Mandaatbesluit algemene milieutaken gemeente Katwijk aan directeur Omgevingsdienst West Holland

Geldend van 13-07-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Mandaatbesluit algemene milieutaken gemeente Katwijk aan directeur Omgevingsdienst West Holland

Het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, gelet op de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland en de aan hen toegekende bevoegdheden krachtens de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht, in het bijzonder artikel 10:3 van deze wet,

besluit:

  • I.

    tot het verlenen van mandaat aan de directeur van de Omgevingsdienst West-Holland dan wel diens plaatsvervanger voor wat betreft de bevoegdheid tot:

    • a.

      het uitvoeren van de bij of krachtens de navolgende wetten toebedeelde taken en bevoegdheden:

      • i.

        de Omgevingswet, voor zover het taken en bevoegdheden met betrekking tot het milieu (waaronder mede wordt verstaan: de milieubelastende activiteit, geluid en de bescherming van de bodem en de ondergrond) betreft die krachtens de Omgevingswet, een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Omgevingswet, een ministeriële regeling behorende bij de Omgevingswet en/of het omgevingsplan zijn toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders, met uitzondering van:

        • -

          de bevoegdheid tot het besluiten op meervoudige aanvragen om een omgevingsvergunning;

        • -

          de bevoegdheid tot het besluiten op een aanvraag om een omgevingsplanactiviteitvergunning waarbij wordt afgeweken van het omgevingsplan;

        • -

          de taken en bevoegdheden die krachtens titel 10.4 van de Wet milieubeheer in het omgevingsplan zijn gesteld;

      • ii.

        de Omgevingswet, voor zover het taken en bevoegdheden met betrekking tot asbest en/of met betrekking tot sloopactiviteiten (waaronder mede het mobiel breken van bouw- en sloopafval wordt verstaan) met een bedrijfsmatig karakter betreft die krachtens de Omgevingswet, een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Omgevingswet, een ministeriële regeling behorende bij de Omgevingswet en/of het omgevingsplan zijn toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders, met inbegrip van de bevoegdheid om ingevolge artikel 7.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving maatwerkvoorschriften te stellen over artikel 7.18 in samenhang met artikel 7.38 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

      • iii.

        de Wet milieubeheer, met uitzondering van titel 10.4;

    • b.

      het uitvoeren van de bij of krachtens de navolgende wetten toebedeelde taken en bevoegdheden, indien op grond van de Omgevingswet, de Invoeringswet Omgevingswet en/of het Invoeringsbesluit Omgevingswet overgangsrecht van toepassing is:

      • i.

        de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het de bij of krachtens artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e en/of i toebedeelde taken en bevoegdheden met betrekking tot het verlenen van enkelvoudige vergunningen betreft;

      • ii.

        de Wet milieubeheer, met uitzondering van titel 10.4;

      • iii.

        de Wet geluidhinder;

      • iv.

        de Wet bodembescherming;

      • v.

        de Woningwet, voor zover het de taken en bevoegdheden betreffende asbest betreft;

      • vi.

        het Bouwbesluit 2012, voor zover het de taken en bevoegdheden betreffende asbest en sloopmeldingen met een bedrijfsmatig karakter betreft;

    • c.

      het uitvoeren van taken en bevoegdheden met betrekking tot toezicht en handhaving voor zover dit betrekking heeft op de taken en bevoegdheden die genoemd staan in de onderdelen onder a en b en die krachtens de daar genoemde wetten en/of de Algemene wet bestuursrecht zijn toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders, waaronder mede wordt verstaan de bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders als bedoeld in artikel 18.6 van de Omgevingswet;

    • d.

      het uitvoeren van taken en bevoegdheden bij of krachtens de navolgende wetten, in relatie tot de onder a en b genoemde taken en bevoegdheden, waaronder begrepen het voeren van bestuursrechtelijke procedures en het ter zitting vertegenwoordigen van het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester:

      • Gemeentewet;

      • Algemene wet bestuursrecht;

      • Wet open overheid;

      • Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • II.

    dat de directeur de bevoegdheden, genoemd in artikel I, in ondermandaat kan opdragen aan onder zijn bevoegdheid ressorterende ambtenaren;

  • III.

    dat voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen, voor zover van toepassing en in verband met de activiteiten waarvoor mandaat wordt verleend, met mandaat wordt gelijkgesteld de volmacht om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en de machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • IV.

    dat het mandaatbesluit, bekendgemaakt op 18 juli 2019, wordt ingetrokken;

  • V.

    dat het onderhavige besluit in werking treedt op de dag na de dag van bekendmaking en terugwerkt tot en met 1 januari 2024;

  • VI.

    dat dit besluit wordt aangehaald als: “Mandaatbesluit algemene milieutaken gemeente Katwijk voor de Omgevingsdienst West-Holland”;

  • VII.

    kennis te nemen van de instemming met de mandaatverlening door de directeur van de Omgevingsdienst West-Holland dan wel diens plaatsvervanger.

