Beleidsregels Wet Inburgering 2021 gemeente Weert

Geldend van 12-07-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wet Inburgering 2021 gemeente Weert

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert gelet op:

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Wet Inburgering 2021

en overwegende dat:

het gewenst is beleidsregels vast te stellen betreffende de uitvoering van de Wet Inburgering 2021.

Besluit: vast te stellen de Beleidsregels Wet Inburgering 2021 gemeente Weert.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      Asielstatushouders: inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, Wet Inburgering 2021;

    • c.

      College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert;

    • d.

      Inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

    • e.

      Inburgeringswetgeving: Wet inburgering 2021, Besluit Inburgering 2021, Regeling inburgering 2021 en de basis daarvan genomen besluiten van algemene strekking van het college;

    • f.

      Gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen die verblijf hebben op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met uitzondering van inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021;

    • g.

      Leerroute: de B1-route, de onderwijsroute of de Zelfredzaamheidsroute;

    • h.

      MAP: Module Arbeidsmarkt en Participatie;

    • i.

      NAW: naam-, adres- en woonplaats;

    • j.

      PIP: Persoonlijk plan Inburgering en Participatie;

    • k.

      PVT: Participatieverklaringstraject.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet inburgering 2021, het Besluit inburgering 2021, de Regeling inburgering 2021 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregels

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle inburgeringplichtingen woonachtig in de gemeente Weert die onder de Wet Inburgering 2021 vallen.

Artikel 3. Informatieverstrekking

Het college draagt er zorg voor dat inburgeringsplichtigen op adequate wijze informatie ontvangen over:

  • a.

    zijn of haar wettelijke rechten en plichten;

  • b.

    de aanspraak op ondersteuning en begeleiding; en

  • c.

    het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

Hoofdstuk 2. Brede intake, PIP en onderdelen inburgeringsplicht

Artikel 4. Brede intake en PIP

  • 1. Het college neemt de brede intake binnen de daarvoor geldende wettelijke normen en termijn af.

  • 2. Het college stelt als vervolg op de brede intake het PIP op binnen de daarvoor geldende wettelijke normen en termijnen.

  • 3. Het PIP voor bijstandsgerechtigde inburgeringsplichtigen bevat, naast het bepaalde in het tweede lid, de beschikkingen op grond van de Participatiewet inzake opgelegde arbeids- en re-integratieverplichtingen (en/of ontheffingen) en inzake toegekende re-integratievoorzieningen.

Artikel 5. Onderdelen inburgeringsplicht

Aan de inburgeringsplicht wordt voldaan indien een inburgeringsplichtige:

  • a.

    het PVT afrondt en;

  • b.

    de MAP afrondt en;

  • c.

    een van de leerroutes behaalt.

Artikel 6. Maatschappelijke begeleiding

De gemeente zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt op basis van de daarvoor geldende wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 3 Reiskosten

Artikel 7.

  • 1. De inburgeringsplichtige die op basis van het vastgestelde PIP is aangewezen op het volgen van een leerroute buiten de gemeente Weert, kan een beroep doen op vergoeding van reiskosten.

  • 2. De inburgeringsplichtige die als gevolg van een beperking in mobiliteit naar oordeel van het college aangewezen is op een vervoersvoorziening op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 om aan de verplichtingen vanuit het PIP te voldoen én bijstandsgerechtigd is, kan een beroep op vergoeding van de reiskosten.

  • 3. Voor de hoogte van de vergoeding zoals bedoeld in lid 1. wordt aansluiting gezocht bij het bedrag voor het openbaar vervoer of kan op verzoek van de inburgeringsplichtige een bedrag dat gelijk is aan de onbelaste reiskostenvergoeding voor zakelijke kilometers op grond van de Wet op de inkomstenbelasting (nu: € 0,23 per kilometer) worden verstrekt als er een eigen vervoersmiddel beschikbaar is.

  • 4. Voor de hoogte van de vergoeding zoals bedoeld in lid 2. wordt aansluiting gezocht bij het bedrag dat als ritbijdrage bepaald is bij de toekenning van de voorziening op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015.

Hoofdstuk 4 Handhaving

Artikel 8. Verplichtingen inburgeringsplichtigen

De inburgeringsplichtige is verplicht om:

  • a.

    na de oproep te verschijnen bij de brede intake en hieraan mee te werken; en

  • b.

    de afspraken in het PIP na te komen, waaronder deelname aan voortgangsgesprekken en aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.n

  • 2.

    De asielstatushouder is daarnaast ook verplicht deel te nemen aan de taallessen en andere activiteiten van de gevolgde leerroute.

