebruikelijke hulp, of door gebruik te maken van algemene, overige of andere (voorliggende) voorzieningen. Het uitgangspunt is immers dat ouders in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het veilig opvoeden en laten opgroeien van hun kind(eren).

  • 2. De Jeugdwet biedt een vangnet voor jeugdigen of ouders als er geen andere oplossingen mogelijk zijn.

4.3 Ambulante jeugdhulp

  • 1. Jeugdigen, hun ouders, gezin en/of omgeving kunnen in aanmerking komen voor ambulante jeugdhulp als dat vanwege opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, noodzakelijk is om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn of te participeren.

  • 2. Ambulante jeugdhulp betreft verschillende vormen van hulp en ondersteuning om de eigen kracht en mogelijkheden van de jeugdige en diens gezin/systeem te vergroten.

  • 3. Onder ambulante jeugdhulp vallen vier onderdelen:

    • a.

      persoonlijke verzorging

    • b.

      ondersteuning (individueel of groepsgewijs)

    • c.

      behandeling (individueel of groepsgewijs)

    • d.

      ambulante spoedhulp.

  • 4. De aansluiting met onderwijs is een belangrijk onderdeel van integrale jeugdhulp. Met de invoering van Passend Onderwijs zijn scholen verplicht om een passende plek te bieden als de jeugdige extra onderwijsondersteuning nodig heeft. Het uitgangspunt is dat leerlingen zoveel mogelijk in de reguliere omgeving onderwijs kunnen volgen. Goede samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp is een belangrijke voorwaarde om dit te kunnen realiseren. Er is een grijs gebied tussen Passend Onderwijs en de Jeugdwet. Grofweg kan het volgende onderscheid worden gemaakt: extra ondersteuning die primair is gericht op het leerproces, is de verantwoordelijkheid van de school. Is extra ondersteuning ook op andere gebieden nodig, dan ligt de verantwoordelijkheid eerder bij de gemeente. Dit geldt met name als het gaat om doelen gericht op gedrag en opvoeding. Over dit ‘grijze gebied’ maakt de gemeente op regionaal niveau afspraken met de samenwerkingsverbanden van het onderwijs. Daarnaast stimuleert de gemeente de samenwerking tussen onderwijs en aanbieders van jeugdhulp.

  • In bijlage 2 zijn de verschillende individuele jeugdhulpvoorzieningen opgenomen.

4.4 Gezins- en woonvormen

  • 1. Gezins- en woonvormen betreft verschillende vormen van verblijf. Deze zijn onder te verdelen in de sub-segmenten gezinsvormen (Pleegzorg en gezinshuizen) en woonvormen (Verblijf groep en wonen gericht op zelfstandigheid).

  • 2. De zorg wordt ingezet als de thuissituatie geen veilige of passende woonomgeving voor een jeugdige vormt. Er moet een alternatieve passende woonvorm worden gevonden, die zo lang als nodig als thuis fungeert. Binnen het segment Gezins- en Woonvormen wordt samen met de jeugdige, het gezin en de zorgaanbieders gekeken naar de best passende woonplek. Met een duurzaam (langdurig) perspectief waar nodig. Daarbij werkt de zorgaanbieder gezins- en netwerkgericht, waardoor er een continue verbinding is tussen de jeugdigen, hun gezin, het netwerk, de naaste omgeving en de zorgaanbieder. Daarnaast wordt onderwijs, werk of arbeidsmatige dagbesteding gerealiseerd voor de jeugdige. De zorgaanbieder bepaalt dit samen met de jeugdige/ouders of wettelijk vertegenwoordiger.

  • 3. Bij een crisissituatie wordt altijd eerst gekeken of een ambulante aanpak volstaat, met de mogelijkheid van een crisisplaatsing in het eigen netwerk. Alleen als dat niet mogelijk blijkt, kan een gezins- of woonvorm worden ingezet binnen een crisissituatie. Voor dit onderdeel geldt dat er bepaalde zorgvormen afhankelijk van de zorgvraag additioneel kunnen worden ingezet vanuit het Integrale Ambulante Jeugdhulp.

  • In bijlage 2 zijn de verschillende gezins- en woonvormen opgenomen.

4.5 Specialistische Jeugdhulp

  • 1. Specialistische jeugdhulp wordt ingezet als het vanwege de hulpvraag noodzakelijk is dat meer specialistische ondersteuning wordt ingezet.

  • 2. Binnen de specialistische jeugdhulp worden drie soorten ondersteuning onderscheiden:

    • a.

      Jeugdzorgplus

    • b.

      Verblijf Complex

    • c.

      Crisiszorg GGZ

  • In bijlage 2 zijn de verschillende specialistische jeugdhulpvoorzieningen opgenomen.

4.6 Vervoersvoorzieningen

  • 1. Vervoer kan een onderdeel van de ondersteuningsbehoefte zijn. Uitgangspunt is dat ouders/jeugdige zelf verantwoordelijk zijn voor het vervoer naar de locatie jeugdhulp. De wijze van vervoer van een jeugdige naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden wordt onderzocht tijdens het gesprek. Een gezamenlijk oplossing kan daarbij tot de mogelijkheden behoren.

  • 2. Een jeugdige kan in aanmerking komen voor vervoer naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden als er:

    • -

      gebruik wordt gemaakt van de dichtstbijzijnde adequate jeugdhulpvoorziening;

    • -

      geen sprake is van mogelijkheden in de eigen kracht en in de sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen; en

    • -

      er sprake is van een medische noodzaak voor gespecialiseerd vervoer of van beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige en zijn ouders.

  • 3. Als is vastgesteld dat een voorziening voor vervoer nodig is, sluit de gemeente bij de uitvoering van de voorziening aan:

    • -

      bij (regionaal) gemaakte contractafspraken betreffende route-vervoer;

    • -

      bij contractafspraken met aanbieders;

    • -

      bij het bepaalde in het op dat moment geldende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem en de verordening waaronder de mogelijkheid van een kilometervergoeding voor gebruik van een eigen auto.

4.6 Vrijwillig gesloten jeugdhulp

  • 1. De kinderrechter kan op verzoek van de gemeente een machtiging vrijwillig gesloten jeugdhulp verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te laten opnemen en verblijven.

  • 2. De voorgenoemde machtiging kan slechts worden verleend indien:

    • a.

      Jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, en

    • b.

      De opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken;

    • c.

      De wettelijk vertegenwoordiger van de jeugdige met de opneming en het verblijf instemt.

      De machtiging voor een jeugdige die 18 jaar is kan daarnaast slechts worden verleend als:

    • c.

      Sprake is van een behandeling die reeds aangevangen is voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt;

    • d.

      Voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar een hulpverleningsplan is vastgesteld;

    • e.

      Toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dit ook blijkt uit het hulpverleningsplan;

    • f.

      De gesloten jeugdhulp niet langer duurt dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.

  • 3. Een verzoek om gesloten jeugdhulp kan op verschillende manieren binnenkomen bij de gemeente, maar altijd met instemming van de ouder met gezag. De jeugd- en gezinswerker bespreekt een verzoek om gesloten jeugdhulp altijd met de gedragswetenschapper. Zij analyseren en beoordelen de noodzaak en mogelijkheden tot gesloten jeugdhulp - met instemming van de ouder met gezag.

4.7 Toegang gedwongen kader

  • 1. Onder dwang wordt de ondertoezichtstelling of gezagsbeëindigende maatregel verstaan, uitgesproken door de kinderrechter- op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.

  • 2. Voorafgaand aan dwang kan worden gewerkt middels een werkwijze die drang of preventieve jeugdbescherming kan worden genoemd: hulp die wordt gekenmerkt door een respectvolle en vasthoudende houding, om de veiligheid en ontwikkeling van het kind te borgen. Deze hulp wordt uitgevoerd door de jeugd- en gezinswerker. Voor toeleiding naar dwang (ondertoezichtstelling of gezagsbeëindigende maatregel) is een voorwaarde dat hulp in het vrijwillig kader niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.

