Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Reusel-De Mierden 2024

Geldend van 13-07-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2024

Intitulé

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Reusel-De Mierden 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden;

overwegende dat,

Gemeenten de wettelijke verplichting hebben om voor voldoende voorzieningen te zorgen, in aantal en spreiding, waar kinderen met een risico op een taalachterstand (kinderen met VVE-indicatie) deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie;

Gemeenten een minimaal aanbod dienen te realiseren van 16 uur voorschoolse educatie per week;

Gelet op de Wet Kinderopvang, Het Besluit basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse Educatie, het bepaalde in artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Reusel-De Mierden;

Besluit vast te stellen de volgende regeling:

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie Reusel-De Mierden 2024

Art. 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanbieder: een kindercentrum als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang, geregistreerd bij het Landelijk Register Kinderopvang (LRK), met een locatie in gemeente Reusel-De Mierden;

  • b.

    Algemene subsidieverordening (ASV): de algemene subsidieverordening gemeente Reusel-De Mierden;

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden;

  • d.

    Peuter: bij de gemeente Reusel-De Mierden in de Basis Registratie Personen (BRP) ingeschreven kind van 2 tot 4 jaar oud;

  • e.

    Doelgroep-peuter: peuter in de leeftijd van 2 tot 4 jaar die op basis van een indicatie van de Jeugdgezondheidszorg (hierna: JGZ) in aanmerking komt voor voorschoolse educatie;

  • f.

    Fiscaal maximum: het jaarlijks wettelijk vastgesteld uurtarief kinderopvang door de Rijksoverheid;

  • g.

    Inkomensafhankelijke ouderbijdrage: inkomensafhankelijke financiële bijdrage die ouders aan de aanbieder moeten betalen voor de deelname van hun kind aan peuteropvang of voorschoolse educatie;

  • h.

    Inkomensverklaring: de verklaring geregistreerd inkomen, een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar;

  • i.

    Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van de Belastingdienst bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang die onder de wet Kinderopvang valt;

  • j.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang; het register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

  • k.

    Ouder: ouder(s) of verzorger(s) van de (doelgroep)peuter die gebruik maakt van peuteropvang of voorschoolse educatie;

  • l.

    Subsidiabel uurtarief voorschoolse educatie (VE): het jaarlijks door de gemeente Reusel-De Mierden vastgestelde maximaal te subsidiëren uurtarief voor voorschoolse educatie, aangeboden op een kindercentrum met een VE-registratie in het LRK;

  • m.

    Subsidiabel uurtarief peuteropvang: het jaarlijks wettelijk vastgesteld maximaal te subsidiëren uurtarief voor kinderopvang (peuteropvang), vastgesteld door de Rijksoverheid;

  • n.

    Reguliere peuteropvang: het aanbod van een kindercentrum zonder een Voorschoolse Educatie registratie in het LRK gericht op peuters van 2-4 jaar, die wonen in de gemeente Reusel-De Mierden;

  • o.

    Voorschoolse voorziening: organisatie voor peuteropvang of kinderopvang, die ingeschreven staat in het LRK en die een locatie hebben binnen de gemeente Reusel-De Mierden;

  • p.

    Voorschoolse educatie: voorschoolse educatie (als onderdeel van voor- en vroegschoolse educatie (hierna: VVE) voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin aan de hand van een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling, in een kindercentrum met een VVE-registratie in het LRK;

  • q.

    VVE-indicatie: een indicatie die afgegeven wordt door de JGZ, waarbij de JGZ op basis van de gemeentelijke doelgroep definitie inschat dat er sprake is van een risico op een achterstand in één of meerdere domeinen van de ontwikkeling (taal, spel, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling) en die recht geeft op extra uren voorschoolse educatie;

  • r.

    VVE-registratie: een registratie van de aanbieder in het LRK, waaruit blijkt dat de aanbieder voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor het aanbieden van voorschoolse educatie.

Art. 2 Reikwijdte

  • 1. Deze regeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 5 bedoelde activiteiten.

  • 2. Deze regeling is niet van toepassing op peuterplaatsen voor een peuter met een Sociaal Medische Indicatie (SMI) als bedoeld in de Regeling bijzondere bijstand.

