Regeling vervalt per 31-12-2028

Subsidieregeling jeugdpreventie Den Haag 2024

Geldend van 09-07-2024 t/m 30-12-2028

Intitulé

Subsidieregeling jeugdpreventie Den Haag 2024

Toelichting

Ieder kind in Den Haag heeft recht op een veilige en stimulerende omgeving om zich te ontwikkelen en op te groeien. De meeste kinderen kennen gelukkig zo’n kansrijke omgeving, maar dat geldt niet voor iedereen. Als gemeente willen we investeren in onze jeugd en willen we de groei van het beroep op jeugdhulp afremmen. Tegen die achtergrond biedt deze subsidieregeling organisaties in Den Haag de mogelijkheid om voor twee jaar subsidie aan te vragen voor preventieve activiteiten voor jeugd en gezin. Daarmee bevordert deze subsidieregeling dat jeugdigen kunnen opgroeien tot zelfredzame volwassenen die naar vermogen kunnen meedoen aan de samenleving. Daarnaast is voor de periode van 2024 tot 2032 een deel van de preventieve ondersteuning voor jeugd en gezin ingekocht en wordt uitgevoerd door de samenwerkingsverbanden Jeugd- en Gezinshulp Den Haag. Deze activiteiten zullen niet langer met subsidie worden ondersteund.

Deze subsidieregeling is opgesteld conform de uitgangspunten van de Kadernota subsidiebeleid Den Haag 2020-2023 (RIS305416), de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020 (RIS305417) en de het Kader meerjarige subsidies Den Haag 2023 (RIS315194).

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

gelet op artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020,

besluit vast te stellen de navolgende Subsidieregeling Jeugdpreventie Den Haag 2024:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- actuele maatschappelijke

ontwikkeling: 

gebeurtenis die recent heeft plaatsgevonden of op korte termijn plaats zal vinden, die een belangrijke invloed heeft op dagelijks leven van de doelgroep waarvoor de aanvrager activiteiten organiseert; 

- ASV: 

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020; 

- Awb: 

Algemene wet bestuursrecht; 

- college: 

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag; 

- jeugdige: 

kind tot 12 jaar, jongere van 12 tot 23 jaar en jongvolwassene van 23 tot 27 jaar, waarbij ook het gezin van het kind, de jongere of jongvolwassene kan worden betrokken;

- jeugdpreventie: 

bijdragen aan een gezond, veilig en kansrijk opgroei- en opvoedklimaat voor jeugdigen door preventieve en lichte ondersteuning, gericht op het voorkomen van (escalatie) van problematiek;

- kwetsbare positie: 

de positie van de jeugdige, ouder of opvoeder die wordt beïnvloed door problemen op een of meerdere leefgebieden waardoor de zelfredzaamheid wordt beperkt; 

- mentale weerbaarheid:

de cognitieve, emotionele en sociale vaardigheden die iemand in staat stellen een zinvol, lerend en productief leven te leiden; 

- nazorg: 

alle actieve ondersteuning of begeleiding die geleverd wordt aan de jeugdige of het gezin na afronding van een activiteit, training of traject;

- opvoedklimaat:

de omgeving waarin de jeugdige opgroeit en bescherming en veiligheid kan bieden te behoeve van het welzijn van de jeugdige;

- overhead: 

kosten die de aanvrager maakt die niet rechtstreeks verbonden zijn met het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten;

- percelen: 

Den Haag is voor wat betreft de inkoop, uitvoering en doorontwikkeling van jeugd- en gezinshulp onderverdeeld in vier percelen: perceel 1 Escamp, perceel 2 Centrum, perceel 3 Kust (Scheveningen. Loosduinen en Segbroek) en perceel 4 Rand (Leidschenveen-Ypenburg, Laak en Haagse Hout); 

- positieve identiteit: 

positief beoordelen van het zelfbeeld in diverse contexten en rollen: thuis, op school, bij vrienden, online, in (seksuele) relaties etc.; 

- professional: 

iemand die beroepsmatig een beroep beoefent, waaronder begrepen het uitoefenen van een beroep in stageverband; 

- psycho-educatie: 

voorlichting en advies met betrekking tot psychische klachten, leer- of gedragsproblematiek; 

- psychosociale problemen: 

problemen die te maken hebben met gevoelens, gedachten en andere mensen of instanties;

- samenwerking: 

het richten van de inspanningen van twee of meer partijen op het bereiken van hetzelfde doel, waarbij de partijen interactief handelen, betrokkenheid ervaren en verantwoordelijkheidsgevoel dragen;

- samenwerkingsverbanden Jeugd- en Gezinshulp Den Haag: 

samenwerking van diverse jeugdhulpaanbieders die in opdracht van de gemeente het aanbod van jeugd- en gezinshulp levert in Den Haag vanaf 1 januari 2024;

- sociale vaardigheden: 

het vermogen om in sociale situaties het gedrag aan te passen. Onder sociale vaardigheden vallen bijvoorbeeld assertiviteit, samenwerken, communiceren, emotionele gevoeligheid, emotieregulatie en probleemoplossend vermogen in de context van relaties; 

- stakeholder

belanghebbende individu, groep en organisatie.