  • 3. Bij de afweging om toe te leiden naar het gedwongen kader wordt binnen de gemeente de benodigde expertise ingeschakeld, waaronder bijvoorbeeld een gedragswetenschapper.

  • 4. De jeugd- en gezinswerker is transparant naar ouders en/of jeugdige over de (voorgenomen) toeleiding naar het gedwongen kader. Toeleiding vindt plaats middels de Jeugdbeschermingstafel, waaraan tevens ouders en minderjarige (afhankelijk van diens leeftijd) deelnemen. Als het gaat om het delen van informatie staat altijd transparantie voorop, tenzij de veiligheid van de minderjarige in het geding is. De professional stelt zich voor het delen van informatie elke keer onder andere de volgende vragen: Wat is het doel en de noodzaak voor het delen van gegevens? Is het proportioneel? En zijn er andere opties die minder ingrijpend zijn (subsidiariteit)?

  • 5. De gemeente maakt samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instellingen over het inzetten van hulp binnen het gedwongen kader. Het uitgangspunt is dat door de gecertificeerde instelling binnen het gedwongen kader van het gecontracteerde aanbod gebruik wordt gemaakt. In dat geval kan de jeugdige en/of ouder rechtstreeks met de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel/ jeugdreclasseringsmaatregel naar de aanbieder, en wordt op dezelfde wijze het meldingsformulier en de opdrachtbevestiging gebruikt als bij de toegang via medici.

  • 6. Het inzetten van hulp middels een pgb in het gedwongen kader verloopt via de jeugd- en gezinswerker. De gemeente heeft samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instelling over inzetten van hulp middels een pgb in het gedwongen kader.

  • 7. Een half jaar voor het bereiken van de meerderjarigheid neemt de uitvoerder van de kinder-beschermingsmaatregel in overleg en samen met de jeugdige en/of oudercontact op met een jeugd- en gezinswerker om te bespreken of en welke vervolghulp eventueel nodig is.

4.8 Inzet SEZ en ambulante spoedhulp

  • 1. Als naar het oordeel van het Buurtplein bij de melding sprake lijkt van urgentie of dreigende onveiligheid, zal het gesprek met de jeugdige en/of ouders met voorrang plaatsvinden. Indien sprake lijkt van een crisissituatie wordt de afdeling Spoedeisende Zorg van Jeugdbescherming Gelderland in gezet.

  • 2. De afdeling Spoedeisende Zorg (SEZ) van Jeugdbescherming Gelderland is in geval van crisis 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar voor iedereen.

  • 3. SEZ is indien nodig binnen drie uur na de melding ter plaatse en beoordeelt en stabiliseert de crisissituatie. Ambulante spoedhulp van een aanbieder kan vervolgens ingezet worden na een interventie en advies van SEZ. De aanbieder die de ambulante spoedhulp uitvoert op advies van SEZ meldt de inzet van hulp direct en uiterlijk binnen vijf dagen bij de gemeente.

  • 4. Een voorafgaande beschikking van de gemeente is niet nodig voor inzet van ambulante spoedhulp van de aanbieder. De jeugd- en gezinswerker en aanbieder van ambulante spoedhulp maken met elkaar afspraken over de samenwerking tijdens het ambulante spoedhulptraject, met het oog op eventueel in te zetten vervolghulp. De bevestiging van de gemeente tot toekenning van de ambulante spoedhulp zal binnen twee weken na de start van de hulp in een beschikking worden toegestuurd.

5. De vormen van hulp (natura of pgb)

Wanneer een individuele voorziening wordt verstrekt, informeert de jeugd- en gezinswerker de jeugdige en zijn ouders over het door het college gecontracteerde aanbod (hulp in natura). Ook worden jeugdige en ouders geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget, onder de voorwaarden zoals genoemd in de Jeugdwet en in artikel 6.2 lid 1 van de verordening. In dit hoofdstuk worden de regels over het persoonsgebonden budget toegelicht.

5.1 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget (pgb) is een geldbedrag waarmee een jeugdige en/of ouder(s) die in aanmerking komt voor jeugdhulp zelf ondersteuning kan inkopen. Het is bedoeld als alternatief voor een (individuele) jeugdhulpvoorziening in natura. Met een pgb heeft de cliënt zelf de regie om de voor hem of haar best passende ondersteuning te regelen. Een medewerker van Buurtplein informeert de cliënt die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening over de mogelijkheid voor een pgb.

  • 2. De cliënt moet voldoende pgb-bekwaam zijn en wordt door de medewerker gewezen op de mogelijkheid van het testen van zijn bekwaamheid op www.pgb-test.nl. Het testen is bedoeld om de cliënt bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een pgb. Zo kan hij of zij een weloverwegen keuze voor een pgb of ondersteuning in natura maken.

5.2 Voorwaarden voor een pgb

  • 1. Voordat een pgb wordt ingezet, wordt beoordeeld of de jeugdige en/of ouder(s) aan de wettelijke voorwaarden voldoet (zie ook hoofdstuk 6 van de verordening). Ook wordt beoordeeld of de in te kopen ondersteuning van de juiste kwaliteit is en of de zorgverlener wel in staat is de juiste ondersteuning te bieden.

  • 2. Hieronder staan de onderdelen die door de medewerker van Buurtplein worden beoordeeld:

1. Pgb-vaardigheid

  • a.

    De jeugdige en/of ouder(s) dienen op eigen kracht of met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat te zijn om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren. Daarbij zijn de tien punten voor pgb-vaardigheid het uitgangspunt voor de jeugd- en gezinswerker.2

  • b.

    Weigeringsgronden voor het verstrekken van een pgb zijn:

    • -

      Problematische schulden;

    • -

      Ernstige verslavingsproblematiek;

    • -

      Aanmerkelijke verstandelijke beperking(en);

    • -

      Een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

    • -

      Vastgestelde blijvende cognitieve stoornis;

    • -

      Onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal.

  • c.

    Een pgb kan worden geweigerd als een eerdere pgb-beschikking is ingetrokken op grond van artikel 8.1.4, eerste lid, onderdeel a, d of e Jeugdwet.

  • d.

    Als de jeugd- en gezinswerker redenen heeft om te twijfelen aan de competenties ten aanzien van de budgetvaardigheid van de budgethouder of diens vertegenwoordiger kan;

    • -

      een budgetcoach of vorm van budgetbeheer worden ingezet om te kijken of de vertegenwoordiger financieel zelfredzaam is;

    • -

      de budgethouder/vertegenwoordiger worden gevraagd na een aangegeven periode een evaluatie/voortgangsverslag in te dienen.

2. Beheer pgb door vertegenwoordiger

  • a.

    Als de cliënt zelf niet pgb-vaardig is, kan hij iemand aanwijzen die voor hem of haar het pgb beheert (een pgb-vertegenwoordiger). Voor een vertegenwoordiger gelden dezelfde vaardigheidseisen als voor de client en dit wordt ook door de medewerker van Buurtplein getoetst.

  • b.

    Er gelden een aantal aanvullende voorwaarden ten aanzien van de vertegenwoordiger (zie artikel 6.2 van de verordening):

    • -

      Het is in beginsel toegestaan dat de cliënt zich voor het pgb-beheer laat vertegenwoordigen door een familielid in de eerste of tweede graad, die tevens een (deel van) de ondersteuning levert, tenzij er naar het oordeel van de medewerker van Buurtplein sprake is van ongewenste belangenverstrengeling. Het belang van de cliënt moet centraal staan. Een factor die kan wijzen op ongewenste belangenverstrengeling is als de cliënt vanwege zijn of haar beperkingen weinig of geen invloed heeft op het besluit om voor een pgb te kiezen;

    • -

      De dubbelrol van een informele zorgverlener en een pgb-beheerder mag niet ten koste gaan van het bereiken van de gewenste resultaten. Ervaringen die er vanuit het verleden eventueel al met ondersteuning en het beheer van het pgb zijn, kunnen hierbij een rol spelen;

  • Omdat de combinatie van beheerder van het pgb en uitvoerder van ondersteuning kwetsbaar is, kan ervoor worden gekozen om de indicatieduur te beperken of frequenter tussentijds te evalueren hoe de ondersteuning en het beheer van het pgb verloopt.

