Protocol bij het vermoeden van een integriteitsschending voor de Verenigde Vergadering en commissieleden en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland

Geldend van 11-07-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 03-07-2024

Intitulé

Protocol bij het vermoeden van een integriteitsschending voor de Verenigde Vergadering en commissieleden en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland

Bekendmaking

De Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 3 juli 2024 het Protocol bij het vermoeden van een integriteitsschending voor de Verenigde Vergadering en commissieleden en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland vastgesteld.

Besluit

De verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland,

besluit:

het volgende protocol vast te stellen:

Protocol bij het vermoeden van een integriteitsschending voor de Verenigde Vergadering en commissieleden en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland

en dit besluit per direct in werking te laten treden.

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING

1. PRINCIPES VAN DE PROCEDURE

2. ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

3. WERKWIJZE

4. NAZORG EN EVALUATIE

INLEIDING

Integer handelen van politieke ambtsdragers is een kernvoorwaarde voor het vertrouwen van burgers in de overheid. Alertheid, transparantie en actief handelen zijn centrale begrippen bij een integere taak­uitoefening. Onderdeel van het integriteitsbeleid voor politieke ambtsdragers van het Hoogheemraadschap van Rijnland zijn de Gedragscode Integriteit Leden Verenigde Vergadering Rijnland 2024 en de Gedragscode Integriteit dijkgraaf en hoogheemraden Rijnland 2024. De Gedragscode Integriteit voor leden van de Verenigde Vergadering geldt ook voor de commissieleden, en omdat het bestuur monistisch is, ook voor de hoogheemraden als lid van de Verenigde Vergadering (VV).

In de Gedragscode Integriteit Leden Verenigde Vergadering Rijnland 2024 is in de inleiding uitvoerig beschreven op welke wijze de leden met elkaar omgaan. Op basis daarvan zijn de bepalingen in de gedragscodes vormgegeven en is ook dit protocol bij het vermoeden van een integriteitsschending voor de VV, de commissieleden en het college van dijkgraaf en hoogheemraden opgesteld. In de gedragscodes is vastgelegd welke normen het bestuur van Rijnland volgt voor integer bestuur. Die richtlijn helpt bij het maken van de juiste keuzes.

Dit protocol gaat over de situaties waarin vermoed wordt dat in afwijking van de gedragscode is of gaat worden gehandeld. Het kan voorkomen dat in een concrete situatie twijfel ontstaat over de integriteit van het eigen gedrag of dat van een andere politieke ambtsdrager. Dit protocol beschrijft de werkwijze bij een vermoedelijke integriteitsschending door VV-leden, commissieleden, hoogheemraden en de dijkgraaf. Het biedt de melder bescherming, de betrokkene een eerlijke procedure en de uitvoerders van die procedure een kaderstellend handelingsperspectief.

De VV hecht er aan een vermoeden van een integriteitsschending steeds zo zorgvuldig mogelijk te benaderen, met het oog op de personen die er bij betrokken zijn. Dit protocol biedt het instrumentarium voor een zorgvuldige procesgang. De VV realiseert zich dat in alle fases van het onderzoek en daarna de samenwerking in het bestuur moet blijven voortgaan. Reputatieschade van bestuursleden heeft ook uitstraling op het bestuur als geheel. Daarom is de afspraak om de grootst mogelijke voorzichtigheid en terughoudendheid te betrachten in de persoonlijke omgang en de openbaarheid. Dat gaat gepaard met het deugdelijk doorlopen van de procedure en het zorgvuldige onderzoek.