- vrijwilliger: 

iemand die niet tegen betaling en zonder daartoe verplicht te zijn werkzaamheden verricht. Iemand die een beroep uitoefent in stageverband wordt niet aangemerkt als een vrijwilliger; 

- vrijwilligersvergoeding

financiële tegemoetkoming voor het uitvoeren van vrijwilligerswerk;

- waarderingsvergoeding

kleine vergoeding in natura aan betrokken vrijwilligers bij de activiteit als blijk van waardering.

- zelfredzaamheid: 

het vermogen om zelfstandig je leven te leiden en met tegenslagen om te kunnen gaan; 

- zelfregie: 

de ervaring dat iemand invloed en controle heeft over alle domeinen van het eigen leven en alles wat naar eigen inzicht nodig is om een goed leven te leiden. Anders dan bij zelfredzaamheid (het zelf doen) gaat het bij zelfregie over het zelf kiezen en het zelf bepalen; 

- zelfregulatie:

het vermogen om gedragingen, aandacht, emoties en cognitieve processen te controleren wanneer innerlijke stimuli of stimuli vanuit de omgeving worden ervaren. 

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in de artikel 2:1, 3:1, 4:1 en 5:1 van deze regeling beschreven activiteiten.

Artikel 1:3 Maatschappelijke doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is het versterken van jeugdigen in kwetsbare posities, hun gezin, en het opvoed- en opgroeiklimaat zodat alle jeugdigen in een stimulerende en kansrijke omgeving kunnen opgroeien.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is dat alle jeugdigen kunnen opgroeien tot zelfredzame volwassenen die naar vermogen kunnen meedoen aan de samenleving.

Artikel 1:4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 1:5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit.

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komt de BTW over de gesubsidieerde kosten voor zover die BTW niet teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht.

  • 3.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. kosten voor vrijwilligersvergoedingen;

    b. onvoorziene kosten;

    c. kosten voor de waardering van vrijwilligers die hoger zijn dan € 17,50 per vrijwilliger per jaar tot een maximum van € 5.900,- per aanvraag;

    d. kosten voor overhead die meer bedragen dan 15 % van de kosten van de subsidiabele activiteiten;

    e. kosten voor activiteiten die in aanmerking komen voor financiering vanuit andere gemeentelijke of niet-gemeentelijke regelingen;

    f. kosten voor activiteiten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling of anderszins zijn gesubsidieerd.

Artikel 1:6 Indexatie

  • 1.

    Verleende subsidies worden gedurende het subsidietijdvak geïndexeerd voor het daarop volgende jaar, uiterlijk op 31 december 2025.

  • 2.

    Indexatie vindt plaats ten aanzien van het deel van de verleende subsidie dat nog niet als voorschot is uitgekeerd en op grondslag van het in het voorafgaande jaar geïndexeerde bedrag.

  • 3.

    Als indexatiegrondslag geldt de in het jaar van vaststelling van de indexatie door de Rijksoverheid gepubliceerde Meicirculaire gemeentefonds, overeenkomstig de volgende indicatoren en wegingsfactoren:

    a. loonvoet sector overheid (60%);

    b. prijs bruto overheidsinvesteringen (20%); en

    c. prijs materiële overheidsconsumptie (20%).

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

Artikel 2:1 Subsidietijdvak

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend voor beide kalenderjaren 2025 en 2026 gezamenlijk.

Artikel 2:2 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Een subsidie wordt aangevraagd per hoofdstuk.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als BTW belaste ondernemer is aan te merken;

    b. een opleidings- en begeleidingsplan voor vrijwilligers;

    c. een communicatieplan;

    d. een onderbouwing van de effectiviteit van de in te zetten methodieken en interventies;

    e. een toelichting op de acties die worden ingezet ten behoeve van deskundigheidsbevordering van medewerkers.

  • 3.

    Indien de aanvrager meer dan € 100.000, - subsidie per kalenderjaar aanvraagt legt deze tevens over:

    a. het meest recente jaarverslag, de meest recente jaarrekening, de liquiditeitsratio en de solvabiliteitsratio, alsmede de meest recente balans niet ouder dan twee jaar;

    b. een risicoanalyse op organisatie- en op activiteitenniveau van de risico’s verbonden aan de uitvoering van de activiteiten voor de duur van de subsidieperiode.

  • 4.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college vastgestelde digitale aanvraagformulier en het begrotingsformat.

Artikel 2:3 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de ASV wordt een aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk ingediend vanaf inwerkingtreding van deze regeling tot en met 27 augustus 2024.

