Beleidsnota windenergie Haaksbergen

Geldend van 16-07-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsnota windenergie Haaksbergen

De gemeenteraad van Haaksbergen;

gelezen het voorstel van het college van: 30 april 2024

gelet op de:

Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht, Omgevingswet, Elektriciteitswet, Omgevingsvisie Overijssel, Omgevingsverordening Overijssel, Provinciaal Programma Energiestrategie

besluit:

vast te stellen de Beleidsnota windenergie Haaksbergen.

Voorwoord

Het klimaat verandert. Dit zien we mondiaal, maar ook op provinciaal én lokaal niveau. Daarnaast moet de uitstoot van CO2 teruggedrongen worden en is het gebruik van fossiele energiebronnen eindig. De urgentie van de problemen maakt dat de energietransitie opgepakt moet worden. Een groeiend aantal ondernemers en inwoners besparen energie en leggen zonnepanelen op hun dak. Om een daadwerkelijke bijdrage te kunnen leveren is het noodzakelijk op meerdere vormen van hernieuwbare energie in te zetten. We hebben het dan over zon- én windenergie. Wij erkennen de urgentie van de energietransitie en zetten in op een duurzame toekomst. Windenergie speelt hierbij een rol in onze inspanningen om hernieuwbare energiebronnen te benutten en onze CO2-uitstoot te verminderen.

Dit betekent dat we ruimte moeten bieden aan windenergieprojecten. Ruimte waarin reeds andere ontwikkelingen, bestemmingen en gebruiken plaatsvinden. De kracht van Haaksbergen is dat de diverse voorzieningen van een stad gecombineerd worden met de gemoedelijkheid, bereikbaarheid en groene sfeer van een dorp.

We beseffen dat door ruimte te bieden aan hernieuwbare energie zorgen, onzekerheden en uitdagingen ontstaan. Deze belangen kunnen immers conflicteren met ontwikkelingen zoals toerisme, behoud en ontwikkeling van natuur en landschap, economische potentie van het landelijk gebied en wonen en werken in een landelijke omgeving. Door de noodzaak van de energietransitie én de provinciale opgave kunnen we onze ogen niet sluiten voor de realiteit. We moeten continue balanceren tussen de zorgen, onzekerheden en uitdagingen tegenover de steeds veranderende ontwikkelingen en inzichten.

Om te kunnen balanceren moeten we, daar waar we als lokale overheid nog invloed op hebben, ons ‘huiswerk’ op orde hebben. Met dit ‘huiswerk’ onder de arm stappen we aan de gesprektafel waaraan het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel als vergunningverlener en toekomstige initiatiefnemers van windturbineprojecten zitten. Op deze manier oefenen we onze lokale invloed uit.

Deze beleidsnota geeft duidelijkheid over in welk gebied we ruimte bieden én geeft aan welke randvoorwaarden en aandachtspunten wij stellen rondom de toepassing van windenergie in Haaksbergen. Hierbij maken we de afweging tussen de invloed die wij als lokale overheid nog hebben binnen het realiseren van windenergie in relatie tot transparante informatieverstrekking hierover. We zijn hierdoor transparant over wat wel én niet mogelijk is.

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Op grond van de Omgevingswet in samenhang met de Elektriciteitswet is de provincie bevoegd gezag (lees: vergunningverlener) voor windinitiatieven tussen 5 - 100 MW. De provincie moet dan de projectprocedure doorlopen en een projectbesluit nemen 1 . Het is mogelijk om, met instemming van Gedeputeerde Staten van Overijssel (hierna: provincie), het bevoegd gezag over te dragen aan het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen (hierna: college). De provincie kan het bevoegd gezag overdragen indien zij van oordeel is dat een gemeentelijk bestuursorgaan a) een project c.q. procedure kan versnellen of b) daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden.

Het college heeft op 27 februari 2024 besloten de provincie niet te verzoeken het bevoegd gezag over te dragen aan het college. Dit omdat het college van oordeel is dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat zij een windinitiatief kunnen versnellen waarbij aan alle belangen recht wordt gedaan en anderszins daaraan geen aanmerkelijke voordelen zijn verbonden.

Het college wil, voor zover dit mogelijk is, regie houden op de ontwikkeling van windenergie op zijn grondgebied. De provincie gaat als bevoegd gezag over de voorwaarden waar een initiatiefnemer aan moet voldoen om de vergunning te verkrijgen en is niet gebonden aan gemeentelijke beleidsregels. De gemeente wordt gezien als belanghebbende in het proces. De provincie heeft het college schriftelijk toegezegd vastgesteld gemeentelijk beleid gemotiveerd mee te wegen in zijn besluitvorming. Het college maakt afspraken met de provincie over de uitgangspunten die Haaksbergen hanteert met betrekking tot windenergie. Voor de provincie zijn dit geen juridisch bindende beleidsregels.

Vanuit de provincie zal in het vergunningsproces het instrument ‘projectbesluit’ ingezet worden. Het projectbesluit wijzigt het omgevingsplan met regels die nodig zijn voor het uitvoeren van een windturbineproject.

Het is de wens van de gemeente én de provincie dat voor de voorbereiding van het provinciale projectbesluit een bestuurlijke stuurgroep en een ambtelijke werkgroep worden ingesteld met daarin bestuurlijke respectievelijk ambtelijke vertegenwoordiging van onze gemeente, mogelijke buurgemeenten en de provincie. In de stuurgroep worden afspraken gemaakt over de waarborging van de wensen en eisen van alle partijen met de nadrukkelijke intentie om een gezamenlijk gedragen besluit te nemen. Door in goed overleg te werken in een stuur- en werkgroep wordt het proces gestroomlijnd en kunnen inhoudelijke verschillen van inzicht worden opgelost en afgestemd. De gemeente geeft het bevoegd gezag nadrukkelijk in overweging een onafhankelijke vertegenwoordiger van de omgeving, bijvoorbeeld een onafhankelijk voorzitter van een omgevingsadviesraad of stichting, zitting te laten nemen in de stuurgroep. Tevens dient hier ook een vertegenwoordiger vanuit de initiatiefnemer(s) van een windturbineproject plaats te kunnen nemen.

De ruimtelijke kaders van de provincie zijn leidend voor de positie die de gemeente inneemt. In voorliggende beleidsnota is vastgelegd welke uitgangspunten wij hanteren met betrekking tot de aspecten van windenergie waarvoor de provincie geen beleidsregels heeft opgesteld.

1.2 Doel en opzet van de beleidsnota

Het doel van deze beleidsnota is een eenduidig toetsingskader aan te reiken voor alle belanghebbenden en de provincie als bevoegd gezag.

De beleidsnota geeft concreet aan waaraan windinitiatieven en plannen moeten voldoen. Ook wordt beschreven op welke wijze het beleid zal worden uitgevoerd en wat onze rol en bijdrage is.

Deze beleidsnota is een aanvulling op de geldende beleidsuitgangspunten van, onder meer, provincie Overijssel.