De VV van Rijnland kiest voor een externe vertrouwenspersoon als aanvullende mogelijkheid ter bespreking van integriteitskwesties. Hij/zij treedt niet in de plaats van de procedure of van de functionarissen in de procedure, maar biedt een extra mogelijkheid om mee te klankborden. De vertrouwenspersoon is onafhankelijk. De externe vertrouwenspersoon denkt oordeelsvrij mee over kwesties die worden voorgelegd door VV- commissieleden-, hoogheemraden of de dijkgraaf en SAD. Hij/zij denkt mee over het proces en adviseert waar dat gewenst is. Het betreft hier niet een formeel advies in de zin dat het de verantwoordelijkheid van de VV- of collegeleden overneemt. In deze procedure speelt de externe vertrouwenspersoon geen formele rol.

PRINCIPES VAN DE PROCEDURE

De VV acht zorgvuldigheid en terughoudendheid in integriteitskwesties van groot belang. Deze komen terug in de volgende principes waarop deze procedure is gebaseerd.

  • 1.

    Onpartijdige handhaving

De gedragscodes voor VV-leden, hoogheemraden en de dijkgraaf (en de wetten waarop ze gebaseerd zijn) definiëren integriteitsschendingen en leggen zo de morele minima vast waaraan hun handelen moet voldoen. Gegeven deze morele minima uit de gedragscodes, is er geen enkele reden om de handhaving ervan inzet te maken van partijpolitiek. Uit het beginsel van onpartijdige handhaving volgt dat alle volksvertegenwoordigers en bestuurders de discipline moeten opbrengen om bij de beoordeling van integriteitskwesties boven de partijen te staan.

  • 2.

    Terughoudend met publiciteit

In Nederland wordt de politiek kritisch gevolgd door de media. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitsschendingen door politici kan het echter voorkomen dat er in de media al een veroordeling plaatsvindt voordat er onderzoek is gedaan – met als gevolg willekeur, schade aan (onschuldige?) individuele ambtsdragers en aantasting van de geloofwaardigheid van de politiek. Daarom is het zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitskwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Als er uiteindelijk werkelijk sprake blijkt te zijn van een integriteitsschending en er een oordeel is gevormd over de ernst daarvan en over een passende sanctie, mag en moet de kwestie naar buiten worden gebracht.

  • 3.

    Zorgvuldigheid tegenover de vermeende schender

Iedereen die mogelijk een integriteitsschending heeft begaan, heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving. Iedere politieke ambtsdrager die twijfelt, heeft recht op vertrouwelijk advies. Komt iemand onder de verdenking te staan van het plegen van een integriteitsschending, dan dient via een vooronderzoek vastgesteld te worden of er überhaupt grond is voor de verdenking. Zijn er gronden, dan moet er een integriteitsonderzoek volgen waarin ook de context wordt meegenomen en waarin de mate van verwijtbaarheid apart wordt beoordeeld. Een eventuele sanctie moet passend zijn en in verhouding staan tot de schending.

  • 4.

    Bescherming van slachtoffers

Uiterste zorgvuldigheid moet vanzelfsprekend ook worden betracht jegens eventuele slachtoffers van een schending. Iedereen die mogelijk het slachtoffer is geworden van een interpersoonlijke schending – zoals discriminatie, pesten, seksuele intimidatie of seksueel geweld – heeft het recht om gehoord te worden, recht op een interventie om de schending stop te zetten als deze nog gaande is en recht op hulp, voor zover nodig.

2. ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

De dijkgraaf heeft de centrale rol bij vermoedens van integriteitsschendingen door een VV-lid, commissielid of hoogheemraad. Die rol komt voort uit artikel 94, tweede lid van de Waterschapswet, waarin hij wordt belast met de taak de bestuurlijke integriteit van het waterschap te bevorderen. De dijkgraaf doorloopt het protocol in samenwerking met de secretaris-algemeen directeur (SAD). De SAD begeleidt het proces van meldingen en eventueel onderzoek doen. Daarnaast kan de dijkgraaf advies inwinnen bij de externe vertrouwenspersoon.

