Beleidskader Jeugdhulp Zuid-Limburg 2024-2028

Geldend van 13-07-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidskader Jeugdhulp Zuid-Limburg 2024-2028

Voorwoord

Veel mensen die werken in de jeugdzorg doen dat vanuit een bewuste keuze om te werken aan een betere jeugdzorg. Om ervoor te zorgen dat de jeugdige zich optimaal ontwikkelt.

Sinds 2015 ligt de coördinatie van de jeugdzorg bij de gemeente. In Zuid-Limburg pakken gemeenten die taak samen op in de Jeugdhulpregio Zuid-Limburg. De meeste jeugdigen groeien gezond, veilig en kansrijk op.

Het is echter een opgave van ons allemaal om alle jeugdigen zo goed mogelijk te ondersteunen in hun ontwikkeling. We zijn immers allemaal een kind geweest met unieke ervaringen.

Of we zijn zelf ouder, een broer of zus, een oom of tante, een opa of oma van een jeugdige.

Allemaal hebben we wel ervaringen met jeugdigen en ouders die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Het belangrijkste daarbij is dat we echt luisteren naar wat zij te vertellen hebben, wat zij nodig hebben om hun perspectief te bereiken. Dat luisteren doen we samen, overal waar een vraag gesteld wordt. We verleggen in de komende periode de blik van integraal werken in de jeugdzorg naar integraal (samen)werken met de omgeving, zoals het onderwijs, GGD, de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en welzijn.

Samen luisteren en verbinden omdat we ons er samen sterk voor maken om iedere jeugdige een perspectief op de toekomst te bieden!

Samenvatting

De 16 Zuid-Limburgse gemeenten delen een ambitie: alle jeugdigen in onze regio groeien gezond, veilig en kansrijk op. Dit gezamenlijke beleidskader schetst de ontwikkelopgaven waar de gemeenten in Zuid-Limburg voor staan.

Daarbij is de missie “Ik ben wie ik wil zijn en waar ik wil zijn!”. In de visie ‘Het label eraf!’ gaat het erom dat de jeugdige centraal staat.

Zorg en ondersteuning stemmen we zoveel mogelijk af op de jeugdige en zijn/haar ouder(s) en wordt zo dichtbij mogelijk geboden in de vertrouwde omgeving, passend bij de behoefte van de jeugdige. De meeste jeugdigen groeien gezond, veilig en kansrijk op zonder hulp en ondersteuning van de Jeugdwet. Beschermende factoren zorgen dat het goed met hen gaat.

Deze beschermende factoren willen we samen met jeugdigen en ouders versterken. Zo sluiten wij aan bij de leefwereld en is deze leidend in al ons handelen. Gelijke kansen en mee kunnen doen in de samenleving voor iedereen.

Voor het realiseren van deze ambitie is het belangrijk dat we de verbinding maken en houden met de landelijke ontwikkelingen zoals de Hervormingsagenda. In de regio Zuid-Limburg leggen wij nadrukkelijk deze verbindingen alsook de verbinding met onze eigen regionale ambities op andere terreinen, zoals trendbreuk.

De gemeenten werken samen om de zorg voor de jeugd te organiseren. We stellen gezamenlijk de kaders op, waarbij ruimte is voor “couleure locale”. Zo kopen de gemeenten Heerlen, Landgraaf en Voerendaal zelf de ambulante jeugdhulp in. De samenwerkingsstructuur in Zuid-Limburg, met alle afspraken tussen gemeenten onderling en met zorgaanbieders is uitgewerkt in de Regiovisie op governance.

Afgelopen beleidsperiode 2019-2022 is ingezet op normaliseren (o.a. ambulantisering en de doelgroeparrangementen), integraliteit (o.a. 1 integrale crisisdienst en 1 integraal contract voor de Gesloten en Intensief Klinische Jeugdhulp) en sturen op resultaat (ontwikkeling van het dashboard en prognosemodel). We zijn er echter nog niet, er liggen nog grote opgaven voor ons. Waar we de afgelopen periode vooral hebben ingezet op de ontwikkeling van jeugdzorg zelf, gaan we nu investeren in het brede systeem, over de domeinen heen, zodat de resultaten die we boeken blijvend zijn.

Deze ambitie is groot en we realiseren ons dat de wereld niet maakbaar is. Als we echter blijven doen wat we deden, krijgen we hetzelfde resultaat. Daarom zetten we de komende beleidsperiode 2024-2028 in op het centraal stellen van de jeugdige én de ouder(s). Het daadwerkelijk luisteren naar wat zij nodig hebben om op te groeien tot een volwassene die zelfredzaam is en kan meedoen in de maatschappij. Zij brengen hun eigen perspectief in kaart. Daaruit kan blijken dat soms ook géén jeugdzorg nodig is om dat perspectief te bereiken (normaliseren). Als wel jeugdzorg nodig is, dan doen we dat integraal met datgene wat er nog meer nodig is in het gezin.

En in relatie met de andere regionale ontwikkelingen als Trendbreuk, IZA en GALA (integraal). Tijdig en passend bij de vraag, in het onderwijs bij de knooppunten (eerder juiste hulp).

In partnerschap met onze aanbieders (sturen op resultaat).

De bovengenoemde doelen hebben we in onze contracten met de aanbieders opgenomen. Het is de bedoeling dat de inzet op deze doelen leidt tot specifieke resultaten op het gebied van Instroom, Uitstroom, Zorgduur, Recidive en Clienttevredenheid. Die opgave ligt echter niet alleen bij de jeugdzorg en de aanbieders, het is een brede maatschappelijke opgave van zowel intern binnen de gemeenten als extern bij onze stakeholders.

Een van de belangrijkste stakeholders is het onderwijs. In de ondersteuningsplannen van het onderwijs en in dit beleidskader is dezelfde spiegelparagraaf opgenomen. Zodat we gezamenlijk dezelfde kaders hebben vanwaar uit wij werken aan onze doelen. Dat gezamenlijke kader houdt in dat we onderwijs, jeugdzorg en het voorliggende veld zoveel mogelijk met elkaar verknopen. Wat we binnen en buiten schooltijd qua ondersteuning aan jeugdigen bieden, moet zoveel mogelijk op elkaar zijn afgestemd.

Het zijn immers dezelfde kinderen.

De kern is dat de samenhang tussen de drie levensdomeinen van de jeugdige centraal wordt gesteld. Thuis, daginvulling (kinderopvang/school/ werk) en vrije tijd vormen de inhoudelijke basis voor de ondersteuning, met normalisering en integraliteit als kompas.

De koers van dit beleidskader is niet in beton gegoten. De geschetste kaders zijn komende jaren continu onderwerp van een dialoog tussen gemeenten, zorgprofessionals, jeugdigen, ouders en andere belanghebbenden in het jeugdzorglandschap van Zuid-Limburg.

Wij willen in de komende beleidsperiode structurele participatie bevorderen door middel van een participatief traject. Samen staan we ervoor dat alle jeugdigen in onze regio gezond, veilig en kansrijk opgroeien!

1 Inleiding

De 16 Zuid-Limburgse gemeenten hebben een gedeelde ambitie: alle jeugdigen in onze regio groeien gezond, veilig en kansrijk op.

Iedere jeugdige kan zijn talenten ontwikkelen en zich ontplooien. Ouders 1 zijn in staat hun kind te ondersteunen in hun ontwikkeling die hoort bij het opgroeien. Daarbij staan de jeugdige en zijn ouders niet alleen. We investeren meer in de pedagogische civil society: het brede sociale netwerk en omgeving van de jeugdige en ouders. Deze ontwikkeling wordt steeds meer gedragen en samen zetten we ons ervoor in om deze ambitie te realiseren. Er zijn echter ook ouder(s) met een vraag over het opgroeien of opvoeden die een steuntje in de rug kunnen gebruiken.

Soms vraagt dat om gespecialiseerde ondersteuning en dan kan er sprake zijn van jeugdzorg2 . Elke jeugdige krijgt de jeugdzorg die de jeugdige ook feitelijk zorginhoudelijk nodig heeft.

Dit is de ambitie van de Zuid-Limburgse gemeenten. Het ideaal dat we nastreven.

Daarbij realiseren we ons dat de wereld niet maakbaar is, ook de jeugdzorg niet. We willen dat jeugdzorg beschikbaar blijft voor degene die kwetsbaar zijn. Als we nu hetzelfde blijven doen, verandert er echter niets en komt deze beschikbaarheid in gevaar.

Het gezamenlijke beleidskader schetst de ontwikkelopgaven waar de gemeenten in Zuid-Limburg voor staan. De opgaven zijn groot. We kunnen niet meer doorgaan op dezelfde voet, het aantal jeugdigen in jeugdzorg stijgt en ook de uitgaven nemen toe. Er is een nieuwe koers nodig. We hebben de nieuwe koers vertaald naar leidende principes met doelen. Vanwege de grote hoeveelheid aan opgaven hebben we een prioritering in de doelen aangebracht waar we vanuit de regio de focus op leggen. Daarbij geven de lokale gemeenten eigen invulling aan de uitvoering van deze doelen. De leidende principes zijn geformuleerd vanuit de missie en visie die wij gezamenlijk met onze partners uitdragen.

Missie “Ik ben wie ik wil zijn en waar ik wil zijn!”

Alle jeugdigen kunnen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen meedoen in de samenleving. Ouders zijn hiervoor eerstverantwoordelijk.

Visie ‘Het label eraf!’

Alle jeugdigen in Zuid-Limburg groeien gezond, veilig en kansrijk op. Gewoon en prettig opgroeien is de norm, waarbij iedere jeugdige de gelegenheid krijgt om zijn talenten te ontwikkelen en zich te ontplooien tot een zelfstandig leven in de samenleving. Ouders zijn in staat deze brede lichamelijke, psychologische, emotionele en sociale ontwikkeling in goede banen te leiden. Niet alleen door liefdevol op te voeden, maar ook door zelf ruimte te hebben om hun kinderen gelegenheid te bieden zich te ontwikkelen naar eigen mogelijkheden en voorkeuren. Het perspectief van de jeugdige is leidend en de mogelijkheden die hij/zij heeft om zich te ontwikkelen.