2. Vigerend beleid

In dit hoofdstuk geven we de relevante Europese , nationale en provinciale beleidskaders op hoofdlijnen weer. Ook komen onze door de gemeenteraad vastgestelde afspraken aan de orde. De genoemde beleidskaders en afspraken vormen de basis voor de beleidsvorming zoals beschreven in hoofdstuk 3. Een meer uitgebreide beschrijving van de diverse beleidskaders en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor windenergie zijn beschreven in provinciaal beleid.

2.1 Internationaal en nationaal beleid

2.1.1 De Vogel- en Habitatrichtlijn

De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn hebben tot doel vogels en natuurlijke habitat en dier- en plantensoorten te beschermen. Deze richtlijnen zijn in het rijks- en provinciale natuurbeschermingsbeleid geïntegreerd.

2.1.2 Milieuaspecten, risico en verstoring

De Wet milieubeheer (Wm) bepaalt dat er een milieuvergunning nodig is voor een windturbine. Evenals bij andere vergunningplichtige bedrijven wordt via voorschriften bij deze vergunning geregeld dat voor omwonenden geen geluidhinder, visuele hinder of schade (slagschaduweffect) optreedt en dat ook andere nadelige milieueffecten tot een minimum worden beperkt. Bij woningen gelegen op een bedrijventerrein wordt rekening gehouden met de woonomgeving en worden minder strenge toetsingsnormen gehanteerd. Woningen gelegen op een geluidgezoneerd industrieterrein worden in de regel in het geheel niet beschermd tegen mogelijke geluidhinder.

Voor windenergie-initiatieven met een gezamenlijk vermogen van minimaal 10 MW of een aantal turbines van 10 of meer is het verplicht te beoordelen of een MilieuEffectRapport (MER) moet worden opgesteld. Het bevoegde gezag, in dit geval provincie Overijssel, moet bepalen of een Milieu-effectrapportage (m.e.r.) nodig is. Het laten uitvoeren van een m.e.r. zal in principe alleen nodig zijn indien specifieke milieuomstandigheden, zoals de ligging nabij gevoelige gebieden, hinder of cumulatieve effecten, daartoe aan leiding geven. De genoemde grens van 10 MW zal waarschijnlijk binnenkort worden verhoogd tot 15 MW.

2.1.3 Beleidsregel Rijkswaterstaat

De minister van Verkeer en Waterstaat heeft in het kader van de ‘oude’ Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) de Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over rijkswaterstaatswerken voor het beheersgebied van Rijkswaterstaat vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is voornoemde beleidsregel gewijzigd vastgesteld in Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over waterstaatswerken of wegen in beheer bij het Rijk. Met deze beleidsregel bestaan geen regionale verschillen in de beoordeling van de mogelijkheden voor windturbineprojecten op, in of boven waterstaatswerken.

De beleidsregel beschermt de gebruikers van wegen en vaarwegen tegen gevaar en hinder door het opnemen van minimale afstanden tussen de turbines en de infrastructurele elementen, dan wel door het vereisen van een specifieke studie. Ook verstoring van radarnavigatiesystemen wordt door de beleidsregel van het Rijk voorkomen.

2.1.4 Veiligheid van windturbines

Om de veiligheid van windturbines te waarborgen geldt de norm NVN 11400/0. Deze norm bevat criteria voor veiligheid, geluidemissie en rendement. In Nederland wordt voorgeschreven dat alleen windturbines mogen worden geplaatst die volgens die norm zijn gecertificeerd. Wanneer het gaat om plaatsing bij snelwegen, spoorlijnen of potentieel gevaarlijke industriële installaties, stellen Rijkswaterstaat, de Nederlandse Spoorwegen en de centrale overheid doorgaans aanvullende veiligheidseisen.

De grootste veiligheidsrisico’s hebben betrekking op bladbreuk en in mindere mate op mastbreuk en ijsafwerping. In sommige situaties worden risicoanalyses uitgevoerd om trefkansen voor personen (directe gevolgen) of kwetsbare objecten en activiteiten (indirecte gevolgen) te bepalen. Voor het beoordelen van de directe gevolgen zijn wettelijke normen voorhanden waardoor slechts aanvaardbaar kleine risico’s worden toegestaan.

2.1.5 Beleid Defensie

Defensie beïnvloedt delen van het Overijsselse grondgebied en het luchtruim. Ten aan zien van het plaatsen van windturbines worden beperkingen gesteld vanwege de veiligheid van de luchtvaart. Het betreft ‘funnels’ bij (militaire) luchtvaartterreinen, laagvliegroutes, laagvlieggebieden en lucht vaartbeveiliging zones (LVB-zones).

2.2 Beleidskader provincie Overijssel

In het landelijke Klimaatakkoord, dat op 28 juni 2019 gepresenteerd werd, is afgesproken dat elke regio een Regionale Energiestrategie (RES) opstelt. In deze RES geven regio’s aan op welke manier ze invulling geven aan de duurzaamheidsdoelstellingen van het Klimaatakkoord. De gemeente Haaksbergen is gelegen in RES-regio Twente en heeft in de RES 1.0 (2021) als doel gesteld om 94 GWh per jaar aan duurzame elektriciteit op te wekken.

Op 18 juli 2023 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel nieuw windbeleid vastgesteld2 . Op 16 januari 2024 heeft GS besloten het ontwerp van de wijziging van de Omgevingsverordening inzake de instructieregel windenergie 2024 en het Provinciaal Programma Energiestrategie (PPE) 2024 ter inzage te leggen3 . De relevantie van deze beleidsstukken is hieronder samengevat. Na de terinzagelegging worden Provinciale Staten van Overijssel voorgesteld het voorgenomen beleid vast te stellen.

De provincie heeft in het ontwerp van de gewijzigde Omgevingsverordening 2024 vier clusters aangewezen voor windturbines. Het gaat om de volgende gebieden: langs de A35-ATT, langs de A1, in de regio Ommen/Hardenberg en in de regio Zwolle, Staphorst, Dalfsen en Zwartewaterland. Deze voorkeursgebieden zijn weergegeven in Figuur 1. De gemeente Haaksbergen ligt in het clustergebied langs de A35-ATT.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1. Voorkeursgebieden windenergie provincie Overijssel

In de ontwerp-Omgevingsverordening is opgenomen dat gemeentelijke omgevingsplannen niet mogen voorzien in nieuwe ontwikkelingen binnen de voorkeursgebieden voor windenergie die een optimale invulling van het gebied voor grootschalige clustering van windturbines in de weg staan. Omgevingsplannen op gronden buiten de voorkeursgebieden voorzien alleen in de mogelijkheid om nieuwe windturbines op te richten als deze windturbines deel uitmaken van een cluster van minimaal 4 windturbines. Uitzondering hierop zijn bedrijventerreinen of daar direct aan grenzende ruimte waar ruimte kan worden geboden voor het realiseren van 1 of meer windturbines.