Artikel 2:4 Beslistermijn

In afwijking van artikel 10, eerste lid, van de ASV beslist het college op aanvragen om subsidie uiterlijk 6 november 2024.

Hoofdstuk 3 Subsidie voor advies en informatie aan jeugdigen

Artikel 3:1 Activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verleend voor activiteiten in Den Haag die in het kader van preventie op een laagdrempelige manier informatie en advies aanbieden aan Haagse jeugdigen en het gezin van de jeugdige in een kwetsbare positie, op de volgende thema’s:

    a. opgroeien en volwassen worden;

    b. het versterken van ouderschap; of

    c. kinderrechten en juridische kwesties.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van de activiteiten onder het eerste lid werkt de aanvrager structureel aan de deskundigheidsbevordering van de medewerkers en heeft een opleidings- en begeleidingsplan voorde vrijwilligers.

Artikel 3:2 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvrager:

  • a. maximaal € 400.000,- voor het kalenderjaar 2025; en

    b. maximaal € 400.000,- voor het kalenderjaar 2026.

Artikel 3:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt € 3.000.000,- voor het subsidietijdvak en wordt verdeeld in de volgende deelplafonds:

    a. voor het thema opgroeien en volwassen worden € 1.200.000,-;

    b. voor het thema versterken van ouderschap € 1.200.000,-;

    c. voor het thema kinderrechten en juridische kwesties € 600.000,-.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

  • 3.

    Een verlaging geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Het college kan in het geval van onderbesteding het resterend budget overhevelen naar het subsidieplafond van hoofdstuk 4, 5 en/of 6.

Artikel 3:4 Wijze van verdeling

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen die op grond van dit hoofdstuk in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    a. de aanvrager is bekend met de advies- en informatiebehoeften van de jeugdige waarop de activiteit zich richt; dit blijkt uit de manier waarop de activiteit daarop aansluit:

    1° de advies- en informatiebehoefte zijn in beeld gebracht en de activiteit sluit hier uitstekend op aan: 6 punten;

    2° de advies- en informatiebehoefte zijn in beeld gebracht en de activiteit sluit hier goed op aan: 3 punten;

    3° de advies- en informatiebehoefte zijn in beeld gebracht en de activiteit sluit hier redelijk op aan: 1 punt;

    4° de advies- en informatiebehoefte zijn niet in beeld gebracht of de activiteit sluit hier onvoldoende op aan: 0 punten;

    b. de aanvrager heeft aantoonbaar ervaring met het aanbieden van laagdrempelige informatie en advies aan jeugdigen op de thema’s genoemd in artikel 3:1, eerste lid; dit blijkt uit de ervaring van aanvrager:

    1° ervaring van 3 jaar of meer: 4 punten;

    2° ervaring van 1 tot 3 jaar: 2 punten;

    3° ervaring van minder dan 1 jaar: 0 punten;

    c. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn de jeugdige naar de uit te voeren activiteit toe te leiden; dit blijkt uit de kans dat de jeugdige vanuit het netwerk van de aanvrager naar de activiteit worden doorgeleid:

    1° de kans is groot dat de jeugdige naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 6 punten;

    2° de kans is redelijk dat de jeugdige naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 3 punten;

    3° de kans is klein dat de jeugdige naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    d. de aanvrager benadert de jeugdige op een wijze die aansluit op de behoefte van de jeugdige; dit blijkt uit de aanpak die de aanvrager gebruikt om de doelgroep op diverse en proactieve manieren te bereiken en de mate waarin de activiteiten voor de doelgroep zichtbaar en vindbaar zijn:

    1° de kans is groot dat met de beschreven aanpak de doelgroep wordt bereikt: 6 punten;

    2° de kans is redelijk dat met de beschreven aanpak de doelgroep wordt bereikt: 3 punten;

    3° de kans is klein dat met de beschreven aanpak de doelgroep wordt bereikt: 0 punten;

    e. de aanvrager maakt gebruik van bewezen effectieve methodieken of interventies; dit blijkt uit de wetenschappelijke onderbouwing van die methodieken of interventies:

    1° alle activiteiten of de hoofdactiviteit worden/wordt volgens methodieken of interventies uitgevoerd die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut: 3 punten;

    2° een deel van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut: 2 punten;

    3° de te gebruiken methodieken of interventies zijn op een andere wijze wetenschappelijk onderbouwd of bewezen effectief: 1 punt;

    4° geen van de te gebruiken methodieken of interventies zijn wetenschappelijk onderbouwd of bewezen effectief: 0 punten

    f. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit aanvullend is op het bestaande aanbod in Den Haag en aantoonbaar van meerwaarde is voor de jeugdige en het gezin van de jeugdige; dit blijkt uit behoefteonderzoek onder jeugdigen en gezinnen van jeugdigen en ketenpartners:

    1° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van grote meerwaarde: 6 punten;

    2° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van redelijke meerwaarde: 3 punten;

    3° de activiteit is niet aanvullend of niet van meerwaarde: 0 punten;

    g. uit de aanvraag blijkt dat bijgedragen wordt aan innovatie van het preventief jeugdbeleid; dit blijkt uit de methodiek, het bereik, de samenwerking en de actualiteit:

    1° de methodiek van de activiteit is nooit eerder toegepast in Den Haag: 1 punt;

    2° de activiteit bereikt jeugdigen die nooit eerder zijn bereikt: 1 punt;

    3° de samenwerking met partners in de stad is innovatief: 1 punt;

    4° de activiteit sluit aan op actuele maatschappelijke ontwikkelingen: 1 punt.