  • c.

    Van de pgb-vertegenwoordiger wordt in elk geval verwacht dat hij/zij de facturen controleert en betaalbaar stelt, aanwezig is bij evaluaties en zicht houdt op de kwaliteit van de jeugdhulp.

3. Kwaliteit / ondersteunings- en budgetplan

De jeugdhulpvoorziening die met een pgb wordt ingekocht, moet van de juiste kwaliteit zijn. De wettelijke eis is dat een pgb wordt besteed aan een voorziening die veilig, doeltreffend en cliëntgericht is en de voorziening moet geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb is toegekend. Het doel is namelijk dat met de besteding van het pgb de afgesproken resultaten kunnen worden behaald. De beoordeling hiervan ligt bij de medewerker van Buurtplein.

In hoofdstuk 7 zijn de kwaliteitseisen per hulpverlener nader omschreven.

Ondersteunings- en budgetplan

Om aan te tonen welke ondersteuning wordt ingekocht en van welke kwaliteit die is, leveren de jeugdige en/of ouder(s) een ondersteunings- en budgetplan aan. Hierin legt de cliënt vast welke afspraken zij maken over de gewenste jeugdhulp. Ook kunnen de jeugdige en/of ouder(s) hierin aangeven/motiveren waarom zij de ondersteuning in de vorm van een pgb wil ontvangen.

In het ondersteunings- en budgetplan wordt in elk geval inzichtelijk gemaakt:

  • a.

    waar de ondersteuning wordt ingekocht en waar de ondersteuning uit zal bestaan;

  • b.

    hoe aan de, in het verslag omschreven resultaten, wordt gewerkt;

  • c.

    waarom voor deze ondersteuner is gekozen;

  • d.

    wie het pgb gaat beheren;

  • e.

    welke tariefafspraken zijn gemaakt en;

  • f.

    hoe de continuïteit van de ondersteuning bij ziekte of andere uitval wordt gegarandeerd.

De budgethouder/de vertegenwoordiger levert bij evaluatiemomenten een evaluatieverslag aan.

Bij een hernieuwde aanvraag worden de gestelde doelen uit het ondersteunings- en budgetplan geëvalueerd door de jeugd- en gezinswerker.

4. Pgb voor uitvoering door het sociaal netwerk

  • a.

    De jeugdige en/of ouder(s) kunnen het pgb ook inzetten om ondersteuning van een informele hulp te ontvangen (zie ook artikel 8.1.1, derde lid, Jeugdwet). Hiervoor gelden enkele voorwaarden:

    • -

      Het uitgangspunt is dat altijd eerst wordt gekeken of er sprake is van gebruikelijke hulp en dat het pgb niet mag worden ingezet voor vergoeding van jeugdhulp die anders onbetaald zou worden geleverd. Bij de beoordeling of er sprake is van gebruikelijke hulp, kan voor de uitgangspunten gebruikelijke hulp van ouder(s) voor kinderen het zorgmomentenoverzicht worden gebruikt, Slimme lijst: Zorgmomentenoverzicht - Per Saldo (pgb.nl);

    • -

      Het uitgangspunt is dat een pgb geen inkomensvoorziening is. De financiële situatie van de ouders/verzorgers kan wel een onderdeel vormen bij het in kaart brengen en beoordelen van de verschillende factoren bij de eigen kracht;

    • -

      Hulp uit de eigen omgeving (gebruikelijke hulp) moet altijd eerst maximaal worden ingezet voordat een beroep wordt gedaan op ondersteuning vanuit de Jeugdwet. Voor ondersteuning die in redelijkheid mag worden verwacht van het eigen netwerk (taken die een ander onbetaald zou verrichten bij familie), wordt het eigen netwerk aangesproken. Een beoordeling van de eigen kracht van de client en de informele hulp is hierbij van belang.

    • -

      De ondersteuning is vooraf niet goed in te plannen;

    • -

      De ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • -

      De ondersteuning moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

    • -

      De ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • -

      De ondersteuning moet vanwege de aard van de beperking worden geboden door een persoon met wie de cliënt vertrouwd is en goed contact heeft.

  • b.

    Bij de beoordeling van de aanvraag weegt de medewerker van Buurtplein ook mee of de continuïteit van zorg gewaarborgd is, voor zover dit noodzakelijk is voor het welbevinden van de cliënt. De vraag is of het bijvoorbeeld mogelijk is om vanwege ziekte of vakantie eens over te slaan?

  • c.

    Een pgb voor besteding aan een informele hulp wordt in ieder geval niet toegekend als:

    • -

      De informele hulp op enige wijze druk heeft uitgeoefend op de cliënt in de keuze voor een pgb;

    • -

      de informele hulp (dreigend) overbelast is, of

    • -

      de informele hulp vanwege andere redenen niet in staat is om de gevraagde ondersteuning te bieden.

  • d.

    Zoals bepaald in artikel 6.5 van de verordening, is het tarief voor een pgb dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk lager dan het tarief voor professionele ondersteuners.

  • e.

    De cliënt en/of zijn vertegenwoordiger dragen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit van de ondersteuning die zijn betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren.

5. Sociale Verzekeringsbank/uurtarief en facturatie

  • a.

    Naast het ondersteunings- en budgetplan moet de cliënt een zorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) invullen. Hierin worden afspraken over het aantal te leveren uren en uurtarieven vastgelegd. Het ondersteunings- en budgetplan worden door de medewerker van Buurtplein goedgekeurd. De gemeente keurt de zorgovereenkomst goed en zet hier hierna het pgb klaar bij de Sociale Verzekeringsbank.

  • b.

    De budgetbeheerder is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de bestedingen uit het budget. De gemeente vindt het belangrijk dat de budgetbeheerder hier voldoende inzicht in heeft. Daarom vindt betaling via facturatie plaats en is betaling via een vast maandloon niet mogelijk. Eventuele wijzigingen qua inhoud van de geleverde ondersteuning, moeten worden doorgegeven aan de SVB.

  • c.

    De cliënt aan wie een pgb is toegekend, heeft de mogelijkheid om te kiezen voor een ondersteuner die een hoger tarief hanteert dan het tarief waarop het pgb is gebaseerd. Als hierdoor sprake is van meerkosten, dan komen deze echter volledig voor rekening van de cliënt.

  • d.

    Bij een eventuele herbeoordeling van de indicatie wordt het ondersteunings- en budgetplan geëvalueerd. De gemeente kan ook steekproefsgewijs controles uitvoeren. Als de budgetbeheerder de besteding van het pgb niet adequaat kan verantwoorden, kan de gemeente besluiten het pgb te beëindigen of (een deel van) het pgb terug te vorderen.

6. Kosten die niet vanuit het pgb mogen worden betaald

Het pgb kent geen vrij besteedbaar bedrag en geen eenmalige uitkering.

Het is niet toegestaan dat het pgb wordt besteed aan tussenpersonen en belangenbehartigers. Ook administratiekosten mogen niet uit het pgb worden betaald. Kosten die de zorgverlener bij een budgethouder in rekening brengt in verband met een opzegtermijn, zijn niet te verhalen op de gemeente. Dit geldt ook voor kosten die de ondersteuner bij de budgethouder in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.

Kosten zoals reiskosten en reistijd, de opgeleide eigen bijdrage, feestdagen of een eenmalige uitkering voor de zorgverlener en algemeen gebruikelijke kosten, mogen ook niet vanuit het pgb worden betaald.

Verder geldt dat alle kosten voor zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Jeugdwet vallen, niet vanuit het pgb mogen worden bekostigd.

7. Ondersteuning in het buitenland

  • a.

    Voor het bieden van ondersteuning aan de cliënt in het buitenland, geldt dat expliciet toestemming moet worden gegeven door de medewerker van Buurtplein. De medewerker van Buurtplein zal hierbij toetsen of de besteding van het pgb past binnen het ondersteuningsplan en de te behalen resultaten.

