Regeling vervalt per 31-12-2027

Subsidieregeling jeugdparticipatie Den Haag 2024

Geldend van 13-07-2024 t/m 30-12-2027

Intitulé

Subsidieregeling jeugdparticipatie Den Haag 2024

Toelichting

Alle jeugdigen in Den Haag moeten de mogelijkheid hebben om kansrijk op te groeien en zich, ook buiten schooltijd, te vermaken, te ontwikkelen en in contact te komen met leeftijdsgenoten en stadsgenoten. Zo kan iedereen van jongs af aan iedereen in de stad op een zinvolle manier kan participeren en jeugdigen ontdekken waar ze goed in zijn, wat ze kunnen bereiken en kunnen betekenen voor een ander. Met deze subsidieregeling worden activiteiten gericht op jeugdparticipatie ondersteund.

De Subsidieregeling jeugdparticipatie Den Haag 2024 volgt de Subsidieregeling jeugdparticipatie 2023 op en maakt het mogelijk om voor twee jaar subsidie aan te vragen voor activiteiten gericht op jeugdparticipatie die jaarrond worden uitgevoerd. Daarnaast is er de mogelijkheid om voor kortlopende activiteiten een subsidie aan te vragen.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

gelet op artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020,

besluit vast te stellen de navolgende Subsidieregeling jeugdparticipatie Den Haag 2024:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- actuele ontwikkeling:

gebeurtenis die recent heeft plaatsgevonden of op korte termijn plaats zal vinden, die een belangrijke invloed heeft op dagelijks leven van de jeugdigen waarvoor de aanvrager activiteiten organiseert; 

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020; 

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht; 

- cofinanciering:

bijdrage die een aanvrager met eigen financiële middelen of middelen in natura, financiële middelen van derden of middelen in natura alsmede subsidie van derden levert aan de kosten die verbonden zijn aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

- college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag; 

- jeugdige:

inwoner van Den Haag in de leeftijdscategorie van 4 tot en met 27 jaar; 

- jeugdparticipatie:

de betrokkenheid en actieve deelname van jeugdigen aan besluitvorming en activiteiten die van invloed zijn op hun leven en hun gemeenschap;

- kosten van overhead:

alle kosten die naar oordeel van het college niet direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van activiteiten als bedoeld in artikel 1.4; 

- maatschappelijke

betrokkenheid van

jeugdigen:

bewuste en actieve deelname aan de samenleving, middels vrijwillige inzet van een jeugdige voor het welzijn van anderen op stads-, wijk- of buurtniveau; 

- spelactiviteiten:

georganiseerde activiteiten, niet zijnde sportactiviteiten, die gericht zijn op het ontwikkelen van talenten en vaardigheden van jeugdigen, die de onderlinge samenwerking tussen jeugdigen bevorderen en die grotendeels plaatsvinden in of gericht zijn op de natuur; 

- talentontwikkeling:

het versterken van aanwezige positieve eigenschappen van jeugdigen middels buitenschoolse activiteiten; 

- vakantieactiviteiten:

activiteiten die plaatsvinden in de door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgestelde schoolvakanties;

- vrijwilliger:

een persoon die activiteiten voor jeugdigen organiseert of begeleidt zonder dat er sprake is van een (betaalde) dienstbetrekking, niet zijnde een stagiair.  

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 2:1, 3:1 en 4:1 bedoelde activiteiten.

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is het leveren van een bijdrage aan jeugdparticipatie, zorgen voor verbinding van jeugdigen onderling en met de stad en het stimuleren van maatschappelijke betrokkenheid onder jeugdigen.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is dat alle jeugdigen op een zinvolle manier kunnen participeren en ontdekken waar ze goed in zijn, wat ze kunnen bereiken en kunnen betekenen voor een ander.