Het liefst zonder medische ‘labels’. We willen af van denken in hokjes. In plaats daarvan staat de jeugdige centraal, bekijken we wat hij of zij nodig heeft en waar hij of zij naartoe wil werken. Zoals zorgen voor een veilig thuis, zinvolle dag- en vrijetijdsbesteding. Daarom gaan we eerst in gesprek met de jeugdige en ouders, stellen we samen een plan op waarin de mogelijkheden en uitdagingen staan. Zorg en ondersteuning stemmen we zoveel mogelijk af op de jeugdige en zijn/haar ouder(s) en bieden we zo dichtbij mogelijk, in de vertrouwde omgeving, passend bij de behoefte van de jeugdige. De leefwereld van de jeugdige en zijn ouder(s) is leidend in al ons handelen. Gelijke kansen en mee kunnen doen in de samenleving zijn belangrijke speerpunten.

Verbinden, op een heldere en duidelijke wijze met leidende principes vanuit de regio en couleur locale voor de uitvoering.

Hervormingsagenda

De regionale plannen om komende jaren stappen te zetten in het structureel verbeteren van jeugdzorg sluiten aan bij de uitgangspunten van de landelijke Hervormingsagenda Jeugd.

Die schetst twee doelen voor de jaren 2024-2028, die de Zuid-Limburgse gemeenten onderschrijven:

  • 1.

    Betere en tijdige zorg en ondersteuning, op de juiste plek en wanneer dit nodig is.

  • 2.

    Een beheersbaar en daarmee duurzaam financieel houdbaar stelsel.

De landelijke Hervormingsagenda Jeugd schetst negen ontwikkelopgaven die ook hun weerslag hebben op Zuid-Limburg.

Daarom stellen we de looptijd van het voorliggende beleidskader gelijk aan die van de landelijke Hervormingsagenda (2024-2028).

De Hervormingsagenda benoemt ook de relatie met andere landelijke ontwikkelingen zoals het toekomstscenario kind- en jeugdbescherming, Integraal Zorg Akkoord (IZA), GALA, de onderwijs jeugd-agenda, arbeidsmarkt en huisvesting.

De afgelopen jaren hebben we ingezet op integraliteit van de jeugdzorg zelf en die ontwikkeling verschuift naar de integraliteit binnen het brede sociale domein. Deze ontwikkelingen zijn essentieel van invloed op de jeugdzorgbehoefte. De verbinding hiermee maken en houden is van belang voor het realiseren van de gestelde ambitie. Daarvoor leggen wij ook in onze regio meer nadrukkelijk deze verbindingen en ook de verbinding met trendbreuk.

Ontwikkelopgavenhervormingsagenda

  • 1.

    Afbakening reikwijdte van de jeugdhulpplicht

  • 2.

    Verbinding aanpalende domeinen zoals onderwijs, volwassen-GGZ en bestaanszekerheid

  • 3.

    Stevige lokale teams in verbinding met specialisten

  • 4.

    Zoveel mogelijk jeugdigen groeien thuis op of zo thuis mogelijk

  • 5.

    Kwaliteits- en effectiviteitsverbetering en blijvend leren

  • 6.

    Regionale samenwerking en landelijke contractering van specialistische zorg

  • 7.

    Eenvoudige uitvoering en inkoop, minder administratieve lasten en aanpak negatieve effecten marktwerking

  • 8.

    Inzicht in jeugdstelsel met uniforme data en monitoring

  • 9.

    Minder middelen gerichtinzetten

Vertaling naar regionaal

Veel landelijke denklijnen en ambities zijn al opgenomen in de nieuwe regionale contracten met zorgaanbieders. We sluiten langdurige contracten af met een beperkt aantal contractpartijen, om zo effectiever te kunnen sturen op inhoud en financiën. Normaliseren van hulpvragen en het integraal samenwerken tussen partijen staat bij deze nieuwe afspraken centraal.

Toekomstige ontwikkelingen die voortvloeien uit de Hervormingsagenda nemen we op in de jaarlijkse uitvoeringsplannen om hiermee de aansluiting te behouden, waarbij een afweging wordt gemaakt wat de prioriteit heeft.

Gemeenten regelen deze contracten met aanbieders samen en hebben hun samenwerking rondom de inkoop geformaliseerd in een centrumregeling, met Maastricht als centrumgemeente. De samenwerkingsstructuur van Zuid-Limburg, met alle afspraken tussen gemeenten onderling en met zorgaanbieders is uitgewerkt in de Regiovisie op governance.

De gemeenten Heerlen, Landgraaf en Voerendaal kopen de ambulante jeugdhulp apart in, de overige zorg wordt gezamenlijk ingekocht.

Vooruitlopend op dit beleidskader is de inkoop van de jeugdzorg in 2022/2023 al op basis van deze uitgangspunten ingekocht.

Samen verder ontwikkelen

Na het lezen van dit beleidskader is de inhoudelijke koers met de belangrijkste prioriteiten voor de komende vijf jaar duidelijk. Deze koers is niet in beton gegoten.

De geschetste kaders zijn komende jaren continu onderwerp van een dialoog tussen gemeenten, zorgprofessionals, jeugdigen, ouders en andere belanghebbenden in het jeugdzorglandschap van Zuid-Limburg. Naar aanleiding van deze dialoog worden aandachtspunten toegevoegd, aangepast, geprioriteerd en geëvalueerd op een manier die aansluit bij de leefwereld van jeugdigen. De kaders in dit beleidskader zijn dan ook een dynamisch geheel en vormen ons gezamenlijke kompas.

2 Waar staan we nu?

Dit hoofdstuk brengt in kaart waar we nu staan.

Welke ontwikkelingen zien we met betrekking tot de jeugdigen en het gebruik van jeugdzorg? Welke doelen hebben we in de afgelopen beleidsperiode 2019-2022 gerealiseerd en welke niet? En waar staan we nu?

2.1 Jeugdzorgregio in cijfers

Terugkijkend op de periode 2017-2022 zijn er de volgende ontwikkelingen als het gaat om het aantal jeugdigen met jeugdzorg.

Qua leeftijd gaat het om jeugdigen van 0 t/m 22 jaar in verband met de verlengde Jeugdwet en het betreft alle jeugdzorg inclusief de jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Regio Zuid-Limburg

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Aantal inwoners

600.037

599.025

597.368

597.184

594.254

594.047

Aantal inwoners 0-22jaar (peildatum 1 januari)

131.465

130.299

128.874

128.330

127.092

127.016

Aantal jeugdigen met jeugdzorg

13.860

14.720

15.030

15.015

15.817

15.045

Aandeel jeugdigen met jeugdzorg in Zuid-Limburg

10,5%

11,3%

11,7%

11,7%

12,4%

11,8%

Landelijk aandeel jeugdigen met jeugdzorg

9,4%

9,7%

10%

9,8%

10,6%

10,5%

  • *

    Bron: CBS statline. Voorlopige cijfers

Het aandeel jeugdigen met jeugdzorg in de regio Zuid-Limburg blijft over de verschillende jaren heen ongeveer 2% hoger dan het landelijk gemiddelde. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat dit deels te verklaren is door objectieve bevolkingskenmerken (armoede, ouders met psychische problematiek, eenouderhuishoudens in de bijstand). Maar een volledige verklaring is nog steeds niet voorhanden, zoals ook ons vorige beleidskader aangaf.

Het aandeel jeugdzorg varieert sterk tussen de individuele gemeenten, zoals de volgende figuur toont. De lokale gemeenten hebben zelf in beeld hoe het verschil met betrekking tot hun gemeente te verklaren is.

Onderstaand figuur betreft het percentage jeugdigen van 0 t/m 22 jaar die gebruik maken van jeugdzorg (dus incl. Jeugdbescherming en jeugdreclassering en jeugdigen die vallen onder de verlengde jeugdwet).

afbeelding binnen de regeling

  • *

    Bron: CBS Jeugdzorg 2022. Voorlopige cijfers

Segmenten

De jeugdzorg in de regio Zuid-Limburg is in het afgelopen jaar opnieuw ingekocht. Dat gebeurde in verschillende segmenten. Voor een uitleg van deze segmenten verwijzen we u naar de definitielijst. Per 1/7/2022 is Gesloten Intensieve Klinische Jeugdhulp (GIKJ) gestart. De segmenten wonen, crisis en ambulant zijn per 1/1/2023 ingekocht. De ambulante jeugdzorg is voor 13 gemeenten in Zuid-Limburg ingekocht.

Daarnaast subsidiëren we de gecertificeerde instellingen om de kinderbeschermingsmaatregelen uit te voeren. In onderstaand overzicht staat de 0-meting weergegeven van het aantal jeugdigen per 31-12-2022 van deze segmenten3 . Deze 0-meting vormt de basis van ons dashboard waarmee we de ontwikkelingen en onze beleidsdoelen monitoren. De uitleg van de begrippen zijn opgenomen in de definitielijst.

Dashboard

Aantal instroom

Aantal Stapeling

Aantal doorstroom

Aantal recidive

Aantal hernieuwde instroom

Aantal uitstroom

Ambulant

2.214

2.539

2.660

822

1.155

3.645

Wonen

260

28

812

35

84

195

GIKJ

105

2

137

16

26

130

Crisis

Nvt

Nvt

Nvt

Nvt

Nvt

Nvt

2.2 Financiële ontwikkeling van de jeugdzorgregio

Het financieel kader van de jeugdhulp staat al jaren onder druk. Ook de Commissie van wijzen geeft aan dat de gemeenten structureel te weinig middelen ontvangen voor de uitvoering van de taken. Deze constatering leidt tot een toekenning van structureel extra middelen onder voorwaarde van de Hervormingsagenda. Het Rijk, de VNG en de ketenpartners hebben samen uitgewerkt welke inhoudelijke doelen er gerealiseerd moeten worden om te komen tot een houdbaar zorgstelstel voor de jeugdhulp. Daarbij oordeelt een deskundigencommissie over het behalen van de doelstellingen in relatie tot de financiële middelen. De extra Rijksmiddelen zijn volgens het objectief verdeelmodel toegerekend aan de gemeenten en zijn opgenomen in het cluster jeugd. Dit cluster omvat een breder pakket dan de regionaal ingekochte jeugdhulp. Het is niet mogelijk om op dit moment een vergelijking te maken tussen de ontvangen middelen per gemeente en de uitgaven op het niveau van Zuid-Limburg omdat elke gemeente beleidsvrijheid heeft inzake de besteding van de middelen. In 2024 zal een nieuw objectief verdeelmodel jeugd opgesteld worden.