Omgevingsplannen voorzien niet in het oprichten van windturbines voor zover dit ertoe leidt dat er in Overijssel jaarlijks in totaal meer dan 2 TWh aan windenergie geproduceerd wordt. Na de eerste programmeercyclus neemt de provincie de definitieve maxima (leidend tot 2 TWh) op in het definitieve PPE.

Over de maxima per gebied maakt de provincie afspraken met de gebieden (lees: de betreffende gemeenten in dat gebied). Die afspraken gaan over:

  • -

    het maximumaantal op te wekken GWh per gebied;

  • -

    fasering in openstellingstermijn voor deelgebieden voor aanvragen en duur van deze termijn;

  • -

    weergave van de lopende procedures;

  • -

    rolverdeling in bevoegd gezag;

  • -

    ondersteuning vanuit provincie aan gemeenten.

Om tot deze afspraken te komen maakt de provincie tenminste elke twee jaar programmeringsafspraken wind op land (pWOL). De provincie faciliteert het maken van de programmeringsafspraken om te zorgen voor voortgang, gelijksoortigheid en afstemming tussen de gebieden.

Omgevingsplannen staan alleen toe dat nieuwe windturbines worden opgericht als dit past binnen de geldende programmeringsafspraken windenergie, zoals deze zijn gemaakt en vastgelegd in bestuurlijke afspraken tussen provincie en gemeenten.

2.3 Gemeentelijk zoekgebied

In het Haalbaarheidsonderzoek windenergie (Bosch & van Rijn, 7 maart 2023) zijn in maart 2023 voor de gemeente Haaksbergen de ruimtelijke mogelijkheden voor grootschalige windturbines in de gemeente Haaksbergen verkennend in beeld gebracht. Dit resulteerde in twee zoekgebieden: ‘Buurse Noord’ en ‘Buurse Zuid’. Zoekgebied ‘Buurse Noord’ bestaat uit een aaneengesloten gebied, terwijl zoekgebied ‘Buurse Zuid’ meer versnipperd is (zie figuur 2).

Na het vaststellen van de zoekgebieden stelde de provincie nieuw beleid vast, zoals beschreven in paragraaf 2.2. Het provinciaal beleid geeft de voorkeur aan grootschalige clustering. Door de aanscherping van de windladder valt het zoekgebied Buurse Zuid buiten het provinciaal voorkeursgebied. Buiten de grootschalige clustering wordt door Gedeputeerde Staten van Overijssel in beginsel alleen medewerking verleend aan initiatieven van vier of meer windturbines.

Uit het haalbaarheidsonderzoek, waarvan de resultaten op 19 april 2023 door de gemeenteraad zijn vastgesteld, is gebleken dat de technische mogelijkheden van Buurse Zuid beperkt zijn. Eventuele afstandsnormen of aangescherpte geluidsnormen waren ten tijde van besluitvorming over de zoekgebieden nog niet bekend. In het op 12 oktober 2023 gepubliceerde ontwerpbesluit ‘tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit (Besluit windturbines leefomgeving4 )’ is, onder meer, een afstandsnorm opgenomen. Artikel 5.162d (afstandsnorm windturbines) in voornoemd ontwerpbesluit luidt als volgt: “In een omgevingsplan wordt een afstand van ten minste twee keer de tiphoogte van de windturbine in acht genomen tussen een windturbine en een windturbinegevoelig gebouw.” Door de verwachte aanscherping van de landelijke normen wordt de haalbaarheid van windenergie in Buurse Zuid verder beperkt. De aanscherping heeft waarschijnlijk geen, of beperkte, invloed op het initiatief in Buurse Noord.

Onder meer om bovengenoemde redenen heeft de gemeenteraad op 29 november 2023 het besluit genomen dat enkel Buurse Noord nog beschikbaar is voor de ontwikkeling van windturbines. Op basis van de overlap tussen de kansenkaart uit het haalbaarheidsonderzoek en de door de provincie aangeduide clustergebieden is het zoekgebied Buurse Noord vastgelegd zoals weergegeven in figuur 2.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2. Ligging door de gemeenteraad vastgesteld zoekgebied Buurse Noord

3. Windenergiebeleid gemeente Haaksbergen

3.1 Visie, doel en uitgangspunten

Wij zijn van oordeel dat ook windenergie de komende jaren een belangrijke bijdrage levert aan het realiseren van de doelstellingen om meer hernieuwbare energiebronnen te gebruiken. Door eisen te stellen aan het proces, de vormgeving en eventuele plaatsing en daaraan toetsingscriteria te verbinden, kan worden bereikt dat een windturbineproject op een zorgvuldige manier kan worden ingepast. Dit kan ons inziens alleen als de kernkwaliteiten van o.a. natuur, landschap en leefbaarheid zwaarwegend worden meegenomen bij de planvorming en beoordeling van windturbineprojecten. Dat deze beoordeling van windturbineprojecten in hoofdzaak bij de provincie Overijssel ligt als bevoegd gezag, ontslaat ons als lokale overheid er niet van om aanvullende toetsingscriteria te formuleren.

We zijn én blijven ons als lokale overheid zeer bewust van de relatief beperkte speelruimte c.q. invloed die wij formeel hebben bij de planvorming en beoordeling van windturbineprojecten binnen onze gemeentegrenzen. We zien de uitgangspunten en toetsingscriteria uit deze beleidsnota dan vooral ook als a) aanvullend op het provinciale windbeleid en b) als onderdeel van onze zorgplicht om, binnen de grenzen van onze mogelijkheden, de belangen van onze gemeenschappen te behartigen.

3.2 Risico’s, verstoring en milieuaspecten

We streven naar een consistente benadering en toetsingscriteria. Dit speelt o.a. een rol bij mitigatie van milieueffecten. De provincie Overijssel hanteert daarvoor beleidsregels en in het Handboek Risicozonering Windturbines (2002) wordt per categorie aangegeven welke risicocriteria van toepassing zijn. De gemeente Haaksbergen volgt hierin de landelijke en provinciale risicocriteria.

3.3 Natuur en landschap

Bij een windturbineproject moet rekening worden gehouden met de mogelijke negatieve invloed op vogels en/of andere beschermde diersoorten. Daarbij gaat het om de aanwezigheid van trekroutes en broed- en foerageerplaatsen, met name wanneer er sprake is van bedreigde soorten. Op basis van het advies van de Ecologische Autoriteit van januari 2024 e.a. weten we dat er in en rondom het vastgestelde zoekgebied Buurse Noord verschillende ruimteclaims zijn. Het gaat hierbij o.a. over het verbinden van gebieden ten behoeve van het in stand houden van soorten.

Ook moet er rekening worden gehouden met de mogelijke negatieve invloed op ‘verrommeling’ van het landschap. Daarbij gaat het om de aanwezigheid van bepaalde beschermde landschapstypen en/of landschap- en natuurherstelambities.