Afhankelijk van het soort melding kan de dijkgraaf er voor kiezen (op verschillende momenten) de fractievoorzitters vertrouwelijk te informeren. De fractievoorzitters fungeren daarbij als afvaardiging van de VV en kunnen op diverse momenten eventueel worden geraadpleegd (deze processtap is optioneel en er zal per situatie gekeken worden wat passend is). Indien fractievoorzitters betrokken zijn bij de kwestie (bijvoorbeeld omdat het vermoeden over hen gaat of omdat zij de melding hebben gedaan), nemen zij niet deel aan de beraadslaging.

Dit protocol is bedoeld als leidraad om sturing en handvatten te bieden voor handelen in het geval van een vermoeden van een integriteitsschending. In zo’n situatie is iedereen gebaat bij helderheid en een zorgvuldig proces. Toch kan het voorkomen dat het in het belang van het hoogheemraadschap, de melder of de betrokkene is om af te wijken van het protocol. Voorbeelden van situaties waarbij de dijkgraaf kan afwijken van het protocol zijn:

  • de privacy van de melder of de betrokkene is in het geding;

  • verantwoordelijken in dit protocol kunnen hun taken niet onafhankelijk uitvoeren;

  • het publieke belang vraagt hierom.

Indien er een vermoeden van integriteitsschending door de dijkgraaf bestaat, zal de loco-dijkgraaf het protocol doorlopen samen met de SAD. Indien de loco-dijkgraaf na consultatie van de externe vertrouwenspersoon nader wil reflecteren, kan hij contact opnemen met de Commissaris van de Koning van de provincie Zuid-Holland.

Externe communicatie

Per geval zal moeten worden beoordeeld of en welke mate van externe communicatie wordt ingezet. Terughoudendheid staat voorop in het belang van alle betrokkenen en het hoogheemraadschap als geheel. Welke externe communicatie wordt gepleegd hangt af van de omstandigheden van het geval, de aard van de melding en bijvoorbeeld bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de melder of degene over wie een melding is gedaan. Teamleider Communicatie kan worden betrokken bij deze afweging en de invulling van externe communicatie. De dijkgraaf is belast met de communicatie. In de communicatie gaat de dijkgraaf uitsluitend in op het proces.

Aangifte

Als in enige fase van de behandeling van de melding een redelijk vermoeden ontstaat van een strafbaar feit, zal de dijkgraaf de wettelijke bepalingen over het doen van aangifte volgen.

3. WERKWIJZE

De werkwijze bij het vermoeden van een integriteitsschending bestaat uit vijf fases. Hieronder worden deze fases uitgewerkt. Op deze werkwijze zijn de genoemde uitgangspunten van toepassing. Te allen tijde kan door alle betrokkenen contact opgenomen worden met de externe vertrouwenspersoon.

Waar in deze procedure wordt beschreven dat de dijkgraaf procedurele stappen afhandelt, wordt bedoeld dat hij dit samen met de SAD doet.

Fase 1) Twijfelen en bespreken

Voortvloeiend uit de gedragscode is het wenselijk dat politieke ambtsdragers eerst met elkaar in gesprek gaan bij twijfels over de integriteit van handelingen. Daarnaast kunnen twijfels worden besproken met de dijkgraaf, de SAD, of de externe vertrouwenspersoon. Deze gesprekspartners kunnen adviseren over de kwestie en over het al dan niet doen van een melding. De dijkgraaf is vrij om op basis van de ontvangen signalen zelf een eerste analyse te starten, ook als er geen melding wordt gedaan.

Het kan voorkomen dat er goede redenen zijn om het gesprek met de ander over een reeds uitgevoerde handeling niet aan te gaan. Bijvoorbeeld bij het vermoeden van een ernstige schending waarbij het risico bestaat dat aanspreken het onderzoeksbelang (en daarmee de waarheidsvinding) schaadt, of als de onderlinge verhoudingen zo slecht zijn dat effectief aanspreken niet mogelijk is.