Artikel 9. Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht

  • 1. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake, geeft het college hem een schriftelijke waarschuwing en de uitnodiging om binnen 14 dagen na dagtekening van de schriftelijke waarschuwing, alsnog een brede intake in te plannen of af te ronden.

  • 2. Wanneer de inburgeringsplichtige na de waarschuwing niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake legt het college hem een boete op basis van artikel 7.1.1. van het Besluit 2021.

  • 3. Voordat de gemeente een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de inburgeringsplichtige niet komt of onvoldoende meewerkt. De inburgeringsplichtige krijgt een gesprek hierover of schriftelijk de gelegenheid een verklaring te geven. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb.

  • 4. De gemeente legt een lagere boete op dan vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit als op basis van de reactie van de inburgeringsplichtige aannemelijk is dat de boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.

  • 5. Wanneer de inburgeringsplichtige na de boete binnen twee maanden niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake legt het college hem weer een boete op, op basis van artikel 7.1.1. van het Besluit 2021 en voltooit het college de brede intake in afwezigheid van de inburgeringsplichtige.

  • 6. De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat enige verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 10. Boete tijdens het inburgeringstraject

  • 1. Wanneer de inburgeringsplichtige de verplichtingen uit het PIP niet of onvoldoende nakomt, legt het college hem een boete op.

  • 2. Voor inburgeringsplichtigen gaat het om de volgende verplichtingen:

    • a.

      deelnemen aan de voortgangsgesprekken;

    • b.

      deelnemen aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.

  • 3. Voor asielstatushouders gaat het daarnaast om de verplichting om deel te nemen aan de leerroute.

  • 4. Voordat de gemeente een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de inburgeringsplichtige de afspraken in het PIP en/of de afspraken over de activiteiten die horen bij de leerroute niet nakomt. De inburgeringsplichtige krijgt een gesprek hierover of schriftelijk de gelegenheid een verklaring te geven. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb.

  • 5. Mede op basis van het gesprek met de inburgeringsplichtige dan wel zijn of haar schriftelijke zienswijze bepaalt de gemeente de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt de gemeente de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit:

    • a.

      indien er sprake is van opzet, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 100 procent;

    • b.

      indien er sprake is van grove schuld, wordt de boete vastgesteld op 75 procent;

    • c.

      indien er geen sprake is van opzet of grove schuld wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 50 procent;

    • d.

      indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 25 procent.

  • 5. De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 11. Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1. Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering (Participatiewet) ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 eerste lid onder a Participatiewet. De gemeente legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de Inburgeringswetgeving op.

  • 2. Wanneer een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en op overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt de gemeente bij voorkeur een boete op grond van de Inburgeringswetgeving op. Het college verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 3. Indien het college voor dezelfde gedraging een boete op grond van de Wet inburgering 2021 kan opleggen en de bijstand op grond van artikel 18 of 18b Participatiewet kan verlagen, dan kiest het ervoor geen boete op te leggen en de bijstand te verlagen.

  • 4. In de brief (beschikking) aan de inburgeringsplichtige vermeldt de gemeente of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op met ingang van de dag na publicatie.

  • 2. De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet inburgering 2021 gemeente Weert

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 2 juli 2024

Burgemeester en wethouders van Weert,

A.M.A. Vrijenhoek

Gemeentesecretaris

R.J.H. Vlecken

burgemeester

Artikelsgewijze toelichting (Hoofdstuk 4, artikel 9, 10, en 11)

Handhaving

De wetgever ziet het opleggen van een boete of maatregel als het sluitstuk van het handhaven van de verplichtingen op grond van de wet. Het is bedoeld als allerlaatste redmiddel om onwillige inburgeringsplichtigen te stimuleren hun verplichtingen na te komen. Een op te leggen boete of maatregel moet bijdragen aan het bereiken van de doelstelling van de wet, te weten het zo spoedig mogelijk leren van de taal op een zo hoog mogelijk niveau, het meedoen in de samenleving en het binnen de gestelde termijn voltooien van het inburgeringstraject.

Artikel 9 Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht:

Blijft de inburgeringsplichtige de eerste keer weg bij de brede intake, dan geeft de gemeente een schriftelijke waarschuwing en roept hem of haar op voor een nieuwe afspraak (artikel 14 eerste lid, van de wet). Deze afspraak dient uiterlijk binnen 14 dagen gepland te worden. Om de voortgang van het inburgeringstraject te waarborgen is het wenselijk dat de afspraak zo snel mogelijk plaatsvindt.