2.3 Jeugdzorgregio in ontwikkeling

In het vorige beleidskader hebben we de volgende prioriteiten gesteld:

  • Integraal

  • Normaliseren

  • In control

  • Sturen op resultaat

Om een bijdrage aan deze doelen te leveren is in de afgelopen periode ingezet op normaliseren door de doorontwikkeling van de methodiek 1G1P1R, het stimuleren van de inzet van praktijkondersteuners en de ambulantisering binnen de GGZ-sector om minder verblijf en meer ambulant mogelijk te maken. Ook de verschuiving van begeleiding naar het voorliggend veld is bevorderd, evenals de doelgroeparrangementen binnen het speciaal onderwijs. Daarnaast is ingezet op het versterken van de pleegzorg en worden oorzaken van break-ups onderzocht. Verblijf wordt en is al deels anders ingericht.

We stimuleren kleinschaligheid, daar waar we binnen budgettair kader van het segment wonen blijven, net als in de buurt en integraal werken over schotten heen van problematiek, leeftijd en soort hulp (daar waar dat kan).

De grootste gecertificeerde instelling is financieel gezond en er zijn duidelijke afspraken gemaakt.

Dit behoeft wel blijvende monitoring. Tot slot hebben we ook geïnvesteerd in integraliteit door

1 integrale crisisdienst te contracteren waarbij de verblijfsduur aanmerkelijk is verkort en 1 integraal contract af te sluiten voor de Gesloten en Intensief Klinische Jeugdhulp (GIKJ). Een dashboard en prognosemodel zijn ontwikkeld en daarnaast is een pilot uitgevoerd om meer ervaringen op te doen hoe we beter op resultaten kunnen sturen.

We zien ook nog een aantal knelpunten.

Deze hebben betrekking op dat er onvoldoende gekeken wordt naar het perspectief van de jeugdige, er nog onvoldoende wordt samengewerkt, er te veel zorg gestapeld wordt vanuit verschillende wetten, maar ook binnen de Jeugdwet en dat er nog onvoldoende wordt uitgegaan van de mogelijkheden van de jeugdige en zijn ouder(s).

We zijn er dus nog niet, er liggen nog grote opgaven voor ons. Waar we de afgelopen periode vooral hebben ingezet op de ontwikkeling van jeugdzorg zelf, gaan we nu investeren in het brede systeem, over de domeinen heen, zodat de resultaten die we boeken, blijvend zijn.

Ouders zijn en blijven zelf in staat om voor hun kinderen te zorgen. Het volgende hoofdstuk gaat hier verder op in.

“We investeren in het brede systeem, over de domeinen heen, zodat de resultaten die we boeken, blijvend zijn.”

3 Wat willen we bereiken?

In de beleidsperiode 2024-2028 stellen we de jeugdige én de ouder(s) centraal. Het daadwerkelijk luisteren naar wat zij nodig hebben om op te groeien tot een volwassene die zelfredzaam is en kan meedoen in de maatschappij. Zij brengen hun eigen perspectief in kaart. Daaruit kan ook blijken dat er géén jeugdzorg nodig is om dat perspectief te bereiken. Als wel jeugd- zorg nodig is, dan doen we dat integraal met datgene wat er nog meer nodig is in het gezin. Tijdig en passend bij de vraag. Met goede kwalitatieve jeugdzorg die ook effectief is. Al deze onderwerpen komen aan bod in dit hoofdstuk onder de doelen: normaliseren, eerder juiste hulp, integraal en sturen op resultaat. Daarbij geven we ook aan wat prioriteit heeft in deze beleidsperiode en welke opgaven nu niet prioritair worden opgepakt op het niveau van de jeugdhulpregio.

Pas wanneer jeugdzorg minder nodig wordt gemaakt, daalt het gebruik

3.1 Normaliseren

Normaliseren betekent dat we praten over wat normaal is in de ontwikkeling van een kind en in het opvoeden en opgroeien. Om onnodig labelen te voorkomen is het belangrijk dat we met elkaar het gesprek hierover voeren. Onze inspanningen richten zich daarom op het mogelijk maken dat jeugdigen en ouders op eigen kracht opvoed- en opgroeiproblemen aan kunnen. De meeste ouders kunnen dit zelf of vanuit hun sociale netwerk.

De leefomgeving van de jeugdige staat hierbij centraal. We zetten in op het versterken van deze leefomgeving en het sociale netwerk, zodat er een balans is tussen de draaglast en draagkracht.

Daarbij merken we wel op dat dit niet voor iedereen mogelijk is. Het uitgangspunt is dat we doen wat nodig is en daarbij denken in mogelijkheden.

“Ik mag fouten maken en van mijn fouten leren en wordt daarbij geholpen door mijn omgeving.”

De ontwikkelopgaven

Hieronder beschrijven we de ontwikkelopgaven van de komende beleidsperiode aan de hand van onze leidende principes. De leidende principes zijn: ik zit aan het stuur, er wordt naar mij geluisterd en eerst kijken wat gebruikelijke zorg is. Dit is niet volledig, er is ruimte voor (andere/nadere) invulling samen met jeugdige, ouders en andere partners om de koers verder te bepalen. Deze leidende principes geven daarbij een richting, een eerste aanzet als het ware.

3.1.1Een andere manier van het gesprek voeren (Ik zit aan het stuur)

  • Perspectief jeugdige centraal stellen

Vanaf het eerste moment dat jeugdigen/ouders of anderen contact met ons zoeken met een hulpvraag, gaan wij in gesprek. Dat gesprek voeren we vanuit een open houding, samen verkennend naar wat er speelt. We staan naast jeugdigen en ouders in het zoeken naar wat er speelt en wat er kan. Deze basis van partnerschap is voor onze professionals bij elk contact het uitgangspunt van het gesprek dat met ouders en jeugdigen wordt gevoerd. Om dit te kunnen is het nodig dat wij onze professionals faciliteren in het kunnen aannemen van deze houding: een luisterende houding.

Voor iedere jeugdige en zijn ouder(s) is helder verwoord wat het perspectief is en waar naartoe wordt gewerkt (ook als dat langdurige ondersteuning bij het behoud van kwaliteit van leven omhelst). Daarbij is beschreven welke interventies worden ingezet om dit perspectief te bereiken. Het gesprek over wat we zien als een ‘normaal’ perspectief voor de jeugdige en zijn ouder(s) in hun specifieke situatie staat hierbij centraal.

“Ik word gezien en gehoord en krijg de hulp die aansluit bij mijn toekomstperspectief.”

3.1.2Wederzijds vertrouwen tijdens het gesprek (Er wordt naar mij geluisterd)

  • Informele steun bevorderen

  • Structurele cliëntparticipatie borgen

  • Bevorderen van ervaringsdeskundigheid

We borgen dat de jeugdige centraal wordt gesteld in onze regio en stimuleren aanbieders en toegangen in het werken met persoonlijke vertrouwenspersonen van jeugdigen. In onze contractering hebben we de positie van deze vertrouwenspersoon/mentor geborgd: elke jeugdige heeft recht op deze persoon die een gelijkwaardige positie inneemt in het ronde tafel overleg.

Om de jeugdigen en ouders meer te betrekken en toe te werken naar de luisterende houding die we willen aannemen is het van belang dat we inzetten op cliëntparticipatie en ervaringsdeskundigheid (zie hoofdstuk 4 Participatie).

“Ik weet bij wie ik terecht kan, dit is iemand uit mijn directe omgeving.”

“We gaan met elkaar in gesprek over wat tot het normale leven behoort.”

3.1.3 Ondersteunen daar waar nodig (We kijken eerst naar wat gebruikelijke zorg is)

  • Het dialoog voeren

  • Het bepalen van de reikwijdte

We gaan met elkaar (gemeenten, jeugdigen, ouders, aanbieders) in gesprek over wat tot een normale ontwikkeling en tot normale uitdagingen in het leven behoort.

Hierbij zoeken we ondersteuning van de VNG.

We zetten in op de ondersteuning van ouders en onderwijs bij het oppakken van hun eigen verantwoordelijkheden in het opvoeden en opgroeien van jeugdigen. We gaan hiervoor het gesprek aan met ouders en onderwijs om te achterhalen wat maakt dat zij zich handelings- verlegen voelen of ondersteuning vanuit de jeugdzorg nodig hebben. De draagkracht en draaglast van het gezin wordt daarbij onderzocht. We sluiten aan bij de ervaren problematiek, versterken de beschermende factoren en zijn tegelijkertijd kritisch op de oplossingsrichting. Deze ligt niet prioritair in de jeugdzorg.

Daarnaast gaan we beter sturen op de afspraken. Wij willen kwalitatief goede zorg kunnen bieden aan die kwetsbare gezinnen en jeugdigen die niet zonder ondersteuning op een veilige manier kunnen functioneren. Dit betekent dat we onder andere gaan werken aan:

  • Een afbakening van de jeugdzorg conform de landelijke afspraken uit de Hervormingsagenda jeugd. Dit betekent dat wij met de gemeentelijke toegangen en verwijzers (GI, medische route) een intensieve dialoog aangaan over wat tot het normale leven behoort. Hierbij sluiten we aan bij de landelijke maatschappelijke dialoog.

