Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Woerden

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 17-07-2024

Intitulé

Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Woerden

De burgemeester van de gemeente Woerden,

Overwegende dat:

  • beleid toe ziet op de verantwoordelijkheden van de gemeente en wanneer en op welke wijze de gemeente de haar toekomende bevoegdheden inzet;

  • Met deze beleidsregel een eenduidig proces ontstaat wat aansluit bij de praktijk;

Gelet op:

  • de artikelen 1:3, vierde lid, titel 4.3 en titel 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de artikelen 2:59 en 2:59A van de Algemene plaatselijke verordening Woerden 2023;

  • de artikelen 125 en 172, derde lid, van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Woerden

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a.

    Kort aanlijnen:

    Kort aanlijnen van een hond met een deugdelijke lijn met een lengte, die gemeten van hand tot halsband, niet langer is dan 1,50 meter.

  • b.

    Muilkorf:

    Een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer, of van beide stoffen, die door middel van een stevige Ieren riem rand de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek van de hond toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • c.

    Eigenaar/houder:

    Diegene die een dier houdt of onder zicht heeft.

  • d.

    Gevaarlijke hond:

    Een hond die een ernstig bijtincident of meer dan 2 lichte bijtincidenten heeft veroorzaakt of om andere redenen door de burgemeester wordt aangemerkt als gevaarlijk;

  • e.

    Hinderlijke hond:

    Een hond die een licht bijtincident heeft veroorzaakt of regelmatig overlast veroorzaakt door loslopen en/of schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken of om andere redenen door de burgemeester wordt aangemerkt als hinderlijk.

  • f.

    Gedragstest:

    Een risico-assessment dat wordt afgenomen door geaccrediteerd gedragstherapeut dan wel een andere erkende en door de gemeente goedgekeurde onderzoeker of faculteit.

  • g.

    Gedragscursus:

    Een gedragscursus door een geaccrediteerd gedragstherapeut dan wel een andere erkende en door de gemeente goedgekeurde trainer.

  • h.

    Licht bijtincident:

    Van een licht bijtincident is sprake wanneer een hond een persoon of dier bijt, waarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

  • i.

    Ernstig bijtincident:

    Er is sprake van een ernstig bijtincident wanneer:

    • -

      (ernstig) letsel is toegebracht aan een ander dier of persoon;

    • -

      een bijtincident wordt veroorzaakt door een hond die is opgenomen op de lijst van hoog-risico honden van het ministerie;

    • -

      door letselschade of schade aan een dier of mens met de dood of invaliditeit tot gevolg;

    • -

      Een ieder ander geval dat de burgemeester het bijtincident ernstig acht, afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval.

  • j.

    Hoog-risico hond:

    Een hond die op de lijst van hoog-risico honden van de Raad voor Dierenaangelegenheden is opgenomen en in staat is tot het toebrengen van bovenmatig ernstige bijtschade.

Artikel 2. Onderzoek en beoordeling

  • 1. Een onderzoek vangt aan wanneer een melding of een aangifte is gedaan van een bijtincident of overlast door loslopen of schade.

  • 2. Naar aanleiding van de melding of aangifte wordt een onderzoek ingesteld. De behandelaar van de melding of aangifte beoordeelt aan de hand van de feiten en omstandigheden of er sprake is van een bijtincident waar een nader onderzoek voor moet worden ingesteld.

  • 3. Het nader onderzoek bestaat uit een huisbezoek, het verzamelen van de feiten en eventueel beeldmateriaal of facturen van medische hulp voor de schade die het directe gevolg is van het bijtincident.

  • 4. Indien dit nodig wordt geacht kan een buurtonderzoek worden ingesteld.

  • 5. Er vindt hoor en wederhoor plaats. De eigenaar of houder van de hond, de melder en indien bekend het slachtoffer worden in de gelegenheid gesteld om een feitelijk verslag te doen van het bijtincident.

  • 6. Van het nadere onderzoek wordt een rapport opgemaakt, waarin wordt opgenomen:

    • a.

      de aanleiding, feiten en omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden;

    • b.

      het feitelijk verslag van het huisbezoek op schrift gesteld;

    • c.

      indien beschikbaar, beeldmateriaal van de schade die het directe gevolg is van het bijtincident;

    • d.

      een omschrijving van de aard en omvang van de schade;

    • e.

      de naam en het adres van de houder van de hond;

    • f.

      het ras, een beschrijving, het chipnummer en de naam van de hond die gebeten heeft;

    • g.

      het advies van degene die het nader onderzoek heeft uitgevoerd;

    • h.

      eventuele informatie over eerdere (bijt)incidenten.