Al in deze eerste fase is vertrouwelijkheid van groot belang. Wanneer twijfels met een breed publiek gedeeld worden, wordt het moeilijk om de vertrouwelijkheid in een eventueel vervolgproces te waarborgen.

Fase 2) Melden en wegen

Politieke ambtsdragers, maar ook inwoners en ambtenaren, kunnen een melding doen van een vermeende integriteitsschending door een politieke ambtsdrager. Daarbij worden de volgende stappen doorlopen.

  • 1.

    De melding van de vermeende integriteitsschending wordt schriftelijk gedaan bij de dijkgraaf. Om een melding op schrift te stellen kan een melder de hulp inroepen van de SAD. De melder dient de melding altijd zelf in.

  • 2.

    De dijkgraaf stuurt de melder binnen vijf werkdagen een schriftelijke ontvangstbevestiging. Hierin wordt ook vermeld hoe desgewenst de vertrouwelijkheid van de persoonlijke gegevens van de melder zoveel mogelijk gewaarborgd wordt. Om de persoonlijke levenssfeer van de betrokken politieke ambtsdrager te beschermen in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek, vraagt de dijkgraaf de melder om vertrouwelijkheid in acht te nemen.

  • 3.

    De dijkgraaf draagt er zorg voor dat de gegevens omtrent de melding en de melder zodanig bewaard/opgeslagen worden dat deze alleen toegankelijk zijn voor personen die bij de behandeling van de melding betrokken zijn.

  • 4.

    De dijkgraaf voert zo snel mogelijk een persoonlijk gesprek met de melder over de melding. Bij dit gesprek is de SAD aanwezig. Dit gesprek is bedoeld om de inhoud van de melding zo nodig te verduidelijken en eventueel af te bakenen.

  • 5.

    De dijkgraaf kan ook op basis van eigen waarneming of externe berichtgeving op de hoogte raken van een mogelijke integriteitsschending. De dijkgraaf kan in dat geval zelf het initiatief nemen om melding te doen.

  • 6.

    De dijkgraaf bespreekt een melding over een VV-, college- of commissielid met de SAD. Samen wegen zij de melding ten minste op basis van:

    • de aard van de (vermeende) handeling;

    • de mate waarin de melding te verifiëren is;

    • de respectievelijke posities van de melder en de persoon op wie de melding betrekking heeft;

    • de geloofwaardigheid van de melding;

    • de ernst en spoedeisendheid.

  • 7.

    De dijkgraaf stelt de betrokken persoon zo snel als mogelijk op de hoogte van het feit dat er een melding is gedaan, tenzij er een zwaarwegend belang is om dat niet te doen. Voorbeelden daarvan zijn:

    • risico dat eventueel bewijsmateriaal wordt vernietigd;

    • risico voor de veiligheid of het functioneren van de melder.

Op basis van het gesprek met de SAD kan de dijkgraaf tot drie conclusies komen:

  • A.

    De melding kan direct afgedaan worden omdat de melding niet over integriteit gaat of omdat onmiddellijk duidelijk is dat er geen sprake is van een integriteitsschending. De dijkgraaf koppelt dit besluit schriftelijk terug aan de melder en de betrokken politieke ambtsdrager. De melding is daarmee afgedaan.

  • B.

    Er is een screening nodig om de melding te beoordelen (fase 3 van het protocol)

  • C.

    Er is direct een extern onderzoek nodig (fase 4 van het protocol).

Fase 3) Screening

De dijkgraaf voert zo spoedig mogelijk een screening uit. Daarbij laat hij zich ondersteunen door de SAD.

  • 1.

    De dijkgraaf voert in ieder geval een gesprek met de politieke ambtsdrager op wie de melding betrekking heeft. Indien hij dat nodig acht voert de dijkgraaf nogmaals een gesprek met de melder. De SAD is aanwezig bij deze gesprekken.

  • 2.