  • 3. Op deze subsidieregeling is de Algemene Subsidie Verordening van toepassing.

Art. 3 Doel

De doelstelling van deze subsidieregeling is om door middel van subsidieverstrekking te zorgen voor:

  • a.

    het stimuleren van deelname van peuters aan (reguliere) peuteropvang;

  • b.

    toereikend en kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie voor de stimulering van de ontwikkeling van (doelgroep-peuters en peuters als voorbereiding op de basisschool);

  • c.

    voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden en laaggeletterdheid;

  • d.

    het bevorderen van integratie en het voorkomen van segregatie;

  • e.

    bieden van gelijke kansen op een goede start in het onderwijs voor alle peuters;

  • f.

    voldoende aanbod van voorschoolse educatie in de gemeente;

  • g.

    verbinding met basisscholen ten behoeve van een sterke doorlopende leerlijn;

  • h.

    gemengde VE-peutergroepen, zodat doelgroeppeuters en peuters samen spelen en leren.

Art. 4 Subsidieontvanger

Subsidie kan worden aangevraagd door een aanbieder die voldoet aan de vereisten uit de Wet Kinderopvang en de hieruit voortvloeiende regelgeving.

Art. 5 Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verleend aan aanbieders voor:

  • 1.

    Het aanbieden van reguliere peuteropvang aan ouders van de peuters zonder recht op kinderopvangtoeslag;

  • 2.

    Het aanbieden van voorschoolse educatie aan:

    • a.

      de ouders van de peuter met recht op kinderopvangtoeslag;

    • b.

      de ouders van de peuter zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • c.

      de ouders van de doelgroep-peuter met recht op kinderopvangtoeslag;

    • d.

      de ouders van de doelgroep-peuter zonder recht op kinderopvangtoeslag;

  • 3.

    De wettelijk verplichte inzet van een HBO-beleidsmedewerker VE.

Art. 6 Subsidieduur

  • 1. De subsidie wordt verstrekt per kalenderjaar, voor een periode van maximaal 40 (school)weken indat kalenderjaar.

  • 2. De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter geen gebruik meer maakt van devoorschoolse voorziening of uiterlijk op de dag dat de peuter 4 jaar wordt.

Art. 7 Subsidie reguliere peuteropvang

De hoogte van de subsidie voor reguliere peuteropvang als bedoeld in artikel 5 lid 1 wordt als volgt berekend:

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft het subsidiabel uurtarief voor peuteropvang vast op basis van het jaarlijks wettelijk vastgesteld uurtarief kinderopvang (normtarief), vastgesteld door de Rijksoverheid.

  • 2.

    Subsidie voor peuteropvang wordt uitsluitend verleend aan ouders van de peuter zonder recht op kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    De hoogte van de subsidie is het aantal uren dat een peuter contractueel van de opvang gebruik heeft gemaakt keer het geldende uurtarief. Er geldt een maximum van 320 uur per jaar (8 uur x 40 weken).

  • 4.

    Het geldende uurtarief wordt berekend zoals in tabel 1.

Tabel 1:

Ouder recht op kinderopvangtoeslag

Uurtarief vanaf 0 tot en met 8 uur per week

Nee

Fiscaal maximum – (minus) ouderbijdrage

Art. 8 Subsidie voorschoolse educatie

De hoogte van de subsidie voor voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 5 lid 2 wordt als volgt berekend:

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober het subsidiabel uurtarief voor voorschoolse educatie vast op basis van:

    • a.

      het jaarlijks wettelijk vastgesteld uurtarief kinderopvang, vastgesteld door de Rijksoverheid.

    • b.

      een opslag per uur voor de uitvoering van de wettelijke kwaliteitseisen en de door gemeente Reusel-De Mierden gehanteerde bovenwettelijke kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie is het aantal uren dat een peuter contractueel van de opvang gebruik heeft gemaakt keer het geldende uurtarief. Er geldt een maximum van 1280 uur gedurende twee jaar (640 uur per jaar).

  • 3.

    Het geldende uurtarief wordt berekend zoals in tabel 2.