  • 7. Na afloop van het onderzoek wordt, aan de hand van de verzamelde informatie, beoordeeld of er sprake is van een hinderlijke of gevaarlijke hond.

Artikel 3. Hinderlijke hond

  • 1. Indien de burgemeester een hond hinderlijk acht, kan de burgemeester aan de eigenaar of houder van deze hond een maatregel opleggen conform deze tabel:

    Tabel I Handhavingsrichtlijn hinderlijke hond

    Constatering

    1e incident

    2e incident

    3e incident

    Incident met een ander dier

    Registratie

    Hond aanmerken als hinderlijk. Waarschuwing en bij volgend incident binnen 5 jaar wordt een maatregel opgelegd.

    Over naar tabel II gevaarlijke hond.

    Incident met een persoon

    Hond aanmerken als hinderlijk. Waarschuwing en bij volgend incident binnen 5 jaar wordt een maatregel opgelegd..

    Over naar tabel II gevaarlijke hond.

    N.v.t.

  • 2. De burgemeester kan besluiten af te wijken van bovenstaande handhavingsrichtlijn in tabel I indien er omstandigheden zijn die het afwijken van het beleid rechtvaardigen. Dit is afhankelijk van de specifieke aard en omvang van het geval, bijvoorbeeld de houding en het gedrag van de eigenaar of houder van de hond.

Artikel 4. Gevaarlijke hond

  • 1. Indien de burgemeester een hond gevaarlijk acht, kan de burgemeester aan de eigenaar of houder van deze hond een maatregel opleggen conform deze tabel:

    Tabel II Handhavingsrichtlijn gevaarlijke hond

    Constatering

    1e incident

    2e incident

    3e incident

    4e incident

    Ernstig bijtincident met een ander dier

    Hond aanmerken als gevaarlijk. Waarschuwing, bij volgend incident binnen 5 jaar wordt een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd.

    Kort aanlijn- en/of muilkorfgebod.

    Boete en/of artikel last onder dwangsom (artikel 7 van deze beleidsregels)

    Over naar stap 3 incident met een persoon tabel II.

    Ernstig bijtincident met een persoon

    Hond aanmerken als gevaarlijk en een muilkorf- en aanlijngebod.

    Boete en/of artikel last onder dwangsom (artikel 7 van deze beleidsregels)

    Vrijwillige of onvrijwillige inbeslagname (artikel 8 van deze beleidsregels)

     
  • 2. De burgemeester kan besluiten af te wijken van bovenstaande handhavingsrichtlijn in tabel II indien er omstandigheden zijn die het afwijken van het beleid rechtvaardigen. Dit is afhankelijk van de specifieke aard en omvang van het geval, bijvoorbeeld de houding en het gedrag van de eigenaar of houder van de hond.

  • 3. Indien er sprake is van ernstige verstoring van de openbare orde of een ernstige vrees daarvan kan de burgemeester besluiten om de hond op grond van artikel 172 van de Gemeentewet tijdelijk in beslag te nemen (artikel 8 van deze beleidsregels).

Artikel 5. Duur opgelegde maatregel

  • 1. De opgelegde maatregel geldt in beginsel voor onbepaalde tijd.

  • 2. In opdracht van de eigenaar of houder van de hond kan bij de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De burgemeester gaat alleen tot heroverweging van zijn (voornemen tot het opleggen van een) maatregel over, indien deze gedragstest is afgenomen door een geaccrediteerd gedragstherapeut dan wel een andere erkende en door de gemeente goedgekeurde onderzoeker of faculteit.

  • 3. Op schriftelijk verzoek van de eigenaar of houder van de hond kan de opgelegde maatregel worden opgeheven, wanneer de eigenaar of houder van de hond door middel van een gedragstest aannemelijk heeft gemaakt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.

  • 4. De burgemeester kan besluiten dat de opgelegde maatregel alleen wordt opgeheven wanneer uit een gedragstest blijkt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.

