BELEIDSREGEL BUITENPLANSE AFWIJKINGSMOGELIJKHEDEN, GEMEENTE BRUMMEN

Geldend van 12-07-2024 t/m heden

Intitulé

BELEIDSREGEL BUITENPLANSE AFWIJKINGSMOGELIJKHEDEN, GEMEENTE BRUMMEN

Kenmerk Z100625 / D434867

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE BRUMMEN;

Gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op artikel 5.1 lid 1 onder a van de Omgevingswet;

Heeft besloten:

  • 1.

    De ‘Beleidsregel buitenplanse afwijkingsmogelijkheden gemeente Brummen’ vast te stellen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor deze beleidsregel gelden primair de begripsomschrijvingen in de Omgevingswet en bijbehorende AMvB’s en het omgevingsplan. Bij verschillende definities voor gelijke begrippen gaan de begrippen uit het permanente deel van het omgevingsplan voor. Voor de begrippen in deze beleidsregel, die niet in de Omgevingswet of het permanente omgevingsplan zijn opgenomen, gelden de onderstaande omschrijvingen:

  • 1.

    aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

  • een beroeps- of bedrijfsactiviteit, die op kleine schaal en in een woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

  • 2.

    aansluitende gronden:

  • gronden die zijn gelegen aansluitend aan terrein dat op grond van het omgevingsplan voor bebouwing in aanmerking komt; dat kan een op de kaart van het omgevingsplan aangegeven begrensd bouwvlak zijn, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten, of een begrensd bouwperceel, waarop een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  • 3.

    agrarisch bedrijf:

  • een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, en/of het bedrijfsmatig houden van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit;

  • 4.

    ander gebouw:

  • een gebouw, geen woning zijnde, bijvoorbeeld een winkel, kantoor, schoolgebouw, bedrijfsgebouw of kerk;

  • 5.

    arbeidsmigranten:

  • personen met een niet-Nederlandse nationaliteit, welke hoofdzakelijk in Nederland verblijven om arbeid te verrichten;

  • 6.

    bebouwde kom:

  • het omlijnde gebied, niet zijnde de gemeentegrens, zoals opgenomen op de kaart in bijlage 2 van deze beleidsregel;

  • 7.

    bebouwing:

  • één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  • 8.

    bebouwingsoppervlakte:

  • footprint, bruto-oppervlakte op begane grond;

  • 9.

    bebouwingspercentage:

  • Het percentage van gronden, dat ten opzichte van het zelfstandige bebouwingsgebied, is bebouwd met gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  • 10.

    bed & breakfast:

  • een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast wordt gerund door de gebruikers van betreffende (bedrijfs)woning, heeft binnen de bebouwde kom een oppervlakte van maximaal 50m² en buiten de bebouwde kom een oppervlakte van maximaal 100m². Een bed & breakfast heeft geen eigen kookvoorziening;

  • 11.

    bedrijf:

  • een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

  • 12.

    bedrijfsgebouw van lichte constructie:

  • een bedrijfsgebouw dat qua constructie vergelijkbaar is met een kas;

  • 13.

    bedrijfswoning:

  • een woning die een functionele binding heeft met het ter plaatse gevestigde bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;

  • 14.

    bijbehorende bouwwerken:

  • uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

  • 15.

    boog-/tunnelkas:

  • een transparante afdekking van gewassen, geen gebouw zijnde;

  • 16.

    bouwlaag:

  • een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;

  • 17.

    bouwperceel:

  • een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het omgevingsplan een zelfstandig bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

  • 18.

    bouwvlak:

  • een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het ter plaatse geldende omgevingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  • 19.

    bouwwerk:

  • elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • 20.

    buitengebied:

  • het niet-omlijnde gebied, niet zijnde bebouwde kom, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze beleidsregel;

  • 21.

    carport:

  • een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een gemotoriseerd voertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

  • 22.

    22. categorieën:

  • de in de titel van de artikelen 5 t/m 14 van deze beleidsregel genoemde onderwerpen;

  • 23.

    dakkapel:

  • een uitbouw op een hellend dakvlak;

  • 24.

    dakopbouw:

  • een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak of door het toevoegen van een extra bouwlaag;

  • 25.

    detailhandel:

  • het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten worden hieronder niet begrepen;

  • 26.

    discotheek/bar-dancing:

  • een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt en/of het verhuren van zalen ten behoeve van zelfstandige aangelegenheden;

  • 27.

    erf:

  • al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een omgevingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

  • 28.

    erfafscheiding:

  • schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen;

  • 29.

    erker:

  • een ruimte als uitbreiding van een ruimte of ander vertrek in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met het bedoelde vertrek, waarbij de buitenzijde hoofdzakelijk wordt begrensd door kozijnen;

  • 30.

    erotisch getinte horeca:

  • een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

  • Hoewel niet horeca in de strikte zin betreffend, vallen onder dit begrip tevens een bordeel, een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

  • 31.

    gebruiksoppervlakte woonfunctie:

  • de vloeroppervlakte van de woning (met eventuele aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie);

  • 32.

    gebouw:

  • elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden (twee of meer wanden) omsloten ruimte vormt;

  • 33.

    grondgebonden agrarisch bedrijf:

  • een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruikmaken van grond als productiemiddel ten behoeve van de teelt van gewassen of de weidegang van vee;

  • 34.

    hobbymatig:

  • particuliere en/of maatschappelijke activiteiten op kleine schaal, zonder gericht winstoogmerk. Bij het houden van dieren en/of telen van gewassen kan gedacht worden aan enkele paarden, schapen, kippen of een moestuin, met als doel het ervaren van genot of consumeren van eigen voortgebrachte goederen;

  • 35.

    hoofdgebouw:

  • een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de functie in het omgevingsplan, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

  • 36.

    horecabedrijf:

  • een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf;

  • 37.

    huishouden:

  • een persoon of een groep personen die op hetzelfde adres woont en/of wonen en in vast verband, waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid (bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding), duurzaam samenleven;

  • 38.

    internet- en webwinkel:

  • verkoop van goederen die uitsluitend via internet plaatsvindt, waarbij ter plaatse geen uitstalling, levering en/of betaling van goederen plaatsvindt;

  • 39.

    kantoor:

  • een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen en/of het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

  • 40.

    kas:

  • een bouwwerk waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten, zoals een schuurkas en een permanente boog-/tunnelkas;

  • 41.

    kelder:

  • een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven het peil;

  • 42.

    maatschappelijk:

  • voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, sport- en gymnastieklokalen, (kinder)dagopvang, opvoeding, cultuur, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid;

  • 43.

    nutsvoorziening:

  • voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen, e.d.;

  • 44.

    ondergeschikte bouwdelen:

  • bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, installaties ten behoeve van warmte en koude, windvanen, dakoverstekken, balkons, trappen en liftschachten;

  • 45.

    ondersteunende horeca:

  • een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

  • 46.

    overkapping:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een dak en met maximaal één gesloten wand;

  • 47.

    peil:

  • De gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende terrein op het moment van voltooiing van het bouwwerk, met dien verstande dat plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

  • 48.

    prostitutie:

  • het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen;

  • 49.

    seksinrichting:

  • een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • 50.

    straatniveau:

  • de bovenkant van de straat en/of steenverharding;

  • 51.

    verdieping(en):

  • de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;

  • 52.

    voorgevel:

  • de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw, meestal gekeerd naar het openbaar gebied;

  • 53.

    voorgevellijn:

  • de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt, alsmede het verlengde daarvan;

  • 54.

    werkingsgebied:

  • een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie, aangewezen voor dit vlak;

  • 55.

    woning:

  • een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

  • 56.

    woningsplitsing:

  • het bouwkundig en functioneel splitsen van een zelfstandige woning in twee of meer zelfstandige woningen;

  • 57.

    zaalaccommodatie:

  • een bedrijf dat als hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

  • 58.

    (zakelijke) dienstverlening:

  • dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie, zoals kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, uitzendbureau, bank, telecommunicatie, makelaarskantoor, reparatiebedrijf, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

  • 59.

    zelfstandig bebouwingsgebied:

  • een bebouwingsgebied zoals opgenomen in de ‘zone bijbehorende bouwwerken’, wat een functionele relatie heeft met één hoofdgebouw;

  • 60.

    zone bijbehorende bouwwerken:

  • een als zodanig op de kaart aangegeven gebied (zie bijlage 1).

Artikel 2 Algemene afweging/financiële bepalingen

Indien sprake is van een financieel risico kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat vooraf een nadeelcompensatie- of anterieure overeenkomst dient te worden afgesloten met de aanvrager/initiatiefnemer.

Artikel 3 Toepassingsbereik

Deze beleidsregel stelt randvoorwaarden aan de in de beleidsregel specifiek genoemde categorieën. Het wel of niet meewerken aan verzoeken, die niet kunnen worden geschaard onder categorieën in deze beleidsregel, dienen per geval worden afgewogen.

Artikel 4 Anticiperen op in voorbereiding zijnde omgevingsplanwijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen als een aanvraag niet voldoet aan de in artikel 5 tot en met 13 van deze beleidsregel genoemde criteria, maar wel voldoet aan de in voorbereiding zijnde wijziging van het omgevingsplan, mits het ontwerp ter inzage is gelegd.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Artikel 5 Vergroten van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen

5.1 Uitbreiden oppervlakte

Bij bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen, wordt wat betreft de bebouwingsoppervlakte niet meer toegestaan dan op grond van het omgevingsplan mogelijk is.

5.2 Afwijken van de goot- en bouwhoogte bij vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het afwijken van de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken in het omgevingsplan tot maximaal 3.5 en respectievelijk 6 meter.

5.3 Een dakkapel of dakopbouw op een hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a.

    de bouwhoogte die maximaal is toegestaan op grond van het ter plaatse geldende omgevingsplan met niet meer dan 10% wordt overschreden;

  • b.

    alleen een enkelvoudige dakopbouw is toegestaan op het achterdakvlak van het hoofdgebouw.

5.4 Duurzaamheid

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor het afwijken van de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte die maximaal is toegestaan op grond van het ter plaatse geldende omgevingsplan met niet meer dan 10% wordt overschreden en de overschrijding noodzakelijk is om het hoofdgebouw beter te isoleren.

5.5 Overige afwijkingen van goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het afwijken van goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen of aangebouwde bijbehorende bouwwerken, anders dan bedoeld onder 5.2 t/m 5.4. Deze dienen per geval te worden afgewogen.

Artikel 6 ander gebruik van gronden, aansluitend aan woningen

6.1 strijdig gebruik van gronden aansluitend aan woningen

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het gebruik van gronden als zijnde het een woonfunctie zou hebben, terwijl dit niet is toegestaan op basis van (het tijdelijk deel van) het omgevingsplan, mits:

  • a.

    het om gronden gaat die aansluitend gelegen zijn aan de gronden waarop de woning is gesitueerd en het gebruik ten behoeve van die woning is.

  • b.

    er geen sprake is van aantasting van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties;

  • c.

    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet mogen worden beperkt;

  • d.

    de activiteit voor de omliggende bedrijven niet tot gevolg heeft dat zij in hun bestaande milieurechten worden beperkt;

  • e.

    geen aantasting plaatsvindt van de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid;

6.2 bijbehorende bouwwerken op andere gronden, aansluitend aan woningen

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op gronden waarvoor met toepassing van artikel 6.1 is afgeweken van het omgevingsplan, met dien verstande dat:

  • a.

    het om bijbehorende bouwwerken gaat die worden gesitueerd op gronden die aansluitend gelegen zijn aan de gronden waarop de woning is gesitueerd en het gebruik ten behoeve van de woning is.

  • b.

    de maximaal te bebouwen oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het geldende omgevingsplan niet wordt overschreden;

  • c.

    het te realiseren bijbehorend bouwwerk is gelegen in de ‘zone bijbehorende bouwwerken’ zoals beschreven in bijlage I. Daarbij dienen de andere gronden te worden gezien alsof deze de woonbestemming zouden hebben.

  • d.

    er geen sprake is van aantasting van de ruimtelijke kwaliteit;

  • e.

