Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Harderwijk 2024

Geldend van 12-07-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Harderwijk 2024

Besluit:

  • 1.

    tot vaststelling van de Regeling rechtspositie burgemeester enwethouders gemeente Harderwijk 2024, die terugwerkt tot 1 januari2024;

  • 2.

    tot Intrekking van de ‘oude’ Regeling uit 2019.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk

gelet op de artikelen 44 en 46 van de Gemeentewet en de artikelen 3.2.10, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.8 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

besluit

vast te stellen de volgende regeling: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Harderwijk 2024

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    burgemeester: voorzitter van het college van burgemeester en wethouders.

  • c.

    secretaris: de secretaris bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • d.

    wethouder: lid van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Dienstauto burgemeester en wethouders

Lid 1

Het college kan ten laste van de gemeente een dienstauto ter beschikking stellen bedoeld in artikel 3.2.10 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.8 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.

Lid 2

Een dienstauto kan worden gebruikt voor zowel zakelijke als bestuurlijke doeleinden.

Lid 3

Onder gebruik voor zakelijke doeleinden wordt in dit artikel verstaan gebruik dat voor de toepassing van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 en de daarop berustende bepalingen niet als gebruik voor privédoeleinden wordt aangemerkt.

Lid 4

Onder gebruik voor bestuurlijke doeleinden wordt in dit artikel verstaan gebruik in het kader van de uitoefening van nevenfuncties, waarvan de uitoefening door de burgemeester of wethouder naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in het belang van de gemeente is.

Lid 5

Indien de burgemeester of de wethouder een dienstauto uitsluitend gebruikt voor zakelijke en bestuurlijke doeleinden en hij voor het gebruik van die auto loon- of inkomstenbelasting verschuldigd is, wordt deze belastingheffing ten laste van de gemeente aan hem vergoed.

Lid 6

Indien de burgemeester of de wethouder een dienstauto uitsluitend gebruikt voor zakelijke en bestuurlijke doeleinden, worden vergoedingen van derden in verband met het gebruik van die auto in de gemeentekas gestort.

Lid 7

De burgemeester of de wethouder heeft bij gebruik van een dienstauto geen aanspraak op een vergoeding voor dienstreizen.

Lid 8

Voor reizen voor de uitoefening van het ambt worden aan de burgemeester of wethouder bij een dienstauto de parkeer-, stallings-, veer- en tolkosten ten laste van de gemeente vergoed, mits deze kosten niet uit andere hoofde worden vergoed.

Lid 9

Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

Lid 1

De burgemeester of de wethouder die willen deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers in verband met de vervulling van hun functie dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de secretaris.

Lid 2

Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

Lid 3

Het college beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 4. Informatie- en communicatievoorzieningen

Lid 1

Voor de in bruikleen gegeven apparatuur gelden de gebruiksvoorwaarden van het gemeentepersoneel.

Lid 2

De burgemeester of de wethouder levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente. Overname van de informatie-en communicatievoorzieningen na schoning is mogelijk tegen vergoeding van de resterende waarde van de voorzieningen in het economisch verkeer.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

Lid 1

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Lid 2

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze regeling, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

Lid 1

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze regeling voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

  • a.

    betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

  • b.

    betaling vooruit uit eigen middelen of

  • c.

    betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

Lid 2

Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken. Het vereiste om bewijsstukken te overleggen geldt niet wanneer de vergoeding een forfaitair bedrag betreft.

Lid 3

Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 3 maanden na factuurdatum of betaling door de burgemeester of wethouder ingediend via het HRM-portaal (secretaris fiatteert) of bij de secretaris als declaratie van bepaalde onkosten niet mogelijk is via het HRM-portaal.