  • 3.

    Een aanvraag komt alleen voor subsidie in aanmerking als daaraan minimaal 12 punten zijn toegekend..

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond op grond van dit hoofdstuk, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat.

  • 7.

    als aanvragen na toepassing van het derde en zesde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Hoofdstuk 4 Subsidie ondersteuning van jeugdigen in kwetsbare posities

Artikel 4:1 Activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verleend voor activiteiten die Haagse jeugdigen in kwetsbare posities of het gezin van de jeugdige ondersteunen, ter voorkoming van escalatie van opgroeiproblematiek, dan wel ter versterking van het opvoedklimaat.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van de activiteiten onder het eerste lid werkt de aanvrager structureel aan de deskundigheidsbevordering van de medewerkers en worden deze uitgevoerd door minimaal 50% vrijwilligers die gebruik kunnen maken van een opleidings- en begeleidingsplan van de aanvrager.

Artikel 4:2 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvrager:

  • a. maximaal € 400.000,- voor het kalenderjaar 2025; en

    b. maximaal € 400.000,- voor het kalenderjaar 2026.

Artikel 4:3 Subsidieplafond

  • 1.

    het subsidieplafond voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt maximaal € 2.000.000,-, waarbij:

    a. maximaal € 1.000.000,- voor het kalenderjaar 2025; en

    b. maximaal € 1.000.000,- voor het kalenderjaar 2026.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

  • 3.

    Een verlaging geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Het college kan in het geval van onderbesteding het resterend budget overhevelen naar het subsidieplafond van hoofdstuk 3, 5 en/of 6.

Artikel 4:4 Wijze van verdeling

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen die op grond van dit hoofdstuk in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    a. de activiteit wordt uitgevoerd met inzet van vrijwilligers:

    1° de activiteit wordt uitgevoerd door 75% vrijwilligers of meer: 4 punten;

    2° de activiteit wordt uitgevoerd door 50% tot 75% vrijwilligers: 2 punten;

    b. uit de aanvraag blijkt dat er met een duidelijke werkwijze wordt gewerkt waarbij het traject in etappes is verdeeld om samen met de jeugdige of het gezin van de jeugdige te werken aan concrete doelen:

    1° de kans is groot dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 3 punten;

    2° de kans is gemiddeld dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 2 punten;

    3° de kans is klein dat met de beschreven werkwijze concrete doelen worden behaald: 0 punten; 

    c. uit de aanvraag blijkt dat er een werkwijze wordt gebruikt waarbij de eigen kracht van de jeugdige of het gezin van de jeugdige wordt versterkt:

    1° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid en het sociaal netwerk van de jeugdige of het gezin: 4 punten;

    2° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid of het sociaal netwerk van de jeugdige of het gezin: 2 punten;

    3° de activiteit versterkt de zelfredzaamheid en het sociaal netwerk van de jeugdige of het gezin niet: 0 punten

    d. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn de jeugdige naar de uit te voeren activiteit toe te leiden; dit blijkt uit de kans dat de jeugdige de activiteit weten te vinden:

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid, door het netwerk van de aanvrager: 6 punten;

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid, door het netwerk van de aanvrager: 3 punten;

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid, door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    e. de aanvrager maakt gebruik van bewezen effectieve methodieken of interventies; dit blijkt uit de wetenschappelijke onderbouwing van die methodieken of interventies:

    1° alle activiteiten of de hoofdactiviteit wordt volgens methodieken of interventies uitgevoerd die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut: 3 punten;

    2° een deel van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut: 2 punten;

    3° de te gebruiken methodieken of interventies zijn op een andere wijze wetenschappelijk onderbouwd of bewezen effectief: 1 punt;

    4° geen van de te gebruiken methodieken of interventies zijn wetenschappelijk onderbouwd of bewezen effectief: 0 punten;

    f. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit aanvullend is op het bestaand aanbod in Den Haag en aantoonbaar van meerwaarde is voor de jeugdige en het gezin van de jeugdige; dit blijkt uit behoefteonderzoek onder jeugdigen en gezinnen van jeugdigen en ketenpartners:

    1° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van grote meerwaarde: 4 punten;

    2° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van redelijke meerwaarde: 2 punten;

    3° de activiteit is niet aanvullend of niet van meerwaarde: 0 punten;

    g. uit de aanvraag blijkt dat bijgedragen wordt aan innovatie van het preventief jeugdbeleid; dit blijkt uit de methodiek, het bereik, de samenwerking en de actualiteit:

    1° de methodiek van de activiteit is nooit eerder toegepast in Den Haag: 1 punt;

    2° de activiteit bereikt jeugdigen die nooit eerder zijn bereikt: 1 punt;

    3° de samenwerking met partners in de stad is innovatief: 1 punt;

    4° de activiteit sluit aan op actuele maatschappelijke ontwikkelingen: 1 punt.