  • Risico inschatting wordt onderdeel van ieder verzoek om ondersteuning conform de uitgangspunten van de Hervormingsagenda. De inschatting wordt met de samenwerkingspartners zoals de GGD opgepakt. We sluiten aan bij Geweld In afhankelijkheidsrelaties (GIA). Wij zetten geen jeugdzorg in als de veiligheid van de jeugdige niet in het geding is en het perspectief is dat deze veiligheid ook niet in het geding gaat zijn. De lokale toegangen en andere verwijzers bieden we de mogelijkheid om kennis te verwerven op welke manier je kunt stoppen met inzetten van jeugdzorg als geen ontwikkelingsbedreiging voor de jeugdige (meer) speelt.

3.1.4Normaliseren samengevat

Het doel normaliseren en de bijbehorende leidende principes zijn in onderstaande bloem gevisualiseerd. De prioriteit bij normaliseren ligt op het perspectief van de cliënt centraal stellen en het vormgeven en goed behouden van cliëntparticipatie. Dat laatste hebben we in de nieuwe contracten met aanbieders geborgd. Dit betekent dat bepaalde thema’s (die niet donkeroranje zijn gekleurd) nu niet prioritair worden opgepakt op het niveau van de jeugdhulpregio. Bepaalde thema’s worden getemporiseerd en pas later opgepakt of lenen zich meer voor een aanpak op een ander niveau zoals bovenregionaal, subregionaal of lokaal. Vervolgens zijn niet alle blaadjes beschreven. Het is een ontwikkeling die we met jeugdige, ouders en partners willen vormgeven. Andere leidende principes en ontwikkelopgaves voor de komende jaren kunnen ontstaan. Daar willen we de ruimte voor geven in dit beleidskader. Het betekent wel dat we dan een nieuwe afweging maken, waar we gezamenlijk de prioriteit aan geven.

afbeelding binnen de regeling

3.2 Eerder juiste hulp op maat

Als sommige uitdagingen bij het normale opgroeien en opvoeden horen, dan zetten we na een zorgvuldige inschatting ook geen jeugdzorg in. In andere gevallen is de inzet van jeugdzorg wel noodzakelijk om de jeugdige en zijn ouder(s) te ondersteunen in het realiseren van hun perspectief. Hulp zetten we dan zo licht en kort- durend als mogelijk, maar zo intensief als nodig in. Er is sprake van passende hulp. Direct doen wat nodig is voorkomt escalatie in de toekomst.

Ontwikkelopgaven

Om het doel ‘eerder juiste hulp op maat en op de juiste plek’ komende jaren praktisch handen en voeten te geven, staan een aantal leidende principes centraal. Ook hier geldt dat dit niet ‘in beton gegoten’ is. Komende jaren gaan we met jeugdigen en ouders in gesprek om te horen wat zij belangrijk vinden. Om eerder juiste hulp te bieden gaan we in Zuid-Limburg wel al uit van een aantal uitgangspunten, deze vormen dus ook een basis voor het verdere gesprek.

3.2.1Vindplaats is werkplaats

  • Verbinding leggen door knooppunten

  • Er is een goede vraagverheldering

  • Er zijn stevige lokale teams

Het is belangrijk om aanwezig te zijn daar waar zich uitdagingen voordoen, bijvoorbeeld bij de sportclub, de huisarts en op school (‘vindplaats=werkplaats’). Samenwerking met personen en partijen in het voorliggend veld en basisvoorzieningen als het onderwijs en de kinderopvang is cruciaal om de meest passende hulp te bieden. Onderwijs en kinderopvang zijn een belangrijk onderdeel van de leefwereld van jeugdigen. Als zich hier uitdagingen in de ontwikkeling voordoen, nemen we dit in één integrale aanpak mee waar ook de thuissituatie en andere levensdomeinen onderdeel van uitmaken.

“Ik word niet van het kastje naar de muur gestuurd.”

We hanteren goede afspraken over gespreksvoering en vraagverheldering die direct aansluiten bij de leefwereld van jeugdigen en hun gezinnen. We praten met de jeugdige, diens ouder(s) en vertrouwenspersoon/mentor over wat kan helpen vanuit hun eigen kracht. Als inzet van jeugdzorg nodig is, willen we meteen de goede zorg inzetten. Daarbij staat het perspectief en dat wat nodig is om dat te bereiken centraal. Onze professionals in de toegang, bij de GI’s en de praktijkondersteuner huisartsen (POH) Jeugd zijn toegerust om deze afwegingen te maken.

Alle gemeenten spreken hierbij eenzelfde taal en voeren goede vraagverheldering uit. Daarvoor is het belangrijk dat de lokale toegang voldoende tijd en ruimte ervaren om dit te realiseren.

“Waar ik ook woon, mijn vraag en behoefte zijn duidelijk.”

Er zijn laagdrempelige lokale teams nodig waar jeugdige en ouders met vragen terecht kunnen, die zelf ook ondersteuning bieden. Om zo vroeg mogelijk te doen wat nodig is, is ‘aan de voorkant’ wel voldoende expertise nodig. Dat begint met elkaar weten te vinden en de flexibiliteit hebben om elkaar ‘in te vliegen’ als een situatie daar om vraagt. Dit principe geldt voor gemeenten, haar voorliggende partners (bijvoorbeeld JGZ, welzijn, POH-jeugd, etc.) en zorgaanbieders. Een speciale rol is weggelegd voor wettelijke verwijzers naar jeugdzorg, aangezien zij als ‘poortwachters’ de regionale visie rond normaliseren moeten doorleven bij het inschatten van het perspectief en het tijdig inzetten van specialistische hulp.

“Samen doen we wat voor mij nodig is, zonder het ingewikkeld te maken.”

3.2.2Zo thuis mogelijk

  • Kennis en expertise is eenvoudig beschikbaar

  • Alternatieve mogelijkheden

Gemeenten voorkomen de inzet van duurdere jeugdzorg door het vergroten van expertise en mogelijkheden bij partijen in het voorliggend veld. Jeugdigen ervaren dat ze eerder en laagdrempelig geholpen worden, zonder dat meteen een medisch label of diagnose nodig is. Dit is ook vastgelegd in ontwikkelagenda’s van de contracten tussen gemeenten en zorgaanbieders.

Het regionale expertteam en bovenregionale expertisenetwerk spelen daarbij een belangrijke rol bij het adviseren in en leren van complexe casuïstiek.

We zetten de kennis en expertise in om de alternatieve mogelijkheden ten aanzien van verblijf te vergroten. Dit is als aparte ontwikkelopdracht meegenomen bij de contractering van schaarse hulpvormen.

Ook investeren we in gezinsgerichte woonvoorzieningen. Dit betekent komende jaren inzetten op de werving van nieuwe pleeggezinnen en gezinshuizen en het investeren in de ondersteuning van huidige pleeg- en gezinshuisouders (met het Mockingbird Family Model). Ook faciliteren we in samenwerking met andere domeinen gezinsopnames als alternatieve mogelijkheid.

“Ik kan thuis blijven wonen, met de passende zorg lukt dit en dat zorgt ervoor dat ik me veilig voel.”

3.2.3Effectieve kind- en gezinsbescherming

  • Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming

Jeugdigen die in een onveilige situatie verkeren, waarbij sprake is van jeugdbescherming (of jeugdreclassering), moeten zo snel mogelijk de best passende hulpverlening ontvangen. Landelijk wil men de jeugdbeschermingsketen vereenvoudigen en verbeteren door het invoeren van het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Deze maatregelen hebben niet alleen effect op de gecertificeerde instellingen die via de centrumgemeente gesubsidieerd worden, maar ook op partijen van andere domeinen zoals Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming.

De jeugdzorgregio Zuid-Limburg neemt kennis van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, monitort deze ontwikkeling en onderzoekt hoe zij zich hiertoe verhouden zal.

3.2.4Eerder juiste hulp samengevat

Het doel ‘eerder juiste hulp op maat, op de juiste plek’ en de bijbehorende leidende principes zijn in onderstaande bloem gevisualiseerd. De prioriteit bij eerder juiste hulp ligt op de verbinding met de knooppunten en zo thuis mogelijk. Vanuit de landelijke ontwikkeling moeten we inzetten op het toekomstscenario kind- en jeugdbescherming. Dit betekent dat bepaalde thema’s (die niet donkeroranje zijn gekleurd) nu niet prioritair worden opgepakt op het niveau van de jeugdhulpregio. Deze thema’s worden getemporiseerd en pas later opgepakt of lenen zich meer voor een aanpak op een ander niveau zoals bovenregionaal, subregionaal of lokaal. Niet alle blaadjes zijn beschreven. Het is een ontwikkeling die we met jeugdigen, ouders en partners willen vormgeven. Andere leidende principes en ontwikkel- opgaves voor de komende jaren kunnen ontstaan. Daar willen we de ruimte voor geven in dit beleidskader. Het betekent wel dat we dan een nieuwe afweging maken, waar we gezamenlijk de prioriteit aan geven.

afbeelding binnen de regeling

3.3 Integraal kijken en werken

Integraal betekent alles omvattend. Integraal werken is een aanpak waarbij er samenhang is in de zorg en ondersteuning, afgestemd op de vraag van de jeugdige en de ouders, 1Gezin – 1Plan – 1Regisseur, met aandacht voor alle leefgebieden en alle vraagstukken waar het gezin mee worstelt.

“Integraal houdt in het breed gezamenlijk en domein- overstijgend kijken naar wat een jeugdige en zijn ouder(s) nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen, waarbij de zorg en ondersteuning rondom de jeugdige en ouder(s) wordt georganiseerd.”

De Jeugdhulpregio Zuid-Limburg ziet de transformatie nadrukkelijk als een mogelijkheid om integraal op alle leefgebieden van de jeugdige en diens ouder(s) de zorg en ondersteuning verder vorm te geven. De overkoepelende opgave is om integraliteit vanuit het perspectief van het gezin te bezien.

Partijen vragen zich in gezamenlijkheid af ‘wat heeft een jeugdige en zijn ouder(s) nodig?’ Het gaat om een domeinoverstijgende vraagverheldering, waarna we samen bepalen welke (brede) inzet nodig is die aansluit bij de leefwereld van de jeugdige. Hoe zorgen we ervoor dat we een integrale houding en gedrag realiseren bij alle betrokken partijen?