    De gesprekspartners nemen voor aanvang van het gesprek vertrouwelijk kennis van de schriftelijke melding. De politieke ambtsdrager op wie de melding betrekking heeft wordt bij aanvang van het gesprek zodanig ingelicht over aard en inhoud van de melding dat zij of hij een goed beeld krijgt van hetgeen hem of haar wordt verweten. Een afschrift van de melding wordt niet verstrekt.

  • 3.

    Van elk gesprek wordt een gespreksverslag gemaakt. Dit verslag wordt ter accordering voorgelegd aan de gesprekspartner. Deze heeft de mogelijkheid om binnen vijf dagen schriftelijk te reageren op het verslag. Indien de gesprekspartner accordering weigert, wordt hiervan melding gemaakt in het verslag. Desgewenst kan een schriftelijke weergave van de afwijkende mening van de gesprekspartner bij het verslag worden gevoegd. Met deze verslagen wordt vertrouwelijk omgegaan.

  • 4.

    Ten behoeve van de screening kan de dijkgraaf documenten of andere gegevens raadplegen. Ook kan de dijkgraaf spreken met andere betrokkenen.

  • 5.

    De dijkgraaf beslist na de eerste screening of een extern feitenonderzoek nodig is. Op basis van de eerste screening kan hij tot twee conclusies komen:

    • Er is een feitenonderzoek nodig: In dat geval gaat de dijkgraaf over op fase 4.

    • Er is geen feitenonderzoek nodig.

  • Er zijn meerdere scenario’s denkbaar waarin er geen onderzoek nodig is: de melding is bijvoorbeeld te mager om te onderzoeken, er is een ander traject van toepassing (bijvoorbeeld klachten of bezwaar) of er zijn te weinig aanwijzingen voor een onderzoek. De dijkgraaf beoordeelt of hij van de screening een verslag opstelt. Persoonsgegevens van de melder worden in dit verslag geanonimiseerd. Het screeningsverslag wordt gedeeld met de melder en de betrokken politieke ambtsdrager. Indien aan de orde bespreekt de dijkgraaf dit screeningsverslag persoonlijk met de melder en separaat met de betrokken politieke ambtsdrager.

Fase 4) Extern feitenonderzoek

Als de dijkgraaf besluit dat een onderzoek nodig is, ontvangt een extern onderzoeksbureau hiertoe de opdracht. Het gehele feitenonderzoek vindt plaats in een vertrouwelijke context. Dat betekent dat er ook vertrouwelijk1 wordt omgegaan met (concept-)gespreksverslagen en (concept-) onderzoeksrapportages.

Een feitenonderzoek bestaat uit de volgende stappen:

  • 1.

    De dijkgraaf is opdrachtgever van het onderzoek.

  • 2.

    De dijkgraaf komt met de externe onderzoekers een schriftelijke onderzoeksopdracht overeen, met daarin de onderzoeksvragen, de methoden, de planning en kosten, het team en de wijze van rapportage. De SAD ondersteunt en adviseert hierin. De externe onderzoekers dienen zich te houden aan dit protocol.

  • 3.

    In overleg met de externe onderzoekers wordt ervoor gezorgd dat relevante gegevens worden veiliggesteld en overgedragen aan de onderzoekers. Wanneer het gaat om gegevens op apparaten en/of netwerken die eigendom zijn van of in gebruik zijn bij het hoogheemraadschap wordt conform het Beleid Monitoring ICT middelen en de Gedragscode: ‘Omgang met informatie en met ICT-faciliteiten’gehandeld.

  • 4.

    De dijkgraaf informeert de betrokken politieke ambtsdrager, de melder en de fractievoorzitters dat een feitenonderzoek wordt ingesteld. Er wordt een brief verzonden (aan de hiervoor genoemde betrokkenen) met daarin in ieder geval de aanleiding voor het feitenonderzoek, het onderzoeksprotocol en de contactgegevens van de onderzoekers.

  • 5.