Verschijnt de inburgeringsplichtige weer niet, dan volgt een boete van 250 euro. In de brief waarin de boete wordt opgelegd wordt de inburgeringsplichtige uitgenodigd om alsnog te verschijnen. Geeft hij of zij hieraan weer geen gehoor, dan volgt een tweede boete van 250 euro. Als een inburgeringsplichtige nog steeds (na 3 oproepen) niet voor de brede intake verschijnt of daaraan niet meewerkt dan wordt stelt de gemeente het PIP eenzijdig vast (artikel 14 tweede lid, van de wet).

Omdat een boete alleen kan worden opgelegd als de inburgeringsplichtige verwijtbaar niet verschijnt, moet de verwijtbaarheid onderzocht worden en moet de inburgeringsplichtige de gelegenheid krijgen zich hierover uit te laten.

De boete is een zogenaamde gefixeerde boete, een bij wettelijk voorschrift vastgestelde boete. Wanneer de inburgeringsplichtige aannemelijk maakt dat de boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is, dan moet de boete lager worden vastgesteld. Dit volgt uit artikel 5:46 derde lid van de Awb. Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld omstandigheden die te maken hebben met draagkracht. Of er sprake is van bijzondere omstandigheden vraagt om een beoordeling aan de hand van de individuele situatie van de inburgeringsplichtige

Het totaal aan boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 9 van deze beleidsregels) én boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 10 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. De maximumbedragen zijn gerelateerd aan de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn enerzijds en aan de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete anderzijds.

Maximum tijdens (verlengde) inburgeringstermijn

Het totaal aan boetes beloopt gedurende de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn ten hoogste € 2.400.

Maximum tijdens nieuwe termijn

Het totaal aan boetes beloopt gedurende de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete ten hoogste:

€ 400 bij een nieuwe termijn van zes maanden;

€ 800 bij een nieuwe termijn van een jaar;

€ 1.200 bij een nieuwe termijn van anderhalf jaar;

€ 1.600 bij een nieuwe termijn van twee jaar.

Onder artikel 9 van deze beleidsregels valt ook het niet meewerken aan de leerbaarheidstoets. Om na te gaan of inburgeringsplichtigen de leerbaarheidstoets afleggen, krijgt het college de uitkomsten van de leerbaarheidstoets van DUO, die de leerbaarheidstoets afneemt.

Artikel 10 Boete tijdens het inburgeringstraject

In artikel 23 van de wet is vastgelegd dat gemeenten een boete opleggen als een inburgeringsplichtige:

  • 1.

    verwijtbaar niet of onvoldoende meewerkt aan de geboden begeleiding en ondersteuning die nodig is om de leerroute succesvol af te ronden of

  • 2.

    niet voldoet aan de vastgestelde intensiteit van de verschillende onderdelen.

Dit is bijvoorbeeld het geval als een inburgeringsplichtige zonder gegronde reden niet verschijnt bij een voortgangsgesprek of een onderdeel van de MAP of het PVT. Aan asielstatushouders kunnen gemeenten bovendien een boete opleggen als zij niet voldoen aan de gestelde intensiteit van de leerroute, bijvoorbeeld als een inburgeringsplichtige (langdurig of regelmatig) afwezig is bij de taallessen. Aan gezins- en overige migranten kunnen gemeenten hiervoor geen boete opleggen, omdat zij zelf verantwoordelijk zijn voor en bepalen hoe zij de benodigde taalvaardigheden en kennis opdoen

Het opleggen van een boete is bedoeld om onwillige inburgeringsplichtigen te stimuleren hun verplichtingen na te komen. Als zich een situatie voordoet waarin een boete wordt overwogen, moet eerst onderzocht worden waarom iemand de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten van de gekozen leerroute niet is nagekomen. Het kan immers zo zijn dat een inburgeringsplichtige een afspraak buiten zijn schuld om niet kan nakomen, zoals in geval van ziekte of een andere vorm van overmacht. De inburgeringsplichtige moet hiervoor bewijs aandragen. Blijkt daaruit geen verwijtbaarheid, dan is er voor een boete geen plaats (artikel 5:41 van de Awb).

Net als bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige bij het niet nakomen van de verplichtingen uit het PIP in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete.

De boete bedraagt € 50 (artikel 7.1, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat artikel 5:46, derde lid, Awb van toepassing is en dat het college een lagere bestuurlijke boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.