Welke ondersteunende afspraken en processen zijn er en welke moeten we nog maken om dit te borgen?

We zien dat er ontwikkelopgaven op verschillende niveaus (van gezin tot sociaal domein breed) liggen en dat daar ook diverse vraagstukken liggen op gebied van jeugdzorg. De eerste drie niveaus die hier beschreven worden, betreffen de lokale ontwikkelopgaven op het gebied van het doel integraal.

Het is een noodzakelijke randvoorwaarde om dit goed te borgen willen we succesvol de andere doelen en ontwikkelopgaven realiseren.

Vervolgens staan we stil bij de ontwikkelopgaven van jeugdzorg.

Civil Society

Allereerst krijgt samenwerking vorm op het niveau van de Civil Society. Hierbij bedoelen we de samenwerking waarbij de vraag van de jeugdige en de ouders in contact met het eigen netwerk en de eigen omgeving wordt opgepakt. Samenwerking op dit niveau is voor gemeenten niet stuurbaar. De gemeenten kunnen wel randvoorwaarden creëren waardoor de samenwerking op het niveau van de Civil Society gestimuleerd wordt. Op dit eerste niveau is er nog geen betrokkenheid van professionals.

Het betreft vooral het informele speelveld, waar veel actoren een rol spelen. Het is van belang dat iedere gemeente een goed beeld heeft welke activiteiten plaatsvinden in dit informele speelveld. Alle meerwaarde die in deze Civil Society gerealiseerd wordt heeft de potentie om professionele jeugdzorg te voorkomen. Integrale samenwerking is op dit niveau afhankelijk van de relatie tussen de betrokken actoren. Het is een lokale verantwoordelijkheid om deze basis zo goed mogelijk in te richten.

Basis- en voorliggende voorzieningen

Het volgende niveau om de integrale samenwerking vorm te geven is dat van de basis- en voorliggende voorzieningen. Hier heeft de gemeente een sturende rol. Op dit niveau moet de integrale samenwerking beter vorm krijgen. De betrokken partners zijn: jeugdigen en ouders, de gemeenten, de basisvoorzieningen (o.a. onderwijs) en de voorliggende voorzieningen (o.a. GGD en welzijn). Vanuit Trendbreuk: “Zo vroeg mogelijk investeren in veilig en gezond opvoeden en opgroeien zal wezenlijk bijdragen aan het verkleinen van de achterstanden op het gebied van gezondheid en participatie in de verdere levensloop. Met een vroege start, al voor de conceptie, is de grootste gezondheidswinst te halen. Door te werken aan een gezonde jeugd creëren we een nieuwe gezonde generatie.”

Door versterking van de integrale samenwerking van deze partijen, waarbij de gemeenten inderdaad sturend op kunnen treden, zou de toegang tot de jeugdzorg effectiever voorkomen moeten kunnen worden. Hier ligt de sleutel voor de transformatie van de jeugdzorg, waarbij de integrale samenwerking de kernopgave is.

De zorgaanbieders worden op dit niveau betrokken als het perspectief van de jeugdige dat vereist. Dit gebeurt steeds na een integrale afweging van de betrokken partijen.

Gemeentelijk intern

Integrale samenwerking kent naast de genoemde speelvelden van Civil Society en voorliggende voorzieningen een derde niveau, dat van de gemeentelijke interne samenwerking. Hierbij hebben we het over de integrale samenwerking binnen het Sociaal Domein, maar ook met andere domeinen. De integrale samenwerking tussen de domeinen: Jeugdzorg, Participatie, WMO en veiligheid zijn noodzakelijk om de integrale aanpak voor jeugdigen en gezinnen te verbeteren.

Alleen als we op het interne niveau van de gemeenten de integrale samenwerking verbeteren, kan de hulpvraag van de jeugdige en de ouder(s) over de gehele breedte beantwoord worden.

Ontwikkelopgaven

Naast de lokale opgaven die hierboven benoemd staan, zijn er op het gebied van jeugdzorg de volgende leidende principes in de regio.

3.3.1Zorg is systeemgericht

  • Bevorderen van bestaanszekerheid

  • Verbinding leggen met volwassen GGZ

Aansluiten bij de leefwereld van de jeugdige en zijn ouder(s) is een voorwaarde om een goed beeld te krijgen van het systeem en de omgeving. Vooral omdat blijkt dat de jeugdige vaak niet de bron van de problemen is maar de gezinssituatie, zoals armoedeproblematiek in het gezin of ouders met volwassen GGZ problemen. De zorg en ondersteuning organiseren we rondom de jeugdige en de ouder(s), ieder domein draagt daar zijn steentje aan bij. Ook het jeugddomein.

Ieder neemt zijn eigen verantwoordelijkheid en vanuit die kracht zoeken we elkaar op.

We maken samenwerkingsafspraken expliciet.

Het bevorderen van de bestaanszekerheid is een brede maatschappelijke opgave. Dat kunnen we niet vanuit het jeugddomein. Het is van belang dat we het gehele gezinssysteem centraal stellen en op een eenduidige wijze benaderen. Hiervoor is voldoende tijd en energie nodig. Als er op meerdere domeinen vragen zijn, verwachten we van de professionals dat die gezamenlijk tot een afgestemde aanpak komen met de ouders en de jeugdige. Vooral daar waar het gaat om bestaanszekerheid en volwassen GGZ.

Daarbij maken we gebruik van elkaars deskundigheid. Daardoor staat de integrale ontwikkeling van het gezin centraal.

“Mijn ouders hebben steun bij hun financiële problemen. Daardoor zijn er nu minder ruzies thuis en durf ik weer met vriendjes af te spreken.”

3.3.2Integrale ontwikkeling centraal

  • Verbinding leggen met trendbreuk

  • Verbinding leggen met sport, vrije tijd en cultuur

  • Verbinding leggen met het onderwijs

Bij de ontwikkeling van de jeugdige staat niet zijn vraag centraal, maar het perspectief dat hij en de ouder(s) willen bereiken. Dat omvat meer dan alleen hulp bieden, maar ook ondersteuning en verbinding leggen met de basis- en voorliggende voorzieningen zoals (voor) schoolse voorzieningen, JGZ, maatschap- pelijke organistatie en vrijetijdsbestedingen. Die zijn nodig om te komen tot een groei van de jeugdige en het gezin. Het gaat om het versterken van het vermogen van mensen om zich zoveel mogelijk te redden met behulp van vrienden, buren, familie en vrijwilligers:

samenredzaamheid.. Soms is alleen investeren hierin al voldoende. We stimuleren om meer aandacht te hebben voor lichtere ondersteuning of ondersteuning uit het netwerk om doelen en resultaten te bereiken al dan niet in samenhang met jeugdzorg. Daar zijn we al mee bezig door de ontwikkeling van Trendbreuk.

We willen hierbij aansluiten en de verbinding sterker maken ten gunste van de jeugdige en zijn ouder(s) en daarnaast de verbinding met het onderwijs verstevigen (zie hoofdstuk spiegelparagraaf onderwijs). Het betekent ook dat jeugdzorgaanbieders domein- en organisatie- overschrijdend de samenwerking op moeten zoeken.

“Met wat hulp durf ik nu bij de sportvereniging in de buurt mee te doen.”

3.3.3Zorg rondom de jeugdige

  • Bevorderen overgang 18-/18+

  • Inzet op collectieve oplossingen

  • Centrale aanpak van complexe problematiek

Zorg organiseren we rondom de jeugdige.

Daar waar een jeugdige, vanwege meervoudige en complexe problematiek, behoefte heeft aan verschillende expertises, zetten we deze op maat en in samenhang in. Als jeugdigen uit huis zijn geplaatst verhuizen ze niet meer van instelling naar instelling. Daarbij worden ook de mogelijkheden van collectieve voorzieningen onderzocht zoals dat nu met de doelgroeparrangementen gebeurt.

Als de vraag te complex is of vastloopt is er het regionaal expertteam om in samenspraak met de jeugdige en de ouder(s) en betrokken professionals meteen de best passende integrale zorg te bepalen.

Sturen op zorg rondom de jeugdige houdt ook in dat gemeenten lokaal intern en extern moeten samenwerken. Als de jeugdige 18 jaar wordt is er een integrale aanpak met toekomstperspectief, zodat de jeugdige een woonplek heeft of aansluiting heeft op de voorziening vanuit beschermd wonen of WMO als dat nodig is.

“Als ik 18 jaar word, weet ik al waar ik ga wonen.”

3.3.4Integraal samengevat

Het doel ‘integraal’ en de bijbehorende leidende principes zijn in onderstaande bloem gevisualiseerd. De prioriteit bij integraal ligt op de verbinding leggen met trendbreuk, onderwijs en de volwassen GGZ en daarnaast is het verplicht om samen te werken voor de complexe problematiek op regionale dan wel bovenregionale schaal. Dit betekent dat overige thema’s (die niet donkeroranje zijn gekleurd) nu niet prioritair worden opgepakt op het niveau van de jeugdhulpregio. Bepaalde thema’s worden getemporiseerd en pas later opgepakt of lenen zich meer voor een aanpak op een ander niveau zoals bovenregionaal, subregionaal of lokaal. Niet alle blaadjes zijn beschreven. Het is een ontwikkeling die we met jeugdige, ouders en partners willen vormgeven. Andere leidende principes en ontwikkelopgaves voor de komende jaren kunnen ontstaan. Daar willen we de ruimte voor geven in dit beleidskader. Het betekent wel dat we dan een nieuwe afweging maken, waar we gezamenlijk de prioriteit aan geven.

afbeelding binnen de regeling

3.4 Sturen op resultaat

Wat bedoelen we met ‘Sturen op resultaat’ en hoe kunnen we dat resultaat beïnvloeden en bijsturen? Als opdrachtgever bepalen gemeenten welke jeugdzorg wordt geboden, zodat het gewenste resultaat wordt bereikt, maar wat is ‘gewenst’? Dat hangt af voor wie het resultaat beschreven wordt.