  • 3.

    Een aanvraag komt alleen voor subsidie in aanmerking als daaraan minimaal 12 punten zijn toegekend.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond op grond van dit hoofdstuk, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat.

Hoofdstuk 5 Ondersteuning aan (aanstaande) ouders in kwetsbare posities

Artikel 5:1 Activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verleend voor activiteiten die zorg of ondersteuning bieden aan Haagse ouders en aanstaande ouders in een kwetsbare positie, waarbij geldt dat:

  • a. de activiteit is gericht op ouders van kinderen vanaf de zwangerschap van het kind t/m tweede levensjaar van de jeugdige;

    b. de activiteit gericht is op de thema’s op het snijvlak van gezondheid en armoede, voorbereiding op aanstaand ouderschap, het bijdragen aan signalering van risicofactoren binnen het gezin, doorverwijzing voor prenatale ondersteuning of het bijdragen aan stressreductie tijdens de zwangerschap; en

    c. de begeleiding van de activiteit aan de ouders wordt geboden door personen die hiervoor bevoegd zijn. Dit blijkt uit hun opleiding, professionele of persoonlijke ervaring met de activiteit of ouders en aanstaande ouders , of het hebben van een relevant netwerk om deze ouders en aanstaande ouders te bereiken.

Artikel 5:2 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt maximaal € 300.000,- per kalenderjaar, met een maximum van € 600.000,- voor het subsidietijdvak.

Artikel 5:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt € 2.200.000,- voor het subsidietijdvak.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

  • 3.

    Een verlaging geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Het college kan in het geval van onderbesteding het resterend budget overhevelen naar het subsidieplafond van hoofdstuk 3, 4 en/of 6.

Artikel 5:4 Wijze van verdeling

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen die op grond van dit hoofdstuk in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    a. uit de aanvraag blijkt dat er bij de uitvoering van de activiteit samenwerking plaatsvindt tussen het medisch en sociaal domein: 2 punten;

    b. uit de aanvraag blijkt dat er bij uitvoering van de activiteit aandacht is voor thema’s op het snijvlak van gezondheid en armoede bij de ouder: 2 punten;

    c. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit is gericht op het terugdringen van stress tijdens de zwangerschap: 2 punten;

    d. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn de ouder en aanstaande ouder naar de uit te voeren activiteit toe te leiden; dit blijkt uit de kans dat de ouder en aanstaande ouder in een kwetsbare positie de activiteit weet te vinden:

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 6 punten;

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 3 punten;

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    e. de aanvrager zet bij de uitvoering van de activiteit in op het versterken van het sociaal netwerk van de ouder en aanstaande ouder:

    1° de activiteit versterkt het sociaal netwerk uitstekend: 3 punten;

    2° de activiteit versterkt het sociaal netwerk goed: 2 punten;

    3° de activiteit versterkt het sociaal netwerk redelijk: 1 punt;

    4° de activiteit versterkt het sociaal netwerk beperkt: 0 punt;

    f. de aanvrager betrekt belangrijke stakeholders uit de wijk waar de activiteit plaatsvindt bij de uitvoering van de activiteit:

    1° belangrijke stakeholders worden structureel betrokken bij de activiteit: 2 punten;

    2° belangrijke stakeholders worden incidenteel betrokken bij de activiteit: 1 punt;

    3° belangrijke stakeholders worden niet betrokken bij de activiteit: 0 punten;

    g. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit aanvullend is op het bestaande aanbod in Den Haag en aantoonbaar van meerwaarde is voor de ouder en aanstaande ouder, dit blijkt uit behoefteonderzoek onder ouders, aanstaande ouders en ketenpartners in Den Haag:

    1° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van grote meerwaarde: 4 punten;

    2° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van redelijke meerwaarde: 2 punten;

    3° de activiteit is niet aanvullend op bestaand aanbod of niet van meerwaarde: 0 punten;

    h. uit de aanvraag blijkt dat bijgedragen wordt aan innovatie van het preventief jeugdbeleid; dit blijkt uit de methodiek, innovatie en de actualiteit:

    1° de methodiek van de activiteit is nooit eerder toegepast in Den Haag: 1 punt;

    2° de samenwerking met partners in de stad is innovatief: 1 punt;

    3° de activiteit sluit aan op actuele maatschappelijke ontwikkelingen: 1 punt

    4° de activiteit is niet aanvullend of niet van meerwaarde: 0 punten.