Ondertekening

Voor akkoord, 24 juni 2024

Burgemeester en wethouders van Katwijk,

de secretaris,

mr. drs. R.T. Jie Sam Foek

de secretaris

de burgemeester,

ir. C.L. Visser

de burgemeester

Voor akkoord, 1 juli 2024

Omgevingsdienst West-Holland,

M. Krul-Seen

directeur

Bijlage bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk van 26 maart 2024 inzake het verlenen van een mandaat aan de directeur van de Omgevingsdienst West-Holland in het kader van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland voor algemene milieutaken Katwijk (kenmerk: 3368307)

Was – wordt lijst

Kenmerk: 3368309

Huidig mandaatbesluit

Mandaatbesluit Omgevingswet

Toelichting

 
 

Het college van burgemeester en wethouders, gelet op

de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland en de aan hen toegekende bevoegdheden krachtens de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht - in het bijzonder artikel 10:3 van deze wet -,

besluit:

Het college van burgemeester en wethouders, gelet op de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland en de aan hen toegekende bevoegdheden krachtens de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht, in het bijzonder artikel 10:3 van deze wet,

besluit:

 
  • I.

    Tot het verlenen van mandaat aan de directeur van de Omgevingsdienst West-Holland dan wel diens plaatsvervanger voor wat betreft de bevoegdheid tot:

  • I.

    Tot verlenen van mandaat aan de directeur van de Omgevingsdienst West-Holland dan wel diens plaatsvervanger voor wat betreft de bevoegdheid tot:

 
  • a.

    Het uitvoeren van de bij of krachtens de navolgende wetten toebedeelde taken en bevoegdheden:

  • a.

    Het uitvoeren van de bij of krachtens de navolgende wetten toebedeelde taken en bevoegdheden:

 

  • Artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het de onder artikel 2.1, eerste lid, onderdelen e en i, toebedeelde taken en bevoegdheden met betrekking tot het verlenen van enkelvoudige vergunningen betreft;

  • Wet milieubeheer, met uitzondering van titel 10.4;

  • Wet geluidhinder;

  • Wet bodembescherming;

  • i.

    de Omgevingswet, voor zover het taken en bevoegdheden met betrekking tot het milieu (waaronder mede wordt verstaan: de milieubelastende activiteit, geluid en de bescherming van de bodem en de ondergrond) betreft die krachtens de Omgevingswet, een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Omgevingswet, een ministeriële regeling behorende bij de Omgevingswet en/of het omgevingsplan zijn toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders, met uitzondering van:

    • -

      de bevoegdheid tot het besluiten op meervoudige aanvragen om een omgevingsvergunning;

    • -

      de bevoegdheid tot het besluit op een aanvraag om een omgevingsplanactiviteitvergunning waarbij wordt afgeweken van het omgevingsplan;

    • -

      de taken en bevoegdheden die krachtens titel 10.4 van de Wet milieubeheer in het omgevingsplan zijn gesteld;

  • -

    Aangezien een beleidsneutrale wijziging het uitgangspunt is, is ervoor gekozen om voor het aspect milieu een breed conceptmandaat op te stellen. Daarbij is een niet-limitatieve lijst opgenomen van onderwerpen die hieronder kunnen vallen, zoals de milieubelastende activiteit, geluid, de bescherming van de bodem en de ondergrond. Aangezien deze milieuregels zijn verdeeld over (onder meer) de Ow, het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: ‘het Bal’) en het omgevingsplan, hebben wij expliciet opgenomen dat het ook gaat om de taken en bevoegdheden die krachtens de Ow, een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Ow, een ministeriële regeling behorende bij de Ow en/of het omgevingsplan zijn toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders.

  • -

    Onder het huidige mandaat vallen een veelheid aan bevoegdheden, aangezien de taken en bevoegdheden niet verder zijn gespecificeerd. Zo ook de bevoegdheid maatwerkvoorschriften op te leggen in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het verlenen van een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo. Onderdeel II van het huidige mandaat, eerste en tweede streepje, maakt om die reden deel uit van onderdeel a, onder i van het conceptmandaat Omgevingswet.