    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet mogen worden beperkt;

  • f.

    de activiteit voor de omliggende bedrijven niet tot gevolg mag hebben dat zij in hun bestaande milieurechten worden beperkt;

  • g.

    geen aantasting plaatsvindt van de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid;

  • h.

    moet worden voldaan aan het gemeentelijk parkeerbeleid, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, zoals vastgelegd in het Paraplubestemmingsplan Parkeren (en diens opvolger);

  • i.

    ten aanzien van het gebruik van bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden bedrijfsactiviteit in de vorm van een bed- & breakfast geldt binnen de bebouwde kom een maximum oppervlakte van 50m² en buiten de bebouwde kom een oppervlakte van maximaal 100m².

Artikel 7 Andere gebouwen, niet zijnde woningen

Ten aanzien van een bijbehorend bouwwerk bij een ander gebouw, niet zijnde een woning, kunnen burgemeester en wethouders een vergunning verlenen, waarbij in ieder geval geldt dat:

  • a.

    de uitbreiding of toevoeging plaatsvindt binnen de ‘zone bijbehorende bouwwerken’;

  • b.

    de ‘zone bijbehorende bouwwerken’ mag per zelfstandig bebouwingsgebied voor max. 50% wordt bebouwd;

  • c.

    bij andere gebouwen binnen de bebouwde kom de goot- en bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw niet wordt overschreden of de ter plaatse van het bouwvlak aangeduide maximale goot- en bouwhoogte voor het hoofdgebouw niet wordt overschreden;

  • d.

    bij andere gebouwen buiten de bebouwde kom de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m, met uitzondering van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf, waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7,5 m;

  • e.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;

  • f.

    geen sprake mag zijn van aantasting van de ruimtelijke kwaliteit;

  • g.

    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet mogen worden beperkt;

  • h.

    de activiteit voor de omliggende bedrijven niet tot gevolg mag hebben dat zij in hun bestaande milieurechten worden beperkt;

  • i.

    geen aantasting plaatsvindt van de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid;

  • j.

    moet worden voldaan aan het gemeentelijk parkeerbeleid, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, zoals vastgelegd in het Paraplubestemmingsplan Parkeren (en diens opvolger).

Artikel 8 Bouwwerken, geen gebouw en/of overkapping zijnde

8.1 Erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor een erfafscheiding, met dien verstande dat:

  • a.

    bij woningen de hoogte gemeten vanaf het aansluitende terrein niet meer dan 2 meter bedraagt, mits de erfafscheiding wordt geplaatst achter de voorgevellijn.

  • b.

    in afwijking van het gestelde onder a. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn maximaal 2 meter hoog mogen zijn, mits het gaat om transparante hekwerken op ruime percelen en mits welstand akkoord is.

  • c.

    In afwijking van het gestelde onder a en b op bedrijventerreinen de hoogte gemeten van het aansluitende terrein niet meer dan 3 meter mag bedragen;

8.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde op openbare terreinen, zoals speeltoestellen, geluidsschermen, lichtmasten, vlaggenmasten, (beeldende) kunstwerken, met uitzondering van ‘jongeren ontmoetingsplekken’

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde op openbare terreinen, zoals speeltoestellen, geluidsschermen, lichtmasten, vlaggenmasten, (beeldende) kunstwerken, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, met uitzondering van ‘jongeren ontmoetingsplekken’, met dien verstande dat:

  • a.

    de hoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en (beeldende) kunstwerken niet meer dan 10 meter mag bedragen;

  • b.

    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 5 meter mag bedragen.

8.3 Reclame-uitingen zonder ruimtelijke relatie

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor reclame-uitingen die geen ruimtelijke relatie hebben, met de zaak waarop de uiting betrekking heeft, zoals is bepaald in hoofdstuk 3.1.2 van de Nota Reclamebeleid gemeente Brummen 2013 of diens opvolger.

8.4 Reclame-uitingen met ruimtelijke relatie

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor reclame-uitingen die wel een ruimtelijke relatie hebben, met de zaak waarop de uiting betrekking heeft, met dien verstande dat:

  • a.

    een reclame-uiting wordt geplaatst op hetzelfde bouwperceel;

  • b.

    een reclame-uiting bij ‘aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten’ en ‘publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis’ niet is toegestaan;

  • c.

    wat betreft de locaties en afmetingen aansluiting wordt gezocht bij de Nota Ruimtelijke Kwaliteit en diens opvolger.

8.5 Terrasoverkappingen/terrasschermen bij horecabedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor terrasoverkappingen en terrasschermen voor een horecabedrijf, met dien verstande dat:

  • a.

    bij een terrasoverkapping geen sprake mag zijn van een permanent gesloten dak;

  • b.

    de toegestane hoogte van een terrasoverkapping maximaal 4 meter mag bedragen;

  • c.

    een terrasscherm een hoogte mag hebben van maximaal 2 meter boven het straatniveau, waarbij het terrasscherm danwel geheel doorzichtig is danwel een borstwering mag hebben van maximaal 0,70 meter boven het straatniveau en daarboven geheel doorzichtig is;

8.6 Zonnecollectoren

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het plaatsen van grondgebonden opstelling met zonnecollectoren voor eigen gebruik, mits:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van de gehele constructie niet meer bedraagt dan 75m²;

  • b.

    de constructie niet hoger is dan 1 meter;

  • c.

    er sprake is van ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw en/of bijgebouwen;

  • d.

    er rondom de opstelling wordt ingepast met inheemse plantsoorten en deze inpassing blijvend in stand wordt gehouden.

8.7 Overig bouwwerk, geen gebouw en/of voorzien van een dak, bij woningen en andere gebouwen

Ten aanzien van overige bouwwerken, niet voorzien van een dak, bij woningen en andere gebouwen (anders dan genoemd onder 8.1 t/m 8.6), wordt per geval bezien of van deze afwijkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, waarbij in ieder geval geldt dat:

  • a.

    de totale oppervlakte niet meer dan 50 m2 bedraagt en de hoogte niet meer dan 10 m;

  • b.

    er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;

  • c.

    er geen sprake mag zijn van aantasting van de ruimtelijke kwaliteit;

  • d.