Zo nodig moet door middel van een specifieke studie c.q. onderzoek(en) worden aangetoond dat de negatieve effecten van een windturbineproject niet optreden dan wel aanvaardbaar zijn. Rondom de verschillende ruimteclaims die in het zoekgebied liggen, dient in afstemming met natuurbeherende organisaties (zoals o.a. Natuurmonumenten) voor vergunningverlening bekeken te worden of er alternatieve verbindingszones mogelijk zijn. De beoordeling hiervan ligt bij de provincie Overijssel als bevoegd gezag. Als lokale overheid zijn we alert dat een initiatiefnemer van een windturbineproject er naar redelijkheid alles aan gedaan heeft de negatieve invloed op natuur en landschap te beperken.

3.4 Handhaving en monitoring

We beseffen ons als gemeente dat de inpassing van windturbines niet geheel zonder hinder zal zijn. Wel streven we ernaar om deze hinder te mitigeren en via toetsingscriteria daarover tot afspraken te komen met de ontwikkelaar van een windturbineproject. Om bij het in werking zijn van een windturbineproject te kunnen handhaven op de gestelde normen, eisen en afspraken dient de hoeveelheid geluid en slagschaduw gemonitord te worden. Over de wijze van monitoring maken bevoegd gezag, gemeente en ontwikkelaar voor inwerkingtreding van een windturbineproject afspraken. Te denken valt hierbij aan de inzet van beschikbare applicaties en software die actueel inzicht verschaft in geluid en slagschaduw van de windturbines.

De ontwikkelaar van een windturbineproject dient tevens een klachtenmeldpunt op te zetten. Hiervoor worden, voor inwerkingtreding van een windturbineproject, afspraken gemaakt over de wijze waarop en de termijn waarbinnen de ontwikkelaar moet reageren als er klachten zijn. Daarbij worden ook afspraken gemaakt over het tijdelijk stilzetten van een windturbine als de hoeveelheid hinder groter is dan toegestaan. De kosten die hiermee gemoeid gaan, zijn voor rekening van initiatiefnemer(s).

De handhaving van de gestelde eisen en afspraken, zoals deze zullen worden opgenomen in de vergunningsafspraken, ligt bij het bevoegd gezag. Zij zullen o.a. administratieve controles uitvoeren en treden op als bij controles overtredingen worden geconstateerd. De Omgevingsdienst Twente zal inspecties uitvoeren en heeft het mandaat om handhavend op te treden als bij inspecties direct ingrijpen nodig is. Het gaat hierbij ook over inspecties in het kader van de Arboregelgeving. Hiermee ziet de overheid toe op veiligheid van de mens tijdens de bouw, het onderhoud aan de windturbine(s) en gedurende het afbreken bij einde levensduur van de windturbine(s).

3.5 Toetsingscriteria

3.5.1 Mitigatie milieueffecten

Milieunormen voor de ontwikkeling van windturbines zijn vastgelegd in het ‘oude’ Activiteitenbesluit milieubeheer nu het Besluit activiteiten leefomgeving. Door een uitspraak5 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kunnen de rechtstreeks geldende milieunormen voor geluid, slagschaduw en externe veiligheid uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer (Arm) echter niet langer gebruikt worden voor windparken (3 of meer windturbines) en is het aan het bevoegd gezag om in milieunormen te voorzien. Deze route is in de betreffende uitspraak van de Raad van State geschetst en door de Minister van EZK in een brief6 aan de Tweede Kamer geduid en bevestigd. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zelf lokale milieunormen moet vaststellen waar een windpark aan moet voldoen. Als reactie op bovengenoemde route is er jl. in het kader van de Nieuwe Omgevingsvisie Overijssel, waar de provincie momenteel aan werkt, parallel een Omgevingseffectrapportage (OER) fase 2a uitgevoerd. Binnen deze OER is een viertal mitigerende maatregelen uitgewerkt. Het gaat hierbij om maatregelen rondom geluid, slagschaduw, natuur en landschap.

Op 12 oktober 2023 zijn de Ontwerpwindturbinebepalingen leefomgeving bekend gemaakt. Na verwerking van zienswijzen en het advies van de Commissie voor de Milieueffectrapportage wordt het ontwerpbesluit voor reactie voorgehangen bij het parlement, waarna het voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State wordt voorgelegd. Het ontwerpbesluit zal, als het voor advies bij de Raad van State ligt, ook nog bij de Europese Commissie worden genotificeerd in verband met de technische voorschriften die het besluit bevat. Vooralsnog is de verwachting dat de windturbinebepalingen begin 2025 worden vastgesteld. In de nota van toelichting bij het Ontwerpbesluit windturbines leefomgeving staat dat de normen op 1 juli 2025 in werking treden.

Wij volgen hierin de landelijke normen (inclusief de ontwerpwindturbinebepalingen). Aanvullend daarop passen wij het zogenoemde ‘ALARA-principe’ toe. ALARA staat voor “As low as reasonably achievable”. Dit wil zeggen dat de milieuhinder door windturbines zo veel moet worden beperkt als redelijkerwijs mogelijk is.

3.5.2 Standaardwaarden en grenswaarden

In onze criteria spreken we over standaardwaarden en grenswaarden. Naast deze waarden is het relevant om tevens te kijken naar absolute toename van o.a. geluid als indicatie bij de planvorming van windturbines. Het bevoegd gezag dient bij de beoordeling hier rekening mee te houden.

Een standaardwaarde geeft een situatie aan die toereikend wordt geacht. Onder deze waarde kan nog wel hinder optreden, maar er is dan geen nader onderzoek of afweging nodig. Wanneer aan de standaardwaarde is voldaan, gelden geen belemmeringen omdat dan voldoende bescherming tegen hinder wordt geboden. Gemotiveerd kan worden afgeweken van de standaardwaarden tot aan de grenswaarde. De grenswaarde geeft het beschermingsniveau aan dat in ieder geval bereikt en in stand gehouden moet worden (basisbeschermingsniveau). Dit biedt het bevoegd gezag ruimte om lokaal een goede afweging te kunnen maken van economische en maatschappelijke belangen, zoals bescherming van de leefomgeving van inwoners en duurzame energiedoelstellingen.

3.5.3 Geluid

Als windturbines draaien, produceren ze elektriciteit én geluid. In het belang van o.a. de volksgezondheid zijn en worden afspraken gemaakt over de hoeveelheid geluid die windturbines mogen veroorzaken. Deze normstellingen zijn o.a. tot stand gekomen op basis van de verschillende eigenschappen van het geluid van een windturbine. Ervaring van dit geluid door mens en natuur is uiteraard persoonsgebonden en afhankelijk van diverse factoren. Het gaat hierbij o.a. over het aerodynamische geluid van de snel door de lucht zoevende rotorbladen en het afbuigen van de wind langs de mast. Het karakter van het geluid is niet impulsachtig, omdat kortstondige verhogingen relatief beperkt zijn. Uit o.a. RIVM-studies van 2021 blijkt dat hinder optreedt door windturbinegeluid. Voor andere gezondheidseffecten zijn de resultaten van gerenommeerd wetenschappelijk onderzoek niet eenduidig.