Een jeugdige streeft, een ander (concreet) doel na dan de gemeente met haar abstracte (beleids)doel. Dan zal ook opvallen dat voor een “gewenst resultaat” niet alleen het bieden van jeugdzorg nodig is, maar dat we daarbij ook moeten denken aan activiteiten buiten de kaders van de Jeugdwet. Centraal daarbij staat wat de jeugdige zelf wil bereiken, zijn gewenste resultaat.

Ontwikkelopgaven

Om de visie komende jaren praktisch handen en voeten te geven, staan een aantal regionale ontwikkelopgaves centraal. Ook hier geldt dat dit niet ‘in beton gegoten’ is. Komende jaren gaan we met jeugdigen en ouders in gesprek om te horen wat zij belangrijk vinden bij het eerder bieden van de meest passende zorg. Om eerder juiste zorg te bieden gaan we in Zuid-Limburg wel al uit van een aantal uitgangspunten, maar deze vormen dus ook een basis voor het verdere gesprek.

Hulp is een bijdrage aan een stapje weer zelf regie krijgen, het is geen gegarandeerd resultaat.

3.4.1Sturen op het gewenste resultaat voor een jeugdige en de ouder(s) (Samen beslissen)

  • Goede cliëntinformatie verstrekken

  • Het stimuleren van de gezinsaanpak waarin

  • gezamenlijk het perspectief wordt geschetst

  • Helderheid rondom regie

Voor het sturen op het gewenste resultaat voor een jeugdige en de ouder(s) is het van belang te onderzoeken welke mogelijkheden tot ontwikkeling aanwezig zijn en wat de vooruitzichten zijn.

Dit onderzoeken we door gesprekken te voeren met jeugdigen en de ouder(s), waarbij we goede informatie aan de jeugdige en de ouder(s) verstrekken. In het perspectief van een jeugdige en ouders schetsen we vooraf wat realistisch en haalbaar is en waar we naartoe werken uitgaande van zijn of haar leefwereld en de rol van de ouder(s). Ouders zijn eerstverantwoordelijke en voeren de regie. Als zij dit niet kunnen is duidelijk belegd wie deze rol heeft en hoe dit zich verhoudt tot de jeugdige, zijn ouder(s) en de betrokken partners.

De gemeenten zorgen ervoor dat de lokale toegang de basis op orde heeft en de ruimte om op een goede en volledige manier de methodiek 1 gezin 1 plan 1 regisseur uit te voeren.

“Als het me zelf niet lukt de regie te voeren, weet ik wie mij hierbij ondersteunt en waar ik al mijn vragen kan stellen.”

3.4.2 Sturen op het gewenste resultaat bij de aanbieders (Samen maken we de jeugdzorg beter)

  • Sturen op KPI’s vanuit integrale contractregieteams

  • Het realiseren van gezamenlijke ontwikkelagenda’s

  • Het toepassen van waardegerichte benadering

We sturen op het gewenste resultaat van de jeugdzorg (veilig, gezond, meedoen en zelfredzaam) die aanbieders leveren door middel van de contracten. In deze contracten zijn (beleids)doelstellingen geformuleerd, waarop gestuurd wordt door middel van (kritieke) prestatie-indicatoren. Dit doen we door het goede gesprek gezamenlijk te voeren, integraal op alle niveaus in vertrouwen en transparantie.

Samen kijken we waar we waarde kunnen toevoegen aan de jeugdigen en de jeugdzorg, dit is de waardegerichte benadering die we willen toepassen. Op deze manier zetten we in op partnerschap en bevorderen we de ontwikkelingen in het zorglandschap.

“Ik weet waar ik direct geholpen kan worden en waar er langere wachttijden zijn.”

3.4.3Sturen op de gewenste kwaliteit van jeugdzorg (Doen wat werkt)

  • Het realiseren van goede monitoring

  • Het opzetten van leercirkels

  • Het verbeteren van de kwaliteit van zorg

Bij de verwerving van de jeugdzorg is een vast onderdeel het realiseren van een goede monitoring. Dit is de basis van het gesprek over de kwaliteit van jeugdzorg, naast de beschikbare informatie vanuit het CBS. Hiervoor zijn het afgelopen jaar een dashboard en een prognosemodel opgezet. Vervolgens sturen we op jeugdzorg die effectief is. De randvoorwaarden hiervoor zijn opgenomen in de contractering.

Echter er is nog onvoldoende jeugdzorg bewezen effectief. Samen met aanbieders en het NJI stimuleren we meer bewezen effectieve jeugdzorg. Tot slot verbeteren we de jeugdzorg door van elkaar te leren in Zuid-Limburg. Er zijn al voldoende best practises in onze regio, zowel bij gemeenten als bij onze partners. We brengen dit in beeld en faciliteren leercirkels.

“De hulp die ik krijg, leert mij hoe ik zelf mijn problemen aan kan pakken.”

3.4.4Sturen op resultaat samengevat

Het doel ‘sturen op resultaat’ en de bijbehorende leidende principes zijn in onderstaande bloem gevisualiseerd. De prioriteit bij sturen op resultaat ligt op samen de jeugdzorg beter maken, waar we op sturen met de contract- regieteams zowel op KPI’s als op het stimuleren van de ontwikkeling op basis van vertrouwen en partnerschap (waarde gerichte benadering).

Niet alle blaadjes zijn beschreven. Het is een ontwikkeling die we met jeugdigen, ouders en partners willen vormgeven. Andere leidende principes en ontwikkelopgaves voor de komende jaren kunnen ontstaan. Daar willen we de ruimte voor geven in dit beleidskader. Het betekent wel dat we dan een nieuwe afweging maken, waar we gezamenlijk de prioriteit aan geven.

afbeelding binnen de regeling

3.5 Van doel naar resultaat

De bovengenoemde doelen hebben we opgenomen in onze contracten de ingekochte jeugdzorg, de kritische prestatie indicatoren en in de ontwikkelagenda’s. Bijstelling van de kritische prestatie indicatoren en de ontwikkelagenda’s is mogelijk n.a.v. het participatieve traject of voortschrijdend inzicht. Het is de bedoeling dat de inzet op deze doelen leidt tot specifieke resultaten zoals benoemd in de bijlage 2, die we monitoren in het dashboard. Wat van invloed is op al deze indicatoren is de versterking van de eigen kracht. Daarmee bedoelen we dat het een positief effect heeft als de jeugdige inzicht heeft in zijn eigen functioneren, wat hij wel kan en waar hij ondersteuning nodig heeft. Als de jeugdige overzicht heeft over zijn situatie en daarin zelf kan aangeven waar hij verbeteringen moet aanbrengen. En de jeugdige ook uitzicht heeft, weet waar hij naar toe wil werken en weet wat zijn perspectief is.

4 Participatie

Zoals in het vorige hoofdstuk aangegeven willen we graag jeugdigen, ouders, hun sociale omgeving en cliënt- en adviesorganen betrekken vanaf het begin van het gehele proces van beleidsontwikkeling.

Een eenmalige bijeenkomst met jeugdigen uit de jeugdzorg voegt structureel weinig toe. Het gaat om duurzame participatie met de jeugd, gedurende het hele traject van beleidsontwikkeling tot daadwerkelijke hulpverlening. Alleen door van het begin af aan met elkaar op te trekken, in dialoog te gaan en samen beleid te ontwikkelen, kan de jeugdzorg daadwerkelijk transformeren en aansluiten op wat in de praktijk het meest nodig is. Ook willen we alle belanghebbenden informeren over wat er met de adviezen gedaan is.

Een gedegen terugkoppeling en feedback is essentieel voor het behoud van draagvlak, enthousiasme en motivatie. Dit hoofdstuk gaat in op hoe wij structurele participatie bevorderen de komende beleidsperiode.

4.1 De basis: ouders en hun kinderen centraal

In de jeugdzorg werken we niet voor, maar samen met jeugd en ouders.

Cliënt- en jongerenparticipatie betekent dat ouders en hun kinderen centraal staan in beleid en ondersteuning; zij hebben daarin een duidelijke stem. Daarbij is ook aandacht voor de opgelopen frustraties, trauma’s en teleurstellingen van jeugdigen en ouders. Het is belangrijk dat we leren van de dingen waar zij tegenaan lopen. Een participatietraject stopt dus niet bij het verzamelen van knelpunten, maar is juist bedoeld om deze samen met jeugdigen en ouders te vertalen naar verbeteringen. In de jeugdzorg zijn ouders en jeugdigen het eerste aanspreekpunt. Professionals en beleidsmakers geven ouders en jeugdigen de verantwoordelijkheid die zij van nature hebben; door zelfregie te stimuleren en met hen mee te denken over de manier waarop ouders en jeugdigen het beste geholpen kunnen worden. Participatie is daarom niet alleen reactief (reageren op voorstellen van ‘bovenaf’), maar vooral proactief (zelf ideeën, voorstellen en prioriteiten kunnen aandragen).

4.2 Transformatie als een participatief proces

Participatie in de jeugdzorg is verankerd in formele kaders als de Jeugdwet, de Wet Medezeggenschap Cliënten Jeugdzorginstellingen en het VN-verdrag voor de Rechten van het Kind. Maar dat mag niet de insteek zijn:

actieve betrokkenheid van de jeugdige en andere belanghebbenden is bij uitstek een kritische succesfactor voor het welslagen van de transformatie. We willen dat participatie vanzelfsprekend is door de intrinsieke motivatie van alle betrokkenen. Het gaat daarbij niet alleen om inbreng vanuit gremia als cliëntenraden, jongerenraden en pleegouderraden.

Het gaat ook om de inbreng rechtstreeks uit de leefwereld van cliënten op school en in hun vrije tijd, hun ouders, pleegouders en verzorgers.

Ervaringsdeskundigheid en ervaringskennis worden immers meer en meer erkend als een excellente bron van kennis: aansluiten bij de leefwereld is alleen mogelijk als je die leefwereld van binnenuit leert kennen en de aanwezige ervaringsdeskundigheid/kennis ten volle benut. Uiteraard heeft dit alleen nut in nauwe interactie met de onmisbare inbreng en inzet van gemeenten en instellingen. “Samen” is het uitgangspunt, dan ontstaat draagvlak.