    De dijkgraaf weegt zorgvuldig af welke andere personen geïnformeerd moeten worden over het feitenonderzoek, waarbij het uitgangspunt is dat de groep geïnformeerde personen zo klein mogelijk wordt gehouden.

  • 6.

    Bij de uitvoering van het onderzoek kunnen personen op ambtelijk en op bestuurlijk niveau binnen het hoogheemraadschap, maar ook externe personen worden benaderd voor een interview. Deze interviews worden door ten minste twee personen gevoerd. Desgewenst kunnen geïnterviewden zich laten bijstaan door een zelfgekozen vertrouwenspersoon.

  • 7.

    Van elk interview wordt een gespreksverslag gemaakt dat ter accordering (hoor en wederhoor) wordt voorgelegd aan de geïnterviewde. Deze heeft de mogelijkheid om schriftelijk te reageren op het verslag. Indien de gesprekspartner accordering weigert, wordt hiervan melding gemaakt in het onderzoeksrapport. Desgewenst kan een schriftelijke weergave van de afwijkende mening van de gesprekspartner bij het verslag worden gevoegd. De gespreksverslagen blijven in het bezit van de externe onderzoekers en worden niet gedeeld met het hoogheemraadschap en/of de dijkgraaf.

  • 8.

    De dijkgraaf bewaakt de voortgang van het onderzoek. Als het onderzoek betrekking heeft op de dijkgraaf zelf, neemt de loco-dijkgraaf deze rol over.

  • 9.

    De betrokken politieke ambtsdrager krijgt de mogelijkheid om te reageren op de juistheid van de feitelijke bevindingen. Ook de dijkgraaf krijgt de rapportage voor een controle op de feitelijke bevindingen.

  • 10.

    De betrokken politieke ambtsdrager mag een zienswijze geven op het eindrapport inclusief conclusies en aanbevelingen. Deze zienswijze wordt integraal als bijlage opgenomen in het rapport.

  • 11.

    Wanneer het onderzoek is afgerond, leveren de externe onderzoekers het onderzoeksrapport op bij de dijkgraaf. Als het onderzoek de dijkgraaf betreft, leveren de onderzoekers het rapport op bij de loco-dijkgraaf.

Fase 5) Behandelen en afronden

De dijkgraaf zorgt na oplevering van de rapportage voor een goede afronding van het traject.

  • 1.

    De dijkgraaf stelt het rapport indien hij dat nodig acht onder geheimhouding ter inzage aan de onderzochte politieke ambtsdrager en de fractievoorzitters.

  • 2.

    In een vertrouwelijk overleg van de dijkgraaf en de fractievoorzitters, zoals bedoeld in artikel 9, zesde lid onder b van het Reglement van Orde van VV en commissies Rijnland, wordt gesproken over het onderzoek en de resultaten daarvan, het zwaarte-oordeel van de dijkgraaf en de wijze waarop de onderzoeksresultaten en het zwaarte-oordeel van de dijkgraaf aan de VV zullen worden voorgelegd. (Indien het onderzoek een hoogheemraad of de dijkgraaf zelf betreft wordt door de (loco-)dijkgraaf geen zwaarte-oordeel gegeven). Ten slotte wordt gesproken over de wijze waarop de onderzoeksresultaten, het zwaarte-oordeel van de dijkgraaf en het VV-besluit over een eventuele sanctie aan de burger zullen worden gecommuniceerd.

  • 3.

    De dijkgraaf agendeert het onderzoek in een besloten VV-vergadering. De dijkgraaf biedt het onderzoeksrapport met het gemotiveerde zwaarte-oordeel onder geheimhouding aan de VV . Uitgangspunt is dat een rapport waaruit geen belastende feiten blijken niet openbaar wordt gemaakt, tenzij dit in het belang van de betrokkene is.

  • 4.

    Aan het einde van de besloten VV-vergadering beslist de VV of de geheimhouding op het rapport moet/kan worden opgeheven.