Geluidsnormen worden uitgedrukt in dB Lden en dB Lnight. Lden staat voor Level day, evening, night, ofwel het tijdgewogen jaargemiddelde geluidsniveau in de dag, de avond en de nachtperiode. ’s Avonds geldt er een correctie van +5 dB en ‘s nachts van +10 dB. Er is gekozen voor deze weging om recht te doen aan de omstandigheden. ’s Avonds en ’s nachts zijn mensen vaker in rust, is het omgevingsgeluid minder, maar waait het vaak harder. Daarom wegen de avond en de nachtperiode zwaarder mee dan de dagperiode. Lnight is het jaargemiddelde geluidsniveau in de nachtperiode.

In het verleden gold een grenswaarde van 47 dB Lden en 41 dB Lnight voor geluidsgevoelige objecten (zoals woningen). In de ontwerpwindturbinebepalingen is dit aangescherpt tot een standaardwaarde van 45 dB Lden en 39 dB Lnight en een grenswaarde van 47 dB Lden en 41 dB Lnight. Vanwege de bijzondere aard van het gebied waarin windturbines zijn beoogd, stellen wij afwijkende geluidnormen vast.

De toepassing en beoordeling hiervan ligt bij provincie Overijssel als bevoegd gezag. Onder ‘criteria’ nemen we een criterium op voor ‘geluid’.

3.5.4 Slagschaduw

Als gevolg van het draaien van de windmolens kunnen bewegende schaduwen ontstaan die doorgaans als hinderlijk worden ervaren. Dit noemt men slagschaduw.

Conform het ‘oude’ Activiteitenbesluit Milieubeheer (nu Besluit activiteiten leefomgeving) gold de norm dat op de gevel van een woning niet meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten per dag slagschaduw kan optreden. Aan de hand van rekenmethodes is van tevoren vast te stellen op welke dagen en op welk moment van de dag een slagschaduw kan optreden. Of de slagschaduw ook echt optreedt op de voorspelde dagen, hangt af van de volgende punten:

  • -

    is het op die dagen onbewolkt?;

  • -

    draait de turbine op dat moment of staat het stil? Bijvoorbeeld door een lage windsnelheid, stilstandvoorziening of onderhoud;

  • -

    waait de wind (precies) uit de richting waar de zon staat? De oppervlakte van de schaduw die de windturbine maakt is dan het grootst.

In de ontwerpwindturbinebepalingen is de norm voor slagschaduw aangescherpt tot een grenswaarde van maximaal 6 uur per jaar en maximaal 20 minuten per dag. Het is mogelijk om de slagschaduwduur nog verder te beperken door middel van een stilstandvoorziening. Dit gaat ten koste van de opbrengst van het windpark. Vaak is deze opbrengstderving van een dergelijke stilstandvoorziening echter gering. Onder ‘criteria’ nemen we een criterium op voor ‘slagschaduw’.

3.5.6 Obstakelverlichting

Moderne windturbines hebben ’s nachts rode lampen aan staan. Deze obstakelverlichting is wettelijk verplicht vanwege de veiligheid van het vliegverkeer voor alle windturbines die een tiphoogte van 150 meter of hoger hebben en in sommige situaties voor windturbines die een lagere tiphoogte hebben. Deze lampen zijn tot op grote afstand te zien en omwonenden, natuur, bezoekers en gebruikers van een gebied kunnen overlast van ervaren.

Er bestaan verschillende technische oplossingen die al in het buitenland (met name Duitsland) succesvol worden toegepast. Uitgangspunt is dat de lichten 's avonds (buiten de daglichtperiode) en ’s nachts uitstaan en alleen branden als een vliegtuig of helikopter wordt gedetecteerd in de nabijheid van het windturbineproject. Zodra een vliegtuig in de buurt is gaan de lichten tijdelijk aan totdat het vliegtuig voorbij is gevlogen. De meest toegepaste techniek is op basis van transponders. Elk vliegtuig (dat buiten de daglichtperiode vliegt) is verplicht een transponder te hebben die een signaal uitzendt. Bij een windturbineproject wordt dan een ontvanger geïnstalleerd die het signaal van de transponder opvangt en de lichten aanzet. Er zijn ook systemen op basis van (passieve) radar. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) toetst elk afzonderlijk systeem voor elk windturbineproject. Onderdeel van deze toets is een lokale vliegtest. Afhankelijk van de technische instellingen en de hoeveelheid vliegbewegingen in de buurt is de verwachting dat de lampen 75-97% van de tijd uitstaan. Onder ‘criteria’ nemen we een criterium op voor ‘obstakelverlichting’.

3.5.7 Transparantie van grondstoffen

Zowel tijdens de bouw van de windturbine(s), aanleg van benodigde infrastructuur als bij het verwijderen van de windturbines (met bijbehoren) worden grondstoffen gebruikt of komen (grond)stoffen vrij.

In de vergunningsfase eisen we bij de initiatiefnemer transparantie te bieden over gebruikte en vrijkomende (grond)stoffen.

Het bevoegd gezag dient lokaal wettelijk benodigde compensatie ten behoeve van o.a. stikstofuitstoot te laten plaatsvinden. Onder ‘criteria’ nemen we een criterium op voor ‘transparantie van grondstoffen’.

3.5.8 Ruimtelijke inpassing

Windturbines hebben impact op het landschap en zijn zichtbaar in het landschap. Ook heeft een windturbine impact op de waterhuishouding en grondslag (ook wel genoemd: het abiotisch systeem) in het plangebied.

De provincie Overijssel heeft met haar aanscherping in het voorgenomen windbeleid en Provinciaal Programma Energie maatregelen genomen rondom clustering en maximalisering van windenergie in Overijssel. Onder ‘criteria’ nemen we een criterium op voor ‘ruimtelijke inpassing’.

3.5.9 Projectparticipatie

Projectparticipatie gaat over het betrekken van de omgeving en relevante belangenorganisaties bij het concretiseren van een project. Deze participatie bestaat o.a. uit het voeren van een gebiedsproces vanuit het actief informeren van inwoners, overige belanghebbenden, belangenorganisatie(s) en het ophalen van input over het concrete project, bijvoorbeeld via inspraakavonden of het inrichten van klankbordgroepen of adviesraden.

Met een gebiedsproces het proces bedoeld waarbij voor belanghebbenden rondom het beoogde windturbineproject medezeggenschap is georganiseerd en geborgd bij de verdere ontwikkeling ervan. Bij belanghebbenden denken we aan direct omwonenden én ondernemers, grondeigenaren, natuur- en milieuorganisaties, energiecoöperaties, de gemeente en andere belanghebbenden. Doel hiervan is om, zo veel als per project mogelijk, rekening te houden met belangen die spelen rondom het windturbineproject.