  • 5. De burgemeester gaat in beginsel niet eerder tot opheffing van de maatregel over dan nadat 6 maanden zijn verstreken sinds het opleggen van de maatregel.

  • 6. De kosten voor het laten uitvoeren van een gedragstest komen voor rekening van de eigenaar of houder van de hond.

Artikel 6. Hoog-risico hond

  • 1. Indien een hoog-risico hond betrokken is bij een bijtincident, is de eigenaar of houder van de hond verplicht een gedragscursus te volgen met de hond, ongeacht bij welk soort incident het dier betrokken was.

  • 2. Aan de eigenaar of houder wordt een last onder dwangsom opgelegd ter hoogte van € 2500,- indien aan deze verplichting niet binnen een redelijke termijn van 8 weken wordt voldaan.

Artikel 7. Overtreding kort aanlijn- en muilkorfgebod

  • 1. Overtreding van de opgelegde maatregel is strafbaar en kan op grond van artikel 2:59 juncto 6:1 van vigerende Algemene plaatselijke verordening gemeente Woerden gestraft worden met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Indien de eigenaar of houder van de hond de opgelegde maatregel overtreedt of de hond een nieuwe bijtincident veroorzaakt, kan de burgemeester besluiten om aan de opgelegde maatregel een last onder dwangsom te verbinden.

  • 3. Indien de burgemeester besluit om aan de opgelegde sanctie een last onder dwangsom te verbinden, bedraagt de dwangsom € 1.000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 3.000,-.

Artikel 8. Afstand doen of inname hond

  • 1. Indien de eigenaar of houder van de hond het maximumbedrag aan dwangsommen heeft verbeurd, of de opgelegde maatregel overtreedt en de hond als gevolg hiervan een nieuw bijtincident veroorzaakt, kan de burgemeester besluiten om de eigenaar of houder te vragen vrijwillig afstand te doen van de hond.

  • 2. Indien de burgemeester de eigenaar of houder van de hond heeft gevraagd om vrijwillig afstand te doen van de hond en de eigenaar of houder te kennen heeft gegeven dit niet te willen, kan de burgemeester, indien er sprake is van een overtreding van een opgelegde maatregel en als gevolg hiervan een nieuw bijtincident veroorzaakt, besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van de hond door middel van toepassing van bestuursdwang.

  • 3. In geval een kort aanlijn- en muilkorfgebod niet wordt opgevolgd en dit tevens een direct gevaar voor mensen of andere dieren oplevert of opgeleverd heeft, kan besloten worden dat met spoedeisende bestuursdwang tot onvrijwillige inbeslagname van de hinderlijke of gevaarlijke hond wordt overgegaan.

  • 4. Indien de burgemeester gebruik gemaakt heeft van (spoedeisende) bestuursdwang zoals genoemd in het tweede en derde lid van dit artikel, komen de kosten van vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, gedragstest, eventuele overige noodzakelijke kosten na inname volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond en worden op hem/haar verhaald.

  • 5. De burgemeester kan op grond van artikel 172 van de Gemeentewet het bevel geven direct over te gaan tot onvrijwillige inbeslagname van een hond, indien er vrees is voor de verstoring van de openbare orde en de eigenaar of houder van de hond geen vrijwillige afstand doet.

  • 6. Bij onvrijwillige inbeslagname van de hond, zoals genoemd in het tweede, derde en vijfde lid van dit artikel, geeft de burgemeester opdracht de hond te laten onderwerpen aan een gedragstest uitgevoerd door een gedragskliniek van de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.

  • 7. Afhankelijk van de resultaten van de gedragstest genoemd in het zesde lid, wordt beoordeeld of de hond een gedragscursus nodig heeft of tijdelijk moet worden herplaatst. Indien uit het gedragstest blijkt dat de hond niet kan worden teruggegeven aan de eigenaar of houder, kan de hond voor termijn van maximaal één jaar herplaatst worden bij een houder of opvang.

Artikel 9. Overgangsbepalingen

  • 1. Honden die gevaarlijk of hinderlijk zijn verklaard, voordat deze beleidsregels bekendgemaakt werden, blijven beschouwd worden als hinderlijke of gevaarlijke honden.

  • 2. Beschikkingen waarmee een kort aanlijngebod of een kort aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, voordat deze beleidsregels bekendgemaakt werden, blijven onverkort van kracht.