  • b.

    Een pgb mag maximaal vier weken per jaar buiten Nederland worden besteed.

  • c.

    Als ondersteuning is ingekocht buiten Nederland mogen de reis- en verblijfkosten hiervan niet worden betaald met een pgb.

5.3 Heroverwegen pgb

  • 1. Op grond van artikel 8.1.3 van de Jeugdwet is het college bevoegd om besluiten te heroverwegen.

  • 2. Bij een heroverweging evalueren de medewerker van Buurtplein en de jeugdige en/of ouder(s) samen de met het pgb behaalde resultaten en de daaraan verbonden voorwaarden. Ook de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen heeft voldaan komt hierbij aan bod.

6. Nakomen van afspraken

Het college ziet erop toe dat regels en gemaakte afspraken worden nageleefd. Dit doet zij onder andere door in de beschikking duidelijk aan te geven wat van de inwoner mag worden verwacht. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit van de jeugdhulp door aanbieders en jeugdinstellingen. De toezichthouder rechtmatigheid is verantwoordelijk voor het toezien op de rechtmatige uitvoering van de jeugdhulp. In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke manier de gemeente handelt als afspraken niet worden nagekomen.

6.1 Beëindiging of verlenging jeugdhulp

  • 1. De jeugdige en/of ouder dan wel wettelijk vertegenwoordiger neemt acht weken voor de beoogde beëindiging van de hulp (telefonisch) contact op met de jeugd- en gezinswerker en met de aanbieder om te bespreken of verlenging van de ingezette hulp nodig is. Dit geldt ook als verlenging van jeugdhulp na meerderjarigheid noodzakelijk is. Als de cliënt zich minder dan acht weken voor afloop van de indicatieduur meldt, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude.

  • 2. De jeugd- en gezinswerker zal in overleg met de jeugdige en/of ouder dan wel wettelijk vertegenwoordiger, aanbieder en eventuele andere betrokkenen een besluit nemen met betrekking tot de noodzaak tot verlenging van de hulp. Als de hulp voortgezet moet worden, zal een nieuwe beschikking aan de ouder dan wel wettelijk vertegenwoordiger en/of jeugdige en een nieuwe opdrachtbevestiging aan de aanbieder verzonden worden. Het niet bereiken van de samen met de cliënt opgestelde resultaten en termijnen kan een reden zijn om het besluit tot toekenning van jeugdhulp te beëindigen dan wel niet te verlengen.

  • 3. Bij beëindiging of vermindering van de indicatie wordt indien nodig een redelijke overgangstermijn in acht genomen. Ditzelfde geldt als de indicatie wordt aangepast van pgb naar zorg in natura. Een overgangstermijn bedraagt maximaal zes maanden. Voor het bepalen van een overgangstermijn en de eventuele duur van die overgangstermijn wordt per individueel geval meegewogen of de wijziging op verzoek van de cliënt plaatsvindt, of de voorziening nog gebruikt wordt en in welke mate de cliënt afhankelijk is van de voorziening.

6.2 Bestrijding en voorkoming oneigenlijk gebruik en misbruik

Hoofdstuk 7 van de verordening beschrijft de mogelijkheden die de gemeente heeft ter voorkoming en bestrijding van fraude. Bij het voorkomen van fraude staat de voorlichting aan de inwoner centraal. Deze moet vooraf weten wat zijn of haar rechten en plichten zijn en wat de consequenties zijn bij het overtreden van de regels.

In de aanpak van fraudepreventie maakt de gemeente Doetinchem gebruik van de principes van het hoogwaardig handhaven:

  • -

    Vroegtijdig informeren:

  • Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de jeugd- en gezinswerkers. Zij informeren inwoners vroegtijdig over hun rechten en plichten;

  • -

    Vroegtijdig detecteren en afhandelen:

  • De jeugd -en gezinswerkers zijn alert op fraudesignalen. Bij twijfels over de rechtmatigheid, organiseren zij een huisbezoek; dit doet een beroep op de professionaliteit van de jeugd- en gezinswerkers. Intercollegiaal overleg over het bepalen van de te nemen stappen vindt zo nodig plaats;

  • -

    Optimaliseren van de dienstverlening:

  • Bij de inrichting van de werkprocessen kijken wij ook naar het effect van de werkprocessen op de bereidheid van inwoners om de regels na te leven;

  • -

    Daadwerkelijk sanctioneren:

  • Gemeente Doetinchem gaat er van uit dat de voorzieningen op rechtmatige wijze worden ingezet en verantwoord worden. Zodra er signalen zijn over onrechtmatig gebruik, wordt de toezichthouder gevraagd om nader onderzoek te doen. De gemeente hanteert een krachtig consequent sanctiebeleid en een effectief opsporingsbeleid.

Deze principes worden in samenhang uitgevoerd, zo kunnen ze elkaar versterken.

Er is aandacht voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van individuele jeugdhulpvoorzieningen. Van de jeugdige en/of ouder(s) wordt verwacht dat zij mededeling doen van wijzigingen in hun omstandigheden waarvan redelijkerwijs is in te schatten dat deze consequenties heeft voor de ondersteuningsvraag en eventueel voor de verstrekte voorziening.

Ook wordt van de jeugdige en/of ouder(s) verwacht dat zij meewerken aan onderzoek in geval van (vermoedens van) onrechtmatigheden. Voor wat betreft de beheersing van de risico’s zijn onder andere goede voorlichting/communicatie, onderlinge samenwerking, eenduidige werkwijze en het pgb-trekkingsrecht belangrijke maatregelen.

6.3 Herzien en intrekking besluit

  • 1. Het college is zowel bij een periodieke als eenmalige verstrekking van jeugdhulp bevoegd om te onderzoeken in hoeverre de jeugdhulp nog adequaat is en of de omstandigheden die hebben geleid tot het verstrekken van een voorziening gewijzigd zijn.

  • 2. Het college heeft de bevoegdheid om een voorziening te herzien, een besluit in te trekken onder omstandigheden zoals genoemd in artikel 8.1.4 van de Jeugdwet.

  • 3. In de wet is bepaald dat het college de geldswaarde van een ten onrechte verstrekt pgb kan terugvorderen als sprake is van opzet (opzettelijke fraude) aan de kant van de jeugdige en of zijn of haar ouders.

7. Kwaliteit van jeugdhulp

In de Beleidsregel handhaving en naleving kwaliteit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet zijn regels vastgelegd die zijn toepassing zijn bij overtreding van de voorschriften die gesteld zijn bij of krachten de Wmo 2015, de Jeugdwet en de inkoopvoorwaarden van de Achterhoekse gemeenten over de kwaliteit van de voorzieningen.

De jeugdhulp die wordt ingekocht is kwalitatief verantwoord en voldoet zowel voor ZIN als pgb ten minste aan de volgende eisen:

De jeugdhulpaanbieders:

  • a.

    hebben medewerkers in dienst die in bezit zijn van een Verklaring Omtrent Gedrag; beschikken over een passende aansprakelijkheidsverzekering;

  • b.

    beschikt over een SKJ- of BIG-registratie;

  • c.

    verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

  • d.

    werken volgens de norm van verantwoorde werktoedeling;

  • e.

    dienen een kwaliteitssysteemborgingssysteem te hebben;

  • f.

    hebben een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • g.

    hebben een meldplicht bij een calamiteit;

  • h.

    hebben een meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp;

  • i.

    hebben de beschikking over een klachtenprocedure;

  • j.

    hebben de beschikking over een cliëntenraad indien de Jeugdwet dat vereist;

  • k.

    hebben de verplichting een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen;

  • l.

    staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als jeugdhulpaanbieder, hebben een KVK-nummer en staan geregistreerd bij het CIBG.