Middels een gebiedsproces, dat samenloopt met de verschillende ontwikkelfases van een windpark, worden belanghebbenden gaandeweg inhoudelijk meegenomen in de (kennis)ontwikkeling van windontwikkeling. Hierdoor hebben belanghebbenden medezeggenschap bij de ontwikkeling op die momenten dat zij de meeste invloed kunnen uitoefenen, namelijk wanneer de keuzes gemaakt worden. Zo kunnen belanghebbenden bijvoorbeeld hun mening uiten over de landschappelijke inpassing van de windturbines en gezamenlijk besluiten wat mogelijk is om wensen van belanghebbenden te realiseren.

Daarnaast biedt het gebiedsproces een stevige basis om de 50% lokaal eigendom goed te kunnen organiseren. Dit gaat het beste wanneer belanghebbenden (zoals een energiecoöperatie of een lokale belangenorganisatie) van begin af aan mee kunnen ontwikkelen en niet pas na realisatie een windturbineproject kunnen overnemen van de ontwikkelaar. In de nadere ontwikkelingsfase is er immers nog de meeste keuzevrijheid om het windturbineproject vorm te geven. Onder ‘criteria’ nemen we een criterium op voor ‘projectparticipatie’.

3.5.10 Omgevingsovereenkomst

Om de inbreng van belanghebbenden te borgen en de uitkomsten van het gebiedsproces mee te kunnen wegen bij de besluitvorming, vinden wij het noodzakelijk dat de resultaten van het gebiedsproces vastgelegd worden in een document: de Omgevingsovereenkomst. De Omgevingsovereenkomst wordt gesloten tussen de initiatiefnemer(s), gemeente, provincie en een onafhankelijke vertegenwoordiging van de omgeving.

In een omgevingsovereenkomst beschrijven we de door partijen tijdens het gebiedsproces gemaakte afspraken met een toelichting vanuit de betrokken belanghebbenden. Het is niet waarschijnlijk dat alle belanghebbenden het eens worden over alle aspecten van het windturbineproject, maar er wordt wel over alle aspecten een inhoudelijk gesprek gevoerd. Dit wordt vastgelegd in notulen van de bijeenkomsten en uiteindelijk in de omgevingsovereenkomst. Het bevoegd gezag legt de omgevingsovereenkomst naast de omgevingsvergunningaanvraag om te toetsen of de initiatiefnemers ook daadwerkelijk de overeengekomen aspecten hebben opgenomen in het plan.

Aspecten die worden vastgelegd in de omgevingsovereenkomst zijn ten minste:

  • -

    ruimtelijke inpassing;

  • -

    vormen van lokale compensatie eisen en wensen;

  • -

    bredere gebiedsontwikkeling gekoppeld aan het windpark;

  • -

    afspraken rondom hinderreductie (geluid, slagschaduw, licht);

  • -

    afspraken over betrokkenheid belanghebbenden tijdens exploitatiefase;

  • -

    financiële participatie;

  • -

    gebiedsfonds;

  • -

    borging lokale betrokkenheid/zeggenschap.

Onder ‘criteria’ nemen we een criterium op voor ‘omgevingsovereenkomst’.

3.5.11 Financiële participatie en lokaal eigendom

Vanuit het landelijk Klimaatakkoord en de RES Twente wordt ingezet op het streven naar minimaal 50% lokaal eigendom van een windturbineproject. Ook provincie Overijssel hanteert dit streven van 50% lokaal eigendom en heeft in haar Provinciaal Programma Energie eisen opgenomen hoe dit vormgegeven moet worden. Wij sluiten ons aan bij het streven van 50% lokaal eigendom en de gestelde eisen uit het Provinciaal Programma Energie met een inspanningsverplichting. Voor de concrete invulling van de definitie van lokaal eigendom hanteren een aanvullend criterium. Deze is opgenomen onder ‘criteria’.

3.5.11.1 Lokaal eigendom

We zien dat lokaal eigendom kan bijdragen aan een betere maatschappelijke acceptatie bij de realisatie van een windturbineproject. Eigenaarschap van belanghebbenden onder de noemer ‘niet alleen de lasten, maar ook de lusten’ vraagt vaak om samenwerking met een lokale (mede)ontwikkelaar. Dit kan zijn in de vorm van een lokale energiecoöperatie (rol daarvan zie 3.5.12).

Het gaat bij lokaal eigendoom om ‘maatschappelijke winst’. Niet alleen in geld uit te drukken, maar ook in kwaliteit van omgeving, landschaps- of natuurherstel of het creëren van maatschappelijke meerwaarde op diverse thema’s.

Sommige zaken kunnen en moeten aan de voorkant van een windturbineproject helder geregeld en georganiseerd zijn. Andere zaken moeten bij de concrete planvorming nader ingevuld worden. Afspraken hierover worden vastgelegd in o.a. de Omgevingsovereenkomst (zie 3.5.10). Hoe deze zaken geregeld en georganiseerd kunnen worden staat in de “Handreiking Lokaal Eigendom in Twente” d.d. januari 2022.

Lokaal eigendom betekent dat inwoners, ondernemers en andere belanghebbenden collectief (geheel of gedeeltelijk) eigenaar zijn van de installatie van een windturbineproject. Dit is meestal in de vorm van een energiecoöperatie of dorpscoöperatie. Zij hebben hierdoor zeggenschap over het concretiseren van het windturbineproject, inclusief (een deel van) de opbrengsten. Eigenaarschap houdt ook in dat het collectief ook een financieel risico loopt.

De gemeente hecht veel waarde aan het waarborgen dat een installatie in eigendom en daadwerkelijk in handen van de lokale gemeenschap blijft. De Raad van State heeft op 2 mei 2018 bepaald dat iedereen die binnen een straal van 10x de tiphoogte van een windturbine woont belanghebbende is. Gezien deze bepaling én de ligging van het zoekgebied aan de noordkant van de gemeente Haaksbergen, behoren ook inwoners en andere belanghebbenden van de gemeente Enschede tot belanghebbenden.

Mede gezien de samenstelling van het gebied ten aanzien van wonen, werken, recreëren en toerisme is het van belang dat niet alleen inwoners zeggenschap kunnen krijgen over een ontwikkeling. Mensen met een vaste vakantiewoning of kampeerplaats moeten ook kunnen deelnemen.

3.5.12 Rol van een coöperatie

Een coöperatie heeft de verantwoordelijkheid om de lokale belangen te behartigen, leden te werven en bij te dragen aan het verbreden en versterken van acceptatie en draagvlak voor de ontwikkeling. Hierbij is het van belang dat belanghebbenden in gelijke omstandigheden een gelijke behandeling krijgen. Onder ‘criteria’ nemen we een criterium op.

3.5.13 Gebiedsfonds

Het is belangrijk dat de lusten en de lasten van windenergie eerlijk verdeeld zijn. Om te zorgen dat lokale inwoners en andere belanghebbenden die de grootste impact van de windturbines ervaren, zeggenschap houden over de opbrengsten, wordt verwacht van een initiatiefnemer dat deze een omgevingsfonds, in deze beleidsnota gebiedsfonds genoemd, inricht waar de directe omgeving zeggenschap over heeft. Onder ‘criteria’ nemen we een criterium op voor ‘gebiedsfonds’.