Tabel 2:

Ouder recht op kinderopvangtoeslag

Uurtarief van 0 tot en met 8 uur

Uurtarief vanaf 8 tot en met 16 uur per week

Ja

Subsidiabel uurtarief VE – (minus) ouderbijdrage

Met VVE-indicatie: subsidiabel uurtarief VE

Nee

Subsidiabel uurtarief VE – (minus) ouderbijdrage

Met VVE-indicatie: subsidiabel uurtarief VE

Art. 9 Aanvullende subsidie Voorschoolse educatie

Het college kan aanvullend subsidie verstrekken als tegemoetkoming in de kosten om het voorschools aanbod te borgen, indien dit op basis van het subsidiabel uurtarief niet op rendabele wijze in stand gehouden kan worden. Om in aanmerking te komen voor deze subsidie dient er maximaal één aanbieder per kern aanwezig te zijn. De subsidie aanvrager dient een aantoonbaar exploitatietekort te hebben. Per locatie wordt er een exploitatie-model ingevuld. Hiervoor dient de subsidieontvanger gegevens aan te dragen. Aan de hand daarvan wordt jaarlijks de hoogte van de subsidie berekend. De hoogte van de aanvullende subsidie is maximaal de aanvulling die nodig is volgens het ingevulde exploitatie-model. De restrictie van deze subsidie is dat daarmee geen oneerlijke concurrentie alsmede marktverstorende werking optreed in de betreffende kern.

Art. 10 Hoogte van de subsidie voor HBO-beleidsmedewerker VE

De hoogte van de subsidie voor een HBO-beleidsmedewerker als bedoeld in artikel 5 lid 3 wordt als volgt berekend:

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt voor de inzet van een pedagogisch coach/-beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau voor 10 uur per jaar per doelgroep-peuter per locatie met voorschoolse educatie;

  • 2.

    De peildatum voor het vaststellen van de subsidie op basis van het aantal doelgroep-peuters per locatie betreft 1 januari van het desbetreffende subsidiejaar.

  • 3.

    Het subsidiebedrag wordt op uurbasis verstrekt en is gebaseerd op de CAO Kinderopvang, schaal 9, trede 34. Jaarlijks wordt het uurtarief opnieuw ingeschaald.

Art. 11 Ouderbijdrage

  • 1. Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage over de eerste twee dagdelen van maximaal 320 uur per jaar (640 uur per twee jaar).

  • 2. De hoogte van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt door de aanbieder bepaald op basis van het verzamelinkomen van het voorgaande kalenderjaar en wordt gebaseerd op de meest recente VNG-adviestabel.

  • 3. Ten behoeve van de vaststelling van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage zorgt de aanbieder ervoor dat de ouder een ondertekende ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een recente inkomensverklaring overlegt aan de aanbieder. De aanbieder verplicht de ouder wijzigingen in de inkomens- of gezinssituatie die van invloed zijn op de kinderopvangtoeslag per omgaande te melden bij de aanbieder. De aanbieder past het contract aan en verwerkt de wijzigingen in de verantwoording aan de gemeente.

  • 4. Wanneer een verlaging van het inkomen zodanig is dat ouders in een lagere inkomenscategorie vallen, kunnen ouders een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage indienen bij de aanbieder. Hierbij dient de ouder de meest recente loongegevens, uitkeringsbeschikking of meest recente inkomensverklaring aan te leveren.

Art. 12 Aanvullende verplichtingen voorschoolse educatie en peuteropvang

  • 1. De aanbieder die subsidie voor peuteropvang ontvangt:

    • a.

      verleent alle medewerking aan onderzoeken door de GGD in het kader van controle aan wettelijke vereisten;

    • b.

      int de ouderbijdrage;

    • c.

      stimuleert de brede ontwikkeling van peuters;

    • d.

      draagt zorg voor een aanbod van peuteropvang in horizontale groepen (2-4 jarigen);

    • e.

      maakt gebruik maken van een op de peuterleeftijd aangepast programma of methodiek;

    • f.

      het aanbod van peuteropvang aan een peuter zonder recht op kinderopvangtoeslag, bedraagt maximaal 640 uur over een periode van 2 jaar, waarbij het aanbod per week verdeeld is over twee momenten van 4 uur per dag.