Lid 4

Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan burgemeester of wethouders bij de volgende salarisbetaling, maar uiterlijk de salarisbetaling daarop, wordt overgemaakt.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Harderwijk 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk d.d. 4 juni 2024

De burgemeester,

J. Joon

De secretaris,

F.H.W. de Jong

Toelichting Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Harderwijk

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van burgemeesters en wethouders alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke regeling

In deze regeling zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van burgemeester en wethouders zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018) betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal van wettelijke regelingen af te wijken. Wel kunnen er nadere regels gesteld worden. Indien een gemeente besluit om nadere regels te stellen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 44 en 66 Gemeentewet is bepaald dat ‘buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend’, de burgemeester en wethouders als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen.

Deze regeling is een (nadere) uitwerking van de gestelde regels van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen voor de burgemeesters en wethouders.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Burgemeesters en wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente, maar wel benoemd. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat burgemeesters en wethouders wél ambtenaar in formele zin zijn, worden zij fiscaal behandeld als ware zij actief in dienstbetrekking door de Wet op de loonbelasting 1964. Er wordt daarom op de bezoldiging van burgemeesters en wethouders ook loonheffingen ingehouden.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is van toepassing op wethouders en burgemeesters. De burgemeester volgt de pensioenaanspraken van de ABP-Pensioenregeling.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Dienstauto burgemeester en wethouders.

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat een dienstauto ter beschikking kan worden gesteld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het gebruik van een dienstauto voor zakelijke doeleinden en/of bestuurlijke doeleinden. Onder zakelijk gebruik wordt verstaan het fiscaal-zakelijk gebruik. Hieronder vallen ritten voor dienstreizen en ritten voor ambtsgebonden (qq-) functies.

Als bijvoorbeeld een wethouder zijn gemeente vertegenwoordigt en daarvoor een ter beschikking gestelde auto gebruikt, is er vanuit zijn functie als wethouder bezien sprake van zakelijk gebruik van die auto. Ook bij de onbezoldigde commissies en functies van de VNG neemt de Belastingdienst het standpunt in dat sprake is van zakelijke ritten voor burgemeesters en wethouders.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen.

Artikel 4. Informatie en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking (in bruikleen). Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Een computer is een desktop, een tabletcomputer of een laptop. Er mag slechts één computer verstrekt worden.

De gemeente verstrekt informatie- en communicatievoorzieningen in bruikleen aan de politieke ambtsdrager omdat dit noodzakelijk gereedschap is voor het vervullen van de politieke functie. Het fiscale noodzakelijkheidscriterium vereist dat dit digitale gereedschap bij aftreden of ontslag weer door de ambtsdrager wordt ingeleverd bij de gemeente. Dit geeft de gemeente ook de mogelijkheid om dit ICT-middel te schonen. Als het middel is geschoond, dan is het aan de gemeente of het dit desbetreffende ICT-middel wil hergebruiken. Als dat niet zo is, dan kan de gemeente ambtsdragers de mogelijkheid bieden het ICT-middel over te nemen. Dit overnemen is dus geen recht van de ambtsdrager maar het gevolg van een keuze van de gemeente. In dit geval is er bereidheid het ICT-middel af te stoten. Een circulaire vereist in dat geval dat de gemeente ervoor zorgt dat het ICT-middel door of namens de gemeente is geschoond met speciale software (conform Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO)).1Verder dient de politieke ambtsdrager voor het overnemen van het ICT-middel op grond van de circulaire een vergoeding te betalen. Deze vergoeding dient gelijk te zijn aan de resterende waarde van het ICT-middel in het economisch verkeer.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en in deze regeling aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan een burgemeester of wethouder kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de bestuurder loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen op welk moment vergoedingen en onkosten betaald worden aan burgemeesters en wethouders. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kan dit artikel uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee burgemeester en wethouders gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Burgemeester en de wethouders declareren hun kosten bij de gemeentesecretaris en dienen daarbij bewijsstukken te verstrekken. Het vereiste om bewijsstukken te verstrekken geldt niet wanneer de vergoeding een forfaitair bedrag betreft.


Noot
1

Circulaire “overname ICT na ambtstermijn decentrale politieke ambtsdragers” 2022-0000173050, 29 maart 2022.