  • 3.

    Een aanvraag komt alleen voor subsidie in aanmerking als daaraan minimaal 10 punten zijn toegekend.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond op grond van dit hoofdstuk, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat.

Hoofdstuk 6 Subsidie voor terugdringen psychosociale problematiek en versterken mentale weerbaarheid van jeugdigen

Artikel 6:1 Activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verleend voor activiteiten gericht op het voorkomen en terugdringen van psychosociale problemen dan wel het versterken van mentale weerbaarheid van Haagse jeugdigen of het gezin van jeugdigen, waarbij geldt dat deze activiteiten gericht zijn op het versterken van de positieve identiteit, sociale vaardigheden, zelfregie of zelfregulatie;

  • 2.

    Bij het uitvoeren van de activiteiten in het eerste lid werkt de aanvrager structureel aan deskundigheidsbevordering van medewerkers.

Artikel 6:2 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvrager:

  • a. maximaal € 200.000,- voor het kalenderjaar 2025; en

    b. maximaal € 200.000,- voor het kalenderjaar 2026.

Artikel 6:3 Subsidieplafond

  • 1.

    het subsidieplafond voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt maximaal € 1.900.000,-, waarbij:

    a. maximaal € 950.000,- voor het kalenderjaar 2025; en

    b. maximaal € 950.000,- voor het kalenderjaar 2026.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

  • 3.

    Een verlaging geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Het college kan in het geval van onderbesteding het resterend budget overhevelen naar het subsidieplafond van hoofdstuk 3, 4 en 5.

Artikel 6:4 Wijze van verdeling

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen die op grond van dit hoofdstuk in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    a. de activiteit is gericht op de volgende thema's:

    1° het voorkomen en terugdringen van psychosociale problemen dan wel versterking van mentale weerbaarheid en mentaal welbevinden van jeugdigen en het gezin van de jeugdige, dit blijkt uit de inzet van activiteiten gericht op sport en bewegen en cultuur: 2 punten;

    2° het voorkomen dan wel het terugdringen psychosociale problemen dit blijkt de inzet van activiteiten gericht op de vermindering van eenzaamheid van jeugdigen en het gezin: 2 punten;

    3° het versterken van de mentale weerbaarheid van de jeugdige dit blijkt uit activiteiten gericht op relationele- en seksuele weerbaarheid van jeugdigen: 2 punten; 

    4° het versterken van de mentale weerbaarheid van de jeugdige dit blijkt uit activiteiten gericht op de digitale weerbaarheid en bewustwording van de gevaren van de online leefwereld van jeugdigen: 2 punten;

    5° het creëren van bewustwording bij professionals over de thema’s genoemd in artikel 5:4,tweede, sub a, onder 1 tot en met 4, die werken met jeugdigen: 2 punten;

    b. Bij uitvoering van de in artikel 6:1 opgenomen activiteiten zet de aanvrager in op lotgenotencontact en psycho-educatie:

    1° de activiteit zorgt voor lotgenotencontact voor de jeugdige : 2 punten;

    2° er is aandacht voor psycho-educatie voor de jeugdige: 2 punten;

    c. de aanvrager heeft aantoonbaar ervaring met het voorkomen en terugdringen van psychosociale problemen dan wel het versterken van mentale weerbaarheid van jeugdigen of het gezin van jeugdigen ; dit blijkt uit de ervaring van aanvrager:

    1° ervaring van 3 jaar of meer: 4 punten;

    2° ervaring van 1 tot 3 jaar: 2 punten;

    3° ervaring van minder dan 1 jaar: 0 punten; 

    d. de activiteit versterkt de weerbaarheid van de jeugdige:

    1° de activiteit versterkt de positieve identiteit van de jeugdige: 2 punten;

    2° de activiteit versterkt de sociale vaardigheden van de jeugdige: 2 punten;

    3° de activiteit versterkt de zelfregie van de jeugdige: 2 punten; 

    4° de activiteit versterkt de zelfregulatie van de jeugdige: 2 punten;

    e. de aanvrager zet bij de uitvoering van de activiteit in op het versterken van het sociaal netwerk van de jeugdige:

    1° de activiteit versterkt het sociaal netwerk uitstekend: 4 punten;

    2° de activiteit versterkt het sociaal netwerk goed: 2 punten;

    3° de activiteit versterkt het sociaal netwerk beperkt: 0 punten;

    f. nadat de begeleiding aan de jeugdige is afgerond levert de aanvrager, waar nodig, passende nazorg en verwijst door wanneer andere hulp nodig is: 2 punten;

    g. het netwerk van de aanvrager is voldoende relevant en betrokken bij de activiteit om in staat te zijn de jeugdige en het gezin van de jeugdige naar de uit te voeren activiteit toe te leiden; dit blijkt uit de kans dat de jeugdige de activiteit weet te vinden :