  • 2. De aanbieder die subsidie voor voorschoolse educatie ontvangt:

    • a.

      verleent alle medewerking aan onderzoeken door de GGD in het kader van controle aan wettelijke vereisten;

    • b.

      int de ouderbijdrage;

    • c.

      neemt actief deel aan overleg over peuteropvang in het kader van doorlopende leerlijn 0-13 jaar en rond voorschoolse activiteiten gericht op het zorgen voor samenhang in de voorschoolse educatie en het zo goed mogelijk bereiken van de doelgroep;

    • d.

      levert jaarlijks de gevraagde informatie voor monitoring van voorschoolse educatie en peuteropvang door de gemeente;

    • e.

      verleent doelgroep-peuters, zoveel als mogelijk, voorrang bij de plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen plek, wanneer er een wachtlijst is;

    • f.

      het aanbod van voorschoolse educatie aan een doelgroep-peuter bedraagt minimaal 1280 uur over een periode van 2 jaar, waarbij het aanbod maximaal 6 uur aaneengesloten per dag is.

  • 3. Voor de aanbieder die aanvullende subsidie voor voorschoolse educatie ontvangt:

    • a.

      Om in aanmerking te komen voor subsidie zoals genoemd in artikel 9 dient er maximaal één aanbieder per kern aanwezig te zijn;

    • b.

      De aanvraag aanvullende subsidie voorschoolse educatie wordt voor 1 april van het jaar dat volgt op het kalenderjaar van de subsidieaanvraag gedaan;

    • c.

      Er dienen minimaal gemiddeld 3 peuters gebruik te hebben gemaakt van voorschoolse educatie in het kalenderjaar van de subsidieaanvraag.

Art. 13 Aanvraag

Een aanbieder vraagt jaarlijks subsidie aan bij het college door gebruik te maken van een door de gemeente verstrekt formulier. De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag de volgende gegevens:

  • a.

    het aantal kinderen dat gebruik maakt van de subsidiabele activiteiten, uitgesplitst in reguliere peuters en doelgroep-peuters;

  • b.

    het gemiddeld aantal uur waarover reguliere peuters en/of doelgroep-peuters opvang afnemen;

  • c.

    de gemiddelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

Art. 14 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 1 september tot uiterlijk 1 november voorafgaand aan het betreffende subsidiejaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een eerste aanvraag om subsidie worden aangevraagd gedurende een subsidiejaar.

Art. 15 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist binnen acht weken nadat de volledige aanvraag om subsidie is ingediend.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de aanbieder hiervan schriftelijk in kennis.

Art. 16 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en de weigeringsgronden genoemd in de Algemene Subsidie Verordening, weigert het college de subsidie in ieder geval indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in deze regeling in artikel 12.

  • 2. Het College kan een subsidie aanvraag weigeren indien zij heeft vastgesteld dat er conform artikel WPO 159 reeds voldoende voorzieningen in aantal en spreiding zijn in de gemeente om haar wettelijke taken uit te kunne voeren.

Art. 17 Verlening, voorschotten, betaling

  • 1. Op aanvraag van de Aanbieder neemt het college een besluit over verlening van de voorlopige subsidie.

  • 2. De verleende subsidie wordt in halfjaarlijkse voorschotten in januari en juli van het lopende subsidiejaar betaald.

  • 3. Berekening van het subsidievoorschot per halfjaar vindt plaats op de wijze zoals aangegeven in deze regeling met dien verstande dat de subsidiabele uren voor het desbetreffende halfjaar voor de berekening in aanmerking worden genomen.

Art. 18 (tussentijdse) Verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger verantwoordt de besteding van de subsidie over het voorafgaande halfjaar:

    • a.

      voor 1 augustus over de periode januari tot en met juni en

    • b.

      voor 1 februari over de periode juli tot en met december;

  • 2. door gebruik te maken van een door de gemeente verstrekt verantwoordingsformulier.

  • 3. De subsidieontvanger verstrekt bij de verantwoording de volgende gegevens:

    • a.

      het aantal kinderen dat gebruik heeft gemaakt van de subsidiabele activiteiten, uitgesplitst in reguliere Peuters met en zonder kinderopvangtoeslag en Doelgroep-peuters met en zonder kinderopvangtoeslag;

    • b.

      de periode (weken) en het gemiddeld aantal uur waarover reguliere peuters en/of doelgroep-peuters opvang hebben afgenomen;

Art. 19 Wijziging verleningsbeschikking

Indien op basis van de halfjaarlijkse verantwoording recht op een hogere subsidie bestaat, wijzigt het college de verleningsbeschikking zo snel mogelijk.