Artikel 1:4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 1:5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, 3:1 en 4:1.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. vrijwilligersvergoedingen;

    b. de kosten die gemaakt worden voor de waardering van vrijwilligers die meer bedragen dan € 17.50 per vrijwilliger per jaar tot een maximum van € 5.900,- per aanvraag;

    c. de kosten voor overhead die meer bedragen dan 15% van de kosten van de subsidiabele activiteiten;

    d. onvoorziene kostenposten;

    e. de eventuele restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur;

    f. de BTW over de gesubsidieerde kosten;

    g. kosten voor activiteiten die in aanmerking komen voor financiering vanuit andere gemeentelijke of niet gemeentelijke regelingen;

    h. kosten voor activiteiten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling of anderszins zijn gesubsidieerd.

Artikel 1:6 Indexatie

  • 1.

    Verleende subsidies op grond van hoofdstuk 2 en 3 worden met ingang van 1 januari 2026 geïndexeerd voor het kalenderjaar 2026.

  • 2.

    Indexatie vindt plaats ten aanzien van het deel van de subsidie dat nog niet als voorschot is uitgekeerd, en op de grondslag van het in het voorafgaande jaar geïndexeerd bedrag.

  • 3.

    Als indexatiegrondslag geldt de in het jaar van vaststelling van de indexatie door de Rijksoverheid gepubliceerd Meicirculaire gemeentefonds, overeenkomstig de volgende indicatoren en wegingsfactoren:

    a. loonvoet overheid (60%);

    b. prijs bruto overheidsinvesteringen (20%); en

    c. prijs materiele overheidsconsumptie (20%).

Hoofstuk 2 Bevorderen ontmoeting, talentontwikkeling en maatschappelijke betrokkenheid jeugdigen

Artikel 2:1 Activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten gericht op ontmoeting, en het bevorderen van talentontwikkeling en maatschappelijke betrokkenheid, waarbij geldt dat de activiteiten van structurele aard zijn, in groepsverband plaatsvinden, voor jeugdigen in de leeftijdscategorie van 12 tot en met 27 jaar worden georganiseerd en een bereik hebben van jeugdigen in minimaal 3 stadsdelen.

Artikel 2:2 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvrager:

  • a. maximaal € 75.000,- voor het kalenderjaar 2025; en

    b. maximaal € 75.000,- voor het kalenderjaar 2026.

Artikel 2:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt maximaal € 1.000.000,-, waarvan:

    a. maximaal € 500.000,- voor het kalenderjaar 2025; en

    b. maximaal € 500.000,- voor het kalenderjaar 2026.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

Artikel 2:4 Wijze van verdelen

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen op grond van dit hoofdstuk die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in dit hoofdstuk kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager inzicht heeft in welke behoeften jeugdigen hebben om talenten te kunnen ontwikkelen en betrokken te kunnen zijn bij de maatschappij en dat de activiteiten aansluiten bij deze behoeften:

    1◦ goede aansluiting: 6 punten;

    2◦ redelijke aansluiting: 3 punten;

    3◦ weinig tot geen aansluiting: 0 punten;

    b. jeugdigen worden structureel betrokken bij het opzetten en uitvoeren van de activiteiten, wat blijkt uit welke rol de jeugdigen hebben en hoe de aanvrager ervoor gaat zorgen dat de jeugdigen actief betrokken worden bij het opzetten en uitvoeren van de activiteiten:

    1◦ zeer betrokken: 8 punten;

    2◦ betrokken: 4 punten;

    3◦ beperkt betrokken: 2 punt;

    4◦ niet betrokken: 0 punten;

    c. het aantal vrijwilligers dat betrokken is bij de uitvoering van de activiteiten, wat blijkt uit de verhouding tussen het aantal vrijwilligers en professionals die betrokken zijn bij de uitvoering van de activiteiten:

    1◦ meer dan 75% vrijwilligers ten opzichte van professionals: 4 punten;

    2◦ 50% tot 75% vrijwilligers ten opzichte van professionals: 2 punten;

    3◦ 25% tot 50% vrijwilligers ten opzichte van professionals: 1 punt;