  • 3. Herstelsancties die zijn opgelegd, voordat deze beleidsregels bekendgemaakt werden, blijven onverkort van kracht.

  • 4. Eerder gegeven waarschuwingen worden beschouwd als waarschuwingen in de zin van artikel 3 en 4 van deze beleidsregels.

  • 5. Voor het intrekken van een eerder opgelegde maatregel geldt de mogelijkheid van artikel 5, tweede lid, van deze beleidsregels.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag volgende op die van publicatie.

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Woerden’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Woerden op 15 mei 2024,

V.J.H. Molkenboer

Toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden verschillende definities gegeven. Op grond van deze definities is sprake van een hinderlijke hond indien een hond een licht bijtincident veroorzaakt of regelmatig overlast veroorzaakt door loslopen en of schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken of om andere redenen door de burgemeester wordt aangemerkt als hinderlijk. Er is sprake van een gevaarlijk hond indien een hond een ernstig bijtincident veroorzaakt door (ernstige) schade toe te brengen aan een persoon, hond of ander dier of om andere redenen door de burgemeester wordt aangemerkt als gevaarlijk.

Op basis van de definities is er sprake van een lichtbijtincident als een hond een persoon, hond, ander dier bijt of in een voorwerp maar er geen sprake is van schade. Hierbij moet gedacht worden aan oppervlakkige verwonding zonder spierschade, beet met tandafdrukken, beet waarvan een afdruk of blauw plek zichtbaar is of een beet zonder afdrukken, blauwe plek of schade.

Bij een ernstig bijtincident is er sprake van diepe verwonding van spierschade, weefselverlies, schade aan bloedvaten, zenuwen en botten waarvoor medische behandeling noodzakelijk is. Ook is sprake van een ernstig bijtincident indien de hond vermeld staat op de lijst van hoog-risico honden of als het incident door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt. Dit kan bijvoorbeeld als er een bijtincident heeft plaatsgevonden en de hond nog steeds agressief gedrag vertoont door een persoon te bespringen of wanneer een persoon door de beet ten val komt en andere vormen van letsel op loopt.

Daarnaast verdient opmerking dat, om de hond als hinderlijk of gevaarlijk aan te kunnen merken, ook niet is vereist dat, indien er wel een bijtincident heeft plaatsgevonden, dit bijtincident heeft plaatsgevonden binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Woerden. Een opgelegde maatregel geldt wel alleen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente die deze maatregel heeft opgelegd. Hierdoor kan de situatie ontstaan dat een eigenaar of houder die naar aanleiding van een bijtincident in een gemeente een maatregel opgelegd heeft gekregen, met zijn hond naar een naastgelegen gemeente gaat waar deze sanctie niet geldt. Uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld ABRvS 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:983) volgt dat het in dat geval mogelijk is om naar aanleiding van het bijtincident in de andere gemeente een sanctie op te leggen. Hierbij zal de burgemeester wel een eigen afweging dienen te maken.

Artikel 2 Onderzoek

Naar aanleiding van een melding wordt beoordeeld of een onderzoek wordt ingesteld naar het incident. Dit onderzoek kan worden verricht door de buitengewoon opsporingsambtenaren (hierna: boa’s) of door de politie. Er wordt gekeken naar de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Indien er voldoende aanleiding is om nader onderzoek te starten zullen de boa’s of de politie een rapport opstellen. Hierin worden de feiten vastgelegd zoals feitelijk verslag van huisbezoek, de persoonsgegevens van de melder, gegevens van de bijtende hond inclusief ras, chipnummer en verdere gegevens van de hond. Tevens wordt er een omschrijving gegeven van de aard om omvang van de schade, ook wordt beeldmateriaal indien beschikbaar opgeslagen. Ook informatie omtrent eventuele eerdere incidenten worden opgenomen in het rapport. In het rapport wordt ook een advies opgenomen van degene die het nader onderzoek heeft uitgevoerd.

Als er sprake is van huisartsbezoek of dierenartsbezoek, dan worden de gegevens hiervan bij de verslagen gevoegd. Indien de melder niet weet wie de eigenaar of houder onderzoekt de boa of de politie of hij achter de naam van de eigenaar of houder van de hond kan komen. Indien de eigenaar of houder van de hond niet traceerbaar is, dan wordt de melder hiervan in kennis gesteld en wordt aangegeven dat de melding zal worden opgenomen in het systeem over bijtincidenten. Bij een volgend bijtincident in die buurt waarbij een soort gelijke hond is betrokken, kan de melding alsnog worden meegenomen.