Een Zelfstandige Zonder Personeel, ingekocht via een pgb:

  • a.

    is in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag;

  • b.

    beschikt over een SKJ- of BIG-registratie;

  • c.

    beschikt over een passende aansprakelijkheidsverzekering;

  • d.

    verleent veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

  • e.

    handelt naar landelijke protocollen, richtlijnen en kwaliteitscodes;

  • f.

    heeft een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • g.

    heeft een meldplicht bij een calamiteit;

  • h.

    heeft een meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp;

  • i.

    heeft de beschikking over een klachtenprocedure;

  • j.

    heeft de verplichting een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

Personen uit het sociaal netwerk, die voor hun inzet worden betaald vanuit een pgb:

  • a.

    zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag (behalve als het gaat om ouders);

  • b.

    verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

  • c.

    beschikken over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden.

  • d.

    werken op basis van een integraal gezinsplan, waarin benoemd is: welke doelen bereikt worden met het pgb en wanneer en hoe het gezinsplan, inclusief het gebruik van pgb, door de jeugdige en/of ouders en een medewerker van Buurtplein geëvalueerd wordt;

  • e.

    bespreken eventuele zorgen op het gebied van veiligheid met ouders en Buurtplein en nemen bij ernstige zorgen op het gebied van veiligheid contact op met de daarin gespecialiseerde instantie (Veilig Thuis);

  • f.

    melden calamiteiten direct aan de toezichthouder Jeugd.

8. Klachten, medezeggenschap en inwonerparticipatie

De verordening bepaalt op welke manier jeugdigen en of zijn/haar ouders klachten over de

jeugdhulp kunnen indienen. Voor inwoners geldt daarnaast dat zij recht op medezeggenschap hebben en het recht op inwonersparticipatie. Hieronder worden deze onderwerpen toegelicht.

8.1 Inwonersparticipatie

Jongeren en/of hun ouders worden via de klankbordgroep Jeugdhulp en de Sociale Raad gemeente Doetinchem en op andere wijze betrokken bij de uitvoering van de jeugdhulp.

In de klankbordgroep Jeugdhulp zitten ouders en/of verzorgers van jeugdigen en jongeren. De klankbordgroep jeugdhulp bestaat concreet uit:

  • Ouders van jeugdigen met een pgb

  • Vertegenwoordigers van cliëntenraden van aanbieders Jeugdhulp

  • Vertegenwoordigers van het Jongerennetwerk Gelderse jeugd

  • Vertegenwoordigers van het Jongerenplatform Jeugdbescherming Gelderland: Deze vertegenwoordigers zijn jongeren of oud-jongeren die nog dichtbij de doelgroep staan en/of eruit voortkomen of ouders van de doelgroep

  • Vertegenwoordigers gezinshuis

  • Vertegenwoordigers Platform Pleegouders Achterhoek

De gemeente vindt het belangrijk om jongeren actief te betrekken. De signalen van jongeren zelf worden opgepakt via:

  • Het onderwijs

  • JC Doetinchem

  • Buurtcoaches, jeugd- en gezinswerkers en stedelijk jongerenwerkers van Buurtplein

  • Wijkregisseurs

  • Het Jeugdinterventie Team (JIT)

8.2 Klachten

Het college biedt inwoners de mogelijkheid om klachten in te dienen over de manier waarop een medewerker van de gemeente zich heeft gedragen ten opzichte van een inwoner. Dit regelt hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 9 van de Verordening. Als het gaat om ondersteuning op grond van de jeugdhulp, heeft de wet bepaalt dat ook aanbieders een regeling voor de afhandeling van klachten heeft. De gemeente ziet erop toe dat aanbieders een dergelijke regeling hebben en hier op juiste wijze gehoor aan geven.

8.3 Medezeggenschap

Aanbieders van jeugdhulp, hebben een medezeggenschapsregeling voor inwoners die gebruik maken van deze ondersteuning. De gemeente ziet erop toe dat aanbieders een dergelijke regeling hebben en hier op juiste wijze gebruik van maken. Het gaat erom dat inwoners medezeggenschap hebben ten aanzien van besluiten van de aanbieder. Het kan dan gaan om interne wijzigingen ten aanzien van het aanbod van ondersteuning, of het wijzigen van bijvoorbeeld een huishoudelijk reglement.

De gemeente is daarnaast verantwoordelijk voor het jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek. Dit onderzoek biedt informatie over de tevredenheid van inwoners ten aanzien van de geleverde ondersteuning en kan input leveren voor te maken beleidskeuzes.

8.4 Vertrouwenspersoon

Vertrouwenswerk is onderdeel van de Jeugdwet. Alle jeugdigen en ouders die onder de Jeugdwet vallen hebben recht op ondersteuning door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Ook als jongeren uit de gemeente Doetinchem (tijdelijk) verblijven in een pleeggezin of instelling buiten de regio kunnen zij hierop een beroep doen.

Als jongeren en ouders hulp en ondersteuning krijgen bij opgroeien en opvoeden is er, zeker in situaties waarbij sprake is van drang en dwang, sprake van afhankelijkheid. In een afhankelijkheidssituatie wordt het lastiger om het te hebben over dingen die niet goed verlopen in de hulpverlening. In die situatie moeten jongeren en/of hun ouders, vanwege die afhankelijkheid, kunnen terugvallen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon die hen bijstaat. Met andere woorden: iedere jeugdige en/of ouder die vragen, klachten over en/of problemen heeft met zijn (rechts)positie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp, mag ondersteuning krijgen van een bij wet ingestelde onafhankelijke vertrouwenspersoon. De dienstverlening is voor de jeugdige en/of een ouder gratis.

In de regio Achterhoek wordt het vertrouwenswerk uitgevoerd door op dit gebied gekwalificeerde medewerkers van Zorgbelang Gelderland.

9. Slotbepalingen

9.1 Evaluatie beleid

Het jeugdhulp-beleid wordt elke vier jaar geëvalueerd. Het college onderzoekt de doeltreffendheid en de gewenste of ongewenste effecten van het beleid en stelt hierover een verslag op. Dit verslag wordt aangeboden aan de gemeenteraad. Als dit noodzakelijk blijkt, wordt het Jeugdhulp-beleid vervolgens aangepast.

9.2 Hardheidsclausule

Buurtplein/het college kan gebruikmaken van de hardheidsclausule als de situatie van de jeugdige en of het gezin hierom vraagt. De hardheidsclausule biedt de mogelijkheid om van het beleid af te wijken als toepassing van het beleid tot een (zeer) ongewenste situatie voor de jeugdige en of het gezin zou leiden. Buurtplein/het college doet een weloverwogen beroep op de hardheidsclausule en motiveert dit per situatie.

9.3 Inwerkingtreding

  • De Nadere regels jeugdhulp gemeente Doetinchem 2024 treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • Met het in werking treden van deze Nadere regels jeugdhulp gemeente Doetinchem 2024 worden de Nadere regels jeugdhulp gemeente Doetinchem 2022 ingetrokken.

  • Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2024.

Ondertekening

Bijlage 1 – Begrippenlijst

Alle definities die in deze regels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsbesluiten, de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2020.

Algemene voorziening:

(Veelal) bestaande voorzieningen die laagdrempelig en zonder indicatie toegankelijk zijn voor alle inwoners;

Andere voorziening:

Voorzieningen anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

Individuele voorziening (maatwerkvoorziening):

Op de jeugdige of zijn ouders gerichte voorziening als bedoeld in artikel 2, 2e lid van de verordening;

Jeugdhulp:

  • ondersteuning van, hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;

  • het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt; en

  • het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;

Jeugdige:

De persoon die

  • de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

  • de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie het jeugdstrafrecht is toegepast; of

  • de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie door het college:

  • is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als hieronder bedoeld, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;

  • vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is; of

  • is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;

Jeugd- en gezinswerker:

Professional, werkzaam bij Buurtplein, die op een generalistische wijze, dus met kennis van het gehele sociaal domein, hulpvragen over opvoeden en opgroeien oppakt; van lichte enkelvoudige vragen tot complexere gezinsproblematiek. De jeugd- en gezinswerker is SKJ geregistreerd. De jeugd- en gezinswerker biedt ondersteuning, voert regie daar waar nodig en bepaalt namens het college op grond van de Wet over het al dan niet inzetten/beëindigen van een maatwerkvoorziening uitgevoerd door een specialistische jeugdhulp aanbieder;

Medici:

Huisarts, jeugdarts en medisch specialist zoals bedoeld en nader gedefinieerd in artikel 1.1. Jeugdwet;

Ondersteuningsplan:

Familiegroepsplan zoals bedoeld in artikel 1 van de Jeugdwet, namelijk: hulpverleningsplan. Dit betreft een integrale vraagverheldering, een onderzoeksverslag en een (ondersteunings)plan. Dit plan kan in samenwerking met de jeugd- en gezinswerker worden opgesteld.