De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1 van het Besluit. Gemeenten kunnen een boete opleggen van maximaal 800 euro per overtreding met een maximum van 2.400 euro gedurende de initiële (en eventuele verlengde) inburgeringstermijn. Het is de bedoeling dat gemeenten niet direct de maximale boete van 800 euro opleggen bij een overtreding, maar het boetebedrag stapsgewijs per overtreding verhogen. De opbouw is vastgelegd in artikel 7.1.2 en 7.1.3 van het Besluit. De boete voor de eerste overtreding bedraagt maximaal 50 euro. De opbouw is als volgt

  • a.

    € 50 bij een eerste boete;

  • b.

    € 100 bij een tweede boete;

  • c.

    € 200 bij een derde boete;

  • d.

    € 400,00 bij een vierde boete; en

  • e.

    € 800 bij een vijfde en verdere boete

Als de termijn tussen twee overtredingen van de afspraken uit het PIP meer dan 12 maanden is, dan moet het college opnieuw beginnen met een boete van € 50.

Er wordt van gemeenten verwacht dat zij bij het vaststellen van het boetebedrag rekening houden met de mate van verwijtbaarheid. Het Besluit onderscheidt vier categorieën van verwijtbaarheid, te weten opzet, grove schuld, normale verwijtbaarheid en verminderde verwijtbaarheid (artikel 7.1.4 Besluit), zie de volgende tabel:

Mate van verwijtbaarheid

Beschrijving

Hoogte boete

Opzet

Er is sprake van opzet als de inburgeringsplichtige de afspraken willens en wetens niet na is gekomen

 

Grove schuld

Er is sprake van grove schuld:

  • a.

    als de inburgeringsplichtige grove onachtzaamheid kan worden verweten, dus als de inburgeringsplichtige de gevolgen van zijn of haar gedrag had moeten begrijpen.

  • b.

    bij een samenloop van omstandigheden die elk op zich normale verwijtbaarheid opleveren, maar in samenhang wel leiden tot grove schuld

75%

Normale verwijtbaarheid

Er is sprake van normale verwijtbaarheid als het gedrag verwijtbaar is, maar de inburgeringsplichtige geen opzet of grove schuld kan worden verweten.

50%

Verminderde verwijtbaarheid

Er is sprake van verminderde verwijtbaarheid:

  • a.

    als het gedrag niet volledig verwijtbaar is vanwege onvoorziene en ongewenste omstandigheden van sociale, psychische of medische aard.

  • b.

    bij een samenloop van omstandigheden die elk op zich niet, maar in samenhang wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid

25%

Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb), waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan de situatie waarin de inburgeringsplichtige niet deelneemt aan een activiteit in het kader van het PVT omdat hij gehoor geeft aan een uitnodiging voor een begrafenis van een familielid.

Het totaal aan boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 13 van deze beleidsregels) en de boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 9 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. Zie hierover verder de toelichting op artikel 9 van deze beleidsregels.

Artikel 11 Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

De gemeente legt een bestuurlijke boete op als een inburgeringsplichtige zijn of haar verplichtingen tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet nakomt. Voor inburgeringsplichtigen die een bijstandsuitkering ontvangen beschikt de gemeente ook over de mogelijkheid om de uitkering te verlagen als verplichtingen op grond van de Participatiewet niet worden nagekomen. Het kan voorkomen dat dezelfde gedraging aanleiding kan zijn voor zowel het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van de wet, als voor het verlagen van de bijstand. Artikel 27 van de wet sluit uit dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd als voor diezelfde gedraging de bijstand al is verlaagd (samenloop).

In de beleidsregels voor de gemeente Weert is ervoor gekozen dat in principe de aard van de verplichtingen of afspraken die niet worden nagekomen leidend is voor het toe te passen handhavingsregime:

  • a.

    het verwijtbaar niet nakomen van afspraken in het PIP die vooral betrekking hebben op participeren en het verkleinen van de afstand van de inburgeringsplichtige tot de arbeidsmarkt leidt bij voorkeur tot een verlaging van de uitkering op grond van die wet en niet tot een boete.

  • b.

    het niet nakomen van afspraken in het PIP die vooral betrekking hebben op het vergroten van taalbeheersing en de overige afspraken en verplichtingen in het PIP leidt bij voorkeur tot het opleggen van een boete.

  • c.

    Echter indien het college voor dezelfde gedraging een boete op grond van de Wet inburgering 2021 kan opleggen en de bijstand op grond van artikel 18 of 18b Participatiewet kan verlagen, dan kiest hij ervoor geen boete op te leggen en de bijstand te verlagen.

Als de bijstand eenmaal is verlaagd op grond van artikel 18 of 18b van de Participatiewet, dan mag het college, op grond van artikel 27 Wet inburgering 2021, geen boete meer opleggen op grond van de Wet inburgering 2021.