Na het verzamelen van de gegevens en het onderzoek wordt het incident door de gemeente beoordeeld en gekwalificeerd.

Artikel 3 Hinderlijke hond en artikel 4 Gevaarlijke hond

Tabel I en II zijn richtlijnen voor interventie. De maatregel die wordt opgelegd, wordt zwaarder al naargelang er meer bijtincidenten hebben plaatsgevonden. Daarnaast wordt tegen een bijtincident met een persoon eerder en zwaarder opgetreden dan tegen een bijtincident met een ander dier. Uitgangspunt bij het opstellen van dit beleid is namelijk dat, indien het bijtincidenten tussen dieren onderling betreft (denk aan twee honden), de verantwoordelijkheid bij de eigenaren van deze dieren dient te liggen. Een eigenaar zal zelf moeten inschatten of het verstandig is om zijn hond in het bijzijn van andere dieren los te laten lopen (uiteraard mag dit alleen in losloopgebied). Eventuele schade kan via de civielrechtelijke weg worden verhaald.

Indien de hond door de burgemeester om andere redenen als hinderlijk of gevaarlijk wordt aangemerkt, kan de burgemeester de sanctie opleggen die hij in de gegeven omstandigheden het meest passend acht. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij tabel I. Bij de afweging kan de houding en het gedrag van de eigenaar worden betrokken. Indien er een advies ligt van een ter zake kundige, verdient het aanbeveling om hierbij aan te sluiten. Hierdoor kan het zo zijn dat de burgemeester al na een eerste feit, in plaats van het sturen van een waarschuwing of het aanmaken van een registratie, overgaat tot het treffen van een maatregel.

Artikel 5 Duur van de opgelegde maatregel

Alle sancties worden in beginsel voor onbepaalde tijd opgelegd. Hiertoe is besloten naar aanleiding van informatie van het Riskassessmentteam van het Dierenziekenhuis. Zij hebben aangegeven dat of het gedrag van de hond en dat van de eigenaar/houder verandert in de tijd, afhangt van veel factoren. De achterliggende motivatie voor het getoonde gedrag bepaalt of en in welke mate het gedrag te beïnvloeden is door (her)training/therapie. Sommige achterliggende motivaties, zijn helaas niet middels training te veranderen. Een sanctie als een kort aanlijn- en muilkorfgebod zal dan altijd een belangrijk onderdeel blijven in de aanpak om de veiligheid voor de maatschappij te borgen. Het verdient derhalve de voorkeur om uit te gaan van een langdurige sanctie, waarbij het aan de eigenaar/houder is om (her)training/therapie vorm te geven met behulp van een goede professional en een gedragstest uit te laten voeren wanneer zij denken dat het vervallen van de sanctie kan.

De gedragstest dient in beginsel te voldoen aan de eisen uit artikel 1 van deze beleidsregels. De burgemeester kan ook besluiten dat een opgelegde sanctie alleen wordt opgeheven indien uit een gedragstest blijkt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.

Artikel 6 Hoog-risico hond

Er worden aanvullende maatregelen getroffen als er een hoog-risico hond betrokken is bij een bijtincident met een dier of persoon. De eigenaar of houder van de hoog-risico hond is verplicht om een gedragscursus te volgen met de hond.

Artikel 7 Overtreding kort aanlijn- en muilkorfgebod

Indien een hond als gevaarlijk of hinderlijk is aangemerkt op grond van artikel 2.59 van de APV, zal toegezien worden op het naleven van het opgelegde aanlijn— en/of muilkorfgebod. Het overtreden van het kort aanlijn- en/of muilkorfgebod is strafbaar gesteld in onze APV. Dit betekent dat zowel politieambtenaren als gemeentelijke opsporingsambtenaren een bestuurlijke strafbeschikking mogen uitschrijven. Met het beboeten kan directe handhaving plaatsvinden en bestraffen we de overtreder. Er zijn situaties denkbaar dat herhaaldelijk opleggen van een boete niet leidt tot naleving van artikel 2:59 van de APV. De hond blijft dan los zonder muilkorf rondlopen. In dat geval kan op grond van het tweede lid een last onder dwangsom worden opgelegd. Voor een last onder dwangsom is een overtreding van het kort aanlijn- en/of muilkorfgebod nodig. Het is alleen mogelijk om een preventieve last onder dwangsom op te leggen als het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Dit kan het geval zijn indien de eigenaar of houder van de hond heeft aangegeven de maatregel niet na te leven.