    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet mogen worden beperkt;

  • e.

    de activiteit voor de omliggende bedrijven niet tot gevolg mag hebben dat zij in hun bestaande milieurechten worden beperkt;

  • f.

    er geen aantasting plaatsvindt van de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid;

Artikel 9 Antenne-installatie

Voor het plaatsen van zend- en/of ontvangstinstallaties voor telecommunicatiesignalen en het oprichten van hulpconstructies voor deze installaties (antennemasten) wordt per geval bezien of van deze afwijkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, waarbij in ieder geval geldt dat:

  • a.

    de hoogte van de te bouwen installatie met hulpconstructie maximaal 40 meter mag bedragen;

  • b.

    bij plaatsing van een antenne-installatie de verschillende operators gebruik dienen te maken van elkaars opstelpunten(sitesharing), tenzij uit een technische onderbouwing blijkt dat dit niet mogelijk is;

  • c.

    de aantasting van de ruimtelijke kwaliteit beperkt moet blijven;

  • d.

    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet mogen worden beperkt;

  • e.

    de activiteit voor de omliggende bedrijven niet tot gevolg mag hebben dat zij in hun bestaande milieurechten worden beperkt;

  • f.

    geen aantasting plaatsvindt van de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid;

Artikel 10 Gebruik van bouwwerken en het daarbij aansluitende terrein

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor ander gebruik van bouwwerken en het daarbij aansluitende terrein. Ten aanzien van gebruik van bouwwerken en van het bij die bouwwerken aansluitende terrein, wordt per geval bezien of van deze afwijkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, waarbij in ieder geval geldt dat:

  • a.

    het verzoek moet rekening houden met landelijke, provinciale en gemeentelijke regelgeving, instructieregels, visies, programma's en beleid;

  • b.

    er geen (verkeers-)onveilige situatie mag ontstaan;

  • c.

    er geen onevenredige parkeerdruk mag ontstaan;

  • d.

    het al dan niet meewerken aan een afwijking van het omgevingsplan mede afhankelijk gesteld kan worden van het sluiten een nadeelcompensatieovereenkomst of een exploitatieovereenkomst;

  • e.

    gebruiksmogelijkheden van omliggende woningen en bedrijven door de activiteit niet onevenredig belemmerd mogen worden;

  • f.

    er geen woningen in het buitengebied mogen worden toegevoegd, behalve splitsingen overeenkomstig artikel 12 van deze beleidsregel;

  • g.

    een wijziging van gebruik naar detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van een webshop;

  • h.

    een wijziging van gebruik voor het inrichten van erotisch getinte horeca en/of een seksinrichting niet is toegestaan.

Artikel 11 Hobbymatig gebruik van agrarische gronden

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor het hobbymatig houden van dieren en/of telen van gewassen, op agrarische gronden.

Artikel 12 Woningsplitsing in het buitengebied

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor het splitsen van woningen (niet zijnde bedrijfswoningen) in het buitengebied, mits:

  • a.

    er volgens het omgevingsplan (ten dele) sprake is van een woning (niet zijnde een bedrijfswoning);

  • b.

    de inhoud van het te splitsen (woon)gebouw minimaal 800m³ bedraagt;

  • c.

    de woning en een daarmee in verbinding staand gebouw, in architectonisch opzicht als één dezelfde bouwmassa te typeren is;

  • d.

    het splitsen plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;

  • e.

    er na splitsing sprake is van niet meer dan twee woningen;

  • f.

    de beide woningen na splitsing ieder afzonderlijk een bebouwingsoppervlakte hebben van tenminste 75m²;

  • g.

    er na splitsing wordt voldaan aan de geldende parkeernormen uit het omgevingsplan;

Artikel 13 Tijdelijke afwijkingen

13.1 Tijdelijke woonunit/stacaravan

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen van maximaal 3 jaar voor het plaatsen van een tijdelijke woonunit/stacaravan bij een (toekomstige) woning indien:

  • a.

    er sprake is van bouwen, herbouw, renovatie, restauratie of nieuwbouw van een woning en hiervoor een omgevingsvergunning is verleend of er sprake is van een omgevingsvergunningsvrije verbouwing van de woning en de initiatiefnemer aannemelijk heeft gemaakt dat de woning gedurende de verbouwing niet bewoonbaar is;

  • b.

    het gebruik van de tijdelijke woonunit/stacaravan geschiedt door de hoofdgebruiker van de woning en/of diens gezin.

13.2 Tijdelijke uitbreiding ten behoeve van een Wmo-behoefte

Burgemeester en wethouders kunnen tijdelijk vergunning verlenen voor het plaatsen van een bijbehorend bouwwerk voor een Wmo-behoefte bij een woning, waarbij per geval wordt bezien of van deze afwijkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Daarbij geldt in ieder geval dat:

  • a.

    de uitbreiding plaatsvindt binnen de ‘zone bijbehorende bouwwerken’;

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 60 m2 bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter bedraagt;

  • d.

    het bijbehorend bouwwerk moet worden verwijderd, na afloop van de in de vergunning genoemde termijn, of zoveel eerder wanneer de Wmo-behoefte is komen te vervallen.

13.3 Overige tijdelijke afwijkingen

Ten aanzien van overige tijdelijke afwijkingen wordt per geval bezien of van deze afwijkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, waarbij in ieder geval geldt dat:

  • a.

    het verzoek moet rekening houden met landelijke, provinciale en gemeentelijke regelgeving, instructieregels, visies, programma’s en beleid;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;

  • c.

    geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit;

  • d.

    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet mogen worden beperkt;

  • e.

    geen aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;

  • f.

    moet worden voldaan aan het gemeentelijk parkeerbeleid, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, zoals vastgelegd in het Paraplubestemmingsplan Parkeren (en diens opvolger);

  • g.

    deze afwijkingsbevoegdheid niet kan worden gebruikt voor gevallen welke te scharen zijn onder de artikelen 5 t/m 13.2 van deze beleidsregel.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders handelen overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 15 Intrekking oude regeling

De beleidsregel “Buitenplanse afwijkingsbevoegdheid gemeente Brummen 2024”, zoals vastgesteld bij besluit van 30 januari 2024, wordt herzien.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 12 juli 2024.

Artikel 17 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel buitenplanse afwijkingsmogelijkheden gemeente Brummen.

Dit besluit is genomen tijdens de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders van 09 juli 2024.