    1° de kans is groot dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 4 punten;

    2° de kans is redelijk dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 2 punten;

    3° de kans is klein dat de doelgroep naar de activiteit wordt geleid door het netwerk van de aanvrager: 0 punten;

    h. de aanvrager maakt gebruik van bewezen effectieve methodieken of interventies; dit blijkt uit de wetenschappelijke onderbouwing van die methodieken of interventies:

    1° alle activiteiten of de hoofdactiviteit wordt volgens methodieken of interventies uitgevoerd die zijn opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut: 3 punten;

    2° een deel van de te gebruiken methodieken of interventies is opgenomen in de databank effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut: 2 punten;

    3° de te gebruiken methodieken of interventies zijn op een andere wijze wetenschappelijk onderbouwd of bewezen effectief: 1 punt;

    4° geen van de te gebruiken methodieken of interventies zijn wetenschappelijk onderbouwd of bewezen effectief: 0 punten;

    i. uit de aanvraag blijkt dat de activiteit aanvullend is op het bestaand aanbod in Den Haag en aantoonbaar van meerwaarde is voor de jeugdige en het gezin van de jeugdige, dit blijkt uit behoefteonderzoek onder jeugdigen en gezinnen van jeugdigen en ketenpartners:

    1° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van grote meerwaarde: 4 punten;

    2° de activiteit is aanvullend op bestaand aanbod en van redelijke meerwaarde: 2 punten;

    3° de activiteit is niet aanvullend op bestaand aanbod of niet van meerwaarde: 0 punten;

    j. uit de aanvraag blijkt dat bijgedragen wordt aan innovatie van het preventief jeugdbeleid; dit blijkt uit de methodiek, het bereik, de samenwerking en de actualiteit:

    1° de methodiek van de activiteit is nooit eerder toegepast in Den Haag: 1 punt;

    2° de activiteit bereikt jeugdigen die nooit eerder zijn bereikt: 1 punt;

    3° de samenwerking met partners in de stad is innovatief: 1 punt;

    4° de activiteit sluit aan op actuele maatschappelijke ontwikkelingen: 1 punt.

  • 3.

    Alleen aanvragen met een toegekend puntenaantal van 15 punten of meer komen in aanmerking voor subsidie.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen hoger is dan het vastgestelde deelplafond op grond van dit hoofdstuk, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond bereikt is.

  • 5.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden door een aanvraag, die het plafond met niet meer dan 10% van het gevraagde subsidiebedrag overschrijdt, kan het college de aanvrager het nog beschikbare bedrag als subsidie verlenen, onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 10 werkdagen een aangepaste sluitende begroting overlegt.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat.

Hoofdstuk 7 Weigeringsgronden

Artikel 7:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als het van oordeel is dat:

  • a. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die reeds in voldoende mate worden uitgevoerd door anderen of anderszins gefinancierd zijn;

    b. de hoogte van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet evenredig is tot het doel van deze subsidieregeling;

    c. uit de aanvraag blijkt dat de organisatie van de aanvrager naar gangbare bedrijfseconomische principes financieel ongezond is of de financiële continuïteit dan wel de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager onzeker is;

    d. de kwaliteit van de beoogde activiteiten, de kwaliteit van de medewerkers of de kwaliteit van de organisatie van de aanvrager niet of onvoldoende geschikt is om voldoende bij te dragen aan de beleidsdoelstellingen;

Hoofdstuk 8 Verplichtingen en betaling

Artikel 8:1 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 12 en 13 van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    a. de subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de steekproefcontrole door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt;

    b. de vrijwilligers, die jeugdigen, het gezin van jeugdigen of (aanstaande) ouders in kwetsbare posities begeleiden, beschikken over een verklaring omtrent gedrag;

    c. de activiteit wordt uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van gekwalificeerde medewerkers die beschikken over de benodigde kwalificaties om jeugdigen, het gezin van jeugdigen of (aanstaande) ouders in kwetsbare posities te ondersteunen;

    d. de aanvrager werkt bij de uitvoering van de activiteit samen met de samenwerkingsverbanden Jeugd- en Gezinshulp Den Haag in de verschillende percelen.

Artikel 8:2 Kostensoorten

Subsidie die bij de beschikking tot verlening verdeeld is over verschillende kostensoorten, mag door de aanvrager van de ene kostensoort naar de andere kostensoort worden overgeheveld na voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van het college.

Artikel 8:3 Bevoorschotting

Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze:

  • a. subsidieverleningen tussen € 20.000,- en € 100.000,- : 100% van de verleende subsidie in twee gelijke termijnen die in januari 2025 en in januari 2026 worden uitbetaald;

    b. subsidieverleningen boven € 100.000,-: 100% van de verleende subsidie in 24 gelijke maandelijkse termijnen, startend in januari 2025.