Sociaal netwerk en sociale omgeving:

Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige en/of ouder een sociale relatie onderhoudt. De Jeugdwet spreekt veelal over de sociale omgeving: de sociale omgeving wordt breder uitgelegd dan het sociale netwerk; bijvoorbeeld ook een leerkracht met wie de jeugdige nog geen sociale relatie heeft, kan behoren tot de sociale omgeving van de jeugdige en/of ouders;

Opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen:

  • 1.

    psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

  • 2.

    beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in verband met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, en

  • 3.

    een tekort aan zelfredzaamheid in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

Ouder:

Begripsbepaling conform artikel 1.1 Jeugdwet, namelijk gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

Overige voorziening:

Overige voorziening als bedoeld in artikel 2 eerste lid van de verordening;

Ondersteunings- en budgetplan PGB:

Plan, waaruit blijkt op welke manier het persoonsgebonden budget zal worden ingezet en besteed;

Wettelijk vertegenwoordiger

Ouder of pleegouder met gezag.

Bijlage 2 – Aanbod individuele jeugdhulpvoorzieningen

Als na het onderzoek blijkt dat een individuele jeugdhulpvoorziening noodzakelijk is, wordt zoveel mogelijk toe geleid naar zo licht mogelijke hulp. Als dat noodzakelijk is, worden zwaardere of intensieve hulp ingezet. Op het juiste moment wordt vervolgens weer op en afgeschaald.

Gemeente Doetinchem kent de volgende vormen van individuele (specialistische) jeugdhulp. Het inkoopdocument kan worden gedownload via https://www.sociaaldomeinachterhoek.nl

1.Integraal Ambulante Jeugdhulp

Integrale Ambulante Jeugdhulp betreft verschillende vormen van hulp en ondersteuning om de eigen kracht en mogelijkheden van de jeugdige en diens gezin/systeem te vergroten.

Jeugdigen, hun ouders, gezin en/of omgeving hebben hulp en/of ondersteuning nodig, omdat ze op één of meerdere leefgebieden achterlopen of een ontwikkeltaak hebben. Of omdat (enige) bijsturing gewenst is en/of taken moeten worden overgenomen. Ook jeugdigen met een hoge hulpbehoefte en veiligheidsrisico’s voor zichzelf, hun omgeving en/of hun hulpverlener behoren tot de doelgroep. Dit betreft een groep met een combinatie van meerdere kernproblemen, waarbij niet één van deze problemen bovenliggend is. De problemen grijpen op elkaar in, versterken elkaar en groeien door tot nieuwe problemen. Tegelijkertijd kan er minder beroep worden gedaan op de beschermende factoren. Deze mix van factoren ontregelen het leven dusdanig, dat kinderen en jongeren vastlopen.

Bij complexe problemen van kinderen en gezinnen zelf past geen standaard zorgaanbod. Het is in die gevallen nodig om samen met de ouders en kinderen een goede analyse te maken en te zoeken naar uiteenlopende oplossingen. Niet alles is even makkelijk te beïnvloeden, laat staan op te lossen. De combinatie van meerdere problemen brengt grote onvoorspelbaarheid, veiligheidsrisico’s en soms zorgmijding met zich mee.

Onder Integrale Ambulante Jeugdhulp vallen vier onderdelen:

  • Persoonlijke Verzorging aan jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke, zintuiglijke, somatische of psychische aandoening met een tekort aan zelfredzaamheid bij persoonlijke verzorging. Het gaat om hulp bij Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL-taken) en eventueel ook om de controle van lichaamsfuncties, voor zover die zorg gericht is op het opheffen van een tekort aan zelfstandigheid bij algemene dagelijkse verrichtingen. De ondersteuning richt zich op het vergroten van de zelfredzaamheid van de jeugdige. Indien mogelijk is de inzet gericht op het in de toekomst zelf of met familie uitvoeren van de taken.

  • Ondersteuning (individueel en/of groepsgewijs) gericht op herstel, verbeteren, ontwikkelen, stabiliseren en/of compenseren van de zelfredzaamheid, het welbevinden en/of de kwaliteit van leven (niet zijnde persoonlijke verzorging). Hieraan kan psychische/psychosociale problematiek ten grondslag liggen. Voorbeelden: begeleiding, logeren.

  • Behandeling (individueel en/of groepsgewijs) gericht op herstel, genezing, ontwikkeling, stabiliseren en/of hanteerbaar maken van problemen in het dagelijks functioneren. Deze kunnen van pedagogische, systemische of psychologische/psychiatrische aard zijn. Daarbij hoort het verbeteren van algemene competenties en vaardigheden. Voorbeelden: basis GGZ, (hoog) specialistische GGZ, bewezen interventies volgens databank NJi, diagnostiek, vraagverduidelijking, (intensieve) systeeminterventies.

  • Ambulante Spoedhulp wordt ingezet om te acteren op acute onveiligheid of crisissituaties.

  • De methode kan tevens worden ingezet na de crisisinterventie vanuit Spoed Eisende Zorg (SEZ), een kortdurende, intensieve, activerende hulpverleningsvorm.

  • Deze hulpverlening verkent en ordent de problematiek, biedt gezinsleden structuur en veiligheid, activeert het sociaal netwerk van het gezin, vergroot het probleemoplossend vermogen van de afzonderlijke gezinsleden en herstelt de regie in het gezin. Al dan niet in combinatie met toeleiding naar aanvullende (intensieve) hulpverlening.

1.Gezins- en woonvormen

Gezins- en woonvormen betreft verschillende vormen van verblijf. Deze zijn onder te verdelen in de sub-segmenten gezinsvormen (Pleegzorg en gezinshuizen) en woonvormen (Verblijf groep en wonen gericht op zelfstandigheid).

Geen veilige thuissituatie

De gemeente gaat ervanuit dat de zorg wordt ingezet wanneer de thuissituatie geen veilige of passende woonomgeving voor een jeugdige vormt. Er moet een alternatieve passende woonvorm worden gevonden, die zo lang als nodig als thuis fungeert. Binnen het segment Gezins- en Woonvormen wordt samen met de jeugdige, het gezin en de zorgaanbieders gekeken naar de best passende woonplek. Met een duurzaam (langdurig) perspectief waar nodig. Daarbij werkt de zorgaanbieder gezins- en netwerkgericht, waardoor er een continue verbinding is tussen de jeugdigen, hun gezin, het netwerk, de naaste omgeving en de zorgaanbieder. Daarnaast wordt onderwijs, werk of arbeidsmatige dagbesteding gerealiseerd voor de jeugdige. De opdrachtnemer bepaalt dit samen met de jeugdige/ouders of wettelijk vertegenwoordiger.

Bij een crisissituatie wordt altijd eerst gekeken of een ambulante aanpak volstaat, met de mogelijkheid van een crisisplaatsing in het eigen netwerk. Alleen als dat niet mogelijk blijkt, kan een gezins- of woonvorm worden ingezet binnen een crisissituatie. Voor dit onderdeel geldt dat er bepaalde zorgvormen afhankelijk van de zorgvraag additioneel kunnen worden ingezet vanuit het Integrale Ambulante Jeugdhulp.