Art. 20 Aanvraag vaststelling subsidie

  • 1. Voor 30 april van het jaar, dat volgt op het betrokken kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De subsidieontvanger verstrekt hierbij de volgende gegevens:

    • a.

      een inhoudelijk verslag van maximaal 1 A4 waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een totaaloverzicht van de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      afhankelijk van de hoogte van de subsidie is mogelijk een samenstellingsverklaring danwel een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant vereist volgens het bepaalde in de Algemene Subsidie Verordening artikel 15.

Art. 21 Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt een subsidie vast binnen twaalf weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste zes weken worden verdaagd.

  • 3. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 20 is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 4. Het college vordert onverschuldigd betaalde subsidie terug.

  • 5. Periodiek kan een controle uitgevoerd worden door de gemeente, waarbij de volgende gegevens gecontroleerd worden:

    • a.

      een gedagtekende overeenkomst tussen de aanbieder en de ouder van het kind;

    • b.

      het in de overeenkomst opgenomen aantal uren peuteropvang en voorschoolse educatie;

    • c.

      een ondertekende ouderverklaring van ouders die aangeven geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag en een inkomensverklaring van de Belastingdienst inclusief de berekening van de ouderbijdrage;

    • d.

      een indicatieformulier van het consultatiebureau van peuters met een VVE-indicatie.

Art. 22 Het subsidieplafond

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks de gemeentelijke begroting voor onderwijsachterstanden vast. In de gemeentelijke begroting is het budget opgenomen dat beschikbaar is voor subsidie voorschoolse educatie en peuteropvang.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond vaststellen voor deze regeling. Zij regelt daarbij de verdeling.

Art. 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van hetgeen bij of krachtens deze subsidieregeling is bepaald, als daaraan vasthouden voor een subsidie-aanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Art. 24 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2024.

  • 2.

    De Beleidsregel gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma gemeente Reusel-De Mierden 2021 en verder wordt met terugwerkende kracht per 1 juli 2024 ingetrokken.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Reusel-De Mierden 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 2 juli 2024.

Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden

Mw. A.M.J.H. van de Ven

Burgemeester

Dhr. J.P.P.S. Ruyters

Secretaris

Bijlage

Gemeentelijke doelgroep definitie

Doelgroepkind: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar uit de gemeente Reusel-De Mierden dat een VVE-indicatie krijgt op basis van één of meer van de volgende criteria:

  • a.

    Het kind heeft (een risico op) een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • b.

    Het kind heeft (een risico op) een achterstand in de spraak/taalontwikkeling;

  • c.

    Het kind heeft (een risico op) een spraak- of taalachterstand in de Nederlandse taal, bij wie de

  • d.

    thuistaal niet Nederlands is. Hiervoor geldt dat een indicatie wordt afgegeven als er sprake is

  • e.

    van minimaal één andere risicofactor, zoals beschreven in criteria a, b en d;

  • f.

    Er is sprake van gezins- en/of omgevingskenmerken die de ontwikkeling(skansen) van een kind

  • g.

    negatief beïnvloeden of beperken en het ontbreekt aan beschermende factoren:

  • Armoede/schuldenproblematiek.

  • Lichamelijke, psychische of psychiatrische problemen bij ouder(s)/verzorger(s).

  • Taalomgeving thuis onvoldoende stimulerend: laag opleidingsniveau ouder(s)/verzorger(s).

  • (mbo2 of lager), laaggeletterdheid, niet/nauwelijks voorlezen, weinig spelactiviteiten/interactie tussen ouder/verzorger en kind.

  • Langdurige werkeloosheid/arbeidsongeschiktheid

  • Ontbreken sociaal netwerk.

  • Alcohol/drugs/gokverslavingsproblematiek.

  • Gebrek aan aandacht en/of verzorging (psychisch en/of uiterlijk waarneembaar).