3.5.14 Realiseerbaar

Met realiseerbaar bedoelen we dat de aanleg én inwerkingtreding van windturbine(s) na het doorlopen van de benodigde planvorming en beoordelingen, ook gerealiseerd wordt. Voor de gemeente is het belangrijk om te kunnen vertrouwen dat een windturbineproject ook daadwerkelijk realiseerbaar is, voordat de vergunning wordt verleend.

We weten dat er sprake is van netcongestie. Dit betekent dat de vraag naar transport van elektriciteit (zowel bij de aanbieder als de afnemer) groter is dan de transportcapaciteit van het net. Op dit moment worden o.a. door de netbeheerder miljarden investeringen gedaan om hier oplossingen voor aan te leggen. Onder ‘criteria’ nemen we een criterium op voor ‘realiseerbaar’.

3.5.15 Criteria

1.Geluid

  • 1.

    De landelijke ontwerpwindturbinebepalingen betreffen een standaardwaarde van 45 dB Lden en 39 dB Lnight en een grenswaarde van 47 dB Lden en 41 dB Lnight. Ons beleid met betrekking tot de geluidnormen is als volgt:

    • a.

      zo lang de ontwerpwindturbinebepalingen vigerend zijn, stellen wij de maximum geluidnormen 3 dB lager vast, wat resulteert in een standaardwaarde van overdag 42 dB Lden en ’s nachts 36 dB Lnight en een grenswaarde van overdag 44 dB Lden en ’s nachts 38 dB Lnight;

    • b.

      wanneer de definitieve landelijke windturbinebepalingen in werking zijn getreden en niet hoger zijn dan de ontwerpbepalingen, stellen wij de maximum geluidnormen 3 dB lager vast dan zoals genoemd in die definitieve landelijke bepalingen, wat geldt voor zowel de standaard- als de grenswaarde voor zowel overdag (Lden) als ’s nachts (Lnight);

    • c.

      wanneer de definitieve landelijke windturbinebepalingen in werking zijn getreden en hoger zijn dan de ontwerpbepalingen, de maximum geluidnormen 3 dB lager zijn dan zoals genoemd in de landelijke ontwerpbepalingen, wat geldt voor zowel de standaard- als de grenswaarde voor zowel overdag (Lden) als ’s nachts (Lnight).

  • 2.

    Het bevoegd gezag draagt zorg voor een minimale aanvullende geluidsbelasting op NNN gebieden om natuur te beschermen tegen geluidshinder.

  • 3.

    Bevoegd gezag, gemeente en ontwikkelaar maken afspraken over de wijze van geluidsmonitoring voorafgaand aan inwerkingtreding van een windturbineproject (zie 3.4).

2.Slagschaduw

  • a.

    Voor slagschaduw hanteren we de standaardwaarde van praktisch 0 uur slagschaduw per jaar en de grenswaarde van 6 uur per jaar en maximaal 20 minuten per dag (zie 3.1.1). Hiermee beperken we de hinder van slagschaduw. Het streven is de slagschaduw te beperken tot 0 uur.

  • b.

    Bevoegd gezag, gemeente en ontwikkelaar maken afspraken over de wijze van monitoring voorafgaand aan inwerkingtreding van een windturbineproject (zie 3.4).

3.Obstakelverlichting

  • a.

    Voor windturbines in Haaksbergen wordt naderingsdetectie ten aanzien van obstakelverlichting toegepast. Ten aanzien van natuur is het streven om een systeem toe te passen dat geen tot een zo minimaal mogelijke invloed op de natuur veroorzaakt.

  • b.

    De gekozen toepassing wordt door ILT goedgekeurd.

4.Transparantie van grondstoffen

  • a.

    De initiatiefnemer maakt het gebruik van bouwmaterialen en grondstoffen inzichtelijk en geeft tevens de mogelijke (grond)stoffen aan welke vrij kunnen komen tijdens de bouw-, gebruiks- en opruimfase.

  • b.

    Het ALARA-principe (zie 3.5.1) wordt toegepast. Dit betekent dat de milieuhinder door windturbines zo veel moet worden beperkt als redelijkerwijs mogelijk is.

  • c.

    Initiatiefnemer levert voor start bouw van een windturbine een plan aan waarin

    • a.

      is opgenomen op welke wijze met de vrijkomende materialen c.q. (grond)stoffen wordt omgegaan bij einde levensduur. Denk hierbij o.a. aan aspecten rondom verwijderen en recyclen van de onderdelen van de windturbine.

    • b.

      is opgenomen op welke wijze door initiatiefnemers in financiële zekerheid is voorzien ten behoeve van het opruimen ten tijde van einde levensduur van de windturbine(s).

5.Ruimtelijke inpassing

  • a.

    Het bevoegd gezag dient noodzakelijke natuurcompensatie lokaal (in Haaksbergen) in te vullen. Onder noodzakelijke natuurcompensatie wordt verstaan: aanzienlijke gevolgen die optreden ten aanzien van het abiotische en biotische systeem ter plaatse van de te ontwikkelen windturbine.

  • b.

    Lopende gebiedsopgaven zoals het voltooien van NNN en Provinciaal Programma Landelijk gebied worden niet onnodig beperkt door windinitiatieven.

  • c.

    De ruimtelijke inpassing van windturbines accentueert het bestaande landschap en landschapspatroon.

  • d.

    Initiatiefnemer participeert proactief met omwonenden en belanghebbenden over een landschappelijk inrichtingsplan. Hierbij wordt gebruikgemaakt van verbeeldingen. De ontwikkelaar draagt de kosten van deze participatie.

  • e.

    Indien de voet van de windturbine zichtbaar is in de openbare ruimte zonder dat alternatieven voorhanden zijn, gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de transformatorkast wordt in de mast geïntegreerd;

    • b.

      er worden zo min mogelijk hekwerken om de turbine geplaatst;

    • c.

      de verharding voor beheerwegen e.d. wordt geminimaliseerd;

    • d.

      de funderingsplaat wordt weggewerkt in de ondergrond.

  • f.

    In beginsel is de kleur van de mast, de rotorbladen en de gondel wit en zijn er geen markeringen op de bladen. Wensen voor groene markeringen aan de onderkant van de mast kunnen worden betrokken in de projectparticipatie en verdere uitwerking van het landschapsplan.

  • g.

    De initiatiefnemers halen bij de planvorming via projectparticipatie de aanvullende wensen vanuit het gebied of andere belangenorganisaties op (zie 3.5.9). Afspraken die hieruit voortvloeien landen in de Omgevingsovereenkomst (zie 3.5.10) of in het landschapsplan.

  • h.

    Initiatiefnemer draagt bij de vergunningsaanvraag voor de plaatsing van windturbines zorg voor een inrichtingsplan waarin de ruimtelijke inpassingsaspecten onder 3.5.15, 5, a-g zijn betrokken.