  • -

    Een groot deel van de milieuregels die nu gelden op grond van de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer, maken onder de Ow, via de bruidsschat, van rechtswege onderdeel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dit betekent dat deze milieuregels vanaf de inwerkingtreding van de Ow automatisch onderdeel uitmaken van het omgevingsplan. De Omgevingsdienst is bevoegd om (onder meer) een omgevingsplanactiviteitvergunning te verlenen voor deze milieubelastende activiteiten (zoals bedoeld in artikel 5.1, lid 1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet). Aangezien het huidige mandaat niet ziet op de bevoegdheid om een omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik te verlenen, is ervoor gekozen de bevoegdheid tot het besluit op een aanvraag om een omgevingsplanactiviteitvergunning waarbij wordt afgeweken van het omgevingsplan uit te zonderen van mandaat.

  • -

    wat betreft titel 10.4 van de Wet milieubeheer: onder de Ow bestaat de mogelijkheid om in het omgevingsplan de regels op te nemen die volgens titel 10.4 van de Wet milieubeheer in de gemeentelijke afvalstoffenverordening opgenomen moeten worden. Om de wijziging beleidsneutraal te houden is ervoor gekozen om de taken en bevoegdheden die toekomen aan burgemeester en wethouders ingevolge titel 10.4 van de Wet milieubeheer dan wel ingevolge het omgevingsplan (omdat de gemeenteraad ervoor heeft gekozen om deze regels in het omgevingsplan op te nemen) niet te mandateren aan de Omgevingsdienst.

  • het Bouwbesluit 2012, voor zover het de taken en bevoegdheden betreffende asbest en sloopmeldingen met een bedrijfsmatig karakter betreft;

  • ii.

    de Omgevingswet, voor zover het taken en bevoegdheden met betrekking tot asbest en/of met betrekking tot sloopactiviteiten (waaronder mede het mobiel breken van bouw- en sloopafval wordt verstaan) met een bedrijfsmatig karakter betreft die krachtens de Omgevingswet, een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Omgevingswet, een ministeriële regeling behorende bij de Omgevingswet en/of het omgevingsplan zijn toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders, met inbegrip van de bevoegdheid om ingevolge artikel 7.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, maatwerkvoorschriften te stellen over artikel 7.18 in samenhang met artikel 7.38  van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

Het verlenen van een ontheffing krachtens artikel 8.4, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012, van de trillingsterkte bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 (zie onderdeel b van het huidige mandaat) is toegevoegd aan onderdeel ii van het conceptmandaat Omgevingswet. Zie de bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen voor trillinghinder op grond van artikel 7.5 van het Bbl in samenhang met artikel 7.18 en 7:38.

 
  • iii.

    de Wet milieubeheer, met uitzondering van titel 10.4;

Zie toelichting bij onderdeel 1 t/m 4, laatste streepje

 
  • b.

    het uitvoeren van de bij of krachtens de navolgende wetten toebedeelde taken en bevoegdheden indien op grond van de Omgevingswet, de Invoeringswet Omgevingswet en/of het Invoeringsbesluit Omgevingswet overgangsrecht van toepassing is:

    • i.

      de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het de bij of krachtens artikel 2.1, lid 1, aanhef en onder e en/of i toebedeelde taken en bevoegdheden met betrekking tot het verlenen van enkelvoudige vergunningen betreft;

    • ii.

      de Wet milieubeheer, met uitzondering van titel 10.4;

    • iii.

      de Wet geluidhinder;

    • iv.

      de Wet bodembescherming;

    • v.

      het Bouwbesluit 2012, voor zover het de taken en bevoegdheden betreffende asbest en sloopmeldingen met een bedrijfsmatig karakter betreft;

  • -

    Zodra de Ow in werking treedt, blijft het huidige recht nog enige tijd van belang. Procedures die zijn gestart vóór inwerkingtreding van de Ow worden na inwerkingtreding van de Ow afgehandeld onder het dan oude recht In dit concept-mandaat zijn de taken en bevoegdheden die voorheen gemandateerd waren aan de Omgevingsdienst nu opnieuw gemandateerd. Hiermee wordt voorkomen dat de Omgevingsdienst na inwerkingtreding van de Ow niet meer bevoegd is om de taken en bevoegdheden uit te voeren die dan nog worden afgehandeld volgens het dan oude recht.

  • de handhavings- en toezichtstaken in relatie tot de onder 1° tot en met 4° genoemde wetten, waaronder tevens begrepen het nemen van handhavingsbeschikkingen, te weten last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, invorderingsbeschikking en het intrekken van de vergunning op grond van hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • c.

    Het uitvoeren van taken en bevoegdheden met betrekking tot toezicht en handhaving voor zover dit betrekking heeft op de taken en bevoegdheden die genoemd staan in de onderdelen onder a en b en die krachtens de daar genoemde wetten, regelgeving en/of de Algemene wet bestuursrecht zijn toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders, waaronder mede wordt verstaan de bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders als bedoeld in artikel 18.6 van de Ow);

  • -

    De mandaatbevoegdheid ten aanzien van handhaving wordt enigszins verruimd, omdat in hoofdstuk 18 van de Ow de mogelijkheid is opgenomen om een bestuurlijke boete op te leggen; in artikel 18.12 van de Ow is de bevoegdheid opgenomen om een bestuurlijke boete op te leggen bij regels over “bouwen, slopen, gebruiken en in stand houden van bouwwerken”.