Artikel 8 Afstand doen of inname hond

Strafrechtelijk traject

Strafrechtelijke inbeslagname van de hond

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425, onder ten 1e of ten 2e Wetboek van strafrecht), kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie) overgaan tot strafrechtelijke inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder afstand wil doen van de hond. Indien er geen sprake is van een heterdaad situatie, maar wel van een zeer ernstig bijtincident, kan de hond onder uitzonderlijke omstandigheden strafrechtelijk in beslag worden genomen. Indien er sprake is van een heterdaad situatie of een zeer ernstig bijtincident geniet het de voorkeur om via de strafrechtelijke weg de hond in beslag te nemen, omdat inbeslagname op grond van artikel 172 Gemeentewet of bestuursdwang slechts tijdelijk mogelijk is. 1

Strafrechtelijke overtreding van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod

Bij overtreding van het kort aanlijn- en muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het Openbaar Ministerie over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond. Het laten inslapen van de gevaarlijke hond gebeurd onder toezicht (direct en op kosten) van verdachte/betrokkene.

Bestuursdwang

De burgemeester kan op grond van artikel 5:31 Awb een last onder bestuursdwang opleggen, indien er sprake is van een overtreding van een opgelegde maatregel en als gevolg hiervan een nieuw bijtincident plaatsvindt. Conform de handhavingsrichtlijnen uit tabel I en II wordt deze maatregel opgelegd als een boete en/of last onder dwangsom geen soelaas biedt of indien er sprake is van andere omstandigheden die bestuursdwang rechtvaardigen.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een rechtmatige toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Bestuursdwang is daarom ook alleen mogelijk bij een overtreding van een maatregel. Indien er geen maatregel zoals een kort aanlijn- of muilkorfgebod is opgelegd, is het niet mogelijk om bestuursdwang toe te passen. Indien het gelet op de omstandigheden toch wenselijk is om de hond in beslag te nemen, dienen de bevoegdheden van art. 172 Gemeentewet ingezet te worden of strafrechtelijke handhaving plaats te vinden (indien mogelijk).

Indien de last niet wordt uitgevoerd, zal overgegaan worden tot feitelijk handelen door de hond in beslag te nemen. Alvorens tot bestuursdwang wordt overgegaan, wordt altijd eerst aan de eigenaar of houder van de hond verzocht of zij vrijwillig afstand willen doen van de hond. Omdat het niet mogelijk is om tegelijkertijd twee herstelsancties op te leggen, zal een eventueel eerder opgelegde last onder dwangsom ingetrokken moet worden alvorens tot bestuursdwang over gegaan kan worden.

De kosten die met bestuursdwang gepaard gaan kunnen worden verhaald via kostenverhaal. Hierbij kan gedacht worden voor de kosten van opslag, vervoer, verzorging, gedragstest. Bij de toepassing van bestuursdwang, niet zijnde spoedeisend, kunnen tevens de voorbereidingskosten worden verhaald.

Indien mogelijk geniet het de voorkeur om via de strafrechtelijke weg de hond in beslag te nemen, omdat inbeslagname op grond van artikel 172 Gemeentewet of bestuursdwang slechts tijdelijk mogelijk is.

Spoedeisende bestuursdwang

De burgemeester is op grond van artikel 5:31, tweede lid, van de Awb bevoegd om overtredingen van wettelijke voorschriften met spoed te beletten of te beëindigen. In de situatie dat een houder of eigenaar van de hond een kort aanlijn- en of muilkorfgebod niet opvolgt en dit tevens een direct gevaar voor personen of andere dieren oplevert, kan besloten worden dat met spoedeisende bestuursdwang tot onvrijwillige inbeslagname van de hond wordt overgegaan. De hond zal dat een gedragstest ondergaan. Afhankelijk van de resultaten van de gedragstest wordt beoordeeld of de hond een gedragscursus nodig heeft of dat de hond tijdelijk voor de dur van maximaal één jaar herplaatst moet worden.

