Verordening participatie Uithoorn 2024

Geldend van 12-07-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening participatie Uithoorn 2024

De raad van de gemeente Uithoorn;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 juni 2024, nr.2024-049143;

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet;

gelet op de Omgevingswet;

gelet op de ontwikkelagenda Participatie, de communicatievisie en de dienstverleningsvisie van de gemeente Uithoorn

gezien het advies van de VNG;

overwegende dat het van belang is lokale democratische processen door participatie van inwoners te verrijken, de samenwerking tussen gemeente en inwoners te versterken en helderheid te geven over de invulling van de participatieprocedure;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening participatie Uithoorn 2024

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • -

    participatie: betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid;

Paragraaf 2. Participatie

Artikel 2. Onderwerp van participatie

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of participatie wordt toegepast.

  • 2. Participatie wordt altijd toegepast als de wet daartoe verplicht.

  • 3. Er is geen participatie mogelijk:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      als participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de vaststelling van de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie niet kan worden afgewacht;

    • f.

      als het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3.1 Procedure participatie

  • 1. Het bestuursorgaan stelt bij de start van elke participatieprocedure vast op welke manier participatie wordt toegepast en maakt dit besluit bekend op de voor die participatieprocedure geschikte wijze.

  • 2. Als participatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan over in ieder geval de volgende onderwerpen een besluit, en legt dit vast in een participatienota:

    • a.

      doel van participatie;

    • b.

      beïnvloedingsruimte van participatie;

    • c.

      kaders voor participatie;

    • d.

      wijze waarop het bestuursorgaan over deze kaders vooraf communiceert;

    • e.

      wijze waarop en tijdvak waarin ingezetenen en belanghebbenden hun inbreng kunnen leveren;

    • f.

      wijze waarop democratische waarden in de participatieprocedure worden gewaarborgd;

    • g.

      begroting van de kosten.

Artikel 3.2 Besluitvorming

Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze het zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij in beginsel uit de volgende mogelijkheden:

  • 1.

    het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de besluitvorming;

  • 2.

    het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als belangrijk uitgangspunt bij besluitvorming;

  • 3.

    het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf vastgestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders.

Artikel 4. Eindverslag participatie

  • 1. Ter afronding van de participatie maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde participatieprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de participatieprocedure mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij wordt aangegeven welke punten al dan niet worden overgenomen.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

Paragraaf 3. Uitdaagrecht

Gereserveerd

Paragraaf 4 Maatschappelijke initiatieven

Artikel 5.1 Indiening maatschappelijk initiatief

  • 1. Een maatschappelijk initiatief wordt bij het college ingediend.

  • 2. Het college kan besluiten een maatschappelijk initiatief te ondersteunen, indien deze naar het oordeel van het college past binnen het kader van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

Artikel 5.2 Verlening ondersteuning

  • 1. Indien het college besluit tot ondersteuning van het maatschappelijk initiatief, vermeldt het college in het besluit of de ondersteuning bestaat uit loslaten, stimuleren, faciliteren, samenwerken, regisseren of reguleren.

  • 2. Het college kan aan de ondersteuning vooraf de voorwaarde verbinden dat inwoners, bedrijven en andere direct belanghebbenden in voldoende mate bij het maatschappelijk initiatief worden betrokken.

  • 3. Het college benoemt een ambtenaar in de gemeente als aanspreekpunt voor maatschappelijke initiatieven. Uitgangspunt is een oplossingsgerichte en constructieve benadering van deze initiatieven en het bieden van helderheid over mogelijkheden en randvoorwaarden.

  • 4. Als het college besluit een maatschappelijk initiatief te ondersteunen, kan dat door middel van:

    • a.

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

    • c.

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • d.

      andere vormen van ondersteuning.

Artikel 5.3 Weigering ondersteuning

Het college kan weigeren een maatschappelijk initiatief te ondersteunen indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

  • 1.

    het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

  • 2.

    het een onderwerp betreft dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;

  • 3.

    er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners;

  • 4.

    het initiatief naar het oordeel van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

  • 5.

    het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

  • 6.

    het een onderwerp betreft dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

Artikel 5.4 Bekendmaking

Het gemeentelijk aanspreekpunt informeert de initiatiefnemers van het maatschappelijk initiatief over het besluit van het college om wel of niet ondersteuning te verlenen.

Paragraaf 5 Omgevingswet

Artikel 6. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

  • 1. Het college stelt voor inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden een “handreiking participatie voor initiatieven Omgevingswet” op voor participatie bij initiatieven die effect hebben op de fysieke leefomgeving.

  • 2. De gemeente volgt de principes van de “handreiking participatie voor initiatieven Omgevingswet” en de participatienota (art.3:1) bij de toepassing van instrumenten uit de Omgevingswet:

    • a.

      de omgevingsvisie,

    • b.

      het programma,

    • c.

      het omgevingsplan en wijzigingen daarvan, wanneer dit nodig is om een door de gemeente geïnitieerde ontwikkeling mogelijk te maken, en

    • d.

      de omgevingsvergunning, wanneer deze nodig is voor een door de gemeente geïnitieerde ontwikkeling.

  • 3. Voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten waarvoor het college bevoegd gezag is, stelt de gemeenteraad een lijst vast met categorieën van gevallen waarvoor participatie verplicht is.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 7. Evaluatie en monitoring

  • 1. De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Burgemeester en wethouders zenden hiertoe telkens eenmaal per twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

  • 2. Ten behoeve van de evaluatie verzamelen burgemeester en wethouders systematisch informatie over:

    • a.

      Het aantal afgeronde participatietrajecten en de onderwerpen die het betroffen;

    • b.

      De belangrijkste lessen en geleerde ervaringen;

    • c.

      Het resultaat van de participatie;

    • d.

      De kosten.

Artikel 8. Intrekking oude regeling

De Inspraakverordening Uithoorn 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening participatie Uithoorn 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 juni 2024, nr. S.2.1

De griffier,

Dhr. mr. J.H. van Leeuwen

De voorzitter,

Dhr. P.J. Heiliegers