Het college B&W van de gemeente Brummen,

Secretaris, H. Matser

Burgemeester G.J.M. Rumund

Algemene toelichting

De wet bepaalt dat een aanvraag om omgevingsvergunning, die niet past in het omgevingsplan, tevens moet worden gezien als een verzoek om af te wijken van het omgevingsplan. Onder de Omgevingswet is in artikel 5.1 lid 1 onder a het instrument, de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA), opgenomen. Dit instrument biedt zeer ruime mogelijkheden, maar is ook geschikt om frequente kleine afwijkingen te vergunnen. Om te voorkomen dat e.e.a. leidt tot willekeur, ad hoc beleid en ruimtelijk ongewenste situaties is het nodig om ten aanzien van de toepasbaarheid van deze bevoegdheid ruimtelijke kaders vast te stellen.

Toepassing beleidsregel

Indien een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, dan zal er eerst aan het vigerende omgevingsplan moeten worden getoetst alvorens er een afweging plaatsvindt om hiervan af te wijken.

De toetsing van een aanvraag om omgevingsvergunning geschiedt op de volgende wijze:

  • 1.

    1. Omgevingsplan

  • a.

    a. toetsing aan de (bouw)mogelijkheden van het vigerende omgevingsplan (rechtstreeks toelaatbaar);

  • b.

    b. toetsing aan de in het vigerende omgevingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheden (binnenplans) en wijzigingsbevoegdheden.

  • 2.

    2. BOPA

  • a.

    a. toetsing aan het afwijkingsbeleid zoals opgenomen in de beleidsregel;

  • b.

    b. maatwerk ingevallen de ontwikkeling niet past binnen de in deze beleidsregel opgenomen specifieke en veelvoorkomende ontwikkelingen.

Aantal woningen

De beleidsregel dient niet het doel om extra woningen te creëren. Toch is er de mogelijkheid om te voorzien in een extra woning in concrete gevallen:

  • -

    een woning in het kader van een Wmo-behoefte (voorheen mantelzorg) zoals bedoeld in artikel 12.2 van deze beleidsregel

  • -

    een woning bedoeld voor tijdelijke huisvesting ten tijde van een ruimtelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 12.1 tijdelijke afwijking.

  • -

    Inpandige wijzigingen van gebruik in bestaande bebouwing binnen de bebouwde kom, welke voldoen aan de criteria in artikel 10 van deze beleidsregel. Dit alleen binnen de bebouwde kom, om verstening in het buitengebied tegen te gaan.

Bij alle ontwikkelingen, welke (mogelijk) voorzien in een extra woning, gaat de voorkeur uit naar de situatie waar zo min mogelijk nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd. Hierbij valt bij de Wmo-behoefte te denken aan een aanbouw met slaapkamer en/of badkamer in plaats van een vrijstaande woonunit.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor deze beleidsregel gelden primair de begripsomschrijvingen in de Omgevingswet en bijbehorende AMvB’s en het omgevingsplan. Bij verschillende definities voor gelijke begrippen gaan de begrippen uit het permanente deel van het omgevingsplan voor.

Artikel 2 Algemene afweging/financiële bepalingen

Artikel 2 behelst de algemene afweging in het kader van deze beleidsregel. Deze afweging moet plaatsvinden naast de toets aan de voorwaarden onder artikelen 3 tot en met 13. Op grond van vaste jurisprudentie moeten bij een belangenafweging immers alle bij het besluit betrokken belangen in aanmerking worden genomen. Dit kunnen ook in sommige gevallen privaatrechtelijke aspecten zijn. Bij de ruimtelijke afweging wordt indien nodig ook naar de stedenbouwkundige kwaliteit gekeken. Voor het bepalen van het gewicht aan diverse belangen, komt betekenis toe aan de aard van de afwijking van de regels die door de afwijking mogelijk wordt gemaakt en, meer in het bijzonder, aan de mate waarin de belangen van bijvoorbeeld omwonenden bij de afwijking zijn betrokken. Door het opnemen van deze algemene afweging worden betrokken belangen van derden in aanmerking genomen.

Op grond van titel 4.5 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met afdeling 15.1 van de Omgevingswet (Ow) is er de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen voor nadeelcompensatie, veroorzaakt door een rechtmatige overheidsdaad, waaronder vergunningen voor (buitenplanse) omgevingsplanactiviteiten. Voordat medewerking kan worden verleend aan een afwijking van het (tijdelijk deel) van het omgevingsplan kunnen er situaties zijn waarbij eerst een nadeelcompensatieovereenkomst moet worden ondertekend en bij de gemeente moet worden ingediend. Indien een dergelijk overeenkomst dan niet wordt gesloten dan wel te laat wordt afgesloten, zal geen medewerking worden verleend en zal de aanvraag van een vergunning voor een (buitenplanse) omgevingsplanactiviteit worden geweigerd.

Artikel 3 Uitzondering toepassingsbereik

In artikel 3 is bepaald dat de beleidsregel niet van toepassing is als de activiteit plaatsvindt in, aan, op of bij een bouwwerk dat in strijd is met de planologisch vigerende wet- en regelgeving. Hiermee wordt voorkomen dat illegale bouwwerken naar aard en omvang wordt vergroot. Deze uitzondering is niet van toepassing op activiteiten waarvan het gebruik overeenkomstig een toekomstige nog aan de grond te geven bestemming is.

Artikel 4 Anticipatie op in voorbereiding zijnde wijziging van het omgevingsplan

In artikel 4 wordt de mogelijkheid geboden om te anticiperen op een in voorbereiding zijnde wijziging van het omgevingsplan. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld een herziening voor de kernen of het buitengebied, maar ook ten aanzien van kleinere TAMIMRO-plannen. Voorwaarde is wel dat het ontwerp ter inzage ligt. Op dat moment is er namelijk concreet zicht op dat deze regels binnen afzienbare tijd in werking zullen treden.

Artikel 5 Uitbreiden oppervlakte

Artikel 5.1 uitbreiden oppervlakte is opgenomen voor de volledigheid van het toepassingsbereik. Het omgevingsplan, waaronder de vergunningsvrije regelen, regelt de maximaal te bebouwen oppervlakte. Er is geen aanleiding om van die maximaal te bebouwen oppervlakte af te wijken. Mochten er uitzonderlijke situaties zijn waarbij belangen onevenredig worden geschaad, kan daarvoor met een zorgvuldige afweging de hardheidsclausule worden toegepast.