    4◦ 25% of minder vrijwilligers ten opzichte van professionals: 0 punt;

    d. de aanvrager benadert de jeugdige op een wijze die aansluit op de behoefte van de jeugdige; dit blijkt uit de aanpak die de aanvrager gebruikt om de jeugdige op diverse en proactieve manieren te bereiken en de mate waarin de activiteiten voor de jeugdige zichtbaar en vindbaar zijn:

    1◦ de kans is groot dat met de beschreven aanpak de jeugdige wordt bereikt: 6 punten;

    2◦ de kans is redelijk dat met de beschreven aanpak de jeugdige wordt bereikt: 3 punten;

    3◦ de kans is klein dat met de beschreven aanpak de jeugdige wordt bereikt: 0 punten;

    e. de aanvrager heeft een relevant netwerk en is in staat goed samen te werken met het netwerk om zo effectiever in samenhang de activiteiten uit te kunnen voeren;; dit blijkt uit de contacten van de aanvrager met partners die ook werken met de jeugdigen, de mate waarin de onderlinge kennisdeling en doorverwijzing bij die contacten voorop staat en de actieve wijze waarop de aanvrager invulling geeft aan de samenwerking met die contacten:

    1◦ het netwerk en de samenwerking zijn bovengemiddeld: 6 punten;

    2◦ het netwerk en de samenwerking zijn gemiddeld: 3 punten;

    3◦ het netwerk of de samenwerking is onvoldoende: 0 punten;

    f. de activiteiten zijn gericht op ontmoeting tussen jeugdigen met een zo groot mogelijke diversiteit, zoals culturele achtergrond, socio-economische status, onderwijsvorm en woonwijk. Dit blijkt uit de beschrijving hoe de aanvrager voor een zo groot mogelijke diversiteit in deelnemers van de activiteiten gaat zorgen:

    1◦ de kans is groot dat aan de activiteiten een grote diversiteit van jeugdigen deelneemt: 6 punten;

    2◦ de kans is redelijk dat aan de activiteiten een grote diversiteit van jeugdigen deelneemt: 3 punten;

    3◦ de kans is klein dat aan de activiteiten een grote diversiteit van jeugdigen deelneemt: 0 punten;

    g. de aanvrager beschikt over cofinanciering; dit blijkt uit de mate waarin de activiteiten uit andere middelen dan deze subsidie worden gefinancierd:

    1◦ de cofinanciering bedraagt 50% of meer: 3 punten;

    2◦ de cofinanciering bedraagt tussen de 25 en 50%: 2 punten;

    3◦ de cofinanciering bedraagt tussen minder dan 25%: 0 punt.

  • 3.

    Een aanvraag waaraan minder dan 12 punten zijn toegekend komt niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen meer is dan het vastgestelde subsidieplafond, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond in artikel 2:3 bereikt is.

  • 5.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het vijfde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 2:5 Subsidietijdvak

Een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt ingediend voor beide kalenderjaren 2025 en 2026 gezamenlijk.

Artikel 2:6 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt ingediend voor het tweejarige subsidietijdvak, dat aanvangt op 1 januari 2025 en eindigt op 31 december 2026.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als BTW belaste ondernemer is aan te merken;

    b. een specificatie van verrekenbare en niet verrekenbare BTW;

    c. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als belastingplichtige is aan te merken;

    d. een onderbouwing van op welke wijze het aanbod het beoogde effect bereikt gaat worden;

    e. een toelichting van de acties die worden ingezet ten behoeve van deskundigheidsbevordering van medewerkers.

  • 3.

    Indien de aanvrager meer dan € 100.000,- subsidie per kalenderjaar aanvraagt legt deze tevens over:

    a. het meest recente jaarverslag, de meest recente jaarrekening, de liquiditeitsratio en de solvabiliteitsratio, alsmede de meest recente balans niet ouder dan twee jaar;

    b. een risicoanalyse op organisatieniveau en op activiteitenniveau van de risico’s verbonden aan de uitvoering van de activiteiten voor de duur van de subsidieperiode.