  • 5.

    De VV vormt zich een oordeel over de voorgelegde stukken en beoordeelt de politieke consequenties. De VV neemt een besluit over een eventuele sanctie. Hierbij vermijdt de VV iedere partijpolitieke bevangenheid. Een sanctie moet proportioneel zijn. Een te lichte sanctie bij een ernstige schending kweekt onbegrip en tast de geloofwaardigheid aan van zowel individuele ambtsdragers als bestuursorganen. Hetzelfde geldt voor een te zware sanctie op een lichte schending. Voor (benoemde of gekozen) politieke ambtsdragers zijn er verschillende sancties die aan de orde kunnen zijn. Deze laten zich in drie categorieën verdelen:

    • a.

      politieke sancties opgelegd door de VV, zoals binnenskamers corrigerend toespreken, publieke excuses, of ontslag uit een bijkomende functie die men als VV-lid vervult en waarin men door de VV is benoemd. Voor dijkgraaf of hoogheemraad kan een politieke sanctie zijn een motie van treurnis / afkeuring / wantrouwen of schorsing / ontslag.

    • b.

      sancties opgelegd door de eigen fractie/partij;

    • c.

      strafrechtelijke sancties.

  • 6.

    Ook in de fase dat er door de VV besluitvorming wordt gepleegd over een integriteitskwestie, blijft terughoudendheid met publiciteit het uitgangspunt. Als de besluitvormingsstukken openbaar worden gepubliceerd kan de buitenwereld kennisnemen van het onderzoek en het zwaarte-oordeel van de dijkgraaf. Tot die tijd spreekt niemand met de pers. Indien nodig kan de dijkgraaf na de openbare vergadering een toelichting geven aan de pers. Wanneer het onderzoek een hoogheemraad betreft kan de dijkgraaf eventueel voorafgaand aan de besluitvorming een korte toelichting geven aan de pers.

4. NAZORG EN EVALUATIE

VV-leden of hoogheemraden maken gedurende hun politieke loopbaan hoogstens een beperkt aantal handhavingstrajecten mee, meestal zijdelings. De dijkgraaf zal meer ervaring opdoen, maar ook voor hem geldt: handhaven wordt nooit routine. Daarom is in de regel na afronding van een integriteitsvraagstuk een korte reflectie geboden – of de zaak nu al wordt afgerond na de beoordeling van een melding, nadat er vooronderzoek is verricht of pas na een integriteitsonderzoek dat al dan niet tot sanctionering heeft geleid.

De dijkgraaf en SAD voeren een gesprek met de melder. Ook voeren de dijkgraaf en SAD een evaluatiegesprek met de politieke ambtsdrager op wie het onderzoek betrekking had. De externe vertrouwenspersoon kan op verzoek van de melder of de politieke ambtsdrager als toehoorder aanwezig zijn bij de gesprekken.

Na afronding van de behandeling van de melding evalueert de dijkgraaf samen met de SAD het proces. Daarbij wordt ook nagegaan in hoeverre het protocol toereikend was en of dit aanpassing behoeft. Voorts wordt besproken of er lessen te trekken zijn voor de behandeling van een eventuele volgende melding.

Opzettelijk valse melding

Bij het vermoeden van een opzettelijk valse melding kan de dijkgraaf een feitenonderzoek instellen naar de melder. De persoon tegen wie de mogelijk opzettelijk valse melding is gedaan, kan besluiten hier aangifte van te doen.

Rapportage

De dijkgraaf informeert de VV periodiek over het aantal meldingen en onderzoeken op het gebied van integriteit.

Ondertekening

Leiden, 3 juli 2024

De verenigde vergadering

R.A.M. van der Sande, dijkgraaf

M. Middendorp, secretaris


Noot
1

De vertrouwelijkheid die hier wordt bedoeld is beschreven in artikel 2.5 van de Algemene wet bestuursrecht.