Artikel 5.2 heeft betrekking op de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken. In het omgevingsplan zijn veelal verschillende goot- en bouwhoogtes opgenomen per werkingsgebied. Met het oog op hedendaagse behoeftes, zoals een beter geïsoleerde schuur of een tuinkantoor biedt dit artikel de mogelijkheid om gemeentebreed een eenduidige goot- en bouwhoogte aan te houden voor bijbehorende bouwwerken.

Artikel 5.3 een dakkapel of dakopbouw biedt hoofdzakelijk de ruimte om een dakopbouw toe te staan. Dit is wenselijk, omdat een dakkapel soms te weinig mogelijkheden biedt of een dakopbouw ruimtelijk en functioneel gezien wenselijker is. Daarnaast biedt dit artikel de mogelijkheid om dakkappelen toe te staan, welke door onvoorziene omstandigheden niet vergunningsvrij geplaatst kunnen worden en het omgevingsplan daartoe geen ruimte biedt. Gedacht kan worden aan discussie over het oorspronkelijke voordakvlak of slecht geformuleerde artikelen in bepaalde bestemmingsplannen. Dit artikel neemt niet weg dat de ontwikkeling getoetst wordt aan de ‘Nota Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Brummen’ en diens opvolger.

Artikel 5.4 Duurzaamheid

In veel bestemmingsplannen is er al gebouwd tot de maximaal toegestane goot- en of bouwhoogte, welke bij een plat dak identiek zijn. Niet al deze gebouwen zijn van binnenuit te isoleren. In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn dit aan de buitenkant te doen of het dak te vervangen, waardoor er een groter bouwvolume ontstaat dan is toegestaan in het geldende omgevingsplan. Dit betekent dat de ontwikkeling niet door kan gaan en belangen onevenredig zullen worden geschaad. Hierbij valt te denken aan hogere kosten om van binnenuit te isoleren of het niet isoleren door te hoge en onnodige kosten. Dit artikel maakt het mogelijk om de ontwikkelingen, waarbij een overschrijding in het kader van duurzaamheid redelijkerwijs noodzakelijk kan worden geacht, mogelijk. Dit artikel neemt niet weg dat de ontwikkeling getoetst wordt aan de ‘Nota Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Brummen’ en diens opvolger. Daarbij mag de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 5.5 Overige afwijkingen van goot- en bouwhoogte is een algemene afwijkbepaling om bepaalde beleidsvrijheid te houden. In (bijna) het gehele omgevingsplan is uitgegaan van de bestaande situatie. Het kan voorkomen dat het wenselijk is om af te wijken van de bestaande goot- en bouwhoogte. Om een initiatiefnemer niet op onnodige kosten te draaien met het wijzigen van het omgevingsplan, is er de mogelijkheid gecreëerd om middels een omgevingsvergunning af te wijken van de planologisch vigerende goot- en bouwhoogte. Omdat het een breed scala van ontwikkelingen kan betreffen, is het noodzakelijk om per geval een gedegen afweging te maken.

Artikel 6 Ander gebruik van gronden aansluitend aan woningen

Artikel 6.1 strijdig gebruik van gronden aansluitend aan woningen maakt het mogelijk om gronden te gebruiken als het zijnde en woon en/of tuin bestemming te hebben, waarbij dit op grond van het geldende omgevingsplan normaliter niet is toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan gronden met de bestemming ‘Groen’, die zijn aangekocht van de gemeente of delen van weilanden met de bestemming ‘Agrarisch’. Strikt genomen mogen deze niet gebruikt worden voor de woonbestemming. Het artikel bevat een aantal criteria, zodat de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft. Verder heeft dit in het verleden en kan dit in de toekomst leiden tot handhavingszaken, zonder enig handhavingsbelang. Om het doorgaans gebruikelijke gebruik mogelijk te maken is op dit moment een wijziging van het omgevingsplan nodig, terwijl er in de praktijk niks veranderd. Dit artikel maakt het gebruik mogelijk, zodat dit op een later stadium mee kan worden genomen in een herzien van het omgevingsplan, bijvoorbeeld een veegplan.

Artikel 6.2 bijbehorende bouwwerken op andere gronden, aansluitend aan woningen, maakt het bouwen op de in 6.1 genoemde gronden mogelijk. Het kan logischerwijs wenselijk zijn om de als woon- en/of tuin gebruikte gronden ook te bebouwen met een schuurtje of overkapping. Een verleende BOPA ingevolge artikel 6.1, is geen nieuw toetsingskader. Dit betekent dat er dan geen bebouwing mogelijk is. Dit artikel biedt die mogelijkheid wel. Er is als voorwaarde opgenomen dat er alleen gebouwd mag worden alsof deze gronden onderdeel zouden zijn van de in bijlage I genoemde ‘zone bijbehorende bouwwerken’. Dit voorkomt onwenselijke bebouwing en/of een precedentwerking. De koppeling zorgt ervoor dat de ‘zone bijbehorende bouwwerken’ bij strijdig gebruik van gronden, aansluitend aan woningen, hetzelfde is als bij een regulier perceel, welke die omvang zal hebben. Het artikel laat geen extra bebouwing toe dan dat normaliter, al dan niet met vergunning, is toegestaan.

Artikel 7 Andere gebouwen, niet zijnde woningen

In artikel 7 andere gebouwen, niet zijnde woningen, worden kaders gesteld voor bijbehorende bouwwerken bij andere gebouwen dan (bedrijfs)woningen. Het kan in sommige gevallen wenselijk zijn om mee te werken aan zulke initiatieven. Concrete gevallen zijn op voorhand moeilijk te definiëren. Met de gestelde voorwaarden in dit artikel wordt de goede ruimtelijke ordening afdoende gewaarborgd.

Artikel 8 bouwwerken geen gebouwen en/of overkapping zijnde

Artikel 8.1 erfafscheidingen geeft verruimingsmogelijkheden voor erfafscheidingen.

Sub a geeft de reguliere vergunningsvrije maten weer. Namelijk een hoogte van twee meter, tenzij gelegen voor de voorgevelrooilijn, waarbij een hoogte van maximaal één meter is toegestaan.

Sub b geeft de afwijkingsbevoegdheid om tot twee meter voor de voorgevelrooilijn toe te staan, mits er sprake is van transparant hekwerk en de welstandstoets positief is. Dit is wenselijk, omdat er in concrete gevallen zoals grote hoekpercelen gebruik wordt gemaakt van de zijkant als het zijnde achtertuin/achtererf.