  • 4.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college vastgestelde digitale aanvraagformulier en het begrotingsformat.

Artikel 2:7 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de ASV wordt een aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk ingediend vanaf inwerkingtreding van deze regeling tot en met 27 augustus 2024.

Artikel 2:8 Beslistermijn

Het college beslist, in afwijking van artikel 10, eerste lid van de ASV voor aanvragen op grond van dit hoofdstuk uiterlijk op 6 november 2024.

Hoofstuk 3 Vakantieactiviteiten

Artikel 3:1 Activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor vakantieactiviteiten, waarbij geldt dat de activiteiten:

  • a. met minimaal 25% vrijwilligers wordt uitgevoerd;

    b. aantoonbaar toegankelijk is voor jeugdigen uit alle stadsdelen van Den Haag;

    c. voor jeugdigen in de leeftijdscategorie van 4 tot 15 jaar wordt georganiseerd; en

    d. een minimaal bereik heeft van 500 jeugdigen.

Artikel 3:2 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt per aanvrager:

  • a. maximaal € 125.000,- voor het kalenderjaar 2025; en

    b. maximaal € 125.000,- voor het kalenderjaar 2026.

Artikel 3:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt maximaal € 722.000,-, waarbij:

    a. maximaal € 361.000,- voor het kalenderjaar 2025; en

    b. maximaal € 361.000,- voor het kalenderjaar 2026.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

Artikel 3:4 Wijze van verdelen

  • 1.

    Het college brengt een rangschikking aan in de aanvragen op grond van dit hoofdstuk die in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen bedoeld voor activiteiten in dit hoofdstuk kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager inzicht heeft in welke behoeften jeugdigen hebben voor de invulling van vakantieactiviteiten:

    1◦ goede aansluiting: 6 punten;

    2◦ redelijke aansluiting: 3 punten;

    3◦ weinig tot geen aansluiting: 0 punten;

    b. jeugdigen worden structureel betrokken bij het opzetten en uitvoeren van de activiteiten, wat blijkt uit welke rol de jeugdigen hebben en hoe de aanvrager ervoor gaat zorgen dat de jeugdigen actief betrokken worden bij het opzetten en uitvoeren van de activiteiten:

    1◦ zeer betrokken: 8 punten;

    2◦ betrokken: 4 punten;

    3◦ beperkt betrokken: 2 punt;

    4◦ niet betrokken: 0 punten;

    c. er zijn zo veel mogelijk vrijwilligers betrokken bij de uitvoering van de activiteiten. Dit blijkt uit de verhouding tussen het aantal vrijwilligers en professionals die betrokken zijn bij de uitvoering van de activiteiten :

    1◦ meer dan 75% vrijwilligers ten opzichte van professionals: 4 punten;

    2◦ meer dan 50% vrijwilligers ten opzichte van professionals: 2 punten;

    3◦ 25% tot 50% vrijwilligers ten opzichte van professionals: 1 punt;

    4◦ 25% of minder vrijwilligers ten opzichte van professionals: 0 punt;

    d. de aanvrager benadert de jeugdige op een wijze die aansluit op de behoefte van de jeugdige; dit blijkt uit de aanpak die de aanvrager gebruikt om de jeugdigen op diverse en proactieve manieren te bereiken en de mate waarin de activiteiten voor de jeugdigen zichtbaar en vindbaar zijn:

    1◦ de kans is groot dat met de beschreven aanpak de jeugdige wordt bereikt: 6 punten;

    2◦ de kans is redelijk dat met de beschreven aanpak de jeugdige wordt bereikt: 3 punten;

    3◦ de kans is klein dat met de beschreven aanpak de jeugdige wordt bereikt: 0 punten;

    e. aan de activiteiten neemt een groot aantal jeugdigen deel:

    1◦ meer dan 2.000 jeugdigen nemen deel aan de activiteiten: 3 punten;

    2◦ meer dan 1.000 jeugdigen nemen deel aan de activiteiten: 2 punten;