Alleen dan kunnen we rekenen op medewerking van de direct betrokkenen om de transformatie te bewerkstelligen.

4.3 Wat gaan we hiervoor doen?

We beginnen met het richting geven aan een participatief proces door het opstellen van een koers en ambitie door en voor de jeugdigen, ouders en hun vertegenwoordigers. Hierbij is het van groot belang dat alle belanghebbenden input kunnen leveren. Gezamenlijk stellen we de hoofdlijnen op waarbij helder en duidelijk is hoe de aansturing en de weg van een participatief traject eruitziet. Dit met voldoende experimenteerruimte om van en met elkaar te leren.

Op basis hiervan stellen we jaarplannen cliëntparticipatie voor de regio op, met kleinschalige activiteiten, uiteenlopende werkvormen en het vervolg in verschillende subregio’s.

5 Samenwerking tussen onderwijs en gemeenten

spiegelparagraaf

Zowel in de Jeugdwet als in de Wet Passend Onderwijs staat dat we gezamenlijk beleid moeten formuleren om de verbinding tussen onderwijs en jeugdzorg te verstevigen. Dit doen we door in ieder van onze beleidskaders een spiegelparagraaf op te nemen waarin onze gezamenlijke doelen staan opgeschreven.

5.1 OOGO procedure en geschillenregeling

Samenwerkingsverbanden passend onderwijs dienen een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen te realiseren. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben moeten daarbij een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Elk samenwerkingsverband stelt hiertoe ten minste eenmaal per vier jaar een ondersteuningsplan op. Over het ondersteuningsplan vindt op overeenstemming gericht overleg (OOGO) plaats met het college van elke gemeente. De Jeugdwet schrijft eveneens voor dat de gemeenten pas een beleidsplan voor de jeugdzorg vaststellen, nadat ook zij daarover op overeenstemming gericht overleg hebben gevoerd met het primair en voortgezet onderwijs.

Het OOGO kent een hybride karakter, waarbij een aantal thema’s in kader stellende zin op samenwerkingsverbandniveau belegd is en een aantal besluitvormende thema’s de eigenstandige bevoegdheid van schoolbesturen raakt. Gelet op de hybride aard van het OOGO, is in het samenwerkingsverband afgesproken dat OOGO gevoerd wordt met het bestuur van het samenwerkingsverband, maar dat tevens bestuurders van grote onderwijsorganisaties zullen aansluiten voor dit overleg, ook voor de verbinding naar de lokale en regionale educatieve agenda. Vanuit gemeenten zijn portefeuillehouders jeugd en/of onderwijs gemandateerd om OOGO te voeren.

Daarnaast sluiten ook de mbo-instellingen aan.

Voor het geval geschillen zich voordoen, is voorzien in aansluiting bij de betreffende landelijke geschillencommissie.

5.2 Gedeelde visie

Onderwijsbestuurders en gemeentebestuurders hebben een gezamenlijke visie geformuleerd en vastgelegd in de notitie ’It takes a village to raise a child’; deze visie is achtereenvolgens geland in het Ondersteuningsplan en regionaal jeugdbeleidskader 2019-2022, de Beleidsagenda bestuurlijke samenwerking onderwijs en gemeenten Zuid-Limburg en het Kaderdocument Transformatie Jeugd 2023.

Het zijn gestapelde bouwstenen als onderdelen van Ondersteuningsplan en Regionaal Beleidskader Jeugd 2024-2028.

Het is cruciaal dat onderwijs, jeugdzorg en het voorliggende veld zoveel mogelijk met elkaar worden verknoopt. Dat wat er binnen en buiten schooltijd qua ondersteuning aan jeugdigen wordt geboden, moet zoveel mogelijk op elkaar zijn afgestemd. Het zijn immers dezelfde kinderen.

De kern is dat de samenhang tussen de drie levensdomeinen van de jeugdige centraal wordt gesteld. Thuis, daginvulling (kinderopvang/school/ werk) en vrije tijd vormen de inhoudelijke basis voor de ondersteuning, met normalisering en integraliteit als kompas.

De focus in de verbinding tussen Onderwijs en Jeugddomein concentreert zich op de basis op orde. Het knooppunt is het instrument om de uitvoering in verbinding tot stand te brengen van:

  • Schoolarrangementen4 - versterking van de basisondersteuning op alle locaties basis- en voortgezet onderwijs

  • Doelgroep-arrangementen - versterking van de extra ondersteuning in (voortgezet) speciaal basis)onderwijs

  • Arrangementen behandeling-zorg-onderwijs – ondersteuning op maat als behandeling en zorg voorliggend is.

5.3 OOGO Inhoudelijke thema’s

Een gelijke focus maakt het voor gemeenten, samenwerkingsverband, schoolbesturen en scholen mogelijk om samen een afgestemd, passend en sluitend ondersteuningscontinuüm voor jeugd te realiseren. De beleidsagenda bestuurlijke samenwerking onderwijs en gemeenten Zuid- Limburg wordt per subregio vertaald in een uitvoeringsagenda. De gezamenlijk vastgestelde thema’s die worden besproken in de OOGO’s:

  • 1.

    Inclusie bevorderen en segregatie tegengaan

    • Basis op orde - schoolarrangementen

    • Doelgroep-arrangementen Onderwijs- Jeugdhulp (DOJ) sbo/so/vso

    • Arrangementen behandeling-zorg-onderwijs

  • 2.

    Samen duiden, samen doen

    Expertise verknopen door integrale samenwerking in doorgaande leer- en ontwikkelingslijnen

    • Samen Duiden – Samen Doen – Samen Door

    • Knooppunten

    • Doorzettingsmacht

  • 3.

    Gelijke kansen voor jeugdigen en gezondheid bevorderen - van 0 tot 24 jaar

    • Investeren in de 0-4-jarigen

    • Gezonde scholen voor de toekomst

    • Voorkomen en bestrijden onderwijsachterstanden

  • 4.

    Gezonde, veilige en toekomstbestendige onderwijshuisvesting

    • Dekkende spreiding van voorzieningen SBO/(V)SO

    • Gebouwen aanpassen voor inclusie

    • Kindcentra stimuleren

  • 5.

    Adaptief leerlingvervoer

    • Uitvoering enten op de voorgaande beleidsafspraken

5.4 Netwerksamenwerking Onderwijs – Gemeenten Zuid-Limburg

De samenwerking tussen onderwijs en gemeenten vraagt intensieve afstemming van intersectorale samenwerking tussen heel veel partners — elk met eigen dynamiek en uitdagingen — in een uitgebreid netwerk. Een netwerk waarin veel raderen in elkaar moeten grijpen.

Een zoektocht, zo niet ontdekkingsreis van jaren waarin de Centrale Beleidsgroep Zuid-Limburg een verbindende rol zag en ziet in het initiëren en faciliteren van de samenwerking tussen onderwijs en gemeenten op Zuid-Limburgse schaal door het maken van kaderafspraken. Daaraan gekoppeld uitwerking en uitvoering op de schaal van subregio ’s, gemeenten en wijken.

Samenstel en samenspel gevat in een schema:

afbeelding binnen de regeling

5.5 Wat willen we bereiken?

(Op weg naar een inclusieve samenleving met) Inclusiever onderwijs, gericht op preventie, thuisnabij vormgegeven in krachtige, energieke voorscholen en scholen (kindcentra) met voldoende ondersteuning vanuit jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk, via intensieve interprofessionele samenwerking: vindplaats is onze gezamenlijke werkplaats.

Bijlage 1 Definitielijst

Bovenregionaal Expertisenetwerk

Nederland telt 8 Bovenregionale Expertisenetwerken Jeugd die voorkomen dat jeugdigen met complexe hulpvragen tussen wal en schip vallen. Vanuit een onafhankelijke positie ondersteunen ze de jeugdhulpregio’s en de regionale expertteams om samen met jeugdigen, ouders, hulpverleners en gemeenten een onvoorwaardelijke oplossing te vinden.

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft opdracht en financiert de bovenregionale netwerken.

Contractregieteam

Multidisciplinaire gemeentelijke teams die komende jaren met gecontracteerde zorgaanbieders sturen op de contractafspraken en het realiseren van de transformatiedoelen.

Dit is een vorm van samenwerking gebaseerd op gelijkwaardigheid en partnerschap. Elk segment heeft een eigen contractregieteam.

Doorstroom (binnen segment)

Startdatum van de toewijzing ligt tussen 14 dagen voor de einddatum van de vorige toewijzing en 14 dagen erna.

Expertteam

Het expertteam bestaat uit professionals van gemeenten, jeugdhulpaanbieders en Bureau Jeugdzorg Limburg. Zij buigen zich over complexe casussen waar medewerkers van gemeenten of jeugdhulpaanbieders, artsen of praktijkondersteuners niet mee verder komen.

Dat kan bijvoorbeeld doordat ze tegen wachtlijsten aan lopen of omdat de begeleiding voor de jeugdige niet wordt opgepakt.

Het expertteam kan door het samen bespreken van deze casus adviezen geven en zorgen dat hulp alsnog snel van start gaat. Het expertteam is door de stuurgroep Zuid-Limburg in het leven geroepen en heeft daardoor bevoegdheden om een ‘doorbraak’ te bereiken.

Gecertificeerde instellingen

Gecertificeerde instellingen (GI’s) worden gecertificeerd om maatregelen in het kader van de jeugdbescherming en jeugdreclassering te mogen uitvoeren. Zij moeten voldoen aan landelijke kwaliteitseisen.

Gesloten jeugdhulp

In sommige situaties is het nodig om vrijheidsbeperkende maatregelen in te zetten, bijvoorbeeld wanneer een jeugdige zich (structureel) onttrekt aan de hulpverlening die nodig is om voldoende veilig, zelfstandig en zelfredzaam op te groeien. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om verblijf in een gesloten instelling. Dit kan zowel vrijwillig als gedwongen plaatsvinden. Er is wel altijd een rechterlijke uitspraak nodig. De gesloten jeugdhulp maakt onderdeel uit van GIKJ.