Sub c geeft de mogelijkheid om op bedrijfsbestemmingen af te wijken tot een hoogte van drie meter. Dit kan nodig geacht worden voor de veiligheid van zowel binnenuit als van buitenaf.

Artikel 8.2 gaat over bouwwerken, geen gebouwen zijnde op openbare terreinen, zoals speeltoestellen, geluidsschermen, lichtmasten, vlaggenmasten, (beeldende) kunstwerken, met uitzondering van ‘jongeren ontmoetingsplekken’. Dit artikel spreekt voor zich. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn niet altijd toegestaan op openbare terreinen, terwijl zij wel onderdeel uitmaken van de openbare ruimte.

De artikelen 8.3 Reclame-uitingen zonder ruimtelijke relatie en 8.4 Reclame-uitingen met ruimtelijke relatie gaan over het al dan niet plaatsen van reclame. Er is een verschil gemaakt in de ruimtelijke relatie, omdat reclame op/aan gebouwen waar de activiteit plaats vindt begrijpelijker is dan reclame voor iets wat plaats vindt op een andere locatie. Die laatste mogelijkheid is niet dichtgezet, omdat het bijvoorbeeld ook gevallen bevat waarbij de reclame iets verderop wordt geplaatst. Hierbij valt onder andere te denken aan een routeverwijzing.

Artikel 8.5 Terrasoverkappingen/terrasschermen bij een horecabedrijf spreken voor zich. Het uitgangspunt is dat er sprake is van uitnodigende openheid.

Artikel 8.6 maakt het plaatsen van een grondgebonden opstelling voor zonnecollectoren onder voorwaarden mogelijk, zodat dat er duurzame energie kan worden opgewekt zonder dat dit afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 8.7 stelt criteria aan overige bouwwerken geen gebouwen zijnde en/of voorzien van een dak, welke niet genoemd zijn in de andere leden van artikel 8. Zulke ontwikkelingen zullen per geval moeten worden bezien.

Artikel 9 Antenne-installatie

In artikel 9 is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vergunning kan verlenen voor een antenne-installatie. Bij de beoordeling van een aanvraag heeft de plaatsing op bestaande gebouwen en bouwwerken zoals hoogspanningsmasten, lichtmasten en verkeersportalen nadrukkelijk de voorkeur. Verder moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande bebouwing, bestaand groen en/of (infrastructurele)elementen. Sitesharing is in dit artikel gewaarborgd.

Artikel 10 Gebruik van bouwwerken en het daarbij aansluitende terrein

Artikel 10 biedt de mogelijkheid om onder randvoorwaarden af te wijken van het planologische gebruik. Onder de omgevingswet kan een initiatiefnemer zelf de procedure kiezen. Ander gebruik van bouwwerken en het daarbij aansluitende terrein kan dat ook worden aangevraagd via een BOPA met een behandelingstermijn van acht weken. Het is wenselijk om hier op voorhand randvoorwaarden aan te stellen. De in het artikel genoemde randvoorwaarden waarborgen afdoende dat er in alle gevallen sprake zal zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (voorheen een goede ruimtelijke ordening). Met dit artikel kan invulling worden gegeven aan ander gebruik met een kleine impact. De BOPA blijft een afwijkingsbevoegdheid. Bij grotere plannen is het logischer om een (TAM)wijzigingsplan te doorlopen.

Artikel 11 Hobbymatig gebruik van agrarische gronden

In het bestemmingsplan “Buitengebied 2008” is agrarische grond enkel bestemd voor reële agrarische bedrijven. Op de plankaart is terug te zien dat er veel percelen (kleinere weilanden) worden gebruikt aansluitend aan een woonfunctie. Dit artikel maakt het mogelijk om op deze gronden hobbymatig dieren te houden en/of een moestuin voor eigen gebruik te hebben. De impact van hobbymatig agrarisch gebruik is stukken kleiner dan bedrijfsmatig agrarisch gebruik. Het is dan ook vreemd om enkel het intensieve gebruik toe te staan. Met dit artikel wordt niet van de bestemming afgeweken, het maakt enkel een kleinere schaal mogelijk voor inwoners die daar behoefte aan hebben.

Artikel 12 Woningsplitsing in het buitengebied

In artikel 12 gaat het om woningsplitsing in buitengebied. Woningsplitsing is het splitsen van een bestaande woning in twee of meer zelfstandige woningen. Een zelfstandige woning is een woning met een eigen toegang, keuken, badkamer en toilet. Eén van de criteria is dat het splitsen plaats vindt binnen de bestaande bebouwing. Daardoor wordt er geen afbreuk gedaan aan het bestaande straat- en bebouwingsbeeld. De behoefte om woningen in het buitengebied te splitsen komt voort uit de ‘Routekaart Woningbouw’ van gemeente Brummen. Woningsplitsing levert een bijdrage aan de woningbehoefte, doordat er met meerdere generaties op één erf kan worden gewoond. Ook worden de grotere, veelal dure, panden in het buitengebied beter koop- en verkoopbaar. Dit voorkomt leegstand.

Artikel 13 Tijdelijke afwijkingen

In artikel 13.1 tijdelijke woonunit/stacaravan is geregeld dat wanneer er aan een woning werkzaamheden moeten worden verricht, die tot gevolg hebben dat deze woning tijdelijk verlaten moet worden, het mogelijk is een tijdelijke woonunit/stacaravan te plaatsen gedurende deze periode. Om te voorkomen dat sprake zal zijn van een blijvende extra woning, zijn voorwaarden gekoppeld die de tijdelijkheid garanderen.

Artikel 13.2 is de opvolger van de mantelzorgwoning. In enkele gevallen hebben inwoners met een Wmo-behoefte geen geschikte woning. Een andere woning is daarbij soms onnodig of niet haalbaar. De bestaande woning aanpassen is dan de oplossing, maar dit is planologisch lang niet altijd mogelijk. Dit artikel biedt de ruimte daarvoor. Het gaat enkel om inwoners waarvan de Wmo-behoefte is erkend door gemeente Brummen of een daarvoor aangewezen instantie.