    3◦ meer dan 500 jeugdigen nemen deel aan de activiteiten: 1 punt;

    f. de activiteiten zijn gericht op ontmoeting tussen jeugdigen met een zo groot mogelijke diversiteit, zoals culturele achtergrond, socio-economische status, onderwijsvorm en woonwijk. Dit blijkt uit de beschrijving hoe de aanvrager voor een zo groot mogelijke diversiteit in deelnemers van de activiteiten gaat zorgen:

    1◦ de kans is groot dat aan de activiteiten een grote diversiteit van jeugdigen deelneemt: 6 punten;

    2◦ de kans is redelijk dat aan de activiteiten een grote diversiteit van jeugdigen deelneemt: 3 punten;

    3◦ de kans is klein dat aan de activiteiten een grote diversiteit van jeugdigen deelneemt: 0 punten;

    g. de aanvrager beschikt over cofinanciering; dit blijkt uit de mate waarin de activiteiten uit andere middelen dan deze subsidie worden gefinancierd:

    1◦ de cofinanciering bedraagt 50% of meer: 3 punten;

    2◦ de cofinanciering bedraagt tussen de 25 en 50%: 2 punten;

    3◦ de cofinanciering bedraagt minder dan 25%: 0 punt.

  • 3.

    Een aanvraag komt alleen voor subsidie in aanmerking als daaraan minimaal 12 punten zijn toegekend.

  • 4.

    Wanneer het totaalbedrag van de te honoreren aanvragen meer is dan het vastgestelde deelplafond, honoreert het college de aanvragen in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond in artikel 3:3 bereikt is.

  • 5.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het vijfde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 3:5 Subsidietijdvak

Een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt ingediend voor beide kalenderjaren 2025 en 2026 gezamenlijk.

Artikel 3:6 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt ingediend voor het tweejarige subsidietijdvak dat aanvangt op 1 januari 2025 en eindigt op 31 december 2026.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als BTW belaste ondernemer is aan te merken;

    b. een specificatie van verrekenbare en niet verrekenbare BTW;

    c. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als belastingplichtige is aan te merken;

    d. een onderbouwing van de effectiviteit van het aanbod ;

    e. een toelichting van de acties die worden ingezet ten behoeve van deskundigheidsbevordering van medewerkers.

  • 3.

    Indien de aanvrager meer dan € 100.000,- subsidie per kalenderjaar aanvraagt legt deze tevens over:

    a. het meest recente jaarverslag, de meest recente jaarrekening, de liquiditeitsratio en de solvabiliteitsratio, alsmede de meest recente balans niet ouder dan twee jaar;

    b. een risicoanalyse op organisatieniveau en op activiteitenniveau van de risico’s verbonden aan de uitvoering van de activiteiten voor de duur van de subsidieperiode.

  • 4.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college vastgestelde digitale aanvraagformulier en het begrotingsformat.

Artikel 3:7 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de ASV, wordt een subsidie op grond van dit hoofdstuk ingediend in de periode vanaf inwerkingtreding van deze regeling tot en met 20 augustus 2024.

Artikel 3:8 Beslistermijn

Het college beslist, in afwijking van artikel 10, eerste lid van de ASV voor aanvragen op grond van dit hoofdstuk uiterlijk op 30 oktober 2024.

Hoofdstuk 4 Eenmalige jeugdactiviteiten

Artikel 4:1 Activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor eenmalige jeugdactiviteiten die bijdragen aan de doelstelling van deze regeling en aansluiten bij actuele ontwikkelingen in de stad.

Artikel 4:2 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt maximaal € 7.500,- per aanvraag, per aanvrager per kalenderjaar.

Artikel 4:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond voor activiteiten op grond van dit hoofdstuk bedraagt maximaal € 50.000,- per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit wijzigen.

Artikel 4:4 Wijze van verdelen

  • 1.

    Honorering van aanvragen op grond van dit hoofdstuk die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4.5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld.