Gezinsplan

Het plan waarin (als hulpmiddel bij 1Gezin, 1Plan, 1Regisseur) heldere afspraken en resultaten, verantwoordelijkheden en regie tussen gemeenten en/of gecertificeerde instellingen en betrokken zorgaanbieders worden vastgelegd.

Het Gezinsplan geeft daarmee overzicht aan het gezin en versterkt zo de mogelijkheid van ouders om regie te voeren op hun hulpvraag.

Hernieuwde instroom (in segment)

Startdatum van de toewijzing ligt 180 dagen na de einddatum van de vorige toewijzing.

Instroom (binnen segment)

Er is geen vorige toewijzing binnen dit segment.

Jeugdhulp

Bij hulpvragen over opgroeien en opvoeden van jeugdigen, maar ook bij psychische problematiek of jeugdigen met een (licht) verstandelijke beperking, dan is er jeugdhulp beschikbaar. Dit varieert van begeleidingstrajecten tot intensieve behandeling.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van een adequaat jeugdhulp aanbod en maken hierover afspraken met gespecialiseerde zorgaanbieders.

Jeugdigen

Kinderen en jongeren tot 18 jaar. Bij jeugdzorg kan het ook gaan om jongeren tot 23 jaar als er sprake is van verlengde jeugdzorg. In onze regio gebruiken we voor deze hele groep de aanduiding jeugdigen.

Jeugdbescherming

Jeugdbescherming is dwingend door de rechter opgelegd wanneer een gezonde en veilige ontwikkeling van een jeugdige (ernstig) wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet (voldoende) helpt. Denk aan een onder toezichtstelling, ontzetting uit de ouderlijke macht of ontheffing uit de ouderlijke macht. Gecertificeerde Instellingen voeren jeugdbescherming uit.

Jeugdreclassering

Jeugdreclassering is bedoeld voor jeugdigen die met de politie of leerplicht in aanraking zijn gekomen en voor wie de rechter een jeugdreclasseringsmaatregel heeft uitgesproken. Er volgt dan een begeleidingstraject met als doel om, in samenwerking met ouders en netwerk, het gedrag te veranderen en herhaling te voorkomen. Gecertificeerde Instellingen voeren jeugdreclassering uit.

Jeugdzorg

Jeugdzorg is de verzamelnaam voor alle vormen van jeugdhulp, inclusief jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Kritische prestatie indicator (KPI)

Gemeenten stellen indicatoren vast om te meten of de inhoudelijke beleidsdoelen behaald worden. Hierover gaan zij in gesprek met zorgaanbieders. Een indicator is kritiek als deze van doorslaggevend belang is voor het behalen van de doelstellingen.

Ouders

We spreken in dit beleidskader veelal over ouders. We bedoelen niet alleen de biologische ouders.

Dit kunnen ook andere personen zijn die de opvoedingstaken/verantwoordelijkheden voor een jeugdige op zich nemen, zoals pleegouders.

Recidive (binnen segment)

Startdatum van de toewijzing ligt tussen 14 en 180 dagen na de einddatum van de vorige toewijzing.

Segmenten

Verschillende vormen van jeugdzorg zijn geclusterd op basis van de nodige expertise en het beoogde doel. Deze clustering noemen we segmentering. In Zuid-Limburg kennen we de volgende segmenten:

  • 1.

    Hoog specialistische jeugdhulp (GIK-J) en het gedwongen kader (GI’s)

  • 2.

    Wonen

  • 3.

    Ambulant (groep en individueel)

  • 4.

    Crisis

Per segment zijn contracten afgesloten, ontwikkeldoelen geformuleerd en contractregieteams samengesteld.

Segment ambulant

Ambulante jeugdhulp gaat over hulp die jeugdigen en hun gezinnen krijgen in hun thuissituatie, op school of een andere plek waar zich (ingewikkelde) hulpvragen voordoen bij het opgroeien en/of opvoeden. Denk bijvoorbeeld aan verschillende vormen van behandeling en begeleiding. Dit kan in groepsverband of individueel worden geboden, en variëren van ’lichte’ ondersteuning tot specialistische hulpverleningstrajecten om een jeugdige thuis te laten wonen.

Segment crisis

Wanneer er sprake is van een acute crisissituatie, dan is er ambulante crisishulp of crisisverblijf beschikbaar door het regionale samenwerkingsverband Crisishulp Jeugd Zuid-Limburg. Iedereen werkt samen volgens vaste protocollen en werkafspraken om een crisissituatie zo snel mogelijk op te lossen en/of perspectief te bieden voor vervolghulp.

Segment GIK-J

Gesloten en intensief klinische jeugdhulp (GIK-J) richt zich op kwetsbare jeugdigen met gedrags- en/of psychiatrische problematiek, vaak ook nog in combinatie met een verslaving en/of een verstandelijke beperking. Door de combinatie en zwaarte van problematieken hebben deze jeugdigen zeer gespecialiseerde zorg nodig. De jeugdregio Zuid-Limburg heeft besloten om één opdrachtnemer te contracteren. Deze opdrachtnemer is een samenwerkingsverband van meerdere aanbieders, omdat het zeer specialistische hulpverlening is die niet door één aanbieder kan worden geboden.

Segment wonen

Dit segment gaat over het woonaanbod voor jeugdigen die tijdelijk of langdurig niet thuis kunnen wonen. Wanneer de thuissituatie geen veilige woonomgeving voor de jeugdige vormt, moet er een alternatieve woonvorm gevonden worden. Bijvoorbeeld in een pleeggezin, gezinshuis, leefhuis of begeleid zelfstandig wonen.

Stapeling (binnen segment)

Startdatum van de toewijzing ligt meer dan 14 dagen voor de einddatum van de vorige toewijzing.

Verwerving

‘Verwerven’ is een verzamelterm voor meerdere manieren waarop gemeenten afspraken maken over het afnemen van diensten bij zorgaanbieders.

Bijvoorbeeld door middel van subsidiëring of het inkopen van zorg via een aanbestedingstraject.

Afhankelijk van de manier van verwerven gelden er andere soorten contracten en worden er verschillende afspraken gemaakt over bijvoorbeeld verantwoording.

Zorg in natura

Hulp en zorg op basis van de Jeugdwet, welke in natura door de zorgaanbieder is geleverd aan de jeugdige (en diens ouder(s)). Dit is dus exclusief PGB gefinancierde hulp. Zorg in natura wordt rechtstreeks door gemeenten aan zorgaanbieders vergoed.

Bijlage 2 Resultaten

Hieronder staat welke resultaten we verwachten met de inzet op de geprioriteerde doelen vanuit de regio en de inzet van de lokale gemeenten op hun verantwoordelijkheden. Voor de ambulante jeugdhulp, wordt dit alleen gemeten in het dashboard voor de 13 gemeenten, Heerlen, Voerendaal en Landgraaf kopen deze zorg zelf in.

  • 1.

    Instroom

    • Neemt af bij ambulante jeugdzorg door samenwerking voorliggend veld/ onderwijs, afbakening jeugdzorg en stevige lokale teams (lichte vormen).

    • Neemt toe bij ambulante jeugdzorg door ambulantisering van wonen/GIKJ (zware vormen).

    • Neemt toe (korte termijn) bij wonen door verschuiving van GIKJ naar wonen.

    • Neemt af (langere termijn) bij wonen door ambulantisering.

    • Neemt af bij GIKJ door ambulantisering, de mogelijkheden van wonen en pilot achtervang.

  • 2.

    Uitstroom

    • Neemt toe door afbakening jeugdzorg bij ambulante jeugdzorg.

    • Neemt toe bij leefhuizen en GIKJ door meer gezinsgericht verblijf.

  • 3.

    Zorgduur

    • Neemt af door afbakening jeugdzorg bij ambulante jeugdzorg.

    • Neemt af bij wonen en GIKJ door integrale samenwerking en geen verhuizing meer van jeugdige tussen de woonvoorzieningen.

  • 4.

    Recidive

    • Neemt af door eerder juiste hulp, integrale samenwerking, nazorg en warme overdracht.

  • 5.

    Clienttevredenheid

    • Neemt toe, er wordt beter geluisterd naar de jeugdige, het perspectief van hun staat centraal en zij voeren hun eigen regie.


Noot
1

Daar waar gesproken wordt over ouders dient dit in breder verband gezien te worden. Het betreft ook verzorger(s)/pleegouder(s)/het gezin in bredere zin.

Noot
2

In dit beleidskader wordt gesproken over jeugdzorg in de brede zin. Dit betreft jeugdhulp én de kinderbeschermingsmaatregelen, voor een groot deel heeft het namelijk betrekking op beide onderdelen.

Noot
3

Op peildatum 31-12-2022 zijn nog niet alle declaraties verwerkt. Het daadwerkelijk aantal van dat jaar kan er daarom anders uitzien na afsluiting van het boekjaar. In de jaarlijkse monitoring houden we de peildatum 31-12 aan, zodat we jaarlijks dezelfde gegevens vergelijken in het eerste kwartaal daarop volgend. Heerlen, Voerendaal en Landgraaf zijn niet meegenomen bij de monitoring van de ambulante jeugdhulp i.v.m. het feit dat zij deze hulp zelf inkopen.

Noot
4

Het opstellen van een schoolarrangement gericht op preventie is een complexe opgave. Daarvoor is interprofessionele samenwerking nodig tussen verschillende partners (scholen, gemeente, jeugdhulpverlening, jeugdgezondheidszorg, schoolmaatschappelijk werk, etc.) die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor onderwijs en zorg aan kinderen. Hierbij is aandacht voor de doorgaande lijn van voorschool naar basisonderwijs, naar voortgezet onderwijs, naar middelbaar beroepsonderwijs van belang. Dit kan bijvoorbeeld ook het ter beschikking stellen van vrij toegankelijk sociaal maatschappelijk werk zijn.