  • -

    In het conceptmandaat Ow is expliciet opgenomen dat ook de bevoegdheid om toezichthouders aan te wijzen wordt gemandateerd aan de Omgevingsdienst. Artikel 18.6 van de Ow bepaalt namelijk dat een toezichthouders bij besluit van burgemeester en wethouders moeten worden aangewezen.

  • de handhavings- en toezichtstaken, voor zover deze betrekking hebben op de bedrijfsmatige activiteiten met betrekking tot asbest.

 

Onderdeel 6° en 7° hebben beide betrekking op toezicht en handhaving en zijn samengevoegd.

  • b.

    Het verlenen van een ontheffing krachtens artikel 8.4, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012, van de trillingsterkte bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012;

 

Toegevoegd aan onderdeel a, onder ii, van het conceptmandaat Omgevingswet

  • c.

    Het in relatie met de onder a en b genoemde wetgeving en besluiten uitvoeren van taken en bevoegdheden bij of krachtens de navolgende wetten, waaronder begrepen het voeren van bestuursrechtelijke procedures en het ter zitting vertegenwoordigen van het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester:

    • 1.

      Gemeentewet;

    • 2.

      Algemene wet bestuursrecht;

    • 3.

      Wet openbaarheid van bestuur;

    • 4.

      Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

  • d.

    Het uitvoeren van taken en bevoegdheden bij of krachtens de navolgende wetten, in relatie tot de onder a en b genoemde taken en bevoegdheden, waaronder begrepen het voeren van bestuursrechtelijke procedures en het ter zitting vertegenwoordigen van het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester:

    • 1.

      Gemeentewet;

    • 2.

      Algemene wet bestuursrecht;

    • 3.

      Wet open overheid en de

    • 4.

      Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

In een eerder concept was de wijziging van het mandaat in verband met de Wet open overheid al voorgesteld. Aangezien het college nog niet over dit concept heeft besloten, is deze wijziging opnieuw meegenomen in het huidige concept.

  • II.

    Tot het verlenen van mandaat aan de directeur van de Omgevingsdienst West-Holland dan wel diens plaatsvervanger ten aanzien van alle inrichtingen in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer die onder het bevoegd gezag van het college van burgemeester en wethouders vallen voor wat betreft de bevoegdheid tot:

    • -

      Het opstellen van maatwerkvoorschriften volgens het Activiteitenbesluit;

    • -

      Het verlenen van vergunningen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • -

      Het houden van toezicht en het aanleveren van de rapportage zoals genoemd in artikel 6 van de Tijdelijke regeling implementatie artikelen 8 en 14 van de Richtlijn energie-efficiëntie.

 

Onderdeel II van het huidige mandaat, eerste en tweede streepje, maakt deel uit van onderdeel a, onder i, van het conceptmandaat Omgevingswet.

Het onderdeel betreffende de Tijdelijke regeling komt te vervallen. De uitvoering is verschoven naar het RVO.

  • III.

    Dat de directeur de bevoegdheden, genoemd in artikel I, in ondermandaat kan opdragen aan onder zijn bevoegdheid ressorterende ambtenaren.

  • II.

    Dat de directeur de bevoegdheden, genoemd in artikel I, in ondermandaat kan opdragen aan onder zijn bevoegdheid ressorterende ambtenaren;

 
  • IV.

    Dat het mandaatbesluit van 14 oktober 2014 wordt ingetrokken;

  • III.

    Dat het mandaatbesluit, bekendgemaakt op 18 juli 2019, wordt ingetrokken;

 
  • V.

    dat dit besluit wordt aangehaald als ‘Mandaatbesluit gemeente Katwijk aan de Omgevingsdienst West-Holland’;

  • IV.

    Dat dit besluit in werking treedt op 1 januari 2024 nadat het op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt;

 
  • VI.

    Dat het onderhavige besluit in werking treedt op 1 januari 2019;

  • V.

    Dat dit besluit wordt aangehaald als ‘Mandaatbesluit gemeente Katwijk voor de Omgevingsdienst West-Holland’;

 
  • VII.

    kennis te nemen van de instemming met de mandaatverlening door de directeur van de Omgevingsdienst West-Holland dan wel diens plaatsvervanger.

  • VI.

    kennis te nemen van de instemming met de mandaatverlening door de directeur van de Omgevingsdienst West-Holland dan wel diens plaatsvervanger.