De burgemeester besluit tot toepassing van spoedbestuursdwang als:

  • -

    de eigenaar/houder van een hond, die door de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen, in strijd met artikel 2:59 APV houdt en vervolgens;

  • -

    de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht of als er sprake is van (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident; en

  • -

    de eigenaar/houder van de hond niet vrijwillig afstand doet van de hond.

Belangrijk verschil met de toepassing van artikel 172 Gemeentewet is dat om gebruik te kunnen maken van spoedbestuursdwang er een overtreding van een kort aanlijn- en muilkorfgebod nodig is om bestuursdwang toe te kunnen passen. Indien er geen sprake is van een overtreding van een opgelegde maatregel, maar vanwege de ernst van het bijtincident inbeslagname wenselijk is, is artikel 172 Gemeentewet de aangewezen maatregel. Voordeel van bestuursdwang ten opzichte van artikel 172 Gemeentewet is dat voor toepassing van artikel 172 Gemeentewet nodig is dat er sprake is van een concreet en actueel gevaar voor de openbare orde, er geen andere, minder vergaande maatregelen beschikbaar zijn en de toepassing voortvarend moet plaatsvinden. Bij spoedbestuursdwang dient de toepassing tevens voortvarend plaats te vinden en moet er ook sprake zijn van een ernstige dreiging alvorens de toepassing van spoedbestuursdwang gerechtvaardigd is. Indien mogelijk geniet het de voorkeur om via de strafrechtelijke weg de hond in beslag te nemen, omdat inbeslagname op grond van artikel 172 Gemeentewet of bestuursdwang slechts tijdelijk mogelijk is.

De kosten die met bestuursdwang gepaard gaan kunnen worden verhaald via kostenverhaal. Hierbij kan gedacht worden voor de kosten van opslag, vervoer, verzorging, gedragstest. Dit geldt niet voor de voorbereidingskosten, deze kunnen bij spoedbestuursdwang niet verhaald worden.

Inbeslagname door verstoring van openbare orde

Op grond van artikel 172, lid 3, Gemeentewet is de burgemeester bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevelen te geven die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Deze lichte bevelsbevoegdheid kan worden toegepast in situaties waarin enerzijds geen overtreding van een wettelijk voorschrift ter bewaring van de openbare orde plaatsvindt, terwijl anderzijds sprake is van een zodanige inbreuk op de orde en rust dat niet meer van een aanvaardbaar niveau daarvan gesproken kan worden.

Een verstoring van de openbare orde zal veelal een urgente situatie opleveren waarin onmiddellijk ingrijpen is vereist. Uit artikel 172, lid 3, van de Gemeentewet volgt echter niet dat deze bevoegdheid alleen kan worden aangewend in urgente situaties. Ook indien zich een langer durende verstoring van de openbare orde voordoet is de burgemeester, zolang deze verstoring voortduurt, bevoegd om deze bevoegdheid aan te wenden. De lichte bevelsbevoegdheid is ook toepasbaar in gevallen waarin zich geen verstoring van de openbare orde voordoet, maar wel ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan. 2

Bedreiging of verstoring van de openbare orde kan aan de orde zijn, indien gevoelens van onrust ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar van de hond kan hiertoe aanleiding geven. De eigenaar bagatelliseert bijvoorbeeld het incident waardoor een gerechtvaardigde vrees voor herhaling bestaat en uit het dossier blijkt dat het probleem ook niet alleen bij de hond ligt.

De burgemeester beveelt tot inbeslagname van de hond als:

  • -

    de houder / eigenaar van een hond, die door het de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen, in strijd met artikel 2:59 APV houdt en vervolgens;

  • -

    de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

  • -

    er sprake is van een verstoring van de openbare orde of van ernstige vrees daarvoor en de bevelen noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde.

De inbeslagname zal zo kort mogelijk gehouden worden, maar is afhankelijk van meerdere factoren zoals het acclimatiseren van de hond en het afnemen van een gedragstest, maar mag maximaal 8 weken duren, uitzonderingen daargelaten.


Noot
1

Uitspraak van de Raad van State van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1389 en uitspraak Raad van State van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266.

Noot
2

Uitspraak Raad van State van 2 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3689.