Onder Gezins- en Woonvormen vallen vier onderdelen:

  • Pleegzorg houdt in een normale gezinssituatie buien het eigen gezin, begeleid door een professional(s). De jeugdhulpaanbieder biedt het pleeggezin, de ouders en de jeugdige begeleiding en ondersteuning. Doel van pleegzorg is de realisatie van een veilige opvoedingssituatie, waarbinnen de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft. Indien de situatie in het gezin van herkomst het toelaat, wordt gestreefd naar terugkeer van de jeugdige naar biologische ouders/het gezin van herkomst. Heeft de jeugdige geen uitzicht meer op terugkeer naar het gezin van herkomst, dan is het doel een continue en veilige opvoedingssituatie te bieden waar de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft en zo ‘gewoon’ mogelijk kan opgroeien.

    Pleegzorg kan plaatsvinden in netwerkgezinnen (bekenden van het gezin of de jeugdige) en bestandsgezinnen (gezinnen die zich bij een zorgaanbieder hebben aangemeld). Het voordeel van netwerkpleegzorg is dat de jeugdige wordt opgevangen in een vertrouwd gezin. De jeugdige is vaak ook bekend met gebruiken uit de cultuur of religie van dit gezin. Netwerkpleegzorg verdient om deze redenen de voorkeur boven pleegzorg uit het bestand van de pleegzorgaanbieder.

    Pleegzorg kan bestaan uit voltijdpleegzorg of deeltijdpleegzorg. De varianten zijn beschreven in het Programma van eisen Pleegzorg van de VNG. Binnen pleegzorg is specifiek aandacht voor werving, selectie en borging. En ook voor nazorg voor zowel de jeugdige als pleegouder. Dit om een break doen te voorkomen. Maar ook om ervoor te zorgen dat de pleegouders zo optimaal mogelijk worden ondersteund.

  • Gezinshuiszorg betreft wonen en begeleiding in een gezinsvorm. In een gezinshuis wonen gezinshuisouders met meerdere geplaatste jeugdigen en soms met eigen kinderen. Gezinshuisouders zijn vaste professionele opvoeders. Ze oefenen zeven dagen per week 24 uur per dag hun beroep uit en zijn ook 24/7 beschikbaar. Een gezinshuis biedt een vervangende gezinssituatie en een veilige, stabiele opvoed- en opgroeiomgeving. Dit betekent professionele zorg en ondersteuning. Vanwege de professionele opvoedrelatie in een gezinshuis kan aan de jeugdige een stabiele plaatsing in een gezinshuis worden geboden. Een doelstelling is om toe te werken naar ander gedrag van de jeugdige. Het verblijf in een gezinshuis draagt bij aan het oplossen van ontstane problemen in de eigen omgeving van de jeugdige.

    Plaatsing in een gezinshuis is altijd gericht op perspectief. Indien de situatie het toelaat, wordt gestreefd naar terugkeer van de jeugdige naar de biologische ouders/het gezin van herkomst. Blijkt dit niet mogelijk, dan is het van belang om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij een continue en veilige opvoedingssituatie. Dit is een situatie waarbij de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft en zo ‘gewoon’ mogelijk kan opgroeien.

  • Verblijf Groep betreft het bieden van een veilige en stabiele opgroeiomgeving, wanneer daar in de thuissituatie geen invulling aan kan worden gegeven. De plaatsing is gericht op continuïteit en het voorkomen van breuken (overplaatsingen) in het leven van de jeugdige. Daarbij werkt de opdrachtnemer gezins- en netwerkgericht, waardoor er een continue verbinding is tussen de jeugdigen, hun gezin, het netwerk, onderwijs, de leefgroep en de naaste omgeving. Binnen het verblijf is sprake van en positief, veilig, open en ontwikkelgericht leefklimaat. De begeleiding wordt zo kleinschalig en gezinsgericht mogelijk vormgegeven.

    Dit sub-segment heeft (intensieve) begeleiding als basis. Het gaat om een verblijfsgroep met 24/7 toezicht en begeleiding. Het wordt aangeboden op de locatie van de jeugdhulpaanbieder. Het verblijft bestaat uit verzorging, dagelijkse opvoeding en begeleiding van de jeugdige. Dit gebeurt binnen een goed pedagogisch klimaat in een kindvriendelijke omgeving. Het betreft een kleinschalige opvang, met een hierbij passende groepsgrootte. De begeleiding is afgestemd op de behoefte, competenties en ontwikkeling van de jeugdige. Onderdeel van de dienstverlening kunnen ook individuele interventies zijn, deels uitgevoerd of onder supervisie van een gedragswetenschapper. Wanneer de omgeving het toelaat, is deze woonvoorziening zo dichtmogelijk bij de leefomgeving van de jeugdige.

    Plaatsing is altijd gericht op perspectief. Indien mogelijk, gaat een jeugdige zo snel als kan terug naar biologische ouders/het gezin van herkomst. Blijkt dit niet mogelijk, dan is het van belang om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij een continue en veilige opvoedingssituatie. Dit is een situatie waarbij de jeugdige optimale ontwikkelings-mogelijkheden heeft en zo ‘gewoon’ mogelijk kan opgroeien.

  • Wonen gericht op Zelfstandigheid betreft vormen van zelfstandigheidstraining. Bijvoorbeeld kamertraining of begeleid wonen. Het kan geboden worden in een gezamenlijk huis met verschillende kamers en/of appartementen (of geschakelde woningen), met mogelijkheden om te leren koken, wassen, etc. Het verblijf wordt geboden in een veilige omgeving, waarin wordt toegewerkt naar zelfstandigheid van de jeugdigen en waar ‘wonen in de wijk’ centraal staat.

  • De begeleiding van de jeugdigen is gericht op het zelfstandig functioneren op sociaal, emotioneel en praktisch gebied waarbij veiligheid (fysiek en sociaal) gewaarborgd is. Het betreft een kleinschalige opvang met een hierbij passende groepsgrootte. De begeleiding is afgestemd op de behoefte, competenties en ontwikkeling van de jeugdige. Enerzijds krijgt een jeugdige de ruimte om zicht te ontwikkelen richting zelfstandigheid, anderzijds is er sprake van 24/7 uur achtervang en bereikbaarheid.

2.Specialistische jeugdhulp

Ook worden drie soorten ondersteuning binnen de specialistische jeugdhulp (Hoog Complex weinig voorkomend met verblijf) onderscheiden:

  • Jeugdzorgplus: JeugdzorgPlus is er voor jeugdigen met zeer complexe gedragsproblemen die vanwege risico op onttrekking aan zorg, risico voor hun veiligheid of die van hun omgeving gesloten geplaatst moeten worden.

  • Verblijf Complex: Verblijf Complex omvat de drie-milieu voorzieningen met een open karakter en de klinische GGZ voor jeugdigen met ernstige psychische, psychsociaal of psychiatrische problemen die voor intensieve behandeling worden opgenomen in een kliniek.

  • Hieronder vallen gezinsopname, gezinsopname plus, LVB zwaar, verblijf op locatie aanbieder zwaar, Jeugd-GGZ verblijf.

  • Crisiszorg GGZ: Crisiszorg is intensieve (thuis)behandeling van jeugdigen en het gezin/huishouden vanuit hun vertrouwde omgeving thuis of op locatie. Het doel van deze hulp is onder andere het voorkomen van een uithuisplaatsing van één of meer jeugdigen. Wanneer nodig kan vanuit de crisiszorg een tijdelijke en kortdurende klinische opname (verblijf complex) worden ingezet.

  • Hieronder valt Jeugd-GGZ behandeling crisis en Jeugd-GGZ verblijf crisis.

Bijlage 3 – Protocol gebruikelijke hulp

Ouders hebben een wettelijke zorgplicht voor hun kinderen. Ouders dienen te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, waarbij zij zorgen voor de geestelijke en het lichamelijke welzijn van hun kinderen en het bevorderen van de ontwikkeling van de persoonlijkheid van hun kinderen (en naar draagkracht voorzien in de kosten hiervan). Voor de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid van hun kind zijn ouder(s) verantwoordelijk voor:

  • -

    een veilige en beschermde woonomgeving (zowel fysieke als sociale veiligheid);

  • -

    een passend pedagogisch klimaat en stimulans in de ontwikkeling van de jeugdige;

  • -

    verzorging, begeleiding en opvoeding.