6.Projectparticipatie

  • a.

    De initiatiefnemer geeft vorm aan een gebiedsproces waarin medezeggenschap over het concretiseren van het project wordt geborgd, conform de omschrijving in 3.5.9 en conform het gestelde in het Provinciaal Programma Energie.

  • b.

    Initiatiefnemer stelt voor het gebiedsproces een participatieplan op en legt deze ter goedkeuring voor aan het bevoegd gezag en de gemeente Haaksbergen.

  • c.

    Het participatieplan beschrijft de mogelijke realisatie van de vormen van lokale compensatie (zoals benoemd in deze beleidsnota). Initiatiefnemer heeft hierover afstemming met relevante belangenorganisaties.

7.Omgevingsovereenkomst

  • a.

    Het gebiedsproces wordt vastgelegd in een omgevingsovereenkomst. De omgevingsovereenkomst gaat ten minste in op de volgende onderwerpen:

    • -

      ruimtelijke inpassing;

    • -

      vormen van lokale compensatie eisen en wensen;

    • -

      bredere gebiedsontwikkeling gekoppeld aan het windpark;

    • -

      afspraken rondom hinderreductie (geluid, slagschaduw, licht);

    • -

      afspraken over betrokkenheid belanghebbenden tijdens exploitatiefase;

    • -

      financiële participatie;

    • -

      gebiedsfonds;

    • -

      borging lokale betrokkenheid/zeggenschap.

  • b.

    De omgevingsovereenkomst wordt vastgesteld in overleg met initiatiefnemer, coöperatie, gemeente, provincie en mogelijke belanghebbenden.

  • c.

    De omgevingsovereenkomst wordt als bijlage onderdeel van de anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer, het bevoegd gezag en de gemeente.

8.Financiële participatie en lokaal eigendom

  • a.

    Wij hanteren, in afwijking van de minimale norm van 1500 meter zoals opgenomen in het Provinciaal Programma Energie, de norm van 10x de tiphoogte van de windturbine voor de cirkel van belanghebbenden.

  • b.

    Belanghebbenden van het windturbineproject binnen een straal van 10x de tiphoogte van ten minste één van de windturbines, worden als eerste in de gelegenheid gesteld in het windturbineproject te investeren. Indien voornoemde investeringsronde niet voldoende kapitaal oplevert om de ontwikkeling van het windturbineproject te financieren, wordt de investeringsmogelijkheid tevens opengesteld aan potentiële investeerders buiten de straal van 10x de tiphoogte van de windturbine.

  • c.

    Onder belanghebbende wordt een ieder verstaan die een sociaal en/of economische relatie heeft binnen de straal van 10x de tiphoogte van de windturbine.

9.Rol van een coöperatie

  • a.

    Een coöperatie die zich aan de ontwikkeling van het windturbineproject verbindt, biedt belanghebbenden de mogelijkheid te participeren onder gelijke voorwaarden.

  • b.

    De informatievoorziening is gelijk richting belanghebbenden, ongeacht in welke gemeente ze wonen.

  • c.

    De door initiatiefnemer gesloten overeenkomsten met de daarin genoemde rechten en verplichtingen gelden als kettingbeding, hetgeen betekend dat de initiatiefnemer verplicht is deze verplichtingen bij elke gehele of gedeeltelijke overdracht van het initiatief bij wijze van kettingbeding aan zijn rechtsopvolger(s) dan wel beperkt zakelijk gerechtigde(n) op te leggen en te bedingen ten behoeve van de gemeente.

  • d.

    Initiatiefnemer draagt de rechten en verplichtingen die worden gesloten in de geldende overeenkomsten niet zonder toestemming van de provincie en gemeente over aan een derde partij met uitzondering van een andere rechtspersoon binnen de organisatie van de initiatiefnemer en op voorwaarde dat de overnemende partij tot de geldende overeenkomsten als partij toetreedt.

  • e.

    Initiatiefnemer neemt de verplichting op in de te sluiten overeenkomsten dat uitspraken en uitgangspunten, zoals opgenomen in deze beleidsnota en andere geldende beleidskaders, na een eventuele overdracht van aandelen of een aandelenfusie waarbij initiatiefnemer betrokken is, in stand en afdwingbaar blijven.

  • f.

    Iedereen die een sociaal en/of economische relatie heeft binnen de bij 3.5.11 genoemde afstand tot het windturbineproject, moet de mogelijkheid krijgen om lid te kunnen worden van de coöperatie.

10.Gebiedsfonds

  • a.

    Conform de Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land, komt tenminste € 0,50 per opgewekte MWh ten goede aan het gebiedsfonds.

  • b.

    Initiatiefnemer maakt tijdens de procesparticipatie afspraken met de omgeving over de (besluitvorming over de) besteding van dit het gebiedsfonds. Hierbij kan gedacht worden aan directe financiële compensatie van omwonenden, andere belanghebbenden, investeringen in lokale maatschappelijke doelen of projecten in de leefomgeving.

  • c.

    De inrichting van het gebiedsfonds wordt opgenomen in een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en bevoegd gezag.

  • d.

    Het gebiedsfonds wordt beheerd door een onafhankelijke partij, niet zijnde de initiatiefnemer(s), gemeente of provincie. Bij voorkeur wordt een onafhankelijke stichting (niet zijnde de initiatiefnemer(s)) beheerder van het gebiedsfonds. De invulling hiervan vindt plaats tijdens de projectparticipatie.

11.Realiseerbaar

  • a.

    Initiatiefnemer heeft voldoende kennis en ervaring in huis en is in staat het project tot uitvoering te brengen en/of betrekt zo nodig derde partijen met voldoende expertise.

  • b.

    De grondovereenkomsten zijn ondertekend bij aanvang van het windinitiatief.

  • c.

    Initiatiefnemer maakt afspraken met de netbeheerder over de aansluiting van het windpark voorafgaand aan de realisatie.

  • d.

    Een windturbine dient uiterlijk één jaar na realisatie aangesloten te kunnen worden op het elektriciteitsnet. Initiatiefnemer toont dit aan door middel van een schriftelijke offerte van de netbeheerder en/of een schriftelijk en ondertekend positief advies van de netbeheerder.

  • e.

    Initiatiefnemer deelt de gemaakte afspraken tussen de initiatiefnemer en de afnemer(s) van de elektriciteit met het bevoegd gezag als onderdeel van de vergunningaanvraag dan wel tijdens het proces van besluitvorming over de vergunningaanvraag maar vóór besluitvorming over de vergunningaanvraag.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 29 mei 2024

R. Meinen

griffier

mr. drs. R.G. Welten

burgemeester


Noot
1

Voor het vaststellen van een projectbesluit geldt de projectprocedure van afdeling 5.2 Omgevingswet en hoofdstuk 5 Omgevingsbesluit

Noot
5

ECLI:NL:RVS:2021:1395

Noot
6

DGKE-WO / 21177649, 6 juli 2021