Artikel 4:5 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als BTW belaste ondernemer is aan te merken;

    b. een specificatie van verrekenbare en niet verrekenbare BTW;

    c. een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger als belastingplichtige is aan te merken.

  • 2.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college vastgestelde digitale aanvraagformulier en het begrotingsformat.

  • 3.

    In afwijking van artikel 9, tweede lid van de ASV wordt een aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk ingediend:

    a. voor activiteiten in 2025 vanaf 6 november 2024 tot uiterlijk 8 weken voor de aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    b. voor activiteiten in 2026 vanaf 6 november 2025 tot uiterlijk 8 weken voor de aanvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 4.6 Beslistermijn

Het college beslist in afwijking van artikel 10, tweede lid van de ASV binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

Hoofdstuk 5 Weigeringsgronden

Artikel 5:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als het van oordeel is dat:

  • a. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die reeds in voldoende mate worden uitgevoerd door anderen of anderszins gefinancierd zijn;

    b. het niet aannemelijk is dat de activiteiten zullen worden georganiseerd zoals deze zijn beschreven in de aanvraag;

    c. de hoogte van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet evenredig is tot het doel van deze subsidieregeling;

    d. uit de aanvraag blijkt dat de organisatie van de aanvrager naar gangbare bedrijfseconomische principes financieel ongezond is of de financiële continuïteit dan wel de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager onzeker is;

    e. de kwaliteit van de beoogde activiteiten, de kwaliteit van de medewerkers of de kwaliteit van de organisatie van de aanvrager niet of onvoldoende geschikt is om voldoende bij te dragen aan de beleidsdoelstellingen;

    f. de aanvrager niet of onvoldoende in staat is om de activiteiten naar behoren uit te voeren of de rechtsvorm van de organisatie van de aanvrager niet geschikt is om de activiteiten te verwezenlijken waarvoor subsidie is aangevraagd.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen en betalingen

Artikel 6:1 Verplichtingen en betalingen

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 12, 13 en 14 van de ASV geldt de verplichting dat de vrijwilligers die jeugdigen begeleiden beschikken over een verklaring omtrent gedag (VOG).

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen die bijdragen aan het bevorderen van:

    a. social return;

    b. duurzaamheid;

    c. inclusie;

    d. diversiteit;

    e. de toegankelijkheid voor mensen met een beperking.

Artikel 6:2 Bevoorschotting

  • 1.

    Bevoorschotting van subsidieverleningen op grond van hoofdstuk 2 en 3 vindt plaats op de volgende wijze:

    a. subsidies tot en met € 100.000,-: 100% van de verleende subsidie in twee gelijke termijnen die in januari 2025 en in januari 2026 worden uitbetaald;

    b. subsidies boven € 100.000,-: 100% van de verleende subsidie in 24 gelijke maandelijkse termijnen, startend in januari 2025.

  • 2.

    Bij subsidieverleningen op grond van hoofdstuk 4 wordt 100% bevoorschot.

Hoofdstuk 7 Tussentijdse verantwoording

Artikel 7.1 Indieningstermijn tussentijdse verantwoording

  • 1.

    Gedurende de looptijd van het subsidietijdvak wordt voor subsidies die zijn verleend op grond van hoofdstuk 2 en 3 een tussentijdse verantwoording afgelegd uiterlijk 30 april 2026 over het jaar 2025 en uiterlijk 30 april 2027 over het jaar 2026.

  • 2.

    Aanvullend op de jaarlijkse tussentijdse verantwoording, wordt ook verantwoording afgelegd op 31 januari 2026.

Artikel 7.2 Wijze van tussentijdse verantwoording

  • 1.

    Bij de tussentijdse verantwoording als bedoeld in artikel 7.1 worden de volgende stukken ingediend:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid van de ASV; en

    c. een verklaring dat de verantwoording juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door de burgemeester en wethouders vastgesteld model.

  • 2.

    Onverminderd de vereisten in artikel 17, vierde lid van de ASV bevat het inhoudelijke verslag inzicht in de effectiviteit van de activiteiten en de ervaring van de jeugdigen, ouders en opvoeders.