Hoofdstuk 9 Tussentijdse verantwoording

Artikel 9:1 Indieningstermijn tussentijdse verantwoording

  • 1.

    Gedurende de looptijd van het subsidietijdvak wordt jaarlijks tussentijds verantwoording afgelegd op uiterlijk 30 april 2026 over het jaar 2025 en uiterlijk 30 april 2027 over het jaar 2026, waarbij de tussentijdse verantwoording voor het kalenderjaar 2027 met de eindverantwoording wordt ingediend.

  • 2.

    Aanvullend op de jaarlijkse tussentijdse verantwoording, wordt ook verantwoording afgelegd op 31 januari 2026.

Artikel 9:2 Wijze van tussentijdse verantwoording

  • 1.

    Bij de tussentijdse jaarlijkse verantwoording, bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, worden de volgende stukken ingediend:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV 2020;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV 2020; en

    c. een verklaring dat de verantwoording juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.

  • 2.

    Onverminderd de vereisten in artikel 17, vierde lid, van de ASV, bevat het inhoudelijke verslag inzicht in de effectiviteit van de activiteit en de ervaring van de jeugdigen, de gezinnen van jeugdigen of ouders en aanstaande ouders in kwetsbare posities.

  • 3.

    Onverminderd de vereisten in artikel 17, vijfde lid, van de ASV, bevat het financieel verslag een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op de hoofdposten van de begroting.

  • 4.

    Als een verleende subsidie zonder indexatie meer bedraagt dan € 100.000, - per kalenderjaar, bevat de jaarlijkse tussentijdse verantwoording als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, tevens een controleverklaring over het financieel verslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.

  • 5.

    De ontvanger maakt voor de tussentijdse verantwoording als bedoeld in artikel 9.1, eerste en tweede lid, gebruik van het voor deze regeling door het college verstrekt digitale aanvraagformulier en het bijbehorende begrotingsformat.

Hoofdstuk 10 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf

Artikel 10:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV 2020 dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk 30 april 2027.

Artikel 10:2 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    Onverminderd artikel 17 van de ASV, bevat de aanvraag tot vaststelling:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk eindverslag over de gehele subsidieperiode conform artikel 17, vierde lid, van de ASV. Als de op grond van artikel 10:1 ingediende inhoudelijke verslagen over het kalenderjaar 2025 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een inhoudelijk eindverslag over het kalenderjaar 2026;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel eindverslag over de gehele subsidieperiode conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV. Als het op grond van artikel 10:1 ingediende financiële verslag over het kalenderjaar 2025 juist en volledig is, kan worden volstaan met een financieel eindverslag over het kalenderjaar 2026;

    c. een bestuursverklaring of directieverklaring dat de verantwoording juist en volledig is volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model;

    d. een toelichting op eventuele discrepanties tussen de tussentijdse verantwoordingsstukken en de eindverslagen en eindverantwoording;

    e. Als een verleende subsidie zonder indexatie meer bedraagt dan € 100.000,-per kalenderjaar, een controleverklaring over het financieel eindverslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk eindverslag met het financieel eindverslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.

  • 2.

    Onverminderd artikel 17, vierde lid, van de ASV, bevat het inhoudelijk verslag inzicht in de effectiviteit van de activiteit en de ervaring van de jeugdigen, de gezinnen van jeugdigen of (aanstaande) ouders in een kwetsbare positie.

  • 3.

    Onverminderd artikel 17, vijfde lid, van de ASV bevat het financieel verslag:

    a. een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op de hoofdposten van de begroting;

    b. de (niet verrekenbare) BTW.

Hoofdstuk 11 Overige bepalingen

Artikel 11:1 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling uiterlijk 31 december 2027.

Artikel 11:2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 9 juli 2024 en vervalt 31 december 2028.

Artikel 11:3 Intrekking en overgangsrecht

  • 1.

    De Subsidieregeling Jeugdpreventie Den Haag 2023 wordt met ingang van 9 juli 2024 ingetrokken.

  • 2.

    De bepalingen van de Subsidieregeling Jeugdpreventie Den Haag 2023 blijven van toepassing op aanvragen die zijn ontvangen voor 9 juli 2024 en op bezwaar- en beroepsschriften waarop op 9 juli 2024 nog niet is beslist.

Artikel 11:4 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling jeugdpreventie Den Haag 2024.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 7:1

De samenwerkingsverbanden Jeugd- en Gezinshulp Den Haag hebben naast de taak op het gebied van jeugdhulp de opdracht gekregen om preventieve activiteiten aan te bieden. De beschrijving van de opdracht is terug te vinden in de aanbestedingsstukken (RIS315246). De preventieve activiteiten die in de opdracht zijn meegenomen komen niet in aanmerking voor subsidie vanuit de Subsidieregeling Jeugdpreventie Den Haag 2024.

Den Haag, 9 juli 2024

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Ilma Merx

de burgemeester,

Jan van Zanen