Van ouders mag dan ook worden verwacht dat zij:

  • -

    ten allen tijde bereikbaar zijn voor de jeugdige;

  • -

    bij de start en afsluiting van de dag aandacht geven aan de jeugdige en de dag met hen door te nemen;

  • -

    In het geval van ziekte van de jeugdige, vakantie en vrije dagen te zorgen voor de jeugdige, dan wel opvang te regelen;

  • -

    Zorghandelingen te verlenen die vervangend zijn voor de normale gebruikelijke hulphandelingen en/of die meelopen in het normale patroon van het gezin en de dagelijkse zorg voor de jeugdige;

  • -

    De jeugdige leren omgaan met het sociale netwerk;

  • -

    Begeleiding bieden aan de jeugdige naar de huisarts, therapeut, zorgaanbieder, medisch specialist of jeugdarts;

  • -

    Begeleiding bieden aan de jeugdige naar sport, vrijetijdsclub en/of lessen;

  • -

    Begeleiding bieden aan de jeugdige naar en het onderhouden van contact met school of kinderopvang;

  • -

    Begeleiding bieden aan de jeugdige in het normale maatschappelijke verkeer.

Het is gebruikelijk dat ouders hun kind de dagelijkse zorg, hulp en ondersteuning bieden die past bij de levensfase van het kind. Het kan ook gaan om activiteiten die niet standaard bij alle jeugdigen noodzakelijk zijn, maar wel als gangbare hulp en zorg van ouders aan kinderen kunnen worden gezien. Bij jeugdigen met een chronische aandoening, ziekte, stoornis of beperking is het gebruikelijk dat ouders zo veel mogelijk de dagelijkse zorg leveren, ook als dat meer is dan gemiddeld bij gezonde kinderen van deze leeftijd. Dit is een belangrijk uitgangspunt. Immers, ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd verschilt de inzet van dagelijkse zorg van kind tot kind. Het ene kind ontwikkelt zich nu eenmaal anders dan het andere kind en heeft meer of minder begeleiding en zorg nodig.

Bij het vaststellen van de zorgbehoefte wordt rekening gehouden met wat van de ouders kan worden verwacht in het kader van de gebruikelijke hulp. Het college hoeft geen voorziening voor jeugdhulp toe te kennen voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend is (artikel 2.3 van de Jeugdwet). Dat wordt ook wel eigen kracht genoemd. Uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep kan worden afgeleid dat bovengebruikelijke hulp onder bepaalde omstandigheden ook van ouders kan worden verwacht, en dus onder ‘eigen kracht’ kan vallen. Om dat vast te stellen moet het college goed onderzoeken of er sprake is van voldoende eigen kracht van ouders. Als alle relevante factoren en belangen gewogen zijn en dit tot de conclusie leidt dat ouders de noodzakelijke hulp kunnen bieden, is sprake van voldoende eigen kracht en hoeft geen jeugdhulp toegewezen te worden.

Uitval of overbelasting van een ouder

De zorg voor een jeugdige kan zo zwaar worden, dat overbelasting bij de ouder(s) ontstaat. Om voor jeugdhulp in aanmerking te komen, moet er een direct verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die de ouder(s) aan de jeugdige biedt waarbij de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen onvoldoende zijn om de overbelasting op te hebben. Bij overbelasting door een drukke baan en/of nevenactiviteiten, ligt de verantwoordelijkheid voor een oplossing hier in eerste instantie bij de ouders zelf.

Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de jeugdige over. Hiervoor moet de ouder, als dat mogelijk is, aanspraak maken op zorgverlof. Is dit niet mogelijk, dan wordt gekeken naar andere voorliggende voorzieningen (zoals kinderopvang, opvang na school en naschoolse opvang). Daarbij wordt gekeken wat er in redelijkheid met mantelzorg (sociaal netwerk van het gezin) kan worden opgevangen. Zijn deze mogelijkheden maximaal benut of afwezig, dan is toewijzing van een individuele voorziening vanuit de jeugdhulp mogelijk. Hetzelfde geldt voor de uitval van de ouder in een éénoudergezin. Is er geen hulp vanuit het netwerk mogelijk, dan kan jeugdhulp worden ingezet, tenzij er alternatieven zijn in de vorm van algemene voorzieningen.

Wanneer de uitval van de ouder naar verwachting langer gaat duren en een langdurige oplossing nodig is, wordt naar een alternatieve en meer blijvende oplossing gezocht. Hierbij wordt ook de aanwezigheid van mantelzorg betrokken.

Bijlage 4 – Richtlijn bij dreigende overbelasting

Het kan zijn dat er sprake is van factoren waardoor ouders geen of niet voldoende gebruikelijke hulp kunnen leveren, zoals bij jeugdigen met ernstige verslavingsproblematiek en/of psychiatrische problematiek, of wanneer de ouders zelf een licht verstandelijke beperking hebben. In alle gevallen zal eerst naar de eigen mogelijkheden en een voorliggend aanbod gekeken worden. In bepaalde situaties kan sprake zijn van (dreigende) overbelasting.

Het beoordelen of er sprake is van (dreigende) overbelasting is aan de orde bij:

  • het inschatten van de mogelijkheden tot ondersteuning vanuit het sociaal netwerk;

  • het inzetten van respijtzorg of een andere tijdelijke individuele voorziening ter ontlasting van een mantelzorger.

Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Het kan gaan om klachten en symptomen zoals:

  • angst of gespannenheid: nervositeit, onrust, rusteloosheid, slecht slapen;

  • depressie: hopeloosheid, huilbuien, somberheid;

  • gedragsproblemen: negeren van normen en regels, onaangepast gedrag;

  • gecombineerd emotioneel en gedragsgestoord: depressie en/of angst gecombineerd met een gedragsstoornis of onaangepast gedrag;

  • lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen.

Er bestaat niet een simpel af te nemen test die direct uitsluitsel geeft of er sprake is van (dreigende) overbelasting. Wel kan met behulp van een vragenlijst de overbelasting (mede) onderbouwd worden. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van een erkende methodiek: de EDIZ vragenlijst ‘Erkende Druk door Informele Zorg’. Ook kan de jeugd –en gezinswerker medisch of ander deskundig advies inwinnen.

Om respijtzorg of een andere (tijdelijke) maatwerkvoorziening ter ontlasting van de mantelzorger in te zetten moet er een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van teveel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk.

Naast de aard en ernst van de overbelasting onderzoekt de buurtcoach/jeugd- en gezinswerker of deze komt doordat er iets met de ondersteuner zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de situatie, bijvoorbeeld van langdurige ziekte van kind of partner (draaglast verhoging). Er moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Als wordt besloten tot de inzet van respijtzorg of een andere maatwerkvoorziening moeten de met de overbelasting gepaard gaande klachten duidelijk beschreven worden. Bij het aflopen van de indicatieduur zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.

Bijlage 5 – Richtlijn voor het bepalen van gebruikelijke hulp

Kinderen van 0 tot 3 jaar:

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar:

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • kunnen zelf zitten en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 5 tot 12 jaar:

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 12 tot 18 jaar:

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18de jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/dagbesteding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of (de voorbereiding) bij het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jong volwassenen van 18 tot 23 jaar:

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben een dagbesteding in de vorm van opleiding/arbeid.

Bijlage 6 – Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Hieronder volgen enkele voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk beschouwd kunnen worden (dit is geen uitputtende opsomming):

  • -

    Huiswerkbegeleiding

  • -

    Reguliere zwemles inclusief begeleiding

  • -

    Buggy, aankoppelfiets voor kinderen, bakfiets

  • -

    Reguliere kinderopvang/ buitenschoolse opvang

  • -

    Specifiek aangeboden methodieken (bijvoorbeeld Leespraat, beelddenkend brein)

  • -

    Niet wetenschappelijk erkende therapieën/hulpvormen (bijvoorbeeld reflexintegratie therapie)

  • -

    Bevorderen van schoolse vaardigheden, gericht op leren.