  • 3.

    Onverminderd de vereisten in artikel 17, vijfde lid van de ASV bevat het financieel verslag een toelichting op de afwijkingen groter dan 10% op de hoofdposten van de begroting.

Hoofdstuk 8 Eindverantwoording en vaststelling na verlening

Artikel 8.1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

  • 1.

    In afwijking van artikel 17, eerste lid van de ASV dient de subsidieontvanger waaraan de subsidie is verleend op grond van hoofdstuk 2 en 3 de aanvraag tot vaststelling uiterlijk 30 april 2027 in.

  • 2.

    In afwijking van artikel 17, eerste lid van de ASV dient de subsidieontvanger waaraan subsidie is verleend op grond van hoofdstuk 4 de aanvraag tot vaststelling uiterlijk 12 weken na afronding van de activiteiten in.

Artikel 8.2 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling voor subsidies verleend op grond van hoofdstuk 2 en 3 bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk eindverslag over beide subsidiejaren 2025 en 2026 tezamen conform artikel 17, vierde lid van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag over beide subsidiejaren 2025 en 2026 tezamen conform artikel 17, vijfde lid van de ASV;

    c. een bestuursverklaring of directieverklaring dat de verantwoording juist en volledig is volgens het door burgemeester en wethouder vastgestelde model;

    d. een toelichting op eventuele discrepanties tussen de tussentijdse verantwoordingstukken en de eindverslagen en eindverantwoording;

    e. als een verleende subsidie zonder indexatie meer bedraagt dan € 100.000,- per kalenderjaar, een controleverklaring over het financieel eindverslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijke eindverslag met het financieel eindverslag verenigbaar is en geen materiele afwijkingen bevat.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kan worden volstaan met een inhoudelijk en financieel eindverslag over het kalenderjaar 2026 als het op grond van artikel 7.1 ingediende inhoudelijke en financieel verslag over het kalenderjaar 2025 naar het oordeel van het college juist en volledig is

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling voor subsidies verleend op grond van hoofdstuk 4 bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid van de ASV; en

    c. een bestuursverklaring of directieverklaring dat de verantwoording juist en volledig is volgens het door burgemeester en wethouders vastgesteld model.

  • 4.

    Het inhoudelijk verslag bedoeld in het eerste en derde lid bevat:

    a. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de gerealiseerde activiteiten;

    b. een beknopte beschrijving van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten. Uit de beschrijving moet blijken of en in hoeverre aan de subsidievoorschriften is voldaan;

    c. een beknopte beschrijving van de mate waarin de in de verleningsbeschikking opgenomen doelstellingen zijn gehaald, of in welke mate ze hieraan hebben bijgedragen;

    d. indien doelstellingen of resultaten (deels) niet zijn gerealiseerd geeft het verslag de redenen daarvoor.

  • 5.

    Het financieel verslag als bedoeld in het eerste en derde lid bevat:

    a. een overzicht van inkomsten en uitgaven die aansluiten bij de posten in de begroting;

    b. een toelichting op afwijkingen groter dan 10% van de hoofdposten van de begroting.

Hoofstuk 9 Overige bepalingen

Artikel 9.1 Hardheidsclausule

Het college kan een of meerdere artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van artikel 1.3 voor zover toepassing ervan gelet op het belang van het doel van deze regeling leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 9.2 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling uiterlijk 30 juni 2026.

Artikel 9.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Gemeenteblad en vervalt 31 december 2027.

Artikel 9.4 Intrekking

De Subsidieregeling jeugdparticipatie 2023 wordt ingetrokken.

Artikel 9.5 Overgangsrecht

De bepalingen van de Subsidieregeling jeugdparticipatie 2023 blijven van kracht voor de tijdvakken waarvoor zij hebben gegolden.

Artikel 9.6 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling jeugdparticipatie Den Haag 2024.

Den Haag, 9 juli 2024

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Ilma Merx

de burgemeester,

Jan van Zanen