Artikel 13.3 Overige tijdelijke afwijkingen

Artikel 13.3 maakt overige tijdelijke afwijkingen, die langer dan dertig dagen aanwezig zijn, onder voorwaarden mogelijk. Hierbij valt te denken aan langer durende noodvoorzieningen, evenementen of een bouwweg voor de herinrichting van een ander terrein.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Artikel 4:84 van de Awb biedt naast de verplichting te handelen in overeenstemming met een beleidsregel, ook de mogelijkheid hiervan af te zien indien het handelen conform de beleidsregel voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 4:84 van de Awb staat niet in de weg dat de beleidsregel wordt voorzien van een hardheidsclausule welke regels stelt op grond waarvan afgeweken kan worden van deze beleidsregel (zie ABRS, nr. 200803916/1, d.d. 18 februari 2009, gemeente Uithoorn).

Op grond hiervan is het mogelijk om in bijzondere, individuele gevallen, waarop in de beleidsregel niet is of kon worden voorzien, af te wijken van de algemeen geldende beleidsregel. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gevallen die vanuit een nieuwe ontwikkeling wenselijk en uit stedenbouwkundig oogpunt inpasbaar zijn en waarmee ten tijde van de vaststelling van deze beleidsregel nog geen rekening kon worden gehouden.

In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840 is bepaald dat een bestuursorgaan als zij toetst aan beleid, bij de beoordeling of toepassing kan worden gegeven aan de inherente afwijkingsbevoegdheid wegens bijzondere omstandigheden ex artikel 4:84 van de Awb:

1. alle omstandigheden betrekken, met inbegrip van omstandigheden die al in het beleid zijn verdisconteerd, en;

2. bezien of deze omstandigheden op zichzelf danwel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden op grond waarvan van het beleid moet worden afgeweken.

Artikel 15 Intrekking oude regeling, Artikel 16 Overgangsrecht, Artikel 17 Inwerkingtreding en Artikel 18 Citeertitel

Deze artikelen hoeven niet vergezeld te gaan van een toelichting.

Bijlage 1

Basisregels zone bijbehorende bouwwerken

De situering van de hoofdgebouwen is vastgelegd in het bouwvlak, welke in beginsel strak om de hoofdbebouwing is getrokken. De overige bijbehorende bouwwerken mogen zich bevinden in de hiervoor op de kaart opgenomen 'zone bijbehorende bouwwerken'. Voor de begrenzing van de zone bijbehorende bouwwerken gelden de volgende basisregels:

1. Vanaf de voorzijde van het perceel is de grens van de zone bijbehorende bouwwerken in beginsel gelegen op 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw. Op basis van de ruimtelijke beeldkwaliteit of de feitelijke situatie kunnen hierop uitzonderingen worden gemaakt.

Als zich in de feitelijke situatie al bijbehorende bouwwerken deze 3 meter lijn bevinden, is de grens hier strak omheen gelegd, waarna de 3 meter lijn weer wordt opgepakt.

afbeelding binnen de regeling

Voorbeeld bij basisregel 1

2. Als tussen twee hoofdgebouwen met gelijke oriëntatie sprake is van een verspringende voorgevellijn, is de achterste voorgevel maatgevend voor de begrenzing van de 'zone bijbehorende bouwwerken'. Dit kan in de praktijk voor het voorste hoofdgebouw een afstand van bijvoorbeeld 5 meter tot de voorgevel betekenen als de voorgevel van het andere hoofdgebouw 2 meter naar voren is gelegen.

Als dit leidt tot een onaanvaardbare inperking van de 'zone bijbehorende bouwwerken' van het voorste hoofdgebouw, geldt als uitgangspunt voor de begrenzing dat deze wordt gelegd op 3 meter achter de voorgevel van het voorste hoofdgebouw en (schuin) wordt doorgetrokken tot 3 meter achter de voorgevel van achterste hoofdgebouw. Als zich in de feitelijke situatie al bijbehorende bouwwerken voor deze begrenzing bevinden, is de grens hier strak omheen gelegd, waarna de (schuine) lijn weer wordt opgepakt.

afbeelding binnen de regeling

Voorbeeld bij basisregel 2

3. De ‘zone bijbehorende bouwwerken’ loopt in beginsel tot aan de zij- en achtererfgrens van het perceel. Als de zij- of achtererfgrens aan een openbare ruimte grenst is de 'zone bijbehorende bouwwerken' op 1 meter van de erfgrens gelegd.

In het geval van bestaande bijbehorende bouwwerken dichter dan 1 meter van de erfgrens met de openbare ruimte, is de grens strak om de bebouwing heen gelegd, waarna de 1 meter lijn weer wordt opgepakt.

afbeelding binnen de regeling

Voorbeeld bij basisregel 3

4. Bij hoekpercelen, waarbij er om de hoek andere hoofdgebouwen zijn gesitueerd, loopt de begrenzing van de 'zone bijbehorende bouwwerken', voor het zijerf van het hoofdgebouw zodanig dat op dit zijerf geen bebouwing kan worden gerealiseerd voor de lijn die begint op 3 meter achter de voorgevellijn van het andere hoofdgebouw en vervolgens evenwijdig loopt aan de openbare ruimte tot het snijpunt van de lijn die begint op 3 meter achter de voorgevel van het eerste hoofdgebouw en evenwijdig loopt aan de openbare ruimt die grenst aan dat perceel.

Als de situatie zodanig is dat de lijnen elkaar niet snijden, geldt als uitgangspunt dat de begrenzing van de 'zone bijbehorende bouwwerken' in een evenwijdige lijn wordt getrokken vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw om de hoek.

In het geval van bestaande bijbehorende bouwwerken, die liggen buiten de ‘zone bijbehorende bouwwerken’ geldt dat de grens strak om de bebouwing wordt heen gelegd.

afbeelding binnen de regeling

Voorbeeld bij basisregel 4

5. Als de voorzijde van het ene perceel en achtererf van het aangrenzende perceel aan dezelfde zijde aan de openbare ruimte grenzen, wordt de 'zone bijbehorende bouwwerken' op het achtererf bepaald door de 3 meter lijn vanuit de woning die met de voorzijde aan de openbare ruimte grenst. De zone loopt dan dus niet door tot 1 meter van de grens met de openbare ruimte zoals bedoeld in basisregel 3.

afbeelding binnen de regeling

Voorbeeld bij basisregel 5

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Buitengebied- en bebouwde komgrenzen